Besluit van 26 september 2006 tot wijziging van het Handelsregisterbesluit 1996 en het Besluit heffingen kamers van koophandel en fabrieken in verband met de uitvoering van verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese coöperatieve vennootschap (SCE) (PbEG L 207)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 8 mei 2006, nr. WJZ 6032550;

Gelet op verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 betreffende het statuut van de Europese coöperatieve vennootschap (SCE) (PbEG L 207), op de artikelen 5, vierde lid, en 8, eerste lid, van de Handelsregisterwet 1996, en op de artikelen 32, vierde lid, en 37, tweede lid, van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997;

De Raad van State gehoord (advies van 24 mei 2006, nr. W.10.06.0153/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 25 september 2006, nr. WJZ 6071924;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Handelsregisterbesluit 1996 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «een Europese naamloze vennootschap» ingevoegd: «en een Europese coöperatieve vennootschap» en wordt na «verordening 2157/2001» ingevoegd: en verordening 1435/2003.

2. In het tweede lid wordt na «een Europese naamloze vennootschap» ingevoegd: en een Europese coöperatieve vennootschap.

B

In artikel 14, aanhef, wordt na «een Europese naamloze vennootschap» ingevoegd: , een Europese coöperatieve vennootschap.

ARTIKEL II

Het Besluit heffingen kamers van koophandel en fabrieken wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 en 2 wordt telkens na «coöperaties» ingevoegd: , Europese coöperatieve vennootschappen.

B

In artikel 3, derde lid, wordt na «Europese naamloze vennootschappen» ingevoegd: , Europese coöperatieve vennootschappen.

ARTIKEL III

Indien de Uitvoeringswet verordening Europese coöperatieve vennootschap in werking treedt, treedt dit besluit op hetzelfde tijdstip in werking.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 26 september 2006

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip

Uitgegeven de twaalfde oktober 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De wijziging van het Handelsregisterbesluit 1996 geeft uitvoering aan de verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 betreffende het statuut van de Europese coöperatieve vennootschap (SCE) (PbEG L 207), hierna aangeduid als de verordening. De wijziging is een aanvulling op het voorstel voor de Uitvoeringswet verordening Europese coöperatieve vennootschap (kamerstukken II 2005–2006, nr. 30 382, nr. 2–3), hierna aangeduid als de Uitvoeringswet. De verordening introduceert de nieuwe Europese rechtsvorm van de Europese coöperatieve vennootschap (Societas Cooperativa Europeae), hierna aangeduid als SCE. Voor verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij het genoemde wetsvoorstel voor de Uitvoeringswet (pp. 1–8).

Daarnaast is er de richtlijn (EG) nr. 2003/72 van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 tot aanvulling van het statuut van de Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (PbEG L 207), hierna aangeduid als de richtlijn. Deze richtlijn vult de verordening aan met betrekking tot de regeling van medezeggenschap van de werknemers binnen de SCE. Voor de wijzigingen in het Handelsregisterbesluit 1996 betreffende de toevoeging van de Europese cöoperatieve vennootschap is aangesloten bij de wijziging van het Handelsregisterbesluit 1996 naar aanleiding van de Europese naamloze vennootschap (Stb. 2004, 637).

Gevolgen voor de administratieve lasten

Als gevolg van dit besluit is er een kleine toename van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te verwachten. Deze verhoging van de lasten ontstaat als gevolg van de verplichting om de Europese coöperatieve vennootschap (SCE) in het handelsregister in te schrijven. Voor een indicatie van de met deze inschrijving samenhangende administratieve lasten is, op overeenkomstige wijze als bij de wijziging van het Handelsregisterbesluit 1996 in verband met de introductie van de Europese naamloze vennootschap is gebeurd (Stb. 2004, 637), aansluiting gezocht bij de administratieve lasten die samenhangen met de inschrijving van het Europees economisch samenwerkingsverband (EESV). In het door het EIM uitgevoerde onderzoek naar de administratieve lasten van EZ regelgeving zijn deze lasten gekwantificeerd. Uitgaande van een aantal van gemiddeld 75 ingeschreven EESV’s per jaar zijn de totale jaarlijkse administratieve lasten van de inschrijving in het onderzoek gekwantificeerd op € 5.291,59 per jaar.

De verwachting is dat het aantal ingeschreven SCE’s gemiddeld ook ongeveer 75 per jaar zal bedragen. Gelet op het feit dat voor inschrijving van een EESV en een SCE dezelfde handelingen benodigd zijn, kan er van worden uitgegaan dat de administratieve lasten samenhangend met de inschrijving van de SCE niet substantieel zullen afwijken van die voor het EESV en derhalve ook ongeveer een dergelijk bedrag zullen beslaan.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

In artikel 24 van de Uitvoeringswet wordt het handelsregister aangewezen als het register voor de inschrijving van een SCE. Aan deze inschrijving kunnen voorwaarden verbonden zijn die voortvloeien uit de verordening. Wanneer aan die voorwaarden niet is voldaan, kan de SCE niet in het handelsregister worden ingeschreven. De verordening verplicht niet tot inschrijving van de uit deze voorwaarden voortvloeiende gegevens. Er dient een instantie te worden aangewezen die controleert of aan deze voorwaarden is voldaan. De kamers van koophandel zijn als houders van het register het meest aangewezen om toe te zien op het voldoen aan de voorwaarden voordat tot inschrijving wordt overgegaan. Er is voor de regeling hiervan gekozen voor aanvulling van hoofdstuk 2 van het Handelsregisterbesluit 1996, dat betrekking heeft op de procedure van de inschrijving.

Artikel 8a, eerste lid, schrijft voor dat bij de inschrijving van een SCE de opgave wordt aangevuld met gegevens en bewijsstukken waaruit blijkt dat voldaan is aan voorwaarden die voortvloeien uit de verordening. De bepalingen van het hoofdstuk, die in beginsel van toepassing zijn op de opgave van de in het handelsregister in te schrijven gegevens en daarmee verband houdende bewijsstukken, worden van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit betekent dat de voorschriften met betrekking tot de wijze van opgave en de behandeling en beoordeling ook op de aanvullende gegevens en bewijsstukken van toepassing zijn.

Bij de genoemde voorwaarden voor inschrijving die voortvloeien uit de verordening gaat het om de volgende situaties. Artikel 7, negende lid, van de verordening verbindt aan de inschrijving na een zetelverplaatsing de voorwaarde van overlegging van een in het achtste lid van dat artikel omschreven attest, alsmede het bewijs dat de voor de inschrijving in het land van de nieuwe statutaire zetel vereiste formaliteiten vervuld zijn.

Ten tweede wordt in artikel 11, tweede lid, van de verordening bepaald dat een SCE slechts kan worden ingeschreven indien een overeenkomst betreffende de regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers is gesloten op grond van artikel 4 van de richtlijn of een besluit is genomen op grond van artikel 3, zesde lid, van de richtlijn – waarbij gekozen wordt voor de toepasselijkheid van nationale wetgeving – of op grond van artikel 5 van de richtlijn de termijn is verstreken voor onderhandelingen zonder dat er een overeenkomst is gesloten. Het derde lid van artikel 11 van de verordening is niet van toepassing, aangezien geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid van artikel 7, derde lid, van de richtlijn. Zie ook de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet, p. 14–15 en de memorie van toelichting bij het voorstel voor de Wet rol werknemers bij de Europese coöperatieve vennootschap, kamerstukken II 2005–2006, 30 386, nr. 3, p. 11.

Ten slotte wordt in geval van oprichting van een SCE via een fusie in artikel 31 lid 2 van de verordening gesteld dat de SCE pas kan worden ingeschreven nadat aan alle in de artikelen 29 en 30 van de verordening voorgeschreven formaliteiten is voldaan. In die artikelen van de verordening is het toezicht op de rechtmatigheid van een fusie geregeld.

In het tweede lid van het nieuwe artikel 8a van het Handelsregisterbesluit 1996 worden toekomstige bestuurders van een Europese coöperatieve vennootschap die nog in oprichting is, bevoegd verklaard tot het doen van de opgave ter inschrijving van een Europese coöperatieve vennootschap. Reden hiervoor is dat artikel 18, eerste lid, van de verordening bepaalt dat een SCE pas met de inschrijving in het handelsregister rechtspersoonlijkheid verkrijgt. Dit betekent dat de regeling omtrent diegenen die verplicht zijn tot het doen van opgave ter inschrijving van artikel 5 van de Handelsregisterwet 1996 niet van toepassing kan zijn, aangezien deze uitgaat van een reeds bestaande rechtspersoon. Op grond van het vierde lid van dat artikel wordt hiervoor een voorziening getroffen. Vanwege het feit dat de SCE pas met de inschrijving tot stand komt, is gekozen is voor een bevoegdheid tot opgave en niet voor een verplichting.

Onderdeel B

Bij de bepaling van welke gegevens van een Europese coöperatieve vennootschap in het handelsregister worden ingeschreven is aangesloten bij artikel 14 van het Handelsregisterbesluit 1996, dat de in te schrijven gegevens geeft voor een naamloze vennootschap, conform artikel 12 lid 1 van de Verordening.

Artikel 36 van de verordening biedt de keuzemogelijkheid om het bestuur van een SCE volgens het monistische of het dualistische stelsel in te richten, evenals bij de SE. Zie ook de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet, p. 5. In verband met deze keuze is reeds bij de wijziging van het Handelsregisterbesluit 1996 in verband met de SE voor de inschrijving van de gegevens van de bestuurders rekening gehouden met de verschillende specifieke aanduidingen in de verordening van de bestuurders. Derhalve hoeft het Handelsregisterbesluit 1996 op dit punt niet meer te worden aangepast.

Artikel II

De SCE wordt opgenomen in het Besluit heffingen kamers van koophandel en fabrieken, waarbij voor de SCE dezelfde wegingsfactoren gelden als die voor een coöperatie. Alhoewel hieromtrent reeds op basis van artikel 8, lid 1, onderdeel c, onder ii van de verordening de nationale wettelijke voorschriften voor de coöperatie automatisch van toepassing zijn op de SCE, is dit voor een goede kenbaarheid tot uitdrukking gebracht in de regeling.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven