Wet van 28 september 2006, houdende regels inzake het toezicht op en de handhaving van de voorschriften voor financiële verslaggeving van effectenuitgevende instellingen alsmede tot wijziging van enige wetten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat een verbetering van het toezicht op de naleving en de handhaving van de voorschriften voor de financiële verslaggeving van effectenuitgevende instellingen gewenst is;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 DEFINITIES EN REIKWIJDTE

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt – voor zover niet anders is bepaald – verstaan onder:

a. Autoriteit Financiële Markten: de Stichting Autoriteit Financiële Markten;

b. effectenuitgevende instelling: een statutair in Nederland gevestigde rechtspersoon of vennootschap waarop Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is en waarvan aandelen, schuldbrieven of certificaten van aandelen of schuldbrieven zijn toegelaten:

1°. tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder 14 van richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PbEU L 145), of

2°. tot de handel op een effectenbeurs als bedoeld in artikel 1, onderdeel e van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, die niet in een lidstaat als bedoeld in artikel 1, onderdeel k, van die wet gevestigd is en daar van overheidswege toegelaten is;

c. IAS-verordening: verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PbEG L 243);

d. financiële verslaggeving:

1°. de vastgestelde jaarrekening, bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

2°. het jaarverslag, bedoeld in artikel 391 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; en

3°. de gegevens die op grond van artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek aan de jaarrekening en het jaarverslag worden toegevoegd;

e. Onze Minister: Onze Minister van Financiën.

HOOFDSTUK 2 TOEZICHT OP DE NALEVING VAN FINANCIËLE VERSLAGGEVINGSVOORSCHRIFTEN

Artikel 2

  • 1. Indien de Autoriteit Financiële Markten op grond van openbare feiten of omstandigheden redenen heeft voor twijfel of de financiële verslaggeving, of een onderdeel daarvan, van een effectenuitgevende instelling voldoet aan de daaraan ingevolge artikel 3 van de IAS-verordening of Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek gestelde voorschriften, kan zij van deze instelling ter aanvulling van de financiële verslaggeving om een nadere toelichting omtrent de toepassing van die voorschriften verzoeken. Deze nadere toelichting wordt verstrekt binnen een door de Autoriteit Financiële Markten te stellen redelijke termijn.

  • 2. De Autoriteit Financiële Markten is verplicht tot geheimhouding van het in het eerste lid bedoelde verzoek en de naar aanleiding daarvan verstrekte nadere toelichting.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4. Het eerste lid en de artikelen 3 en 4 zijn niet van toepassing op effectenuitgevende instellingen die beleggingsinstelling, als bedoeld in artikel 1 van de Wet toezicht belegginginstellingen, zijn.

  • 5. Het bepaalde ingevolge dit artikel en de artikelen 3 en 4 is van overeenkomstige toepassing op jaarrekeningen, jaarverslagen en de daaraan toe te voegen gegevens van een effectenuitgevende instelling die ingevolge artikel 394, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek openbaar zijn gemaakt.

Artikel 3

  • 1. De Autoriteit Financiële Markten kan, nadat de in artikel 2, eerste lid, bedoelde nadere toelichting is verkregen, aan de effectenuitgevende instelling schriftelijk mededelen dat de in dat lid bedoelde twijfel niet is weggenomen. De Autoriteit Financiële Markten kan de in de eerste volzin bedoelde mededeling voorts doen indien de in de eerste volzin bedoelde nadere toelichting niet binnen de door de Autoriteit Financiële Markten gestelde termijn is verkregen en de Autoriteit Financiële Markten twijfelt of de financiële verslaggeving, of een onderdeel daarvan, voldoet aan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde voorschriften.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde mededeling kan vergezeld gaan van een aanbeveling aan de effectenuitgevende instelling om binnen een door de Autoriteit Financiële Markten te bepalen redelijke termijn een bericht algemeen verkrijgbaar te stellen en bij de Autoriteit Financiële Markten te deponeren waarin de effectenuitgevende instelling:

    a. uitlegt op welke wijze de in het eerste lid bedoelde voorschriften in de toekomst zullen worden toegepast en de gevolgen daarvan voor de financiële verslaggeving beschrijft; of

    b. uitlegt op welke onderdelen de financiële verslaggeving niet voldoet aan de ingevolge artikel 3 van de IAS-verordening of Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek gestelde voorschriften en de gevolgen daarvan voor de financiële verslaggeving beschrijft.

  • 3. De Autoriteit Financiële Markten is verplicht tot geheimhouding van de in het eerste lid bedoelde mededeling en de in het tweede lid bedoelde aanbeveling.

  • 4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:

    a. aan het in het tweede lid bedoelde bericht toe te voegen stukken, en

    b. de wijze waarop en de termijn waarbinnen het bericht, bedoeld in het tweede lid, algemeen verkrijgbaar wordt gesteld en bij de Autoriteit Financiële Markten wordt gedeponeerd.

Artikel 4

  • 1. De Autoriteit Financiële Markten kan een verzoek als bedoeld in artikel 452 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek doen, indien een effectenuitgevende instelling onvoldoende gevolg heeft gegeven aan het in artikel 2, eerste lid, bedoelde verzoek.

  • 2. De Autoriteit Financiële Markten kan, nadat zij een mededeling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aan de effectenuitgevende instelling heeft gedaan zonder dat zij daarbij een aanbeveling als bedoeld in artikel 3, tweede lid, heeft gedaan, in het belang van een adequate functionering van de effectenmarkten of de positie van de belegger op die markten, een verzoek als bedoeld in artikel 447 van Boek 2 van Burgerlijk Wetboek doen.

  • 3. De Autoriteit Financiële Markten kan een verzoek als bedoeld in artikel 447 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek doen, indien de effectenuitgevende instelling onvoldoende gevolg heeft gegeven aan een aanbeveling als bedoeld in artikel 3, tweede lid, of aan het ingevolge artikel 3, vierde lid, bepaalde.

  • 4. De Autoriteit Financiële Markten brengt het feit dat zij een verzoek als bedoeld in artikel 452 of 447 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek heeft gedaan ter openbare kennis, nadat zij de effectenuitgevende instelling in de gelegenheid heeft gesteld binnen een redelijke termijn ter openbare kennis te brengen dat de Autoriteit Financiële Markten een verzoek als bedoeld in artikel 452 of 447 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek heeft gedaan en de effectenuitgevende instelling daarvan geen gebruik heeft gemaakt. Indien de Autoriteit Financiële Markten het feit dat een verzoek is ingediend ter openbare kennis brengt, vermeldt zij daarbij de naam van de effectenuitgevende instelling, de datum van indiening van het verzoek, de wettelijke grondslag voor het verzoek en, indien het een verzoek als bedoeld in het tweede of derde lid betreft, in welk opzicht de financiële verslaggeving volgens het verzoek herziening behoeft.

  • 5. Artikel 2, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op uit een nadere toelichting afkomstige gegevens en inlichtingen die aan de Autoriteit Financiële Markten is verstrekt op grond van een bevel ingevolge artikel 452, vierde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en op verzoeken als bedoeld in dit artikel.

  • 6. De Autoriteit Financiële Markten kan in verzoeken als bedoeld in dit artikel uit een nadere toelichting afkomstige gegevens of inlichtingen opnemen die aan haar zijn verstrekt op grond van artikel 2, eerste lid, of op grond van een bevel ingevolge artikel 452, vierde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

HOOFDSTUK 3 HET REGISTER

Artikel 5

  • 1. De Autoriteit Financiële Markten houdt een register waarin worden opgenomen:

    a. de ingevolge artikel 5 en 5a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 bij de Autoriteit Financiële Markten gedeponeerde financiële verslaggeving van effectenuitgevende instellingen;

    b. de ingevolge artikel 3, tweede lid, bij de Autoriteit Financiële Markten gedeponeerde berichten;

    c. het ingevolge artikel 4, vierde lid, ter openbare kennis gebrachte feit dat een verzoek is gedaan; en

    d. afschriften van de beschikkingen, bedoeld in artikel 453 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede afschriften van uitspraken van beroep in cassatie tegen de eerstgenoemde beschikkingen.

  • 2. De Autoriteit Financiële Markten draagt zorg voor het goed functioneren van het register.

  • 3. De Autoriteit Financiële Markten houdt de gegevens in het register voor een ieder kosteloos ter inzage.

  • 4. Binnen vijf werkdagen volgend op de werkdag waarop de Autoriteit Financiële Markten de stukken, berichten of afschriften heeft ontvangen of het feit, bedoeld in onderdeel c van het eerste lid, ter openbare kennis is gebracht, neemt zij deze op in het register.

  • 5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:

    a. de inrichting en werking van het register en de wijze waarop wijzigingen in het register kunnen worden aangebracht, en

    b. de wijze waarop de in het register op te nemen stukken of berichten aan de Autoriteit Financiële Markten worden verstrekt.

HOOFDSTUK 4 UITWISSELING VAN GEGEVENS EN SAMENWERKING

Artikel 6

  • 1. In afwijking van de artikelen 2, tweede lid, 3, derde lid, en 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht kan de Autoriteit Financiële Markten gegevens of inlichtingen, verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen instanties die tot taak hebben een eenvormige toepassing van de standaarden voor de jaarrekening te bevorderen en een gemeenschappelijke aanpak op het vlak van de handhaving daarvan te ontwikkelen, tenzij:

    a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende is bepaald;

    b. het beoogde gebruik van de gegevens of inlichtingen niet past in het kader van het toezicht op de financiële verslaggeving van effectenuitgevende instellingen;

    c. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;

    d. de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;

    e. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen; of

    f. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop en de voorwaarden waaronder door de Autoriteit Financiële Markten gegevens of inlichtingen kunnen worden verstrekt.

Artikel 7

Gegevens en inlichtingen die aan de Autoriteit Financiële Markten zijn verstrekt op grond van artikel 2, tweede lid, of artikel 452, eerste of vierde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, worden door de Autoriteit Financiële Markten alleen gebruikt voor de uitoefening van bevoegdheden uit hoofde van deze wet.

Artikel 8

De Autoriteit Financiële Markten werkt, wat het toezicht betreft ingevolge deze wet op de financiële verslaggeving van kredietinstellingen als bedoeld in de Wet toezicht kredietwezen 1992, natura-uitvaartverzekeraars als bedoeld in de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, verzekeraars als bedoeld in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 of effecteninstellingen als bedoeld in de Wet toezicht effectenverkeer 1995, samen met De Nederlandsche Bank N.V., voor zover dit voor de uitoefening van het toezicht noodzakelijk is.

HOOFDSTUK 5 REKENING EN VERANTWOORDING VAN DE AUTORITEIT FINANCIËLE MARKTEN

Artikel 9

  • 1. De Autoriteit Financiële Markten stelt jaarlijks een begroting op van de in het daaropvolgende jaar te verwachten baten en lasten, investeringsuitgaven alsmede inkomsten en uitgaven met betrekking tot de uitvoering van de bij en krachtens deze wet opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden. De begroting wordt op een zodanige wijze opgesteld dat de lasten en de uitgaven structureel worden gedekt door de baten en de inkomsten.

  • 2. De begrotingsposten worden van een toelichting voorzien.

  • 3. Tenzij de werkzaamheden waarop de begroting betrekking heeft nog niet eerder werden verricht, bevat de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende jaar en de laatst goedgekeurde jaarrekening waarmee Onze Minister heeft ingestemd.

  • 4. De Autoriteit Financiële Markten zendt de begroting voor 1 december van het aan het begrotingsjaar voorafgaande jaar ter instemming aan Onze Minister.

  • 5. De instemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. In geval van gebleken strijdigheid wordt instemming niet onthouden dan nadat de Autoriteit Financiële Markten in de gelegenheid is gesteld de begroting aan te passen, binnen een door Onze Minister te stellen redelijke termijn.

  • 6. De Autoriteit Financiële Markten doet onverwijld na instemming mededeling van de begroting in de Staatscourant en houdt de begroting gedurende een jaar na instemming op elektronische wijze ter inzage.

  • 7. Wanneer Onze Minister niet met de begroting heeft ingestemd vóór 1 januari van het jaar waarop deze betrekking heeft, kan de Autoriteit Financiële Markten, in het belang van een juiste uitvoering van haar taak, voor het aangaan van verplichtingen en het verrichten van uitgaven beschikken over ten hoogste drie twaalfde gedeelten van de bedragen die bij de overeenkomstige onderdelen in de begroting van het voorafgaande jaar waren toegestaan.

Artikel 10

Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven, doet de Autoriteit Financiële Markten daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 11

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de inrichting van de begroting.

Artikel 12

  • 1. De Autoriteit Financiële Markten stelt jaarlijks een jaarrekening op van de bij deze wet opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden.

  • 2. De jaarrekening van de Autoriteit Financiële Markten, waarin rekening en verantwoording wordt afgelegd van het financieel beheer en van de geleverde prestaties over het verstreken boekjaar, wordt ingericht zoveel mogelijk met overeenkomstige toepassing van Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3. De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door de Autoriteit Financiële Markten aangewezen registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent ten aanzien van wie in het accountantsregister een aantekening is geplaatst als bedoeld in artikel 36, derde lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten.

  • 4. De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het tweede lid, een verslag van zijn bevindingen omtrent de rechtmatige inning en besteding van de middelen door de Autoriteit Financiële Markten uit hoofde van deze wet.

  • 5. De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het tweede lid, tevens een verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie van de Autoriteit Financiële Markten uit hoofde van deze wet voldoen aan eisen van doelmatigheid.

  • 6. De Autoriteit Financiële Markten zendt de jaarrekening voor 1 mei van het op het boekjaar volgende jaar ter instemming aan Onze Minister.

  • 7. De instemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

  • 8. De Autoriteit Financiële Markten doet onverwijld na instemming mededeling van de jaarrekening in de Staatscourant en houdt de jaarrekening gedurende een jaar na instemming op elektronische wijze ter inzage.

Artikel 13

  • 1. Het verschil tussen de aan het eind van een begrotingsjaar gerealiseerde baten van de Autoriteit Financiële Markten en de gerealiseerde lasten van de Autoriteit Financiële Markten vormt het exploitatiesaldo.

  • 2. Indien in enig boekjaar een exploitatiesaldo ontstaat en de Autoriteit Financiële Markten dit exploitatiesaldo wil betrekken bij de in rekening te brengen kosten als bedoeld in artikel 18 doet de Autoriteit Financiële Markten daaromtrent een voorstel in de jaarrekening.

Artikel 14

  • 1. De Autoriteit Financiële Markten stelt jaarlijks een jaarverslag op. Het jaarverslag beschrijft de taakuitoefening en het daartoe gevoerde beleid uit hoofde van deze wet in het voorafgaande jaar. Het jaarverslag beschrijft voorts het gevoerde beleid met betrekking tot de kwaliteitszorg.

  • 2. De Autoriteit Financiële Markten zendt het jaarverslag voor 1 mei aan Onze Minister. Onze Minister zendt een afschrift van het jaarverslag aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

  • 3. De Autoriteit Financiële Markten houdt het jaarverslag op elektronische wijze ter inzage.

Artikel 15

  • 1. De Autoriteit Financiële Markten legt een voorgenomen statutenwijziging ter voorafgaande instemming voor aan Onze Minister. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De instemming, bedoeld in het eerste lid, kan worden geweigerd:

    a. indien de statuten na wijziging onvoldoende zijn afgestemd op het in deze wet bepaalde;

    b. indien de statuten onvoldoende waarborgen bieden voor een onafhankelijke taakvervulling door de Autoriteit Financiële Markten;

    c. wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 16

  • 1. De Autoriteit Financiële Markten draagt met betrekking tot de uitoefening van haar taak op grond van deze wet zorg voor:

    a. een tijdige voorbereiding en uitvoering;

    b. de kwaliteit van de daarbij gebruikte procedures;

    c. de zorgvuldige behandeling van een ieder die met haar in aanraking komt;

    d. de zorgvuldige behandeling van klachten die worden ontvangen.

  • 2. De Autoriteit Financiële Markten treft voorzieningen, waardoor ieder die met haar in aanraking komt in de gelegenheid is voorstellen tot verbetering van werkwijzen en procedures te doen.

  • 3. In het jaarverslag, bedoeld in artikel 14, doet de Autoriteit Financiële Markten verslag van hetgeen tot uitvoering van het eerste en het tweede lid is verricht.

Artikel 17

  • 1. De Autoriteit Financiële Markten stelt een orgaan in voor overleg over:

    a. de door de Autoriteit Financiële Markten op te stellen begroting;

    b. de door de Autoriteit Financiële Markten gerealiseerde baten en lasten alsmede inkomsten en uitgaven, en verrichte werkzaamheden;

    c. de kosten voor effectenuitgevende instellingen die verband houden met de uitoefening van haar taak op grond van deze wet en daaruit voortvloeiende werkzaamheden.

  • 2. Het overleg wordt gevoerd door de Autoriteit Financiële Markten en een representatieve vertegenwoordiging van effectenuitgevende instellingen. Onze Minister wijst ambtenaren aan die namens hem het overleg bijwonen.

  • 3. Het overleg vindt ten minste tweemaal per jaar plaats.

  • 4. De Autoriteit Financiële Markten maakt het verslag van het overleg binnen een redelijke termijn na het overleg openbaar.

Artikel 18

  • 1. De Autoriteit Financiële Markten brengt jaarlijks de kosten van de werkzaamheden die zij verricht in verband met de uitoefening van haar taak op grond van deze wet in rekening bij de effectenuitgevende instellingen voor zover deze kosten niet ten laste komen van de Rijksbegroting. Tot de kosten behoren onder meer de kosten die zij ter voorbereiding op de uitvoering van haar taak heeft gemaakt, voordat deze taak aan haar werd opgedragen.

  • 2. De kosten worden gebaseerd op de begroting waarmee Onze Minister heeft ingestemd en op het exploitatiesaldo, indien Onze Minister heeft ingestemd met de jaarrekening waarin een voorstel als bedoeld in artikel 13, tweede lid, is opgenomen.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid. Deze regels hebben onder meer betrekking op de toerekening van toezichthandelingen aan ondernemingen.

  • 4. Bij ministeriële regeling worden tarieven met het oog op het in het eerste lid bedoelde kostenverhaal vastgesteld inzake individueel toerekenbare toezichthandelingen.

Artikel 19

De Autoriteit Financiële Markten verstrekt Onze Minister desgevraagd inlichtingen die nodig zijn voor de beoordeling van de uitvoerbaarheid van algemene beleidsvoornemens en voorgenomen wettelijke voorschriften, voor zover deze betrekking hebben op het door de Autoriteit Financiële Markten uit te oefenen toezicht ingevolge deze wet.

Artikel 20

  • 1. Onze Minister kan aan de Autoriteit Financiële Markten de gegevens of inlichtingen vragen die nodig zijn voor een onderzoek naar de toereikendheid van deze wet of de wijze waarop de Autoriteit Financiële Markten deze wet uitvoert of heeft uitgevoerd, indien dat ter wille van het toezicht nodig blijkt.

  • 2. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt aan Onze Minister de in het eerste lid bedoelde gegevens of inlichtingen, tenzij het vertrouwelijke gegevens of inlichtingen betreft in de zin van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht die betrekking hebben op of herleidbaar zijn tot een afzonderlijke rechtspersoon of vennootschap. In afwijking van de vorige volzin verstrekt de Autoriteit Financiële Markten aan Onze Minister wel gegevens of inlichtingen die betrekking hebben of herleidbaar zijn tot een afzonderlijke effectenuitgevende instelling ten aanzien waarvan surséance van betaling is verleend, of die in staat van faillissement is verklaard of op grond van een rechterlijke uitspraak is ontbonden.

  • 3. Onze Minister kan een derde opdragen de gegevens of inlichtingen die hem ingevolge het tweede lid zijn verstrekt te onderzoeken en aan hem verslag uit te brengen. Tevens kan Onze Minister de derde die in zijn opdracht handelt, machtigen namens hem gegevens of inlichtingen in te winnen, in welk geval het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing zijn.

  • 4. Onze Minister gebruikt de gegevens of inlichtingen die hij ingevolge het tweede of derde lid heeft verkregen uitsluitend voor het vormen van zijn oordeel over de toereikendheid van deze wet of de wijze waarop de Autoriteit Financiële Markten deze wet uitvoert of heeft uitgevoerd.

  • 5. Onze Minister en degenen die in zijn opdracht handelen zijn verplicht tot geheimhouding van de op grond van het tweede lid ontvangen gegevens of inlichtingen.

  • 6. Niettegenstaande het vierde en vijfde lid kan Onze Minister de aan de gegevens of inlichtingen ontleende bevindingen en de daaruit getrokken conclusies aan de beide kamers der Staten-Generaal mededelen en de conclusies in algemene zin uit het onderzoek openbaar maken.

  • 7. De Wet openbaarheid van bestuur en de Wet Nationale ombudsman zijn niet van toepassing met betrekking tot de in dit artikel bedoelde gegevens of inlichtingen die Onze Minister of de in zijn opdracht werkende derde onder zich heeft.

Artikel 21

  • 1. Indien naar het oordeel van Onze Minister de Autoriteit Financiële Markten haar taak ernstig verwaarloost, kan Onze Minister de noodzakelijke voorzieningen treffen.

  • 2. Ter uitvoering van het eerste lid kan Onze Minister besluiten een of meer onderdelen van de taak van de Autoriteit Financiële Markten zelf uit te voeren of door een andere bestuursorgaan te laten uitvoeren. Alsdan komen de desbetreffende bevoegdheden van de Autoriteit Financiële Markten toe aan Onze Minister onderscheidenlijk het andere bestuursorgaan.

  • 3. De voorzieningen worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, niet eerder getroffen dan nadat de Autoriteit Financiële Markten in de gelegenheid is gesteld om binnen een door Onze Minister te stellen termijn alsnog haar taak naar behoren uit te voeren.

  • 4. Onze Minister stelt de Tweede Kamer der Staten-Generaal onverwijld in kennis van door hem getroffen voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 22

  • 1. Onze Minister zendt vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet en vervolgens elke vijf jaar een verslag aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de Autoriteit Financiële Markten in het kader van de uitvoering van deze wet.

  • 2. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt desgevraagd aan Onze Minister gegevens en inlichtingen ten behoeve van het verslag.

Artikel 23

In afwijking van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen tegen besluiten op grond van de Hoofdstukken 4 en 5 van deze wet de rechtbank te Rotterdam bevoegd.

HOOFDSTUK 6 WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN

Artikel 24

De bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

In onderdeel I wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

3. De artikelen 2, eerste lid, 3, eerste en tweede lid, 4, 9, 12, en 30 van de Wet toezicht financiële verslaggeving.

Artikel 25

De bijlage bij de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt als volgt gewijzigd:

Na onderdeel 17 wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel 17 een onderdeel toegevoegd, luidende:

18. de Wet toezicht financiële verslaggeving.

Artikel 26

Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 103 vervalt.

B. Na artikel 446 wordt een nieuwe afdeling toegevoegd, luidende:

AFDELING 16 RECHTSPLEGING

Artikel 447
  • 1. Op verzoek van degenen die krachtens artikel 448 daartoe bevoegd zijn, kan de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam aan een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 360 waarop deze titel van toepassing is, een effectenuitgevende instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving of een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen bevelen de jaarrekening, het jaarverslag of de daaraan toe te voegen overige gegevens in te richten overeenkomstig door haar te geven aanwijzingen.

  • 2. Het verzoek kan slechts worden ingediend op de grond dat de verzoeker van oordeel is dat de in het eerste lid bedoelde stukken niet voldoen aan de bij of krachtens artikel 3 van verordening (EG) 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PbEG L 243), deze titel, onderscheidenlijk de Wet toezicht beleggingsinstellingen gestelde voorschriften. Het verzoekschrift vermeldt in welk opzicht de stukken herziening behoeven.

  • 3. Het verzoek heeft geen betrekking op een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 393 lid 5.

Artikel 448
  • 1. Tot het indienen van het verzoek is bevoegd:

    a. iedere belanghebbende;

    b. de advocaat-generaal bij het gerechtshof te Amsterdam in het openbaar belang.

  • 2. Tot het indienen van het verzoek is voorts bevoegd de Stichting Autoriteit Financiële Markten, voor zover het stukken betreft die betrekking hebben op een effectenuitgevende instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving en met inachtneming van het in artikel 4 van die wet bepaalde.

Artikel 449
  • 1. Het verzoek wordt ingediend binnen twee maanden na de dag waarop de jaarrekening is vastgesteld. Indien het verzoek wordt gedaan ten aanzien van een effectenuitgevende instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving bedraagt de in de eerste volzin bedoelde termijn zes maanden.

  • 2. Het verzoek omtrent de jaarrekening die niet is vastgesteld, kan worden gedaan tot twee maanden of, voor zover het een effectenuitgevende instelling betreft als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving, zes maanden na de dag der nederlegging van de jaarrekening ten kantore van het handelsregister. Indien na de dag der nederlegging de jaarrekening alsnog wordt vastgesteld, dan eindigt de termijn twee maanden of, voor zover het een effectenuitgevende instelling betreft als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving, zes maanden na de dag waarop uit een neergelegde mededeling of uit de neergelegde jaarrekening blijkt van die vaststelling.

  • 3. Indien een bericht als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wet toezicht financiële verslaggeving algemeen verkrijgbaar is gesteld, dan eindigt de termijn twee maanden na de dag waarop dit bericht algemeen verkrijgbaar is gesteld op de bij of krachtens dat artikel voorgeschreven wijze, doch niet eerder dan de termijnen, bedoeld lid 1 en lid 2.

  • 4. Ter zake van tekortkomingen die niet uit de stukken blijken, eindigt de termijn twee maanden of, voor zover het een effectenuitgevende instelling betreft als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving, zes maanden na de dag waarop de indiener van het verzoek daarvan in redelijkheid niet meer onkundig kon zijn, maar uiterlijk twee jaar na verloop van de termijn ingevolge de vorige leden.

Artikel 450
  • 1. De ondernemingskamer behandelt het verzoek met de meeste spoed. De zaak zal met gesloten deuren worden behandeld; de uitspraak geschiedt in het openbaar.

  • 2. Bij de bepaling van de dag waarop de behandeling aanvangt bepaalt de ondernemingskamer tevens een termijn waarbinnen de rechtpersoon, vennootschap, effectenuitgevende instelling of beleggingsinstelling, bedoeld in artikel 447, lid 1, waarop het verzoek betrekking heeft, een verweerschrift kan indienen.

  • 3. Onverminderd de leden 4 tot en met 8 worden andere belanghebbenden dan de rechtpersoon, vennootschap, effectenuitgevende instelling of beleggingsinstelling, bedoeld in artikel 447, lid 1, waarop het verzoek betrekking heeft, niet opgeroepen en kunnen zij geen verweerschrift indienen.

  • 4. Indien het verzoek wordt gedaan ten aanzien van een effectenuitgevende instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving en het verzoek niet is gedaan door de Stichting Autoriteit Financiële Markten, wordt deze in de gelegenheid gesteld te worden gehoord over de in het verzoek genoemde onderwerpen en, indien artikel 194 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering toepassing heeft gevonden, in de gelegenheid gesteld haar mening over het deskundigenbericht aan de ondernemingskamer kenbaar te maken.

  • 5. De ondernemingskamer beslist niet dan nadat zij de accountant die met het onderzoek van de jaarrekening is belast geweest, in de gelegenheid heeft gesteld te worden gehoord over de in het verzoek genoemde onderwerpen.

  • 6. De ondernemingskamer geeft, indien het verzoek wordt gedaan ten aanzien van een verzekeraar als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, ten aanzien van een verzekeraar als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, alsmede ten aanzien van een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet toezicht kredietinstellingen 1992, geen beslissing zonder De Nederlandsche Bank N.V. in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord over de in het verzoek genoemde onderwerpen.

  • 7. De ondernemingskamer geeft, indien het verzoek wordt gedaan ten aanzien van een effecteninstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, geen beslissing zonder De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Autoriteit Financiële Markten in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord over de in het verzoek genoemde onderwerpen.

  • 8. De ondernemingskamer geeft, indien het verzoek wordt gedaan ten aanzien van een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, geen beslissing zonder De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Autoriteit Financiële Markten in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord over de in het verzoek genoemde onderwerpen.

Artikel 451
  • 1. Indien de ondernemingskamer het verzoek toewijst, geeft zij aan de rechtspersoon, vennootschap, of instelling een bevel omtrent de wijze waarop deze de jaarrekening, het jaarverslag of de overige gegevens moet inrichten. Het bevel bevat daaromtrent nauwkeurige aanwijzingen.

  • 2. De rechtspersoon, vennootschap of instelling is verplicht de stukken met inachtneming van het bevel op te maken en voor zover het de jaarrekening betreft, te besluiten omtrent de vaststelling.

  • 3. De ondernemingskamer kan, ook ambtshalve, beslissen dat het bevel mede of uitsluitend een of meer toekomstige stukken betreft.

  • 4. Indien het bevel betrekking heeft op de jaarrekening waarop het verzoek ziet, kan de ondernemingskamer het besluit tot vaststelling van die jaarrekening vernietigen. De ondernemingskamer kan de gevolgen van de vernietiging beperken.

  • 5. Op verzoek van de rechtspersoon, vennootschap of instelling kan de ondernemingskamer wegens wijziging van omstandigheden haar bevel, voor zover dit betrekking heeft op toekomstige stukken, intrekken. Zij beslist niet dan na degene op wiens verzoek het bevel is gegeven in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord.

Artikel 452
  • 1. Op verzoek van de Stichting Autoriteit Financiële Markten kan de ondernemingskamer van het gerechthof te Amsterdam een effectenuitgevende instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving bevelen aan de verzoeker een nadere toelichting omtrent de toepassing van de bij of krachtens artikel 3 van verordening (EG) 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PbEG L 243) of deze titel geldende voorschriften in de jaarrekening, het jaarverslag of in de overige gegevens te verschaffen.

  • 2. Het verzoek wordt met redenen omkleed en kan worden gedaan tot zes maanden na de dag van deponering bij de Stichting Autoriteit Financiële Markten van de in artikel 447 bedoelde stukken op grond van artikel 5a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 met inachtneming van het in artikel 2 tot en met 4 van de Wet toezicht financiële verslaggeving bepaalde.

  • 3. De leden 1 en 2 van artikel 450 zijn van overeenkomstige toepassing. Andere belanghebbenden dan de rechtpersoon, vennootschap, effectenuitgevende instelling of beleggingsinstelling, bedoeld in artikel 447, lid 1, waarop het verzoek betrekking heeft, worden niet opgeroepen en kunnen geen verweerschrift indienen.

  • 4. Indien de ondernemingskamer het verzoek toewijst, kan zij aan de effectenuitgevende instelling een bevel geven omtrent de wijze waarop deze een nadere toelichting omtrent de toepassing van de in het eerste lid bedoeld voorschriften verschaft. De effectenuitgevende instelling is verplicht met inachtneming van het bevel de nadere toelichting te verschaffen.

  • 5. De ondernemingkamer kan bepalen dat, indien of zolang de effectenuitgevende instelling niet voldoet aan het bevel, de effectenuitgevende instelling aan de Autoriteit Financiële Markten een door de ondernemingskamer vast te stellen dwangsom verbeurt. De artikelen 611a tot en met 611i van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 453
  • 1. De griffier van de ondernemingskamer doet ten kantore van het handelsregister van de plaats, waar de rechtspersoon, vennootschap of instelling volgens haar statuten haar zetel heeft, een afschrift van de beschikking van de ondernemingskamer neerleggen. Indien de beschikking betrekking heeft op een effectenuitgevende instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving verstrekt de griffier van de ondernemingskamer voorts een afschrift van de beschikking aan de Stichting Autoriteit Financiële Markten. Afschriften van beschikkingen die niet voorlopig ten uitvoer kunnen worden gelegd, worden nedergelegd zodra zij in kracht van gewijsde zijn gegaan.

  • 2. Tot het instellen van beroep in cassatie tegen de beschikkingen van de ondernemingskamer uit hoofde van deze titel is, buiten de personen, bedoeld in het eerste lid van artikel 426 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, bevoegd de rechtspersoon, vennootschap of instelling ten aanzien waarvan de ondernemingskamer een beschikking heeft genomen, ongeacht of deze bij de ondernemingskamer is verschenen.

Artikel 27

In het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering vervalt de Elfde titel.

Artikel 28

De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1, onder 2°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet toezicht effectenverkeer 1995 «4, tweede lid, 5, eerste en derde lid,» vervangen door: 4, tweede lid, 5, eerste lid, tweede volzin, aanhef en onderdelen b en c, derde lid, 5a, eerste lid,.

2. In artikel 1, onder 4°, vervalt «103» in de zinsnede met betrekking tot het Burgerlijk Wetboek, Boek 2 (Rechtspersonen), wordt «394, derde lid, en 395» vervangen door: «394, derde lid, 395, 451, tweede lid en 452, vierde lid» in de zinsnede met betrekking tot het Burgerlijk Wetboek, Boek 2 (Rechtspersonen) en vervalt de zinsnede met betrekking tot het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 29

De Wet toezicht effectenverkeer 1995 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt na «omtrent hun bedrijf algemeen verkrijgbaar» ingevoegd: en deponeren deze informatie bij Onze Minister.

2. In onderdeel b en onderdeel c van het eerste lid wordt telkens na «algemeen verkrijgbaar wordt gesteld» ingevoegd: en gedeponeerd wordt.

B

Na artikel 5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a
  • 1. Effectenuitgevende instellingen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b van de Wet toezicht financiële verslaggeving deponeren, voor zover deponering niet reeds heeft plaatsgevonden op grond van het bij of krachtens artikel 5 bepaalde, bij Onze Minister:

    a. de vastgestelde jaarrekening, bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    b. het jaarverslag, bedoeld in artikel 391 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; en

    c. de gegevens die op grond van artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek aan de jaarrekening en het jaarverslag worden toegevoegd.

  • 2. Het deponeren geschiedt binnen acht dagen na de vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op effectenuitgevende instellingen die beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen zijn.

  • 4. Onze Minister kan vrijstelling of, op verzoek, ontheffing verlenen van het eerste lid.

  • 5. Aan een vrijstelling en aan een ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden met het oog op een adequate functionering van de effectenmarkten of de positie van de beleggers op die markten.

C

In artikel 28, eerste lid, wordt na «5, eerste lid, tweede volzin, aanhef en onderdelen b en c, en derde lid,» ingevoegd: 5a, eerste en vierde lid,.

D

In artikel 29, eerste lid, wordt onder verlettering van de onderdelen d tot en met p tot e tot en met q een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. aanvragers van een ontheffing als bedoeld in artikel 5a, derde lid;

E

In artikel 40, eerste lid, wordt na de zinsnede «een vrijstelling als bedoeld in de artikelen 4, 5» ingevoegd:, 5a.

F

In artikel 48b, eerste lid, wordt na «5, derde lid,» ingevoegd: 5a, vierde lid,.

G

In artikel 48c, eerste lid, wordt «5, eerste lid, tweede volzin, aanhef en onderdelen a, b en c, en derde lid» vervangen door: 5, eerste lid, tweede volzin, aanhef en onderdelen b en c, en derde lid, 5a, eerste en vierde lid.

H

In artikel 48d, vijfde lid, wordt de zinsnede «5, eerste lid, tweede volzin, aanhef en onderdelen a, b en c» vervangen door: 5, eerste lid, tweede volzin, aanhef en onderdelen b en c.

I

Tabel 2 van de bijlage, bedoeld in artikel 48d, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. «5, eerste lid» met het daarbij behorende tariefnummer «4» wordt vervangen door: «5, eerste lid, tweede volzin, aanhef en onderdelen b en c» met tariefnummer «4».

2. Na artikel 5, derde lid, en het daarbij behorende tariefnummer wordt ingevoegd: «5a, eerste lid» met het daarbij behorende tariefnummer «4», «5a, vierde lid» met het daarbij behorende tariefnummer «3».

HOOFDSTUK 7 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 30

  • 1. Binnen zes weken na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zendt de Autoriteit Financiële Markten ter instemming aan Onze Minister een begroting van de in het resterende deel van het kalenderjaar te verwachten baten en lasten, investeringsuitgaven alsmede inkomsten en uitgaven met betrekking tot de uitvoering van de bij en krachtens deze wet opgedragen taak en daaruit voortvloeiende werkzaamheden.

  • 2. Artikel 9, tweede, vijfde en zesde lid, en artikel 11 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30a

  • 1. Deze wet heeft geen betrekking op jaarrekeningen, jaarverslagen en de daaraan toe te voegen gegevens van een rechtspersoon, vennootschap, effectenuitgevende instelling of beleggingsinstelling die betrekking hebben op boekjaren die vóór 1 januari 2006 zijn aangevangen.

  • 2. Met betrekking tot financiële verslaggeving als bedoeld in het eerste lid blijft het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van toepassing.

Artikel 31

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 32

Deze wet wordt aangehaald als: Wet toezicht financiële verslaggeving.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 28 september 2006

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de drieëntwintigste november 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 30 336

Naar boven