Besluit van 26 januari 2006, houdende wijziging van het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen in verband met de introductie van nieuwe keuringstarieven

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 5 december 2005, VGP/VL 2638345, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Economische Zaken, en van Justitie;

Gelet op artikel 33, eerste lid, van de Warenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 19 december 2005, no. W13.05.0540/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 20 januari 2006, VGP/VL 2650144, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Economische Zaken, en van Justitie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdelen d en e, komen te luiden:

d. verordening (EG) 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 139 en L 226);

e. verordening (EG) 854/2004: verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU L 139 en L 226);

2. In het eerste lid, onderdeel p, wordt «als bedoeld in richtlijn nr. 91/492/EEG» vervangen door: (lamellibranchiata);

3. In het tweede lid wordt «als bedoeld in hoofdstuk V, deel II, van de bijlage van richtlijn nr. 91/493/EG» vervangen door: als bedoeld in bijlage III, hoofdstuk I, onderdeel 1, onder a, van verordening (EG) 854/2004.

B

Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a worden «€ 0,00919», «€ 55,97» en «€ 430,70» vervangen door onderscheidenlijk € 0,00923, € 56,22 en € 432,63.

b. In onderdeel b worden «€ 30,72», «€ 15,36» en «€ 20,48» vervangen door onderscheidenlijk € 30,85, € 15,42 en € 20,57.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «€ 614,48» vervangen door: € 617,24.

b. In onderdeel b wordt «€ 1228,96» vervangen door: € 1234,49.

c. In onderdeel c wordt «€ 2457,93» vervangen door: € 2468,99.

d. In onderdeel d wordt «€ 3686,90» vervangen door: € 3703,49.

C

In artikel 3, tweede lid, worden «€ 30,72», «€ 15,36» en «€ 20,48» vervangen door onderscheidenlijk € 30,85, € 15,42 en € 20,57.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt de zinsnede: , dan wel door diens vertegenwoordiger.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De exploitant of de eigenaar van een inrichting die een aanvraag doet tot erkenning van die inrichting in het kader van artikel 3, tweede lid, onder a, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen, is aan de VWA een retributie verschuldigd.

3. Het vierde lid komt onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot vierde en vijfde lid, te vervallen.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt «€ 56,32» vervangen door: € 56,57.

5. In het vijfde lid (nieuw) worden «€ 46,08», «€ 15,36» en «€ 20,48» vervangen door onderscheidenlijk € 46,28, € 15,42 en € 20,57.

E

Artikel 4a komt te luiden:

Artikel 4a

  • 1. In afwijking van artikel 4, vierde en vijfde lid, is de exploitant of eigenaar van een inrichting een bedrag verschuldigd van € 56,00 voor werkzaamheden in verband met de behandeling van de aanvraag, indien die aanvraag betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 4 van verordening (EG) 853/2004, waarvoor bijlage III, sectie IX, van die verordening voorschriften bevat.

  • 2. Indien voor de behandeling van de aanvraag, controle van de inrichting noodzakelijk is, wordt de retributie verhoogd met € 67,00 per startbehandeling, met € 16,75 per kwartier voor iedere persoon die is belast met de behandeling van die aanvraag en met € 63,00 administratiekosten.

F

Na artikel 4a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4b

In afwijking van artikel 4, vierde en vijfde lid, is de exploitant of eigenaar van een inrichting een bedrag verschuldigd van € 30,00 per kwartier voor iedere persoon die is belast met de controle op die inrichting in verband met de behandeling van de aanvraag, indien die aanvraag betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 4 van verordening (EG) 853/2004, waarvoor bijlage III, sectie X, van die verordening, voorschriften bevat.

G

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «dan wel aan de erkenning als of de toelating tot een instelling als bedoeld in artikel 4, vierde lid» vervangen door: dan wel aan de erkenning, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede «of diens vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 4, eerste tot en met derde lid» vervangen door: , bedoeld in artikel 4, derde lid.

3. In het derde lid worden «€ 30,72», «€ 15,36» en «€ 20,48» vervangen door onderscheidenlijk € 30,85, € 15,42 en € 20,57.

H

Artikel 5a komt te luiden:

Artikel 5a

In afwijking van artikel 5, derde lid, is de exploitant of eigenaar van een inrichting een bedrag verschuldigd van € 67,00 per startcontrole, verhoogd met € 16,75 per kwartier voor iedere persoon die is belast met een vooraf aangekondigde en vastgelegde periodieke controle op de naleving van de eisen verbonden aan de erkenning van die inrichting en verhoogd met € 63,00 administratiekosten, indien het een inrichting betreft als bedoeld in artikel 4 van verordening (EG) 853/2004, waarvoor bijlage III, sectie IX, van die verordening voorschriften bevat.

I

Na artikel 5a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5b

In afwijking van artikel 5, derde lid, is de exploitant of eigenaar van een inrichting een bedrag verschuldigd van € 30,00 per kwartier voor iedere persoon die is belast met een vooraf aangekondigde en vastgelegde periodieke controle op de naleving van de eisen verbonden aan de erkenning van die inrichting, indien het een inrichting betreft als bedoeld in artikel 4 van verordening (EG) 853/2004, waarvoor bijlage III, sectie X, van die verordening, voorschriften bevat.

J

In artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «als bedoeld in bijlage III van de Warenwetregeling Visserijproducten, tweekleppige weekdieren, slakken en kikkerbillen» vervangen door: als bedoeld in bijlage III, hoofdstuk I, onderdeel 1, onder a, van verordening (EG) 854/2004.

2. In het derde lid worden «€ 30,72», «€ 15,35» en «€ 20,48» vervangen door onderscheidenlijk € 30,85, € 15,42 en € 20,57.

K

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «€ 5,71» vervangen door: € 5,73.

b. In onderdeel b worden «€ 5,71» en «€ 8,17» vervangen door onderscheidenlijk € 5,73 en € 8,20.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De zinsnede «volgens vaststelling van de kringdirecteur» komt te vervallen.

b. In onderdeel a worden «€ 17,71» en «€ 25,27» vervangen door onderscheidenlijk € 17,78 en € 25,38.

c. In onderdeel b worden «€ 15,36», «assistent» en «€ 20,48» vervangen door onderscheidenlijk «€ 15,42», «assistent of controleur» en «€ 20,57».

3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De zinsnede «volgens vaststelling van de kringdirecteur» komt te vervallen.

b. In onderdeel a worden «€ 17,71» en «€ 25,27» vervangen door onderscheidenlijk € 17,78 en € 5,38.

c. In onderdeel b worden «€ 15,36», «assistent» en «€ 20,48» vervangen door onderscheidenlijk «€ 15,42», «assistent of controleur» en «€ 20,57».

L

In artikel 10 wordt «aan de kringdirecteur, alsmede aan Onze Minister» vervangen door: aan Onze Minister.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 26 januari 2006

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de zevende februari 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit wijzigt het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen. In dit besluit zijn de retributies vastgesteld die in rekening worden gebracht voor keurings- en toezichtwerkzaamheden met betrekking tot de handel in en de productie van bepaalde levensmiddelen. Naast wijzigingen met betrekking tot de hoogte van de verschillende retributies zijn er in genoemd besluit ook nog technische wijzigingen aangebracht. De retributies worden niet aangemerkt als kosten die voortvloeien uit bij wet of regelgeving ingevoerde informatieverplichtingen; met dit wijzigingsbesluit worden daarom geen administratieve lasten geïntroduceerd.

In het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen was op diverse plaatsen opgenomen dat niet alleen de eigenaar of exploitant van een bepaald bedrijf een retributie was verschuldigd, doch ook de vertegenwoordiger van die personen. De verplichting tot betaling ten aanzien van de vertegenwoordiger is komen te vervallen. De vertegenwoordiger handelt immers niet uit eigen hoofde. Hij treedt op als hulppersoon en is zelf geen partij bij de keuringen. Vanuit dat perspectief bezien zijn er geen redenen hem persoonlijk aansprakelijk te houden voor de betaling van de retributies.

Op diverse plaatsen in het besluit is ook de rol van de kringdirecteur geschrapt, bij voorbeeld waar het gaat om het vaststellen van extra retributies voor werkzaamheden die niet hebben plaatsgevonden en waarbij dit is toe te rekenen aan de retributieplichtige. Ter gelegenheid van de inwerkingtreding van de Wet van 1 december 2005 tot wijziging van de Warenwet om een tijdelijke mogelijkheid te creëren om private toezichthouders aan te wijzen, alsmede tot intrekking van de Vleeskeuringswet (Stb. 623) zijn ook andere toezichthouders aangewezen, namelijk voor de zuivel- en de eiersector. Bij het opleggen van een retributie in die sector speelt de kringdirecteur van de VWA geen rol, zodat niet in alle gevallen, waar dat tot voorheen wel het geval was, een rol kan zijn weggelegd voor de kringdirecteur. De vraag is echter of het noodzakelijk is in het besluit op te nemen naar wiens oordeel welke medewerker hoeveel verzuimuren heeft moeten maken. Van belang is slechts dat bepaalde ingeroosterde arbeidsuren niet productief zijn geweest tengevolge van omstandigheden die aan de retributieplichtige moeten worden toegerekend, ongeacht naar wiens oordeel dat het geval is. Een verwijzing naar de kringdirecteur is daarom niet noodzakelijk.

In het geval van artikel 10 van het Besluit retributie levensmiddelen speelt dezelfde problematiek waar het gaat om de nieuwe toezichthouders. In dat artikel kan echter volstaan worden met het verschaffen van de benodigde informatie aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport omdat een verzoek tot informatieverschaffing door de toezichthouder namens de minister zal kunnen worden gedaan.

Actal heeft het besluit niet geselecteerd voor een toets op de gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Paragraaf 1, wijziging EU-hygiënevoorschriften

In artikel 1, eerste lid, van het besluit, zijn definities opgenomen van verordening (EG) 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 139 en L 226) en van verordening (EG) 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU L 139 en L 226). Deze verordeningen treden met ingang van 1 januari 2006 in werking. De aanwijzing van de bevoegde autoriteit voor de erkenning van bepaalde inrichtingen in de levensmiddelensector, zoals opgenomen in de desbetreffende Europese verordeningen, is geregeld in artikel 3, tweede lid, onder a, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen. Voor bepaalde controle- en keuringactiviteiten zoals beschreven in deze verordeningen zijn retributies vastgesteld. Deze activiteiten waren ondergebracht in verschillende EU-richtlijnen, die met ingang van 1 januari 2006 worden ingetrokken.

Paragraaf 2, algemene verhoging van de retributies

Het streven naar kostendekkende tarieven leidt tot periodieke aanpassing van de retributies aan loon- en prijsontwikkelingen, voor zover deze ontwikkelingen van invloed zijn op kosten die de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) maakt bij het verrichten van de hiervoor genoemde keurings- en toezichtwerkzaamheden. In dit licht voorziet de onderhavige regeling per 1 januari 2006 in een generieke verhoging van 0,45% van de retributies die de VWA in rekening brengt. De onderhavige verhoging verdisconteert – naar rato – het aandeel van de loonkostencomponent en de component voor de materiële uitgaven in de retributies. De geraamde loonkostenstijging is nihil en de geraamde prijsstijging van de materiele uitgaven is 1,7%. De percentages zijn afkomstig uit de handleiding overheidstarieven 2006 van het Ministerie van Financiën van 21 oktober 2005. De tariefsverhoging is in overstemming met richtlijn nr. 85/73/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 januari 1985 inzake de financiering van de keuringen en veterinaire controles zoals bedoeld in de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG, 90/675/EEG en 91/496/EEG (PbEG L 162) en de in die richtlijn neergelegde mogelijkheid om de werkelijke kosten in rekening te brengen. De generieke verhoging is niet van toepassing op tarieven die ingevolge richtlijn nr. 85/73/EEG communautair zijn gefixeerd op vaste bedragen.

Paragraaf 3, wijziging van de retributies voor controle- en keuringsactiviteiten in de zuivelsector

De retributies voor de controle- en keuringactiviteiten welke in de zuivelsector door het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) worden verricht, worden per 1 januari 2006 gewijzigd. Deze retributies zijn per 1 januari 2005 voor de eerste keer vastgesteld en moeten, om deze per 1 januari 2006 op kostendekkend niveau te brengen, worden aangepast. De kosten van de startcontrole en de kosten van de personen die met de controle worden belast worden verlaagd, terwijl de retributie voor een aanvraag tot erkenning of hernieuwde erkenning ongewijzigd blijft. De administratiekosten worden verhoogd van € 57,00 naar € 68,50, omdat bij nacalculatie is gebleken, dat deze kosten in het eerste jaar op een te laag bedrag waren vastgesteld. Bovendien wordt met ingang van 1 januari 2006 richtlijn nr. 92/46/EEG ingetrokken en wordt verordening (EG) 853/2004 van kracht. De totstandkoming van nieuwe EU-hygiëneregelgeving heeft geleid tot nieuwe afspraken tussen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de verantwoordelijkheid voor de voedselveiligheid. Daarbij is onder andere overeengekomen dat VWS verantwoordelijk is voor onder andere de hygiëneregelgeving voor de zuivelsector. Alle zuivelinrichtingen zullen derhalve vanaf 1 januari 2006 vallen onder de werkingssfeer van het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen.

Paragraaf 4, retributies voor keuring- en controleactiviteiten in de eier- en eiproductensector

In artikel 4b en 5b van dit besluit worden retributies vastgesteld voor bepaalde erkenning- en controleactiviteiten in de eier- en eiproductensector. Het betreft activiteiten welke worden verricht door de stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE). Op basis van verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 139 en L 226) (verordening nr. 853/2004/EEG), worden door de lidstaten van de Europese Unie lijsten opgesteld van erkende inrichtingen waar de productie plaatsvindt van producten van dierlijke oorsprong. Elke inrichting krijgt een erkenningnummer. De bevoegde autoriteit erkent de desbetreffende inrichtingen slechts indien zij zich ervan vergewist heeft dat deze voldoen aan verordening (EG) nr. 853/2004. De erkenning van inrichtingen waar eieren en eiproducten worden geproduceerd vindt plaats op grond van bijlage III, sectie X, hoofdstuk I en II van verordening (EG) nr. 853/2004. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft de bevoegdheid voor het verlenen van deze erkenningen gemandateerd aan het CPE. Voor de behandeling van een aanvraag om een erkenning van een inrichting dient een retributie te worden betaald. Deze retributie is bepaald in artikel 4b van het onderhavige besluit en betreft een tijdgerelateerd tarief.

Ook de retributie met betrekking tot de kosten van de controles op de naleving van de eisen verbonden aan de erkenningen wordt in dit besluit geregeld. Deze retributie is opgenomen in artikel 5b van het onderhavige besluit. Ook hier is gekozen voor een tijdgerelateerd tarief. Deze retributie komt ten laste van de exploitant of de eigenaar van de betrokken inrichting. Het gaat hierbij om vooraf aangekondigde en vastgelegde periodieke controles als bedoeld in artikel 33, eerste lid, onder c, van de Warenwet. Deze controles laten onverlet, dat ook incidenteel kan worden gecontroleerd of aan de voorwaarden verbonden aan de erkenning wordt voldaan. Voor deze controleactiviteiten zijn geen retributies verschuldigd.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 maart 2006, nr. 52.

Naar boven