Besluit van 20 oktober 2006 tot wijziging van het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998 (tolueen en trichloorbenzeen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 10 juli 2006, nr. DJZ2006284313, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op richtlijn nr. 2005/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005, houdende 28e wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (tolueen en trichloorbenzeen) (PbEU L 309) en op artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen;

De Raad van State gehoord (advies van 31 augustus 2006, nr. W08.06.0291/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12 oktober 2006, nr. DJZ2006310366, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 7 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 7a

  • 1. Het is verboden trichloorbenzeen (CAS-nr. 120-82-1) als stof of als bestanddeel van preparaten in concentraties van 0,1 massaprocent of meer in te voeren, toe te passen, aan een ander ter beschikking te stellen of voor handelsdoeleinden voorhanden te hebben.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor toepassingen:

    a. als tussenproduct van synthese,

    b. als procesoplosmiddel in gesloten chemische toepassingen voor chloreerreacties, of

    c. bij de vervaardiging van 1,3,5-triamine-2,4,6-trinitrobenzeen.

B

Na artikel 15f wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 6f. Tolueen

Artikel 15g
  • 1. Het is verboden tolueen (CAS-nr. 108-88-3) als stof of als bestanddeel van preparaten in concentraties van 0,1 massaprocent of meer in kleefstoffen en spuitverf in te voeren, toe te passen, aan een ander ter beschikking te stellen of voor handelsdoeleinden voorhanden te hebben.

  • 2. Het eerste lid geldt niet indien door degene die kleefstoffen en spuitverf met concentraties van 0,1 massaprocent of meer tolueen onder zich heeft, wordt aangetoond dat die stoffen bestemd zijn voor beroepsmatig gebruik.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 juni 2007.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 20 oktober 2006

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de veertiende november 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit dient ter implementatie van Richtlijn 2005/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 houdende de 28e wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (tolueen en trichloorbenzeen) (PbEU L 309) (hierna: richtlijn 2005/59/EG).

2. Achtergrond van richtlijn 2005/59/EG

Tolueen en trichloorbenzeen zijn koolwaterstoffen die vooral worden gebruikt als oplosmiddel in allerlei producten; beide stoffen hebben zeer specifieke eigenschappen.

Tolueen wordt gebruikt als grondstof voor de productie van onder meer benzeen en is een krachtig oplosmiddel. Op grond van deze eigenschap kan tolueen voorkomen in consumentenproducten zoals spuitbussen, verven, lakken, kleefstoffen en lijmen. Voorts is tolueen veelal een bestanddeel van terpentine.

Trichloorbenzeen wordt voornamelijk gebruikt als tussenproduct bij de vervaardiging van herbiciden en als oplosmiddel in processen die in gesloten systemen worden uitgevoerd. Voorts wordt trichloorbenzeen in veel geringere hoeveelheden ook wel gebruikt als drager van kleurstoffen en als roestremmend middel. Ook wordt trichloorbenzeen gebruikt om chemische reacties tot stand te brengen. Trichloorbenzeen wordt uitsluitend beroepsmatig gebruikt.

Het gebruik van beide stoffen brengt echter de nodige risico’s voor mens en milieu met zich. Ten eerste hebben koolwaterstoffen in het algemeen een negatieve invloed op het milieu vanwege hun bijdrage aan ozonvorming op leefniveau. Ten tweede zijn de risico’s van beide stoffen voor mens en milieu in Europees kader nader onderzocht op basis van Verordening EEG nr. 793/93 van de Raad van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de risico’s van bestaande stoffen (PbEG L 84). Beide stoffen bleken gevaar voor het milieu en de mens op te leveren. Het Wetenschappelijke Comité voor giftigheid, milieugiftigheid en het milieu heeft deze conclusies bevestigd evenals de noodzaak de risico’s te beperken. Beide stoffen irriteren de ogen en ademhalingswegen. Daarnaast kan langdurige blootstelling aan tolueen schade veroorzaken aan het centrale zenuwstelsel en heeft trichloorbenzeen schadelijke effecten op lever, nieren, neus en schildklier. In het milieu is trichloorbenzeen schadelijk voor het aquatische milieu.

Vanwege de genoemde risico’s is richtlijn 2005/59/EG vastgesteld zodat het gebruik van deze stoffen of van preparaten die deze stoffen bevatten in risicovolle toepassingen effectief kan worden verboden.

Het gebruik van tolueen wordt in de richtlijn zodanig beperkt dat toevoeging daarvan aan kleefstoffen of spuitverf voor particulier gebruik tot de genoemde maximale concentratie nutteloos is, omdat de stof in die concentratie niet meer werkzaam is. Feitelijk mag de stof niet meer worden gebruikt voor genoemde toepassingen. Het voorkomen van de stof tot de maximaal toegelaten concentratie is dan te beschouwen als een verontreiniging die geen risico voor mens of milieu oplevert.

Het gebruik van trichloorbenzeen wordt in de richtlijn uitgesloten voor alle toepassingen, behalve voor een drietal industriële toepassingen, namelijk toepassing als tussenproduct van synthese, toepassing als procesoplosmiddel in gesloten chemische toepassingen voor chloreerreacties, of toepassing bij de vervaardiging van 1,3,5-triamine-2,4,6-trinitrobenzeen. In die gevallen wordt het gevaar van het gebruik van trichloorbenzeen, ofwel afwezig geacht, ofwel kleiner dan wanneer de stof niet gebruikt zou mogen worden. Dat geldt vooral bij de vervaardiging van munitie die een stabieler eindproduct oplevert wanneer trichloorbenzeen is gebruikt.

3. Omzetting in het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998

Door middel van het onderhavige besluit wordt richtlijn 2005/59/EG geïmplementeerd in het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998. Voor implementatie in dat besluit is gekozen omdat in dat besluit geharmoniseerde Europese wetgeving betreffende de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten is geïmplementeerd. Aangezien ook deze richtlijn daartoe strekt, sluit implementatie daarvan aan bij de inhoud van het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998.

Bij de implementatie is niet afgeweken van de inhoud van de richtlijn. In het besluit is een verbod opgenomen voor het op de markt brengen en het gebruik van trichloorbenzeen behalve als tussenproduct, procesoplosmiddel en bij de vervaardiging van 1,3,5-triamine-2,4,6-trinitrobenzeen. Voor tolueen geldt dat het niet op de markt mag worden gebracht of worden gebruikt in bepaalde hoeveelheden in kleefstoffen en spuitverf die bestemd zijn om aan het grote publiek te worden verkocht. Indien degene die de stoffen verhandelt of gebruikt, kan aantonen dat de stoffen bestemd zijn voor beroepsmatig gebruik, geldt het verbod niet.

4. Bedrijfseffecten

Het verbod beide stoffen toe te passen zal beperkte gevolgen hebben voor het bedrijfsleven.

Trichloorbenzeen wordt uitsluitend beroepsmatig gebruikt, vooral als stof om chemische reacties tot stand te brengen. Dat blijft toegestaan.

Het is daarom niet te verwachten dat het bedrijfsleven veel kosten zal moeten maken om deze stoffen te vervangen omdat het gebruik daarvan in de toepassingen die thans verboden worden toch al minder was, temeer daar er inmiddels alternatieven zijn ontwikkeld. Bovendien heeft het bedrijfsleven ruimschoots de tijd gehad nog de nodige aanpassingen te verrichten in de periode voorafgaand aan het van kracht worden van dit verbod (15 juni 2007).

Het verbod tolueen toe te passen kan voor verffabrikanten van invloed zijn, maar aangezien het verbod geruime tijd in bespreking is geweest, hebben zij ruimschoots de tijd gehad om andere koolwaterstoffen te gebruiken voor hun verfformuleringen.

5. Handhaving

Gegeven het feit dat het onderhavige besluit is gebaseerd op de Wet milieugevaarlijke stoffen (hierna: Wms), is de grondslag voor (de bevoegdheid tot) bestuurlijk handhaven in die wet terug te vinden. Ingevolge artikel 64, tweede lid, van die wet heeft het vergunningverlenende gezag op grond van artikel 18.2 van de Wet milieubeheer tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de op grond van de Wms voor degene die de inrichting drijft, geldende voorschriften. Indien het niet gaat om regels ten aanzien van de drijver van de betrokken inrichting is de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: VROM) bevoegd tot handhaving op grond van artikel 64, derde lid, van de Wms in verbinding met de artikelen 18.3 tot en met 18.16 van de Wet milieubeheer. Een en ander betekent dat het toezicht op de naleving van het onderhavige besluit en daarmee van de richtlijn wordt uitgeoefend door (onder andere) de VROM-Inspectie. Voor zover de activiteiten waarop de richtlijn betrekking heeft, worden verricht in een inrichting in de zin van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, is ook het ten aanzien van die inrichting bevoegde gezag gehouden toezicht uit te oefenen op de naleving van het onderhavige besluit en daarmee van de richtlijn. In het merendeel van die gevallen zijn burgemeester en wethouders van de gemeente het bevoegde gezag.

Overtreding van een voorschrift van het onderhavige besluit is in artikel 1a, onder ten eerste, van de Wet op de economische delicten aangemerkt als een economisch delict. Immers, in dat artikelonderdeel is verwezen naar voorschriften die bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in onder meer artikel 24 van de Wms zijn gegeven. Daarmee zijn passende strafrechtelijke maatregelen van toepassing op het overtreden van de in het onderhavige besluit genoemde voorschriften.

Aangezien tolueen voorkomt in verven en vernissen voor de consument, ligt het in de rede dat ook de Voedsel- en Warenautoriteit bij het toezicht op de naleving is betrokken. De Arbeidsinspectie zal in het kader van haar reguliere toezicht op de arbeidsomstandigheden ook de uit dit besluit voortvloeiende regels inzake tolueen en trichloorbenzeen bij dat toezicht betrekken. Zowel de Voedsel- en Warenautoriteit als de Arbeidsinspectie zijn op grond van het Besluit aanwijzing ambtenaren VROM-regelgeving mede belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in dit besluit. Vanwege de betrokkenheid van verschillende handhavende instanties bij dit besluit zullen zij hun handhavende activiteiten op elkaar afstemmen.

6. Procedure

Het besluit is niet in ontwerp overgelegd aan de Staten-Generaal noch in de Staatscourant gepubliceerd, zoals artikel 61, eerste lid, van de Wms bepaalt. De reden hiervoor is dat artikel 1:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing is. Dit artikel houdt in dat een verplichting als bedoeld in artikel 61, eerste lid, van de Wms, niet geldt indien het voorgenomen besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Het onderhavige ontwerpbesluit strekt uitsluitend tot uitvoering van de richtlijn 2005/59/EG. Gekozen is voor inwerkingtreding met ingang van de dag waarop richtlijn 2005/59/EG moet worden toegepast, namelijk 15 juni 2007.

7. Administratieve lasten

Het onderhavige besluit is in ontwerp niet voor een toetsing voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten aangezien uit dit besluit geen administratieve lasten voortvloeien.

Artikelsgewijs

Artikel I

Omdat trichloorbenzeen een gechloreerde koolwaterstof is, wordt de stof opgenomen in paragraaf 3 van het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998. Aangezien tolueen wel een koolwaterstof is maar niet gechloreerd, is ervoor gekozen de stof in een aparte nieuwe paragraaf 6f in het Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998 op te nemen en niet in paragraaf 3.

Transponeringstabel

Bepalingen in Richtlijn 2005/59/EG

Bepalingen in Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wms 1998

Artikel 1

behoeft geen implementatie

Artikel 2, eerste lid

Artikel II van dit besluit

Artikel 2, tweede lid

behoeft geen implementatie

Artikel 3

behoeft geen implementatie

Artikel 4

behoeft geen implementatie

Bijlage, punt 48

Artikel 15g

Bijlage, punt 49

Artikel 7a

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven