Wet van 5 oktober 2006 tot wijziging van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2002/73/EG

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het noodzakelijk is uitvoering te geven aan richtlijn 2002/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 (Pb EG L 269) tot wijziging van Richtlijn 76/207/EEG van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden en dat daartoe de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en het Burgerlijk Wetboek dienen te worden gewijzigd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste zin, wordt vervangen door:

In deze wet wordt onder onderscheid verstaan direct en indirect onderscheid alsmede de opdracht tot het maken van onderscheid. Onder direct onderscheid wordt verstaan onderscheid tussen mannen en vrouwen.

B

Onder vernummering van de artikelen 1a en 1b tot respectievelijk 1b en 1c, wordt na artikel 1 een nieuw artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 1a

  • 1. Het in deze wet neergelegde verbod van direct onderscheid houdt mede in een verbod op intimidatie en een verbod op seksuele intimidatie.

  • 2. Onder intimidatie als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: gedrag dat met het geslacht van een persoon verband houdt en dat tot doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast en dat een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd.

  • 3. Onder seksuele intimidatie als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: enige vorm van verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een seksuele connotatie dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast, in het bijzonder wanneer een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende situatie wordt gecreëerd.

  • 4. Het is niet toegelaten een persoon te benadelen wegens de omstandigheid dat deze het in het tweede en derde lid bedoelde gedrag afwijst of lijdzaam ondergaat.

  • 5. De artikelen 3, tweede lid, 4, tweede lid, en 5, eerste en tweede lid, zijn niet van toepassing op het verbod van intimidatie en seksuele intimidatie, bedoeld in het eerste lid.

C

Het tot artikel 1b vernummerde artikel 1a wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid vervallen de woorden «tussen mannen en vrouwen» en wordt na «in de arbeidsvoorwaarden,» ingevoegd: bij de arbeidsomstandigheden,

b. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het bevoegd gezag mag het dienstverband van degene die krachtens aanstelling of arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is in de openbare dienst niet beëindigen of betrokkene niet anderszins benadelen wegens de omstandigheid dat deze in of buiten rechte een beroep heeft gedaan op het in het eerste lid bepaalde of terzake bijstand heeft verleend.

D

In artikel 2, eerste lid, artikel 3, tweede lid, artikel 4, eerste lid, en artikel 12b, eerste lid, vervallen telkens de woorden: tussen mannen en vrouwen.

E

Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het is niet toegelaten onderscheid te maken bij de aanbieding van een betrekking, bij de behandeling bij de vervulling van een openstaande betrekking of bij arbeidsbemiddeling.

F

Na artikel 4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 4a

  • 1. Het is niet toegelaten onderscheid te maken bij het lidmaatschap van of de betrokkenheid bij een werknemers- of werkgeversorganisatie of een vereniging van beroepsgenoten, alsmede bij de voordelen die uit dat lidmaatschap of uit die betrokkenheid voortvloeien.

  • 2. Iedere bepaling die in strijd is met het eerste lid is nietig.

G

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «1a» vervangen door «1b» en wordt «feitelijke ongelijkheden» vervangen door: nadelen.

b. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Voor zover het betreft de toegang tot beroepsactiviteiten of de hiervoor noodzakelijke opleidingen mag van de artikelen 1b, 2, 3 en 4 worden afgeweken indien het gemaakte onderscheid is gebaseerd op een kenmerk dat verband houdt met het geslacht en dat kenmerk wegens de aard van de betrokken specifieke beroepsactiviteiten of de context waarin deze worden uitgevoerd, een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste is, mits het doel legitiem is en het vereiste evenredig aan dat doel is.

c. In het derde lid wordt «waarvoor vanwege hun aard of de voorwaarden voor de uitoefening ervan het geslacht bepalend kan zijn» vervangen door: waarvoor een kenmerk als bedoeld in het tweede lid, een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste is.

H

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

Het in deze wet neergelegde verbod van onderscheid geldt niet ten aanzien van indirect onderscheid, indien dat onderscheid objectief gerechtvaardigd wordt door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

I

In artikel 12 wordt «de artikelen 1a en 1b» vervangen door: de artikelen 1b en 1c.

J

In artikel 12b, eerste en tweede lid, wordt «artikel 1a» telkens vervangen door: artikel 1b.

K

In artikel 12c wordt «de artikelen 1a en 12b» telkens vervangen door: de artikelen 1b en 12b.

L

In artikel 21, tweede lid wordt «artikel 1a of artikel 1b» vervangen door: artikel 1b of artikel 1c.

ARTIKEL II

Titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 646 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt na «in de arbeidsvoorwaarden,» ingevoegd: bij de arbeidsomstandigheden.

b. In het tweede lid wordt «in die gevallen waarin het geslacht bepalend is» vervangen door: indien het gemaakte onderscheid is gebaseerd op een kenmerk dat verband houdt met het geslacht en dat kenmerk wegens de aard van de betrokken specifieke beroepsactiviteiten of de context waarin deze worden uitgevoerd, een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste is, mits het doel legitiem is en het vereiste evenredig aan dat doel is.

c. In het vierde lid wordt «feitelijke ongelijkheden» vervangen door: nadelen.

d. In het vijfde lid wordt de eerste zin vervangen door: In dit artikel wordt onder onderscheid verstaan direct en indirect onderscheid alsmede de opdracht tot het maken van onderscheid. Onder direct onderscheid wordt verstaan onderscheid tussen mannen en vrouwen.

e. Onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot tiende tot en met twaalfde lid, worden vier nieuwe leden ingevoegd, luidende:

  • 6. Het in dit artikel neergelegde verbod van direct onderscheid houdt mede in een verbod op intimidatie en een verbod op seksuele intimidatie.

  • 7. Onder intimidatie als bedoeld in lid 6 wordt verstaan: gedrag dat met het geslacht van een persoon verband houdt en dat tot doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast en dat een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd.

  • 8. Onder seksuele intimidatie als bedoeld in lid 6 wordt verstaan: enige vorm van verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een seksuele connotatie dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast, in het bijzonder wanneer een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende situatie wordt gecreëerd.

  • 9. De werkgever mag de werknemer die het in de leden 7 en 8 bedoelde gedrag afwijst of lijdzaam ondergaat, niet benadelen.

f. Het tiende lid komt te luiden:

  • 10. Het in lid 1 neergelegde verbod van onderscheid geldt niet ten aanzien van indirect onderscheid indien dat onderscheid objectief gerechtvaardigd wordt door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

g. Toegevoegd wordt een nieuw lid dat luidt:

  • 13. De leden 2 en 3 zijn niet van toepassing op het verbod van intimidatie en seksuele intimidatie, bedoeld in lid 6.

B

Artikel 647 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt na «een beroep heeft gedaan op artikel 646 lid 1» ingevoegd: of terzake bijstand heeft verleend.

b. Toegevoegd wordt een nieuw lid dat luidt:

  • 5. De werkgever mag de werknemer niet benadelen wegens de omstandigheid dat de werknemer in of buiten rechte een beroep heeft gedaan op artikel 646 lid 1 of terzake bijstand heeft verleend.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 5 oktober 2006

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Nicolaï

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de zeventiende oktober 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 30 237

Naar boven