Wet van 28 september 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het treffen van een regeling inzake het verhoor van afgeschermde getuigen en enkele andere onderwerpen (afgeschermde getuigen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede in het licht van de bestrijding van het terrorisme, wenselijk is te bevorderen dat inzake het horen van afgeschermde getuigen aanvullende regels worden getroffen en dat te dien einde ook overigens enkele wijzigingen worden aangebracht;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 136c wordt na «rechter» ingevoegd: op grond van artikel 226a.

B

Na artikel 136c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 136d

Onder afgeschermde getuige wordt verstaan een getuige die door de rechter op grond van artikel 226g als zodanig is aangemerkt.

Ba

Artikel 178a wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidend:

  • 3. De rechter-commissaris in de rechtbank te Rotterdam is bij uitsluiting bevoegd tot het geven van bevelen en het verrichten of doen verrichten van onderzoekshandelingen als omschreven in de artikelen 226g tot en met 226m, ook binnen het rechtsgebied van een andere rechtbank.

2. In het vierde lid wordt «het tweede lid» vervangen door: het tweede en derde lid.

C

In artikel 187d, eerste lid, onderdeel a, vervalt aan het slot «of». Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b van dat lid door «, of» wordt daaraan een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. het belang van de staatsveiligheid wordt geschaad.

D

Aan artikel 190 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. In geval van een verhoor van een afgeschermde getuige wiens identiteit verborgen wordt gehouden, blijft het eerste lid buiten toepassing.

E

Artikel 210 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De officier van justitie kan bij met redenen omklede beslissing weigeren een bevel van de rechter-commissaris tot dagvaarding als bedoeld in het eerste lid ten uitvoer te leggen, indien de officier van justitie de getuige heeft toegezegd dat hij op geen andere wijze dan als bedreigde getuige of als afgeschermde getuige wiens identiteit verborgen wordt gehouden, zal worden gehoord. Na de weigering onverwijld en schriftelijk ter kennis van de rechter-commissaris en de verdachte te hebben gebracht, dient de officier van justitie, indien hij zulks nog niet heeft gedaan, de vordering, bedoeld in artikel 226a, eerste lid, of artikel 226g, eerste lid, in.

2. In het derde lid wordt «een dagvaarding van een bedreigde getuige» vervangen door: dagvaarding van de getuige als bedreigde getuige of als afgeschermde getuige wiens identiteit verborgen wordt gehouden.

F

Na artikel 219a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 219b

De getuige die uit hoofde van zijn ambt of beroep betrokken is bij het verhoor van een afgeschermde getuige, verschoont zich van het beantwoorden van een te dien aanzien gestelde vraag.

G

In het Tweede Boek, titel III, wordt na de Vierde Afdeling A een afdeling ingevoegd, luidende:

VIERDE AFDELING B

Afgeschermde getuigen
Artikel 226g
  • 1. De rechter-commissaris beveelt hetzij ambtshalve, hetzij op de vordering van de officier van justitie of op het verzoek van de verdachte of van de getuige, dat een getuige als afgeschermde getuige wordt gehoord indien, naar redelijkerwijze moet worden aangenomen, het belang van de staatsveiligheid dat eist.

  • 2. De officier van justitie, de verdachte en de getuige worden in de gelegenheid gesteld daaromtrent te worden gehoord.

  • 3. De rechter-commissaris maakt in zijn proces-verbaal melding van de redenen waarom het eerste lid toepassing heeft gevonden.

  • 4. Hoger beroep of beroep in cassatie is tegen een beslissing op grond van het eerste lid niet toegelaten.

Artikel 226h
  • 1. De rechter-commissaris beveelt hetzij ambtshalve, hetzij op de vordering van de officier van justitie of op het verzoek van de verdachte of van de getuige, dat ter gelegenheid van het verhoor van de afgeschermde getuige diens identiteit verborgen wordt gehouden, indien een zwaarwegend belang van de getuige of een ander dan wel het belang van de staatsveiligheid dat vereist. In dat geval stelt hij zich voorafgaand aan het verhoor van de afgeschermde getuige op de hoogte van diens identiteit en vermeldt hij in het proces-verbaal dit te hebben gedaan.

  • 2. De getuige wordt overeenkomstig artikel 216 beëdigd of aangemaand.

  • 3. Indien de rechter-commissaris het in het eerste lid omschreven bevel geeft, hoort hij de afgeschermde getuige op een zodanige wijze dat zijn identiteit verborgen blijft.

Artikel 226i

Tot bijwoning van het verhoor van een afgeschermde getuige kan de rechter-commissaris bijzondere toegang verlenen.

Artikel 226j
  • 1. Indien een belang als bedoeld in artikel 226h, eerste lid, dat vereist, kan de rechter-commissaris bepalen dat de verdachte of diens raadsman dan wel beiden het verhoor van de afgeschermde getuige niet mogen bijwonen. In het laatste geval is ook de officier van justitie niet bevoegd daarbij aanwezig te zijn.

  • 2. De rechter-commissaris draagt er zorg voor dat het proces-verbaal van verhoor van de afgeschermde getuige geen verklaring bevat die strijdig is met een belang als bedoeld in artikel 226h, eerste lid.

  • 3. De rechter-commissaris verstrekt, indien de getuige daarmee instemt, het proces-verbaal aan de officier van justitie, de verdachte alsmede diens raadsman. De getuige kan zijn instemming slechts onthouden indien het belang van de staatsveiligheid dit vereist. In geval de getuige zijn instemming onthoudt, draagt de rechter-commissaris er zorg voor dat het proces-verbaal van verhoor en alle andere gegevens betreffende het verhoor onverwijld worden vernietigd. De rechter-commissaris maakt hiervan proces-verbaal op.

  • 4. De rechter-commissaris biedt de officier van justitie, de verdachte of diens raadsman, indien deze het verhoor van de getuige niet heeft bijgewoond, de gelegenheid door middel van telecommunicatie of, indien zulks zich niet verdraagt met een belang als bedoeld in het eerste lid, schriftelijk de vragen op te geven, die hij gesteld wenst te zien. Tenzij het belang van het onderzoek geen uitstel van het verhoor gedoogt, kunnen vragen reeds voor de aanvang van het verhoor worden opgegeven.

  • 5. Artikel 226d, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 226k

Tijdens het verhoor van de afgeschermde getuige onderzoekt de rechter-commissaris de betrouwbaarheid van de verklaring van de afgeschermde getuige en hij legt daarover in het proces-verbaal rekenschap af.

Artikel 226l
  • 1. De rechter-commissaris neemt, indien hij het in artikel 226h, eerste lid, omschreven bevel geeft, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van de officier van justitie, de maatregelen die redelijkerwijs nodig zijn om de identiteit van de afgeschermde getuige en de persoon ten aanzien van wie een verzoek of een vordering als bedoeld in artikel 226h, eerste lid, wordt gedaan, verborgen te houden.

  • 2. Artikel 226f, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 226m
  • 1. De rechter-commissaris voegt, indien de afgeschermde getuige daarmee instemt, het proces-verbaal van verhoor bij de processtukken.

  • 2. Artikel 226j, derde lid, is, behoudens de eerste volzin, van overeenkomstige toepassing.

H

Artikel 264, tweede lid, onderdelen a en b, komt te luiden:

a. indien de getuige een bedreigde getuige is of een afgeschermde getuige wiens identiteit verborgen is gehouden, dan wel

b. indien de officier van justitie de getuige heeft toegezegd dat hij op geen andere wijze zal worden gehoord dan als bedreigde getuige of als afgeschermde getuige wiens identiteit verborgen wordt gehouden.

I

Artikel 288, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Indien de officier van justitie op grond van artikel 264, tweede lid, onder b, heeft geweigerd een door de verdachte opgegeven getuige te doen oproepen of een door de rechtbank gegeven bevel tot oproeping van een getuige ten uitvoer te leggen en ten aanzien van die getuige geen beschikking op grond van artikel 226a, eerste lid, of 226h, eerste lid, is gegeven, stelt de rechtbank de stukken in handen van de rechter-commissaris teneinde de getuige te doen verhoren. In geval van een door de verdachte opgegeven getuige blijft de vorige volzin buiten toepassing, indien de rechtbank bij met redenen omklede beslissing van oordeel is dat door het achterwege blijven van het verhoor de verdachte redelijkerwijs niet in zijn verdediging is geschaad. De officier van justitie dient onmiddellijk nadat de stukken in handen van de rechter-commissaris zijn gesteld, de vordering, bedoeld in artikel 226a, eerste lid, of artikel 226g, eerste lid, in. Artikel 316 is van overeenkomstige toepassing.

J

In artikel 344, eerste lid, onderdeel 3°, wordt «en bestemd om tot bewijs van eenig feit of van eenige omstandigheid te dienen» vervangen door: alsmede geschriften, opgemaakt door een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat of van een volkenrechtelijke organisatie.

K

Artikel 344a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «uitsluitend worden aangenomen op grond van» vervangen door: uitsluitend of in beslissende mate worden gegrond op.

2. In het tweede lid, aanhef, wordt na «is aangemerkt,» ingevoegd: dan wel de verklaring van een persoon die als afgeschermde getuige is aangemerkt en wiens identiteit verborgen is gehouden,.

3. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. de getuige is een bedreigde getuige of een afgeschermde getuige en is als zodanig door de rechter-commissaris gehoord, en.

L

Artikel 349, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Ingeval de officier van justitie op grond van artikel 264, tweede lid, onder b, weigert een door de rechter gegeven bevel tot dagvaarding of oproeping van een getuige ten uitvoer te leggen, terwijl die getuige ingevolge een onherroepelijke rechterlijke beslissing geen bedreigde getuige of afgeschermde getuige wiens identiteit verborgen wordt gehouden is, spreekt de rechtbank de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn vervolging uit.

M

In artikel 360, eerste lid, wordt na «bedreigde» ingevoegd: of afgeschermde.

ARTIKEL II

De wijziging, bedoeld in artikel I, onderdeel J, van deze wet, is niet van toepassing in strafzaken waarin het onderzoek op de terechtzitting gesloten is op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 17 november 1998 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot verklaringen van getuigen die in ruil voor een toezegging van het openbaar ministerie zijn afgelegd (toezeggingen aan getuigen in strafzaken) (26 294) tot wet is verheven en die wet in werking is getreden op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:

A

In onderdeel B wordt in artikel 136d «artikel 226g» vervangen door: artikel 226m.

Aa

In onderdeel Ba wordt «226g tot en met artikel 226m» vervangen door: 226m tot en met 226s.

B

In onderdeel D wordt in artikel 210, tweede lid, «artikel 226g» vervangen door: artikel 226m.

C

Onderdeel G wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «Vierde Afdeling A» vervangen door: Vierde Afdeling D.

2. De Vierde Afdeling B wordt geletterd Vierde Afdeling E.

3. De artikelen 226g tot en met 226m worden vernummerd tot artikelen 226m tot en met 226s.

4. In artikel 226p, eerste en tweede lid, en in artikel 226r, eerste lid, wordt «artikel 226h» telkens vervangen door: artikel 226n.

5. In artikel 226s, tweede lid, wordt «Artikel 226j» vervangen door: Artikel 226p.

D

In onderdeel I worden «226h» en «226g» vervangen door «226n» onderscheidenlijk «226m».

ARTIKEL IV

Indien het bij koninklijke boodschap van 17 november 1998 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot verklaringen van getuigen die in ruil voor een toezegging van het openbaar ministerie zijn afgelegd (toezeggingen aan getuigen in strafzaken) (26 294) tot wet is of wordt verheven en deze wet in werking treedt voor het tijdstip waarop die wet in werking treedt, worden na artikel II, onderdeel C, van die wet twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ca

De Vierde Afdeling B van titel III van het Tweede Boek wordt geletterd Vierde Afdeling E.

Cb

1. De artikelen 226g tot en met 226m worden vernummerd tot artikelen 226m tot en met 226s.

2. In artikel 226p, eerste en tweede lid, en in artikel 226r, eerste lid, wordt «artikel 226h» telkens vervangen door: artikel 226n.

3. In artikel 226s, tweede lid, wordt «Artikel 226j» vervangen door: Artikel 226p.

ARTIKEL IVA

Onze Minister van Justitie zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 28 september 2006

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de vierentwintigste oktober 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 29 743

Naar boven