Besluit van 2 oktober 2006, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WTZi

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 juli 2006, kenmerk MC/MO-2695851;

Gelet op de artikelen 1, tweede en derde lid, 5, eerste en tweede lid, 6, 7, eerste lid, en 16 van de Wet toelating zorginstellingen;

De Raad van State gehoord (advies van 2 augustus 2006, nummer W13.06.0312/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 26 september 2006, MC/MO-2714340;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit WTZi wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Nummer 4 vervalt.

2. In nummer 8 wordt «tandheelkundige zorg» vervangen door: mondzorg.

3. De nummers 14, 15 en 22 vervallen.

4. Nummer 16 vervalt.

B

Artikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot vijfde en zesde lid.

2. Een nieuw vierde lid wordt ingevoegd, luidende:

  • 4. Artikel 6.1 is uitsluitend van toepassing op:

    a. de instellingen, bedoeld in het vijfde lid, met uitzondering van academische ziekenhuizen, en

    b. op overige instellingen wanneer daarop artikel 2, eerste lid, van de Wet op de ondernemingsraden van toepassing is.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «Artikel 16 van de wet is» vervangen door: De artikelen 15 en 16 van de wet zijn.

4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «16 tot en met 21» vervangen door: 17 tot en met 21.

C

In artikel 2.2 wordt na «13» ingevoegd: «en 24» en wordt «artikel 5, eerste of tweede lid» vervangen door: artikel 5, eerste lid.

D

Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «2, 3 en 5 tot en met 12» vervangen door: 2, 3, 5 tot en met 12, 16, 23 en 24.

2. In onderdeel a vervalt «16,».

3. In onderdeel b wordt «15 tot en met 24» vervangen door: 17 tot en met 21.

E

In artikel 4.1 vervallen het eerste lid alsmede de aanduiding «2» voor de tekst van het tweede lid.

F

In artikel 4.2 wordt de zinsnede «Een aanvraag als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet» vervangen door: Een aanvraag als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, waarop Onze Minister beslist met toepassing van artikel 7 van de wet,.

G

Artikel 5.2, aanhef en onderdeel a, komt te luiden:

Als categorieën van organisatorische verbanden, over de toelating waarvan Onze Minister beslist met toepassing van artikel 7 van de wet in geval van een bij artikel 5.3 aangewezen vorm van bouw, worden aangewezen:

a. instellingen als bedoeld in artikel 1.2, onder nummer 1:

– die zorg verlenen in combinatie met verblijf in de zin van artikel 10, onder g, van de Zorgverzekeringswet;

– voor welke zorg op grond van de Wet tarieven gezondheidszorg een tarief is goedgekeurd of vastgesteld; en

– welke zorg behoort tot de ingevolge de Zorgverzekeringswet te verzekeren prestaties,

een en ander met uitzondering van militaire ziekenhuizen en militaire revalidatiecentra;.

H

Artikel 5.2, onderdeel b, komt te luiden:

b. AWBZ-instellingen die een of meer vormen van zorg verlenen als bedoeld in artikel 1.2, nummers 17 tot en met 21, in combinatie met verblijf, in verband met:

1°. een somatische aandoening of beperking;

2°. een psychogeriatrische aandoening of beperking;

3°. een verstandelijke handicap;

4°. een lichamelijke handicap;

5°. een zintuigelijke handicap, of

6°. een psychosociaal probleem;.

I

In artikel 5.2 wordt, na verlettering van onderdeel c tot onderdeel d, een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. AWBZ-instellingen die zorg verlenen als bedoeld in artikel 1.2, nummer 17 of 19, in combinatie met verblijf, in verband met een psychiatrische aandoening;.

J

In artikel 5.3, onder e, wordt «1° en 2°» vervangen door: 1°, 2° en 7°.

K

In artikel 5.3, onder e, wordt «7°» vervangen door: 6°.

L

Artikel 5.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a van het eerste lid komt te luiden:

a. uitsluitend aan personen in verband met een psychiatrische aandoening of een psychosociaal probleem, gepaard gaande met een beschermende woonomgeving.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Artikel 5.3, onder a tot en met f, is voorts niet van toepassing voor zover het betreft bouw ten behoeve van het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 5.2, onder b, aan personen aan wie niet verblijf wordt geleverd.

3. In het derde lid wordt «artikel 5.2, onder b» vervangen door: artikel 5.2, onder b of c.

4. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Artikel 5.3, onder a tot en met d, en f, is voorts niet van toepassing voor zover het betreft bouw van instellingen als bedoeld in artikel 1.2, nummer 1, ten behoeve van het verlenen van zorg in verband met een psychiatrische aandoening aan personen die niet in de instelling verblijven.

M

In artikel 7.1 wordt «artikel 2.1, vierde lid» vervangen door: artikel 2.1, vijfde lid.

N

In artikel 7.3, eerste lid, wordt «zes maanden» vervangen door: vijf maanden.

O

De tweede volzin van artikel 7.5 alsmede de artikelen 7.6 en 7.8 vervallen.

ARTIKEL II

Een instelling, toegelaten voor verpleging, activerende begeleiding of behandeling, in combinatie met verblijf, in verband met een psychiatrische aandoening in de zin van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, zoals dat luidde onmiddellijk voor de inwerkingtreding van dit artikel, wordt voor de toepassing van artikel 5, eerste lid, van de Wet toelating zorginstellingen aangemerkt als een instelling, toegelaten voor medisch-specialistische zorg.

ARTIKEL III

Een instelling, toegelaten voor niet-klinische revalidatie, niet-klinische hemodialyse of chronisch intermitterende beademing, wordt voor de toepassing van artikel 5, eerste lid, van de Wet toelating zorginstellingen aangemerkt als een instelling, toegelaten voor medisch-specialistische zorg.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 2 oktober 2006

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de tiende oktober 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Voor een deel hangt dit besluit samen met de overheveling van de toelatingstaak van het College voor zorgverzekeringen naar de minister. Met een wijziging van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi, Stb. 2006, 152) zijn het toelaten zonder bouwregime (artikel 5, eerste lid (oud)) en het toelaten mét bouwregime (artikel 5, tweede lid (oud)) in één hand gelegd. Deze wetswijziging maakt eveneens wijziging van het Uitvoeringsbesluit WTZi nodig.

Ook de voorgenomen overheveling van een deel van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en van de huishoudelijke verzorging van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet onderscheidenlijk de toekomstige Wet maatschappelijke ondersteuning maakt wijziging van het Uitvoeringsbesluit nodig.

Ten slotte zijn rond het tijdstip van inwerkingtreding van het Uitvoeringsbesluit enige onjuistheden of tekortkomingen in dat besluit geconstateerd; met het onderhavige besluit worden deze gecorrigeerd.

Administratieve lasten

De wijzigingen in het Uitvoeringsbesluit hebben de volgende consequenties voor de administratieve lasten voor bedrijven:

– De reikwijdte van de transparantie-eisen voor de bestuursstructuur wordt ingeperkt. Bepaalde groepen kleine instellingen zijn niet langer verplicht een toezichthoudend orgaan in te stellen.

– Als de Wet maatschappelijke ondersteuning in werking treedt, is geen toelating meer nodig voor instellingen die uitsluitend huishoudelijke verzorging leveren.

– Instellingen die dieetadvisering leveren of verpleegartikelen uitlenen hoeven niet meer actief een toelating aan te vragen. Zij worden als toegelaten aangemerkt. Voor dieetadvisering wordt dit gerealiseerd doordat dit deel gaat uitmaken van de verstrekking paramedische zorg (artikel 1.2, nummer 9).

– De overheveling van verlening van de toelatingen zonder bouw van het College voor zorgverzekeringen naar het ministerie van VWS betekent dat er voor instellingen nog maar één loket is waar toelatingen worden aangevraagd. Dit is formeel neutraal voor de administratieve lasten, maar is wel een vereenvoudiging voor instellingen.

Met deze wijziging van het Uitvoeringsbesluit wordt tevens voorkomen dat door de overheveling van een deel van de GGZ van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet:

– GGZ-instellingen een nieuwe toelating moeten aanvragen;

– GGZ-instellingen voor de bouw ten behoeve van extramurale zorgverlening een bouwvergunning nodig zouden hebben (zie nader de toelichting op artikel I, onderdeel L).

De wijzigingen hebben geen consequenties voor de administratieve lasten voor burgers.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

De nummers 4, 14 en 15 kunnen vervallen, omdat de daar bedoelde instellingen voortaan worden gerangschikt onder de categorie «instellingen voor medisch-specialistische zorg». Zij worden daarmee op één lijn gesteld met andere instellingen voor medisch-specialistische zorg die geen A-segment DBC’s in combinatie met verblijf leveren (de oude ZBC’s).

In het kader van de Zorgverzekeringswet wordt niet meer van «tandheelkundige zorg» gesproken maar van «mondzorg», vandaar de wijziging van nummer 8 van artikel 1.2.

Het schrappen van nummer 16 in artikel 1.2 houdt verband met de toekomstige Wet maatschappelijke ondersteuning. Die wet neemt de huishoudelijke verzorging over van de AWBZ. Aangezien de WTZi alleen betrekking heeft op bij het Uitvoeringsbesluit WTZi aangewezen instellingen die zorg verlenen waarop aanspraak bestaat ingevolge de AWBZ of de Zorgverzekeringswet, dient de huishoudelijke verzorging uit het Uitvoeringsbesluit te worden geschrapt. Dit onderdeel van dit wijzigingsbesluit zal uiteraard pas in werking worden gesteld op het tijdstip waarop de Wet maatschappelijke ondersteuning in werking treedt.

Dieetadvisering maakt sinds 1 januari 2005 deel uit van de verstrekking paramedische zorg (artikel 1.2, nummer 9) en kan derhalve als aparte categorie vervallen.

B

Het nieuwe vierde lid van artikel 2.1 bepaalt dat de eisen aan de bestuursstructuur op het punt van de aanwezigheid van een toezichthoudend orgaan alleen gelden voor de instellingen waarvoor ook de artikelen 15 en 16 van de WTZi gelden (indienen jaarverslag, enz) en voor het overige alleen voor de grotere instellingen, namelijk die waarvoor een ondernemingsraad moet worden ingesteld.

Met de wijziging van het vijfde lid wordt ook de werkingssfeer van artikel 15 inzake de financiële jaarverslaggeving beperkt tot de vroegere WZV-ziekenhuisvoorzieningen en de thuiszorginstellingen.

C

Het gewijzigde artikel 2.2 merkt ook de instellingen voor de uitleen van verpleegartikelen aan als toegelaten; de reden daarvoor is een streven naar vereenvoudiging en vermindering van administratieve lasten. De uitleen van verpleegartikelen wordt voortaan gelijk behandeld als de verstrekking van hulpmiddelen; instellingen voor beide functies worden als toegelaten aangemerkt. De verwijzing naar artikel 5 van de wet is aangepast aan de gewijzigde redactie daarvan.

D

In de eerste en derde wijziging van artikel 3.1 vindt in de onderdelen a en b een zuiver technische herordening van de verwijzingen plaats, zonder materieel effect. De verwijzing in onderdeel b naar instellingen die nooit hun zorg in combinatie met «verblijf» leveren, wordt verplaatst naar onderdeel a.

In de tweede wijziging van artikel 3.1 wordt de verwijzing naar huishoudelijke verzorging (nummer 16 in artikel 1.2) geschrapt. Voor de reden hiervoor (komende Wet maatschappelijke ondersteuning) verwijs ik naar de toelichting bij onderdeel A van dit besluit.

E en F

De wijzigingen in de onderdelen E en F houden verband met de herpositionering van de toelatingstaak.

G, H en I

De wijzigingen van artikel 5.2 betreffen de volgende onderwerpen:

– de wijziging van de aanhef hangt samen met de overheveling van de toelatingstaak. De wijziging van onderdeel a beoogt duidelijker te laten uitkomen dat, ook als een instelling naast de hier genoemde zorg andere zorg verleent, al dan niet met verblijf, de hele instelling onder het bouwregime valt (uiteraard alleen voor de in artikel 5.3 genoemde vormen van bouw). Met nadruk wijs ik er op dat het hier uitsluitend gaat om «verblijf» in de zin van de Zorgverzekeringswet;

– het schrappen van punt 3º in onderdeel b en het invoegen van een nieuw onderdeel c houden verband met het overhevelen van delen van de GGZ van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet («cure»);

– ten overvloede merk ik op dat onderdeel d (materieel ongewijzigd) ziet op kinderdagcentra voor kinderen die naast een verstandelijke handicap ook een zintuiglijke of lichamelijke handicap hebben.

J

In artikel 5.3 wordt de aanduiding van de populatie van verzorgingshuizen verbeterd.

K

Het vervangen van de verwijzing naar «een psychosociaal probleem» hangt samen met de vernummering van de onderdelen van artikel 5.2, onder b.

L

De verwijzing in onderdeel a van het eerste lid van artikel 5.4 wordt, mede in verband met de nieuwe indeling van artikel 5.2, verduidelijkt.

Wat het (ongewijzigde) onderdeel b van het eerste lid betreft merk ik op dat «sociowoningen» tot de kleinschalige woonvoorzieningen worden gerekend; ook voor deze voorzieningen geldt de uitzondering op het bouwregime indien zij voldoen aan de criteria van artikel 5.4, eerste lid, onderdeel b.

Ten onrechte was in het oorspronkelijke besluit de bouw van kinderdagcentra, die geen verblijf leveren, bij artikel 5.4, derde lid, van het bouwregime uitgezonderd. Het vernieuwde derde lid maakt die uitzondering ongedaan; artikel 5.3, onder g, wordt niet meer genoemd. Voorts wordt in het derde lid het begrip «zorg» geconcretiseerd. Ten slotte wordt in het derde lid duidelijk gemaakt dat de uitzondering van het bouwregime voor AWBZ-instellingen alleen geldt voor bouw ten behoeve van personen aan wie niet «AWBZ-verblijf» wordt geleverd, dat wil zeggen personen die niet in de betrokken of enige andere instelling voor rekening van de AWBZ zorg in combinatie met verblijf ontvangen.

Het opnemen in het derde lid van een verwijzing naar artikel 5.2, onder c, en het toevoegen in een vierde lid van een uitzondering op het bouwregime voor GGZ-instellingen hangen samen met het voorgenomen overhevelen van delen van de GGZ van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet («cure»). Zoals hierboven al gezegd, valt een instelling voor medisch-specialistische zorg in het geheel onder het bouwregime wanneer een deel van de instelling aan de voorwaarden van artikel 5.2, onderdeel a, voldoet. Voor GGZ-instellingen die straks worden toegelaten als instellingen voor medisch-specialistische zorg, zou dit echter betekenen dat de bouw ten behoeve van extramurale zorgverlening, die onder de AWBZ buiten het bouwregime valt (zie hierboven de toelichting bij het derde lid), door de overheveling naar de cure onder het bouwregime zou vallen. Met de uitzondering, opgenomen in het vierde lid van artikel 5.4, wordt dit voorkomen.

M

De wijziging van artikel 7.1 houdt verband met de gewijzigde indeling van artikel 2.1.

N

Voor de verstrekking van gegevens op grond van artikel 16 van de WTZi wordt met ingang van 1 januari 2007 gebruik gemaakt van een «Jaardocument»; daarin zijn verschillende jaarlijkse gegevensstromen gecombineerd. De introductie van dat document, in te dienen vóór 1 juni van ieder jaar, noopt tot aanpassing van artikel 7.3.

O

De eertijds op grond van de Wet ziekenhuisvoorzieningen gestelde regelingen inzake het beheer en verwerken van (persoons)gegevens zijn door de Wet bescherming persoonsgegevens regels overbodig geworden; de intrekking van die regelingen is geschied bij de regeling inzake de jaarverslaggeving op grond van de WTZi.

Artikel 7.8 is inmiddels uitgewerkt.

Artikel II

Bij de overgang een deel van de GGZ uit de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet wordt de oorspronkelijke toelating van de betrokken instellingen gelijkgesteld met een toelating als instelling voor medisch-specialistische zorg; zij hoeven dus geen nieuwe toelating aan te vragen.

Artikel III

Ook de instellingen die waren toegelaten voor zorg als bedoeld in de bij dit besluit geschrapte nummers 4, 14 en 15 van artikel 1.2 van het Uitvoeringsbesluit, worden gelijkgesteld met instellingen, toegelaten voor medisch-specialistische zorg. Bouw ten behoeve van de tot nu toe door deze instellingen geleverde zorg valt niet onder het bouwregime. Indien zij echter hun bedden gaan gebruiken voor het verlenen van zorg als bedoeld in het nieuw geformuleerde onderdeel a van artikel 5.2 (zie hierboven artikel I, onder G), nemen zij daarvoor een ruimte in gebruik en vallen zij daarmee wel onder het bouwregime.

Artikel IV

Ingevolge artikel 65 van de WTZi zal vaststelling van het koninklijk besluit tot vaststelling van de tijdstippen waarop de verschillende onderdelen van dit besluit in werking treden, niet plaatsvinden binnen een periode van dertig dagen na de overlegging van dit besluit aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven