Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2006, 51 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2006, 51 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter implementatie van de richtlijn nr. 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PbEG L 235/10) noodzakelijk is de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Pensioen- en spaarfondsenwet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid worden, onder vervanging van de punt door een puntkomma in onderdeel l, vier onderdelen toegevoegd, luidende:
m. «pensioeninstelling uit een andere lidstaat»: een op basis van kapitaaldekking gefinancierde instelling, ongeacht de rechtsvorm, die zetel heeft in een andere lidstaat dan Nederland en die onafhankelijk van enige bijdragende onderneming of bedrijfstak is opgericht met als doel het verstrekken van arbeidsgerelateerde pensioenuitkeringen op basis van een als volgt gesloten overeenkomst:
1°. individueel of collectief tussen een of meerdere werkgevers en een of meerdere werknemers of hun respectievelijke vertegenwoordigers, of
2°. met zelfstandigen,
en die hiermee rechtstreeks verband houdende werkzaamheden verricht;
n. «bijdragende onderneming»: een onderneming of ander lichaam, ongeacht of deze een of meer natuurlijke personen of rechtspersonen die optreden als werkgever of zelfstandige, dan wel een combinatie daarvan, omvat of hieruit bestaat, en die aan een pensioenfonds, beroepspensioenfonds of pensioeninstelling uit een andere lidstaat bijdragen betaalt;
o. «zetel»: de plaats waar een rechtspersoon volgens zijn statuten of reglementen is gevestigd of, indien het een pensioenfonds, beroepspensioenfonds of pensioeninstelling uit een andere lidstaat betreft, de plaats waar deze volgens zijn statuten of reglementen is gevestigd en zijn hoofdbestuur heeft of, indien het een pensioeninstelling uit een andere lidstaat betreft die geen rechtspersoon is of een natuurlijke persoon betreft, de plaats waar die pensioeninstelling of persoon zijn hoofdbestuur heeft;
p. «lidstaat»: een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na onderdeel c een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. hetzij de toezeggingen omtrent pensioen onder te brengen bij een pensioeninstelling uit een andere lidstaat, die beschikt over een daartoe verleende vergunning, bedoeld in artikel 32r, onderdeel a, en de bevoegde autoriteiten in kennis heeft gesteld als bedoeld in artikel 32r, onderdeel b;.
2. Er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
11. Wanneer een werkgever het voornemen heeft de toezeggingen omtrent pensioen onder te brengen bij een pensioeninstelling uit een andere lidstaat, is artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden hierop van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «pensioen- of spaarfonds» vervangen door: pensioen-, spaarfonds of beroepspensioenfonds.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Een pensioenfonds of beroepspensioenfonds verricht slechts activiteiten in verband met pensioenuitkeringen en werkzaamheden die daarmee verband houden.
In artikel 5, tweede lid, wordt na «De deskundigheid» ingevoegd: , reputatie, beroepskwalificatie en beroepservaring.
Artikel 9a komt te luiden:
1. De aanspraak, bedoeld in artikel 8, tweede lid, dient voor de deelnemer in elk geval steeds aan het einde van ieder kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig te zijn gefinancierd. De Pensioen- & Verzekeringskamer kan op grond van bijzondere omstandigheden een langere termijn, van ten hoogste dertien weken, toestaan voor financiering als bedoeld in dit lid.
2. Een pensioenfonds of beroepspensioenfonds stelt toereikende technische voorzieningen vast met betrekking tot het geheel van uit de statuten en reglementen voortvloeiende pensioenverplichtingen en beschikt te allen tijde over voldoende en passende activa om deze technische voorzieningen te dekken. De technische voorzieningen worden elk jaar berekend. De berekening wordt uitgevoerd en gewaarmerkt door een actuaris op grond van met het bij of krachtens deze wet bepaalde overeenstemmende actuariële methoden en met inachtneming van de volgende beginselen:
a. het minimumbedrag van de technische voorzieningen wordt berekend aan de hand van een voldoende prudente actuariële waardering, rekening houdend met alle verplichtingen inzake uitkeringen en inzake bijdragen, overeenkomstig de door het fonds uitgevoerde pensioenregeling. Het minimumbedrag moet voldoende zijn om te waarborgen dat de uitbetaling van reeds verschuldigde pensioenen aan de pensioengerechtigden, kan worden voortgezet, en om de verplichtingen te weerspiegelen die voortvloeien uit de opgebouwde pensioenrechten van de deelnemers. De economische en actuariële hypothesen die voor de waardering van de passiva worden gehanteerd, worden eveneens op prudente wijze bepaald, waarbij een redelijke marge voor negatieve afwijkingen in acht wordt genomen, indien van toepassing;
b. de toegepaste maximale rentepercentages worden op prudente wijze bepaald. Bij de bepaling van deze prudente rentepercentages wordt rekening gehouden met:
1°. het rendement van de overeenkomstige activa die door het pensioenfonds of beroepspensioenfonds worden beheerd en met de toekomstige beleggingsopbrengsten, of
2°. marktrendementen van kwalitatief hoogwaardige of staatsobligaties;
c. de voor de berekening van de technische voorzieningen gebruikte tabellen inzake overlijden of arbeidsongeschiktheid en levensverwachting worden gebaseerd op prudente beginselen, rekening houdend met de hoofdkenmerken van de deelnemersgroep en de pensioenregelingen, in het bijzonder de verwachte veranderingen in de relevante risico's;
d. de methode en de grondslag van de berekening van de technische voorzieningen blijven van boekjaar tot boekjaar ongewijzigd, tenzij wijzigingen daarin gerechtvaardigd zijn als gevolg van een verandering van de juridische, demografische of economische omstandigheden die aan de hypothesen ten grondslag liggen.
3. Een pensioenfonds of beroepspensioenfonds dat niet volledig het risico, bedoeld in artikel 9, eerste of tweede lid, heeft overgedragen of herverzekerd houdt, naast de technische voorzieningen, permanent bij wijze van buffer een eigen vermogen aan dat:
a. in overeenstemming is met het soort risico en de aard van het eigen vermogen met betrekking tot het geheel van de uit de statuten en reglementen voortvloeiende pensioenverplichtingen;
b. vrij is van alle voorzienbare verplichtingen; en
c. dient als veiligheidskapitaal om verschillen op te vangen tussen de verwachte en daadwerkelijke uitgaven en winsten.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de berekening van het minimumbedrag van het eigen vermogen, bedoeld in het derde lid, overeenkomstig de artikelen 27 en 28 van richtlijn nr. 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (PbEG L 345/24).
Na artikel 9a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een pensioenfonds of beroepspensioenfonds kan, indien het fonds geen bijdragen ontvangt van een bijdragende onderneming die zetel heeft in een andere lidstaat dan Nederland, in afwijking van artikel 9a, tweede lid, gedurende een korte periode over onvoldoende activa beschikken, mits het fonds beschikt over een daartoe opgesteld en door de Pensioen- & Verzekeringskamer goedgekeurd herstelplan.
2. Wanneer een pensioenfonds of beroepspensioenfonds niet meer over voldoende activa beschikt, dient het een concreet en haalbaar herstelplan in om tijdig de activa, die noodzakelijk zijn om de technische voorzieningen volledig te dekken, te herstellen. Het herstelplan houdt rekening met de gehele, specifieke situatie van het fonds.
3. Wanneer een pensioenregeling tijdens de periode, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt beëindigd, stelt het pensioenfonds of beroepspensioenfonds de Pensioen- & Verzekeringskamer hiervan op de hoogte en stelt het fonds een procedure vast om de op de beëindigde pensioenregeling betrekking hebbende activa en passiva aan een ander pensioenfonds, beroepspensioenfonds, verzekeraar of pensioeninstelling uit een andere lidstaat over te dragen, welke procedure ter kennis van de Pensioen- & Verzekeringskamer wordt gebracht.
4. Het pensioenfonds of beroepspensioenfonds stelt, wanneer het derde lid van toepassing is, een algemeen overzicht van de procedure, bedoeld in het derde lid, beschikbaar voor de deelnemers, gewezen deelnemers, hun pensioengerechtigde nagelaten betrekkingen of de vertegenwoordigers van de genoemde personen in overeenstemming met het vertrouwelijkheidsbeginsel.
Artikel 9b komt te luiden:
1. Belegging van de daartoe beschikbare gelden van een spaarfonds moet op solide wijze geschieden.
2. Vorderingen van een spaarfonds op de werkgever, alsmede belegging in aandelen in diens onderneming zijn toegelaten tot een bedrag gelijk aan het twintigste deel van de bezittingen van het fonds, vermeerderd met een bedrag gelijk aan de vrije reserve van dat fonds. Het bedrag van deze vorderingen en aandelen mag evenwel het tiende deel van de bezittingen van het fonds niet overschrijden.
3. Het tweede lid is tot 23 september 2010 van overeenkomstige toepassing op een pensioenfonds of beroepspensioenfonds, tenzij het fonds bijdragen ontvangt van ondernemingen die zetel hebben in een andere lidstaat dan Nederland, in welk geval artikel 9ba, eerste lid, onderdeel f, van toepassing is.
Na artikel 9b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een pensioenfonds of beroepspensioenfonds voert een beleggingsbeleid dat in overeenstemming is met de prudent person-regel en met name met de volgende voorschriften:
a. de activa worden belegd in het belang van de deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden en hun pensioengerechtigde nagelaten betrekkingen;
b. de activa worden op zodanige wijze belegd dat de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zijn gewaarborgd. Activa die ter dekking van de technische voorzieningen worden aangehouden, worden voorts belegd op een wijze die strookt met de aard en de duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen;
c. de activa worden hoofdzakelijk op gereglementeerde markten belegd. Beleggingen in niet tot de handel op een gereglementeerde financiële markt toegelaten activa, worden tot een prudent niveau beperkt;
d. beleggingen in derivaten zijn toegestaan voorzover deze bijdragen tot een vermindering van het beleggingsrisico of een doeltreffend portefeuillebeheer vergemakkelijken. Dergelijke beleggingen worden op een prudente basis gewaardeerd, met inachtneming van de onderliggende activa, en worden mede in aanmerking genomen bij de waardering van de activa van het fonds. Het pensioenfonds of beroepspensioenfonds vermijdt voorts een bovenmatig risico met betrekking tot één en dezelfde tegenpartij en tot andere derivatenverrichtingen;
e. de activa worden naar behoren gediversifieerd zodat een bovenmatige afhankelijkheid van of vertrouwen in bepaalde activa, of een bepaalde emittent of groep van ondernemingen en risicoaccumulatie in de portefeuille als geheel worden vermeden. Beleggingen in activa, uitgegeven door dezelfde emittent of door emittenten die tot dezelfde groep behoren, mogen het pensioenfonds of beroepspensioenfonds niet blootstellen aan bovenmatige risicoconcentratie;
f. beleggingen in de bijdragende onderneming worden beperkt tot ten hoogste 5% van de portefeuille als geheel, en ingeval de bijdragende onderneming tot een groep behoort, worden beleggingen in de ondernemingen die tot dezelfde groep als de bijdragende onderneming behoren, beperkt tot ten hoogste 10% van de portefeuille. Wanneer een groep van ondernemingen aan het pensioenfonds of beroepspensioenfonds bijdragen betaalt, geschieden beleggingen in deze bijdragende ondernemingen prudent, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een behoorlijke diversificatie.
2. Het eerste lid, onderdelen e en f, is niet van toepassing op beleggingen in staatsobligaties.
3. Het eerste lid, onderdeel f, is niet van toepassing tot 23 september 2010, tenzij het pensioenfonds of beroepspensioenfonds bijdragen ontvangt van ondernemingen die zetel hebben in een andere lidstaat dan Nederland.
4. Het is een pensioenfonds of beroepspensioenfonds verboden leningen aan te gaan of namens derde partijen als garant op te treden, tenzij de lening tijdelijk wordt aangegaan voor liquiditeitsdoelstellingen.
Artikel 9c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «het bepaalde bij en krachtens de artikelen 9a, 9b en 9d» vervangen door: het bepaalde in het tweede lid en het bepaalde bij en krachtens de artikelen 9a, 9aa, 9b, 9ba en 9d.
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot vierde en vijfde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
2. Een pensioenfonds of beroepspensioenfonds beschikt over goede administratieve en boekhoudkundige procedures en adequate interne controlemechanismen.
3. In de actuariële en bedrijfstechnische nota wordt een verklaring inzake beleggingsbeginselen opgenomen welke verklaring ten minste onderwerpen omvat als toegepaste wegingsmethoden voor beleggingsrisico's, de risicobeheersprocedures en de strategische allocatie van activa in het licht van de aard en de looptijd van de pensioenverplichtingen. Deze verklaring wordt om de drie jaren en voorts onverwijld na iedere belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid herzien.
3. In het tot vijfde lid vernummerde lid wordt «het tweede lid» vervangen door: het vierde lid.
Artikel 9d wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «de artikelen 9a, 9b» wordt vervangen door: de artikelen 9a, 9aa, 9b.
2. Na de zinsnede «artikel 9c en die regels» wordt ingevoegd: , met uitzondering van artikel 9c, derde lid,.
In artikel 10, derde lid, wordt «artikel 9c, tweede en derde lid» vervangen door: artikel 9c, vierde en vijfde lid.
Aan artikel 10b, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
In de jaarrekening en het jaarverslag wordt rekening gehouden met iedere door het fonds uitgevoerde pensioenregeling.
Na artikel 17a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het bestuur van een pensioenfonds of beroepspensioenfonds verstrekt op verzoek aan de deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden en hun pensioengerechtigde nagelaten betrekkingen en hun vertegenwoordigers:
a. voldoende inlichtingen over de rechten en plichten van de bij de pensioenregeling betrokken partijen;
b. voldoende inlichtingen over de financiële, technische en andere aan de pensioenregeling verbonden risico's;
c. voldoende inlichtingen over de aard en spreiding van de risico's;
d. de jaarrekeningen en de jaarverslagen;
e. binnen een redelijke termijn, alle relevante informatie over wijzigingen in de voorschriften inzake de pensioenregeling;
f. de in artikel 9c, derde lid, bedoelde verklaring inzake de beleggingsbeginselen;
g. duidelijke en wezenlijke gegevens over:
1°. indien van toepassing, het richtniveau van de pensioenuitkeringen;
2°. het niveau van de uitkeringen in geval van beëindiging van de deelneming;
3°. wanneer de deelnemer het beleggingsrisico draagt, alle beschikbare beleggingsmogelijkheden, indien van toepassing, en de feitelijke beleggingsportefeuille, evenals gegevens over de risicopositie en de kosten in verband met de beleggingen;
4°. de modaliteiten voor de afkoop van de aanspraken op pensioen, onder aanwending van de afkoopsom om pensioen of aanspraken op pensioen te verwerven bij een ander pensioenfonds, beroepspensioenfonds, verzekeraar of pensioeninstelling uit een andere lidstaat in geval van beëindiging van de dienstbetrekking;
h. beknopte informatie over de situatie van het pensioenfonds of beroepspensioenfonds en over het actuele financieringsniveau van hun totale individuele aanspraken.
2. Bij de ingang van zijn pensioen op grond van een pensioenregeling, ontvangt de pensioengerechtigde de nodige informatie over de uitkeringen waarop hij recht heeft en over de wijze van uitbetaling.
Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, wordt in artikel 20 een lid ingevoegd, luidende:
2. De Pensioen- & Verzekeringskamer beheert een register waarin alle pensioenfondsen en beroepspensioenfondsen met zetel in Nederland worden ingeschreven. In het register wordt, indien van toepassing, vermeld in welke lidstaten een fonds pensioenregelingen uitvoert.
In artikel 20a, eerste en tweede lid, wordt «artikel 20, tweede lid» vervangen door: artikel 20, derde lid.
Artikel 22, vijfde lid, wordt na «de Europese Unie» ingevoegd: of een pensioeninstelling uit een andere lidstaat.
Artikel 23a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «4, eerste, tweede en vierde lid» wordt vervangen door: 4, eerste, tweede, vierde en zesde lid.
2. De zinsnede «9a, eerste en tweede lid, 9b» wordt vervangen door: 9a, 9aa, 9b, 9ba.
3. De zinsnede «10b» wordt vervangen door: 10b, 17b.
4. De zinsnede «en 32b, tweede lid» wordt vervangen door: , 32b, tweede lid, 32i en 32o.
Artikel 23b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «4, eerste, tweede en vierde lid» wordt vervangen door: 4, eerste, tweede, vierde en zesde lid.
2. De zinsnede «9a, eerste en tweede lid, 9b» wordt vervangen door: 9a, 9aa, 9b, 9ba.
3. De zinsnede «10b» wordt vervangen door: 10b, 17b.
4. De zinsnede «en 32b, tweede lid» wordt vervangen door: , 32b, tweede lid, 32i en 32o.
Artikel 32d wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «de artikelen 32e tot en met 32h» vervangen door: de artikelen 32d tot en met 32u.
2. Onderdeel a komt te luiden:
a. pensioenregeling:
1°. een pensioenregeling op grond van een pensioentoezegging in de zin van artikel 2, eerste lid, of een andere pensioenregeling welke niet bij of krachtens een wet is vastgesteld dan wel,
2°. indien de bijdragende onderneming zetel heeft in een andere lidstaat dan Nederland, een overeenkomst, een trustakte of voorschriften waarin is bepaald welke pensioenuitkeringen worden toegezegd en onder welke voorwaarden;
3. Onderdeel d vervalt.
4. Onderdeel e wordt geletterd d.
5. Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel d, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
e. richtlijn 2003/41/EG: richtlijn nr. 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PbEG L 235/10);
f. bevoegde autoriteiten: de nationale autoriteiten van andere lidstaten dan Nederland die op grond van artikel 6, onderdeel g, van richtlijn 2003/41/EG zijn aangewezen om de in die richtlijn vastgelegde taken te verrichten.
Na artikel 32h worden dertien artikelen ingevoegd, luidende:
Het is een pensioenfonds of beroepspensioenfonds verboden bijdragen te ontvangen van een bijdragende onderneming die zetel heeft in een andere lidstaat dan Nederland:
a. zonder een daartoe door de Pensioen- & Verzekeringskamer verleende vergunning; en
b. zonder de Pensioen- & Verzekeringskamer van het voornemen daartoe in kennis te hebben gesteld, op de wijze, bedoeld in artikel 32l, en met inachtneming van artikel 32o.
De vergunning, bedoeld in artikel 32i, onderdeel a, wordt op aanvraag door de Pensioen- & Verzekeringskamer verleend wanneer het fonds:
a. is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 20, tweede lid; en
b. voldoet aan de artikelen 3a, 5, tweede lid, 9a, tweede lid, en 17b.
De Pensioen- & Verzekeringskamer kan de vergunning, bedoeld in artikel 32i, onderdeel a, geheel of gedeeltelijk intrekken of daaraan nadere voorschriften verbinden wanneer:
a. het pensioenfonds of beroepspensioenfonds niet langer voldoet aan artikel 32j;
b. de bij de aanvraag verstrekte gegevens onjuist of onvolledig zijn en de verstrekking van de juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van de vergunning zou hebben geleid;
c. de verlening van de vergunning anderszins onjuist was en het fonds dit wist of behoorde te weten, of
d. van de vergunning gedurende twee jaren, na de dagtekening van de beschikking waarbij de vergunning is verleend, geen gebruik is gemaakt.
1. Een pensioenfonds of beroepspensioenfonds stelt de Pensioen- & Verzekeringskamer in kennis van een voornemen bijdragen te gaan ontvangen van een bijdragende onderneming met zetel in een andere lidstaat dan Nederland.
2. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een opgave van:
a. de lidstaat waarvan de voor bedrijfspensioenvoorziening geldende sociale en arbeidswetgeving van toepassing is op de rechtsverhouding tussen de bijdragende onderneming en de werknemers of op degene die een vrij beroep uitoefent;
b. de naam van de bijdragende onderneming; en
c. de voornaamste kenmerken van de pensioenregeling die voor die onderneming zal worden uitgevoerd.
1. De Pensioen- & Verzekeringskamer doet binnen drie maanden na ontvangst van de gegevens, bedoeld in artikel 32l, tweede lid, mededeling van deze gegevens aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan de voor bedrijfspensioenvoorziening geldende sociale en arbeidswetgeving van toepassing is op de rechtsverhouding tussen de bijdragende onderneming en de werknemers of op degene die een vrij beroep uitoefent, tenzij het pensioenfonds of beroepspensioenfonds niet beschikt over de vergunning, bedoeld in artikel 32i, of de Pensioen- & Verzekeringskamer reden heeft te betwijfelen dat de administratieve structuur of de financiële positie van het pensioenfonds of beroepspensioenfonds, of de goede reputatie en de beroepskwalificaties of beroepservaring van de personen die het fonds besturen met de in die lidstaat voorgenomen activiteiten verenigbaar zijn.
2. De Pensioen- & Verzekeringskamer doet gelijktijdig mededeling aan het fonds van de verstrekking van de gegevens aan de bevoegde autoriteiten, bedoeld in het eerste lid.
3. De Pensioen- & Verzekeringskamer doet mededeling aan het fonds van informatie over de toepasselijke bepalingen van sociale en arbeidswetgeving, ontvangen van de bevoegde autoriteiten, bedoeld in het eerste lid.
1. De Pensioen- & Verzekeringskamer verbiedt een pensioenfonds of beroepspensioenfonds bijdragen te ontvangen van een onderneming met een zetel in een andere lidstaat wanneer de Pensioen- & Verzekeringskamer reden heeft tot twijfel als bedoeld in artikel 32m, eerste lid, of het fonds niet beschikt over een vergunning, bedoeld in artikel 32i, onderdeel a.
2. De Pensioen- & Verzekeringskamer kan een fonds verbieden nog langer bijdragen te ontvangen van een bijdragende onderneming met zetel in een andere lidstaat wanneer door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan de voor bedrijfspensioenvoorziening geldende sociale en arbeidswetgeving van toepassing is, melding heeft gemaakt van een door het fonds gemaakte inbreuk op de toepasselijke sociale en arbeidswetgeving.
3. De Pensioen- & Verzekeringskamer legt een verbod als bedoeld in dit artikel op in de vorm van een aanwijzing als bedoeld in artikel 23.
1. Een pensioenfonds of beroepspensioenfonds kan na ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 32m, derde lid, dan wel nadat twee maanden zijn verstreken na ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 32m, tweede lid, beginnen met het uitvoeren van de voorgenomen pensioenregeling.
2. Het fonds neemt bij de uitvoering van de pensioenregeling de op bedrijfspensioenvoorziening toepasselijke sociale en arbeidswetgeving en de voorschriften die krachtens de artikelen 11 en 18, zevende lid, van richtlijn 2003/41/EG moeten worden nageleefd, in acht. De Nederlandse sociale en arbeidswetgeving is niet van toepassing op de uitvoering van de pensioenregeling.
De Pensioen- & Verzekeringskamer neemt, in coördinatie met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan de voor bedrijfspensioenvoorziening geldende sociale en arbeidswetgeving van toepassing is op de pensioenregeling, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een pensioenfonds of beroepspensioenfonds een einde maakt aan een vastgestelde inbreuk op de toepasselijke regelgeving.
1. De Pensioen- & Verzekeringskamer informeert, binnen twee maanden na de datum van ontvangst van gegevens als bedoeld in artikel 32l, tweede lid, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de pensioeninstelling uit een andere lidstaat haar zetel heeft en die deze gegevens hebben verstrekt, over de bepalingen van de Nederlandse sociale en arbeidswetgeving die van toepassing zijn op de pensioenregeling waaraan wordt bijgedragen door de in Nederland zetel hebbende bijdragende onderneming en de artikelen 17, 17a en 17b.
2. De Pensioen- & Verzekeringskamer stelt de bevoegde autoriteiten, bedoeld in het eerste lid, in kennis van elke significante wijziging in de op de pensioenregeling toepasselijke sociale en arbeidswetgeving die gevolgen kan hebben voor de kenmerken van de pensioenregeling en voorts van iedere wijziging in de artikelen 17, 17a en 17b.
Het is een pensioeninstelling uit een andere lidstaat verboden bijdragen te aanvaarden van een in Nederland zetel hebbende bijdragende onderneming zonder:
a. een daartoe verleende vergunning van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de pensioeninstelling uit een andere lidstaat haar zetel heeft; en
b. zonder de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de pensioeninstelling zetel heeft in kennis te hebben gesteld van het voornemen een pensioenregeling uit te voeren voor een in Nederland gevestigde bijdragende onderneming.
De Pensioen- & Verzekeringskamer is verplicht nauw samen te werken met de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten uit andere lidstaten dan Nederland, zoals voorgeschreven door richtlijn 2003/41/EG.
Wanneer bij het toezicht door de Pensioen- & Verzekeringskamer blijkt dat een pensioeninstelling uit een andere lidstaat bij de uitvoering van een pensioenregeling waaraan wordt bijgedragen door een in Nederland zetel hebbende bijdragende onderneming in strijd met de Nederlandse sociale en arbeidswetgeving of de artikelen 17, 17a en 17b handelt, stelt de Pensioen- & Verzekeringskamer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de pensioeninstelling haar zetel heeft hiervan onverwijld in kennis, onder mededeling van deze kennisgeving aan de pensioeninstelling uit een andere lidstaat.
1. Indien een pensioeninstelling uit een andere lidstaat inbreuk blijft maken op de op de pensioenregeling toepasselijke Nederlandse sociale en arbeidswetgeving, in weerwil van de door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de pensioeninstelling uit een andere lidstaat haar zetel heeft getroffen maatregelen of omdat die bevoegde autoriteiten geen passende maatregelen hebben getroffen, kan de Pensioen- & Verzekeringskamer, na die bevoegde autoriteiten daarvan in kennis te hebben gesteld, passende maatregelen nemen om de inbreuk op de toepasselijke regelgeving door de pensioeninstelling te beëindigen en, voorzover zulks volstrekt noodzakelijk is, de pensioeninstelling te beletten activiteiten te verrichten voor de Nederlandse bijdragende onderneming.
2. De Pensioen- & Verzekeringskamer kan, ter uitvoering van het eerste lid, de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 23 tot en met 23b, toepassen.
3. De Pensioen- & Verzekeringskamer kan, na toepassing van artikel 32t, de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 23 tot en met 23b, toepassen wanneer een pensioeninstelling uit een andere lidstaat artikel 32r niet naleeft.
In de numerieke rangschikking van Tabel 1 in de bijlage, bedoeld in artikel 23c, eerste lid, worden de volgende artikelen met bijhorende tariefnummers ingevoegd:
4, zesde lid | 4 |
---|---|
9a, eerste lid | 3 |
9a, tweede lid | 5 |
9a, vierde lid | 5 |
9aa, tweede lid | 5 |
9aa, derde lid | 3 |
9b | 4 |
9ba | 4 |
9c, tweede lid | 3 |
9c, derde lid | 3 |
32i | 3 |
32l | 2 |
32o, tweede lid | 3 |
32r | 3 |
De Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 20, vijfde lid, wordt na «de Europese Unie» ingevoegd: of een pensioeninstelling uit een andere lidstaat.
Na artikel 21e wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In artikel 13, vierde lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 wordt na «Pensioen- en spaarfondsenwet» ingevoegd: of een toezegging omtrent pensioen, gedaan door een bijdragende onderneming met zetel in een andere lidstaat, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen n en o, van de Pensioen- en spaarfondsenwet.
In artikel 22, derde lid, onderdeel d, van de Wet privatisering ABP wordt na «een ander pensioenfonds» ingevoegd: , een pensioeninstelling uit een andere lidstaat als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van de PSW.
Nadat het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2004 ingediende voorstel van wet houdende een nieuwe regeling voor verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling (Wet verplichte beroepspensioenregeling), Kamerstukken II, 2003/04, 29 481, tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt de Pensioen en spaarfondsenwet als volgt gewijzigd:
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen m, n, o en p worden geletterd l, m, n en o.
2. In het tot onderdeel n geletterde onderdeel vervalt de zinsnede «, beroepspensioenfonds».
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt de zinsnede «pensioen-, spaarfonds of beroepspensioenfonds» vervangen door: pensioen- of spaarfonds.
2. In het zesde lid vervalt de zinsnede «of beroepspensioenfonds».
Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede en derde lid wordt telkens de zinsnede «pensioenfonds of beroepspensioenfonds» vervangen door: pensioenfonds.
2. In het derde lid, aanhef, wordt de zinsnede «artikel 9, eerste of tweede lid» vervangen door: artikel 9, eerste lid.
Artikel 9aa wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste, tweede, derde en vierde lid wordt telkens de zinsnede «pensioenfonds of beroepspensioenfonds» vervangen door: pensioenfonds.
2. In het derde lid wordt de zinsnede «pensioenfonds, beroepspensioenfonds, verzekeraar» vervangen door: pensioenfonds, verzekeraar.
In artikel 9ba wordt telkens de zinsnede «pensioenfonds of beroepspensioenfonds» vervangen door: pensioenfonds.
In artikel 9c, tweede lid, wordt de zinsnede «pensioenfonds of beroepspensioenfonds» vervangen door: pensioenfonds.
In artikel 17b, eerste lid, aanhef, en onderdeel h, wordt de zinsnede «pensioenfonds of beroepspensioenfonds» vervangen door: pensioenfonds.
In artikel 20, tweede lid, wordt de zinsnede «alle pensioenfondsen en beroepspensioenfondsen» vervangen door: alle pensioenfondsen.
In de artikelen 32i en 32k wordt de zinsnede «pensioenfonds of beroepspensioenfonds» vervangen door: pensioenfonds.
Artikel 32l wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «pensioenfonds of beroepspensioenfonds» vervangen door: pensioenfonds.
2. In het tweede lid, onderdeel a, vervalt de zinsnede «of op degene die een vrij beroep uitoefent».
In de artikelen 32m, eerste lid, 32n, eerste lid, 32o, eerste lid, en 32u wordt telkens de zinsnede «pensioenfonds of beroepspensioenfonds» vervangen door: pensioenfonds.
Nadat het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2004 ingediende voorstel van wet houdende een nieuwe regeling voor verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling (Wet verplichte beroepspensioenregeling), Kamerstukken II, 2003/04, 29 481, tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt die wet als gevolgd gewijzigd:
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel e komt te luiden:
e. beroepspensioenregeling:
1°. door beroepsgenoten overeengekomen rechten en plichten ten aanzien van pensioen ten behoeve van beroepsgenoten en gewezen beroepsgenoten, dan wel
2°. indien de aan een beroepspensioenregeling deelnemende zelfstandige of beroepsgenoot in een andere lidstaat dan Nederland is gevestigd, een overeenkomst, een trustakte of voorschriften waarin is bepaald welke pensioenuitkeringen worden toegezegd en onder welke voorwaarden.
2. Onderdeel s vervalt.
3. Er worden vijf onderdelen toegevoegd, luidende:
s. pensioeninstelling uit een andere lidstaat: een op basis van kapitaaldekking gefinancierde instelling, ongeacht de rechtsvorm, die zetel heeft in een andere lidstaat dan Nederland en die onafhankelijk van enige bijdragende onderneming of bedrijfstak is opgericht met als doel het verstrekken van arbeidsgerelateerde pensioenuitkeringen op basis van een als volgt gesloten overeenkomst:
1°. individueel of collectief tussen een of meerdere werkgevers en een of meerdere werknemers of hun respectievelijke vertegenwoordigers, of
2°. met zelfstandigen,
en die hiermee rechtstreeks verband houdende werkzaamheden verricht;
t. zetel: de plaats waar een rechtspersoon volgens zijn statuten of reglementen is gevestigd of, indien het een beroepspensioenfonds of pensioeninstelling uit een andere lidstaat betreft, de plaats waar deze volgens zijn statuten of reglementen is gevestigd en zijn hoofdbestuur heeft of, indien het een pensioeninstelling uit een andere lidstaat betreft die geen rechtspersoon is of een natuurlijke persoon betreft, de plaats waar die pensioeninstelling of persoon zijn hoofdbestuur heeft;
u. lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
v. richtlijn 2003/41/EG: richtlijn nr. 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PbEG L 235/10);
w. bevoegde autoriteiten: de nationale autoriteiten van andere lidstaten dan Nederland die op grond van artikel 6, onderdeel g, van richtlijn 2003/41/EG zijn aangewezen om de in die richtlijn vastgelegde taken te verrichten.
Aan artikel 6 wordt, onder vervanging van de punt door een puntkomma in onderdeel b, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. een pensioeninstelling uit een andere lidstaat, die beschikt over een daartoe verleende vergunning, bedoeld in artikel 71i, onderdeel a, en de bevoegde autoriteiten in kennis heeft gesteld als bedoeld in artikel 71i, onderdeel b.
Na artikel 22 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het is een beroepspensioenfonds verboden bijdragen te ontvangen van een zelfstandige of beroepsgenoot die is gevestigd in een andere lidstaat dan Nederland:
a. zonder een daartoe door De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning; en
b. zonder De Nederlandsche Bank N.V. van het voornemen daartoe in kennis te hebben gesteld, op de wijze, bedoeld in artikel 22b, en met inachtneming van artikel 71f.
1. Een beroepspensioenfonds stelt De Nederlandsche Bank N.V. in kennis van een voornemen bijdragen te gaan ontvangen van een in een andere lidstaat gevestigde zelfstandige of beroepsgenoot.
2. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een opgave van:
a. de lidstaat waar de zelfstandige of beroepsgenoot is gevestigd;
b. de naam van de in de andere lidstaat gevestigde zelfstandige of beroepsgenoot; en
c. de voornaamste kenmerken van de beroepspensioenregeling die voor die zelfstandige of beroepsgenoot zal worden uitgevoerd.
Het beroepspensioenfonds neemt bij de uitvoering van een beroepspensioenregeling voor een in een andere lidstaat dan Nederland gevestigde zelfstandige of beroepsgenoot de op bedrijfspensioenvoorziening toepasselijke bepalingen van de sociale en arbeidswetgeving en de voorschriften die krachtens de artikelen 11 en 18, zevende lid, van richtlijn 2003/41/EG moeten worden nageleefd, in acht. De Nederlandse sociale en arbeidswetgeving is niet van toepassing op de uitvoering van de beroepspensioenregeling.
Na artikel 26 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het bestuur van een beroepspensioenfonds verstrekt op verzoek aan de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden of andere rechthebbenden op pensioen en hun vertegenwoordigers:
a. voldoende inlichtingen over de rechten en plichten van de bij de beroepspensioenregeling betrokken partijen;
b. voldoende inlichtingen over de financiële, technische en andere aan de beroepspensioenregeling verbonden risico's;
c. voldoende inlichtingen over de aard en spreiding van de risico's;
d. de jaarrekeningen en de jaarverslagen;
e. binnen een redelijke termijn, alle relevante informatie over wijzigingen in de voorschriften inzake de beroepspensioenregeling;
f. de in artikel 61, derde lid, bedoelde verklaring inzake de beleggingsbeginselen;
g. duidelijke en wezenlijke gegevens over:
1°. indien van toepassing, het richtniveau van de pensioenuitkeringen;
2°. het niveau van de uitkeringen in geval van beëindiging van de deelneming;
3°. wanneer de deelnemer het beleggingsrisico draagt, alle beschikbare beleggingsmogelijkheden, indien van toepassing, en de feitelijke beleggingsportefeuille, evenals gegevens over de risicopositie en de kosten in verband met de beleggingen;
4°. de modaliteiten voor de afkoop van de aanspraken op pensioen, om onder aanwending van de afkoopsom pensioen of aanspraken op pensioen te verwerven overeenkomstig een andere pensioenregeling in de zin van deze wet of een andere pensioenvoorziening in de zin van de Pensioen- en spaarfondsenwet, bij de instelling waar die andere pensioenregeling of pensioenvoorziening is ondergebracht in geval van beëindiging van de deelneming;
h. beknopte informatie over de situatie van het beroepspensioenfonds en over het actuele financieringsniveau van hun totale individuele aanspraken.
2. Bij de ingang van zijn pensioen op grond van een beroepspensioenregeling, ontvangt de pensioengerechtigde de nodige informatie over de uitkeringen waarop hij recht heeft en over de wijze van uitbetaling.
In artikel 53, tweede lid, wordt na «De deskundigheid», ingevoegd: , reputatie, beroepskwalificatie en beroepservaring.
Artikel 59 komt te luiden:
1. Een beroepspensioenfonds stelt toereikende technische voorzieningen vast met betrekking tot het geheel van uit de statuten en reglementen voortvloeiende pensioenverplichtingen en beschikt te allen tijde over voldoende en passende activa om deze technische voorzieningen te dekken. De technische voorzieningen worden elk jaar berekend. De berekening wordt uitgevoerd en gewaarmerkt door een actuaris op grond van de met het bij of krachtens deze wet bepaalde overeenstemmende actuariële methoden en met inachtneming van de volgende beginselen:
a. het minimumbedrag van de technische voorzieningen wordt berekend aan de hand van een voldoende prudente actuariële waardering, rekening houdend met alle verplichtingen inzake uitkeringen en inzake bijdragen, overeenkomstig de door het beroepspensioenfonds uitgevoerde beroepspensioenregeling. Het minimumbedrag moet voldoende zijn om te waarborgen dat de uitbetaling van reeds verschuldigde pensioenen aan de pensioengerechtigden, kan worden voortgezet, en om de verplichtingen te weerspiegelen die voortvloeien uit de opgebouwde pensioenrechten van de deelnemers. De economische en actuariële hypothesen die voor de waardering van de passiva worden gehanteerd, worden eveneens op prudente wijze bepaald, waarbij een redelijke marge voor negatieve afwijkingen in acht wordt genomen, indien van toepassing;
b. de toegepaste maximale rentepercentages worden op prudente wijze bepaald. Bij de bepaling van deze prudente rentepercentages wordt rekening gehouden met:
1°. het rendement van de overeenkomstige activa die door het beroepspensioenfonds worden beheerd en met de toekomstige beleggingsopbrengsten, of
2°. marktrendementen van kwalitatief hoogwaardige of staatsobligaties;
c. de voor de berekening van de technische voorzieningen gebruikte tabellen inzake overlijden of arbeidsongeschiktheid en levensverwachting worden gebaseerd op prudente beginselen, rekening houdend met de hoofdkenmerken van de deelnemersgroep en de beroepspensioenregelingen, in het bijzonder de verwachte veranderingen in de relevante risico's;
d. de methode en de grondslag van de berekening van de technische voorzieningen blijven van boekjaar tot boekjaar ongewijzigd, tenzij wijzigingen daarin gerechtvaardigd zijn als gevolg van een verandering van de juridische, demografische of economische omstandigheden die aan de hypothesen ten grondslag liggen.
2. Een beroepspensioenfonds dat niet volledig het risico, bedoeld in artikel 57, heeft overgedragen of herverzekerd houdt, naast de technische voorzieningen, permanent bij wijze van buffer een eigen vermogen aan dat:
a. in overeenstemming is met het soort risico en de aard van het eigen vermogen met betrekking tot het geheel van de uit de statuten en reglementen voortvloeiende pensioenverplichtingen;
b. vrij is van alle voorzienbare verplichtingen; en
c. dient als veiligheidskapitaal om verschillen op te vangen tussen de verwachte en daadwerkelijke uitgaven en winsten.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de berekening van het minimumbedrag van het eigen vermogen, bedoeld in het tweede lid, overeenkomstig de artikelen 27 en 28 van richtlijn nr. 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (PbEG L 345/24).
Na artikel 59 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een beroepspensioenfonds kan, indien het geen beroepspensioenregelingen uitvoert voor een of meerdere deelnemers die in een andere lidstaat dan Nederland zijn gevestigd, in afwijking van artikel 59, eerste lid, gedurende een korte periode over onvoldoende activa beschikken, mits het beroepspensioenfonds beschikt over een daartoe opgesteld en door De Nederlandsche Bank N.V. goedgekeurd herstelplan.
2. Wanneer een beroepspensioenfonds niet meer over voldoende activa beschikt, dient het een concreet en haalbaar herstelplan in om tijdig de activa, die noodzakelijk zijn om de technische voorzieningen volledig te dekken, te herstellen. Het herstelplan houdt rekening met de gehele, specifieke situatie van het beroepspensioenfonds.
3. Wanneer een beroepspensioenregeling tijdens de periode, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt beëindigd, stelt het beroepspensioenfonds De Nederlandsche Bank N.V. hiervan op de hoogte en stelt het fonds een procedure vast om de op de beëindigde beroepspensioenregeling betrekking hebbende activa en passiva aan een ander pensioenfonds, beroepspensioenfonds, verzekeraar of pensioeninstelling uit een andere lidstaat over te dragen, welke procedure ter kennis van De Nederlandsche Bank N.V. wordt gebracht.
4. Het beroepspensioenfonds stelt, wanneer het derde lid van toepassing is, een algemeen overzicht van de procedure, bedoeld in het derde lid, beschikbaar voor de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere rechthebbenden op pensioen of de vertegenwoordigers van de genoemde personen in overeenstemming met het vertrouwelijkheidsbeginsel.
Artikel 60 komt te luiden:
1. Een beroepspensioenfonds voert een beleggingsbeleid dat in overeenstemming is met de prudent person-regel en met name met de volgende voorschriften:
a. de activa worden belegd in het belang van de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere rechthebbenden op pensioen;
b. de activa worden op zodanige wijze belegd dat de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zijn gewaarborgd. Activa die ter dekking van de technische voorzieningen worden aangehouden, worden voorts belegd op een wijze die strookt met de aard en de duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen;
c. de activa worden hoofdzakelijk op gereglementeerde markten belegd. Beleggingen in niet tot de handel op een gereglementeerde financiële markt toegelaten activa, worden tot een prudent niveau beperkt;
d. beleggingen in derivaten zijn toegestaan voorzover deze bijdragen tot een vermindering van het beleggingsrisico of een doeltreffend portefeuillebeheer vergemakkelijken. Dergelijke beleggingen worden op een prudente basis gewaardeerd, met inachtneming van de onderliggende activa, en worden mede in aanmerking genomen bij de waardering van de activa van het beroepspensioenfonds. Het beroepspensioenfonds vermijdt voorts een bovenmatig risico met betrekking tot één en dezelfde tegenpartij en tot andere derivatenverrichtingen;
e. de activa worden naar behoren gediversifieerd zodat een bovenmatige afhankelijkheid van of vertrouwen in bepaalde activa, of een bepaalde emittent of groep van ondernemingen en risicoaccumulatie in de portefeuille als geheel worden vermeden. Beleggingen in activa, uitgegeven door dezelfde emittent of door emittenten die tot dezelfde groep behoren, mogen het beroepspensioenfonds niet blootstellen aan bovenmatige risicoconcentratie;
f. beleggingen in de bijdragende onderneming worden beperkt tot ten hoogste 5% van de portefeuille als geheel, en ingeval de bijdragende onderneming tot een groep behoort, worden beleggingen in de ondernemingen die tot dezelfde groep als de bijdragende onderneming behoren, beperkt tot ten hoogste 10% van de portefeuille. Wanneer een groep van ondernemingen aan het beroepspensioenfonds bijdragen betaalt, geschieden beleggingen in deze bijdragende ondernemingen prudent, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een behoorlijke diversificatie.
2. Het eerste lid, onderdelen e en f, is niet van toepassing op beleggingen in staatsobligaties.
3. Het eerste lid, onderdeel f, is niet van toepassing tot 23 september 2010, tenzij het beroepspensioenfonds bijdragen ontvangt van een of meerdere ondernemingen die zetel hebben in een andere lidstaat dan Nederland.
4. Het is een beroepspensioenfonds verboden leningen aan te gaan of namens derde partijen als garant op te treden, tenzij de lening tijdelijk wordt aangegaan voor liquiditeitsdoelstellingen.
5. In dit artikel wordt verstaan onder «bijdragende onderneming»: een onderneming of ander lichaam, ongeacht of deze een of meer natuurlijke personen of rechtspersonen die optreden als werkgever of zelfstandige, dan wel een combinatie daarvan, omvat of hieruit bestaat, en die aan een beroepspensioenfonds bijdragen betaalt.
Na artikel 60 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «het bepaalde bij en krachtens de artikelen 32, 59, 60 en 62» vervangen door: het bepaalde in het tweede lid en het bepaalde bij en krachtens de artikelen 32, 59, 59a, 60, en 62.
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot vierde en vijfde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
2. Een beroepspensioenfonds beschikt over goede administratieve en boekhoudkundige procedures en adequate interne controlemechanismen.
3. In de actuariële en bedrijfstechnische nota wordt een verklaring inzake beleggingsbeginselen opgenomen welke verklaring ten minste onderwerpen omvat als toegepaste wegingsmethoden voor beleggingsrisico's, de risicobeheersprocedures en de strategische allocatie van activa in het licht van de aard en de looptijd van de pensioenverplichtingen. Deze verklaring wordt om de drie jaren en voorts onverwijld na iedere belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid herzien.
3. In het tot vijfde lid vernummerde lid wordt «het tweede lid» vervangen door: het vierde lid.
Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «de artikelen 59, 60, en 61» wordt vervangen door: de artikelen 59, 59a, 60 en 61.
2. Na de zinsnede «artikel 61 en die regels» wordt ingevoegd: , met uitzondering van artikel 61, derde lid,.
Aan artikel 63, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
In de jaarrekening en het jaarverslag wordt rekening gehouden met iedere door het beroepspensioenfonds uitgevoerde beroepspensioenregeling.
Na artikel 71 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
De Nederlandsche Bank N.V. beheert een register waarin alle beroepspensioenfondsen met zetel in Nederland worden ingeschreven. In het register wordt, indien een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 22a, een beknopte weergave van de inhoud van de aan het fonds verleende vergunning opgenomen.
Na het nieuwe artikel 71b worden twee paragrafen ingevoegd, luidende:
De vergunning, bedoeld in artikel 22a, onderdeel a, wordt op aanvraag door De Nederlandsche Bank N.V. verleend wanneer het beroepspensioenfonds:
a. is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 71a; en
b. voldoet aan de artikelen 19, tweede lid, onderdeel c, 53, tweede lid, 59, eerste lid, en 26a.
De Nederlandsche Bank N.V. kan de vergunning, bedoeld in artikel 22a, onderdeel a, geheel of gedeeltelijk intrekken of daaraan nadere voorschriften verbinden wanneer:
a. het beroepspensioenfonds niet langer voldoet aan artikel 71c;
b. de bij de aanvraag verstrekte gegevens onjuist of onvolledig zijn en de verstrekking van de juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van de vergunning zou hebben geleid;
c. de verlening van de vergunning anderszins onjuist was en het fonds dit wist of behoorde te weten, of
d. van de vergunning gedurende twee jaren, na de dagtekening van de beschikking waarbij de vergunning is verleend, geen gebruik is gemaakt.
1. De Nederlandsche Bank N.V. doet, binnen drie maanden na ontvangst van de gegevens, bedoeld in artikel 22b, tweede lid, mededeling van deze gegevens aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de zelfstandige of beroepsgenoot is gevestigd, tenzij De Nederlandsche Bank N.V. reden heeft te betwijfelen dat de administratieve structuur of de financiële positie van het beroepspensioenfonds, of de goede reputatie en de beroepskwalificaties of beroepservaring van de personen die het fonds besturen met de in die lidstaat voorgenomen activiteiten verenigbaar zijn.
2. De Nederlandsche Bank N.V. doet gelijktijdig mededeling aan het beroepspensioenfonds van de verstrekking van de gegevens aan de bevoegde autoriteiten, bedoeld in het eerste lid.
3. De Nederlandsche Bank N.V. doet mededeling aan het fonds van informatie over de toepasselijke bepalingen van sociale en arbeidswetgeving, ontvangen van de bevoegde autoriteiten, bedoeld in het eerste lid.
Een beroepspensioenfonds kan na ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 71e, derde lid, dan wel nadat twee maanden zijn verstreken na ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 71e, tweede lid, beginnen met het uitvoeren van de voorgenomen pensioenregeling.
1. De Nederlandsche Bank N.V. verbiedt een beroepspensioenfonds bijdragen te ontvangen van een zelfstandige of beroepsgenoot die is gevestigd in een andere lidstaat dan Nederland wanneer De Nederlandsche Bank N.V. reden heeft tot twijfel als bedoeld in artikel 71e, eerste lid, of het fonds niet beschikt over een vergunning, bedoeld in artikel 22a, onderdeel a.
2. De Nederlandsche Bank N.V. kan een beroepspensioenfonds verbieden nog langer bijdragen te ontvangen van een zelfstandige of beroepsgenoot die is gevestigd in een andere lidstaat dan Nederland wanneer door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan de voor bedrijfspensioenvoorziening geldende sociale en arbeidswetgeving van toepassing is, melding heeft gemaakt van een door het fonds gemaakte inbreuk op de toepasselijke sociale en arbeidswetgeving.
3. De Nederlandsche Bank N.V. legt een verbod als bedoeld in dit artikel op in de vorm van een aanwijzing als bedoeld in artikel 81.
De Nederlandsche Bank N.V. neemt, in coördinatie met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan de voor bedrijfspensioenvoorziening geldende sociale en arbeidswetgeving van toepassing is op de beroepspensioenregeling, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een beroepspensioenfonds een einde maakt aan een vastgestelde inbreuk op de toepasselijke regelgeving.
Het is een pensioeninstelling uit een andere lidstaat verboden bijdragen te aanvaarden van een in Nederland gevestigde zelfstandige of beroepsgenoot zonder:
a. een daartoe verleende vergunning van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de pensioeninstelling uit een andere lidstaat haar zetel heeft; en
b. zonder de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de pensioeninstelling zetel heeft in kennis te hebben gesteld van het voornemen een pensioenregeling uit te voeren voor een in Nederland gevestigde zelfstandige of beroepsgenoot.
1. De Nederlandsche Bank N.V. informeert, binnen twee maanden na de datum van ontvangst van gegevens als bedoeld in artikel 22b, tweede lid, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de pensioeninstelling uit een andere lidstaat haar zetel heeft en die deze gegevens hebben verstrekt, over de bepalingen van de Nederlandse sociale en arbeidswetgeving die van toepassing zijn op de pensioenregeling waaraan wordt bijgedragen door de in Nederland gevestigde zelfstandige of beroepsgenoot en de artikelen 25, 26 en 26a.
2. De Nederlandsche Bank N.V. stelt de bevoegde autoriteiten, bedoeld in het eerste lid, in kennis van elke significante wijziging in de op de beroepspensioenregeling toepasselijke sociale en arbeidswetgeving die gevolgen kan hebben voor de kenmerken van de pensioenregeling en voorts van iedere wijziging in de artikelen 25, 26 en 26a.
Wanneer bij het toezicht door De Nederlandsche Bank N.V. blijkt dat de pensioeninstelling uit een andere lidstaat bij de uitvoering van een pensioenregeling waaraan door een in Nederland gevestigde zelfstandige of beroepsgenoot wordt bijgedragen in strijd met de Nederlandse sociale en arbeidswetgeving of de artikelen 25, 26 en 26a handelt, stelt De Nederlandsche Bank N.V. de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de pensioeninstelling haar zetel heeft hiervan onverwijld in kennis, onder mededeling van deze kennisgeving aan de pensioeninstelling uit een andere lidstaat.
1. Indien een pensioeninstelling uit een andere lidstaat inbreuk blijft maken op de op de pensioenregeling toepasselijke Nederlandse sociale en arbeidswetgeving, in weerwil van de door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de pensioeninstelling uit een andere lidstaat haar zetel heeft getroffen maatregelen of omdat die bevoegde autoriteiten geen passende maatregelen hebben getroffen, kan De Nederlandsche Bank N.V., na die bevoegde autoriteiten daarvan in kennis te hebben gesteld, passende maatregelen nemen om de inbreuk op de toepasselijke regelgeving door de pensioeninstelling te beëindigen en, voorzover zulks volstrekt noodzakelijk is, de pensioeninstelling te beletten activiteiten te verrichten voor de Nederlandse bijdragende zelfstandige of beroepsgenoot.
2. De Nederlandsche Bank N.V. kan, ter uitvoering van het eerste lid, de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 81, 85 en 87, toepassen.
3. De Nederlandsche Bank N.V. kan, na toepassing van artikel 71k, de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 81, 85 en 87, toepassen wanneer een pensioeninstelling uit een andere lidstaat artikel 71h niet naleeft.
In artikel 72, vijfde lid, wordt na «de Europese Unie» ingevoegd: of een pensioeninstelling uit een andere lidstaat.
Artikel 85 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «21, 23, 24» wordt vervangen door: 21, 22a, 22c, 23, 24, 26a,.
2. Na de zinsnede «58, 59» wordt ingevoegd: 59a,.
3. De zinsnede «61, eerste en tweede lid» wordt vervangen door: 61, eerste tot en met vierde lid.
Artikel 88 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «21, 23, 24» wordt vervangen door: 21, 22a, 22c, 23, 24, 26a,.
2. Na de zinsnede «58, 59» wordt ingevoegd: 59a,.
3. De zinsnede «61, eerste en tweede lid» wordt vervangen door: 61, eerste tot en met vierde lid.
In de numerieke rangschikking van de tabel in de bijlage, bedoeld in artikel 90, worden de volgende artikelen met bijhorende tariefnummers ingevoegd:
22a | 3 |
---|---|
22b | 2 |
22c | 3 |
59, eerste lid | 5 |
59, derde lid | 5 |
59a, tweede lid | 5 |
59a, derde lid | 3 |
60 | 4 |
60a | 4 |
71i | 3 |
71k | 3 |
Nadat het bij koninklijke boodschap van 5 oktober 2004 ingediende voorstel van wet houdende bepalingen over de medezeggenschap van werknemers (Wet medezeggenschap werknemers), Kamerstukken II, 2004/05, 29 818, tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt in artikel 2, elfde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet «artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden» vervangen door: artikel 6:25 van de Wet medezeggenschap werknemers.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus
Uitgegeven de zevende februari 2006
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2006-51.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.