Besluit van 6 oktober 2006, houdende wijziging van het besluit tot wijziging van het Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing, het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming en het voorzien in nadere regels, in verband met de aanwijzing van Sittard-Geleen als rechtstreekse gemeente (aanwijzing Sittard-Geleen als rechtstreekse gemeente)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12 juli 2006, nr. DJZ2006283225, Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 5, tweede lid, en 18, tweede lid, van de Wet stedelijke vernieuwing en artikel 88, negende lid, van de Wet bodembescherming;

De Raad van State gehoord (advies van 27 juli 2006, nr. W08.06.0317/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 2 oktober 2006, nr. DJZ2006303778, Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het besluit van 6 februari 2006, houdende wijziging van het Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing, het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming en het voorzien in nadere regels, in verband met de aanwijzing van Sittard-Geleen als rechtstreekse gemeente (aanwijzing Sittard-Geleen als rechtstreekse gemeente) wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel III vervalt.

B

Artikel IV wordt vernummerd tot artikel III en komt te luiden:

Artikel III

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en werkt terug tot en met 1 januari 2006, met uitzondering van artikel II, eerste lid, dat terugwerkt tot en met 1 oktober 2005.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 6 oktober 2006

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. Winsemius

Uitgegeven de tweede november 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 23 februari 2006 is een besluit, houdende wijziging van het Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing, het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming en het voorzien in nadere regels, in verband met de aanwijzing van Sittard-Geleen als rechtstreekse gemeente (aanwijzing Sittard-Geleen als rechtstreekse gemeente) in het Staatsblad geplaatst (Stb. 2006, 74). De concrete aanleiding voor dat besluit is de toezegging van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties om de motie Bruls (Kamerstukken II 2004/05, 21 062, nr. 130) uit te voeren en de niet-rechtstreekse gemeente Sittard-Geleen zo snel mogelijk aan te wijzen als grote stad in het kader van het Grotestedenbeleid. Omdat de stedelijke vernieuwing waar het de grote steden betreft integraal onderdeel uitmaakt van het Grotestedenbeleid, impliceert een aanwijzing als grote stad een aanwijzing als rechtstreekse gemeente in het kader van de Wet stedelijke vernieuwing (hierna: de Wsv). Genoemd besluit regelt die aanwijzing en is nog niet in werking getreden.

Tevens wordt met genoemd besluit de gemeente Sittard-Geleen per 1 januari 2007 aangewezen als bevoegdgezaggemeente in het kader van de Wet bodembescherming. Sinds 2001 zijn met het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming 29 gemeenten aangewezen als bevoegdgezaggemeente in de zin van die wet. Het gaat daarbij om de gemeenten die in het kader van de Wsv als rechtstreekse gemeente zijn aangewezen en die met de aanwijzing als bevoegdgezaggemeente de taken en bevoegdheden van de Wet bodembescherming hebben overgenomen van de provincie en daarvoor rechtstreeks van het Rijk een budget ontvangen.

Op 7 juni 2006 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: VROM) van de gemeente Sittard-Geleen een brief ontvangen met het verzoek de aanwijzing van die gemeente als bevoegdgezaggemeente in het kader van de Wet bodembescherming ongedaan te maken, omdat een dergelijke aanwijzing per 1 januari 2007 in alle redelijkheid niet haalbaar moet worden geacht.

Tijdens de ambtelijke gesprekken in 2005 tussen het Ministerie van VROM en de gemeente Sittard-Geleen over de aanwijzing van die gemeente als rechtstreekse gemeente in het kader van de Wsv, is ook de mogelijkheid tot aanwijzing van Sittard-Geleen als bevoegdgezaggemeente in het kader van de Wet bodembescherming kort aan de orde geweest.

De vertegenwoordigers van de gemeente stonden toen niet bij voorbaat afwijzend tegenover een voorstel aan het college van burgemeester en wethouders met betrekking tot een dergelijke aanwijzing maar zij achtten een aanwijzing per 1 januari 2006 hoe dan ook onmogelijk, omdat eerst nog onderzocht moest worden wat de gevolgen van een dergelijke aanwijzing voor de gemeente zouden zijn.

Met het oog op de noodzakelijke aanvang van de voorbereiding van de benodigde rijksregelgeving, is dan ook uitgegaan van de (latere) ingangsdatum van 1 januari 2007.

Communicatiestoornissen hebben er echter toe geleid, dat de aanwijzing van Sittard-Geleen per 1 januari 2007 als bevoegdgezaggemeente in het kader van de Wet bodembescherming, ten tijde van de adviesaanvraag aan de Raad van State in het ontwerpbesluit is blijven staan, terwijl die aanwijzing voor de gemeente, bezig met de implementatie van een ambtelijke reorganisatie, inmiddels geen prioriteit meer had.

Met het onderhavige besluit is die omissie hersteld.

Met het niet aanwijzen van de gemeente Sittard-Geleen als bevoegdgezaggemeente in het kader van de Wet bodembescherming blijven de taken en bevoegdheden van die wet als voorheen in handen van de provincie en ontvangt de provincie daarvoor een budget van het Rijk.

Effecten voor burgers, bedrijven en overheid

Het onderhavige besluit heeft geen effecten voor burgers, bedrijven en overheid. Voor een toets op handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid is het besluit voorgelegd aan de daarvoor ingestelde interne VROM/DGW-toetsgroep. Die toetsgroep heeft een toetsing niet nodig geacht, omdat het om een beperkte wijziging van overwegend technische aard gaat.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Het ongedaan maken van de aanwijzing van Sittard-Geleen als bevoegdgezaggemeente in het kader van de Wet bodembescherming impliceert het schrappen van artikel III van het wijzigingsbesluit.

Onderdeel B

Omdat artikel III vervalt, dient ook de inwerkingtredingsbepaling met betrekking tot dat artikel in artikel IV (oud) van het wijzigingsbesluit te vervallen.

Artikel II

Artikel II van het onderhavige besluit (inwerkingtreding bij koninklijk besluit) sluit aan bij de inwerkingtredingsbepalingen in de wet tot wijziging van de Wsv (wet van 22 maart 2006, Stb. 2006, 185) en het bij het onderhavige besluit gewijzigde besluit en voorziet in de mogelijkheid van gelijktijdige inwerkingtreding.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. Winsemius


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 december 2006, nr. 242.

Naar boven