Besluit van 13 september 2006, houdende wijziging van het Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie en het Besluit vergunningen mobiele telecomunicatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 2 juni 2006, nr. WJZ6039271, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie en in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikel 13.4, derde lid, van de Telecommunicatiewet en de artikelen 126na, vierde lid en 126ua, vierde lid Wetboek van Strafvordering, alsmede op artikel 13k van de Wet op de Telecommunicatievoorzieningen;

De Raad van State gehoord (advies van 27 juli 2006, nr. W10.06.0190/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 12 september 2006, nr. WJZ6064368, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie en in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel e, vervalt aan het einde de puntkomma en wordt de volgende zinsnede toegevoegd: voor vaste of mobiele openbare telefoonnetwerken, en geen betrekking heeft op een ander nummer dan de inlognaam of gebruikersnaam, een e-mail adres, identificatienummers van randapparaten of een toegewezen Internet-protocol-nummer voor openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten die uitsluitend bestaan in de verlening van toegang tot Internet of de door middel van Internet te leveren of te verrichten diensten;.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «aan het derde, vierde en vijfde lid» vervangen door: aan het tweede, derde en vierde lid.

2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt na «verstrekking van informatie» ingevoegd: die is opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel 4,.

3. Er wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Een aanbieder en het informatiepunt komen overeen dat het informatiepunt optreedt als bewerker van het bestand, bedoeld in artikel 4, indien de apparatuur waarin het bestand is opgeslagen in beheer is bij het informatiepunt.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd

a. In de aanhef wordt: «De aanbieder» vervangen door: De aanbieder van vaste openbare telefoonnetwerken of vaste openbare telefoondiensten, dan wel van mobiele openbare telefoonnetwerken of mobiele openbare telefoondiensten,.

b. Onderdeel a komt te luiden:

a. de naam, het adres met nummer en eventuele toevoegingen, de postcode en de woonplaats;.

c. Er wordt onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel d toegevoegd, dat luidt als volgt:

d. de naam van de aanbieder van het vaste openbare telefoonnetwerk of het mobiele openbare telefoonnetwerk met behulp waarvan de aanbieder van vaste openbare telefoondiensten of mobiele openbare telefoondiensten de diensten aan de gebruiker heeft verleend.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt:

  • 2. De aanbieder van openbare telecommunicatienetwerken of van openbare telecommunicatiediensten die uitsluitend bestaan in de verlening van toegang tot Internet en de door middel van Internet te leveren of te verrichten diensten beschikt over een bestand waarin de volgende gegevens zijn opgenomen van de gebruikers van een netwerk of dienst van de aanbieder:

    a. de naam, het adres met nummer en eventuele toevoegingen, de postcode en de woonplaats,

    b. de telecommunicatiedienst die wordt afgenomen, waaronder mede wordt verstaan de soort verbinding,

    c. de gebruikersnaam, de inlognaam en de e-mail adressen van een gebruiker, de identificatienummers van randapparaten van een gebruiker, en de Internet-protocol-nummers die op het tijdstip, waarop de gegevens van het bestand worden geactualiseerd, aan een gebruiker zijn toegekend voor de verlening van toegang tot Internet of de door middel van Internet te leveren of te verrichten diensten, en

    d. de naam van de aanbieder van het openbare telecommunicatienetwerk met behulp waarvan de aanbieder van de openbare telecommunicatiedienst de diensten aan de gebruiker heeft verleend.

3. In het derde lid (nieuw) wordt de zinsnede «bedoeld in het eerste lid» vervangen door: bedoeld in het eerste respectievelijk het tweede lid.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «kan slechts worden gedaan» vervangen door: kan slechts in het systeem worden ingevoerd.

2. In het vijfde lid wordt «naam, adres of nummer» vervangen door: naam, adres, postcode, huisnummer, nummertoevoeging of nummer.

E

Aan artikel 7, tweede lid, eerste volzin, wordt na «artikel 4, eerste lid» ingevoegd:, tenzij de gegevens worden opgeslagen onder verantwoordelijkheid van de aanbieder op basis van een overeenkomst als bedoeld in artikel 3, zesde lid.

F

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Onze Minister van Justitie stelt jaarlijks een verslag op van een audit naar de goede uitvoering van dit besluit door de aanbieders van openbare telecommunicatiediensten of van openbare telecommunicatienetwerken, het informatiepunt, de arrondissementsparketten en de politiekorpsen, of andere opsporingsdiensten.

    Daarbij worden ten minste de volgende onderwerpen behandeld:

    a. de werking van het systeem;

    b. de kwaliteit van de verstrekking van gegevens;

    c. de bevraging van gegevens.

G

Er wordt een nieuw artikel 11 ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 11

  • 1. De artikelen 2 tot en met 7 zijn tot 1 september 2007 niet van toepassing op verzoeken om informatie gericht tot of verstrekkingen van informatie afkomstig van de aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst die uitsluitend bestaat in de verlening van toegang tot Internet en de door middel van Internet te leveren of te verrichten diensten.

  • 2. Onze Minister van Justitie, een aanbieder als bedoeld in het eerste lid en iedere bevoegde autoriteit kunnen gezamenlijk beslissen bij de verzoeken en de verstrekkingen, bedoeld in het eerste lid, gebruik te maken van het informatiepunt en de en daarbij toepassing te geven aan de artikelen 2 tot en met 7.

H

Artikel 12 vervalt.

I

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 1 (Gegevensverstrekking) wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan het einde van onderdeel 1, onderdeel e, vervalt de puntkomma en wordt de volgende zinsnede toegevoegd: voor vaste of mobiele openbare telefoonnetwerken, en de inlognaam, de gebruikersnaam en de e-mail adressen van een gebruiker, de identificatienummers van randapparaten, en de Internet-protocol-nummers die op het tijdstip, waarop de gegevens van het bestand worden geactualiseerd, aan een gebruiker zijn toegekend, voor openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten die uitsluitend bestaan in de verlening van toegang tot Internet en de door middel van Internet te leveren of te verrichten diensten;.

b. Aan het einde van onderdeel f wordt de puntkomma vervangen door een komma en wordt de volgende zinsnede toegevoegd: waaronder mede wordt verstaan de soort verbinding (zoals kabel, ADSL, inbelverbinding);

2. De eerste zin van onderdeel 3 (Standaard voor de tekenset) wordt vervangen door: De aanbieder maakt gebruik van de tekenset «Extended ASCII» in een XML-indeling volgens een door het informatiepunt aangeleverd schema.

3. In onderdeel 4 (Informatiedrager) wordt de tweede zin vervangen door: Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van een beveiligde netwerkverbinding.

4. In onderdeel 6 (anonimiteit van de gegevens) vervalt de laatste volzin.

ARTIKEL II

In artikel 11, zevende lid, van het Besluit vergunningen mobiele telecommunicatie wordt «vijf jaar» vervangen door: ten hoogste vijf jaar.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2006.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 13 september 2006

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

J. G. Wijn

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de eenentwintigste september 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

1.1 Het Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie

Ingevolge het Besluit van 16 augustus 2004 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot en met 9 en artikel 11 van het Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie zijn de genoemde artikelen in werking getreden met ingang van 1 september 2004. Artikel 10 van dat besluit was al in werking getreden.

Ter uitvoering van het Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie (verder: het besluit) heeft de Minister van Justitie een Centraal informatiepunt onderzoek telecommunicatie (verder: het Centraal informatiepunt) ingericht. Door middel van het Centraal informatiepunt kunnen langs automatische weg gegevens verstrekt worden aan het Openbaar Ministerie, de opsporingsdiensten, bijzondere opsporingsdiensten en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, die hun bevoegdheden tot het verkrijgen van die gegevens ontlenen aan de artikelen 126na, eerste lid, en 126ua, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, en aan artikel 29 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.

Ingevolge artikel 13.4, eerste en derde lid, van de Telecommunicatiewet (verder ook: de wet) kan door tussenkomst van het Centraal informatiepunt de verstrekking van gegevens worden gevorderd van aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten. Deze moeten voldoen aan de vordering, en moeten de gegevens voor bevraging langs elektronische weg beschikbaar houden overeenkomstig het besluit.

De reikwijdte van het besluit strekt zich derhalve niet uit tot andere openbare elektronische communicatienetwerken en openbare elektronische communicatiediensten, en de omroep.

Ingevolge artikel 11, eerste lid, van het besluit is het besluit niet van toepassing op aanbieders van Internettoegang. Dit artikel vervalt echter volgens artikel 12 twee jaar na de datum van inwerkingtreding, derhalve met ingang van 1 september 2006.

1.2 Strekking van het besluit

Dit besluit strekt ertoe het Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie zodanig te wijzigen, dat de gegevens over Internetgebruikers die door de bevoegde autoriteiten door toepassing van de wettelijke bevoegdheden kunnen worden verkregen, via het Centraal informatiepunt langs automatische weg te vorderen zijn, zodra het besluit van toepassing is op de aanbieders van openbare communicatiediensten en -netwerken, die de toegang tot Internet en tot de diensten van Internet voor gebruikers mogelijk maken. De informatie die thans via het Centraal informatiepunt langs geautomatiseerde weg gevorderd kan worden door de bevoegde autoriteiten heeft met name betrekking op telefoonverkeer. De terminologie die daarbij wordt gebruikt, zoals «aansluitnummer», is niet geschikt voor toepassing op de nummergegevens voor Internettoegang en Internetdiensten. Het besluit strekt ertoe de terminologie van het besluit hiervoor geschikt te maken.

1.3 De te verstrekken gegevens

Aanbieders van openbare telecommunicatiediensten die bestaan uit het verlenen van toegang tot Internet en de door middel van Internet te leveren of te verrichten diensten, alsmede de aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken waarover die diensten worden aangeboden (verder ook: de aanbieders) moeten de volgende gegevens voor bevraging langs geautomatiseerde weg beschikbaar houden:

– de naam van de gebruiker;

– het adres met nummer en eventuele toevoegingen van de gebruiker;

– de woonplaats met postcode van de gebruiker;

– de soort dienst, waaronder mede wordt verstaan de wijze van overdracht door de soort verbinding;

– de gebruikersnaam of inlognaam;

– de e-mail adressen behorende bij het abonnement van de gebruiker;

– identificatienummers van randapparaten, zoals CP en MAC-nummers;

– de Internet-Protocol-toegangsnummers (verder: IP-toegangsnummers), voor zover die op het tijdstip, waarop de gegevens van het bestand worden geactualiseerd, aan gebruikers zijn toegekend;

– de naam van de aanbieder van het openbare telecommunicatienetwerk met behulp waarvan de aanbieder van de openbare telecommunicatiedienst de diensten aan de gebruiker heeft verleend. Wat met «gebruiker» wordt bedoeld, is bepaald in artikel 1, onderdeel f, van het besluit. Dat is zowel degene die een overeenkomst heeft gesloten met betrekking tot het gebruik van een netwerk of de levering van een openbare telecommunicatiedienst, als degene die daadwerkelijk gebruikt maakt van een openbaar telecommunicatienetwerk of openbare telecommunicatiedienst.

De soort dienst betreft steeds een openbare telecommunicatiedienst in de zin van artikel 1.1, onderdeel ff, van de Telecommunicatiewet, hetgeen betekent dat de bedoelde diensten geheel of gedeeltelijk bestaan in het overbrengen van signalen via een elektronisch communicatienetwerk. Diensten die door middel van het Internet worden aangeboden aan gebruikers die toegang hebben tot het Internet, maar niet geheel of gedeeltelijk bestaan in het overbrengen van signalen vallen er niet onder. In algemene zin betreft de soort dienst derhalve de diensten die omschreven kunnen worden als «toegang tot het Internet» en «e-mail», maar vormen van internettelefonie voor zover die als openbare telecommunicatiedienst zijn aan te merken, vallen er ook onder. Een dienst als webhosting is niet aan te merken als een openbare telecommunicatiedienst.

De aanbieders zijn alleen verplicht de informatie door tussenkomst van het Centraal informatiepunt en langs elektronische weg beschikbaar te stellen die zij in het kader van hun normale bedrijfsvoering beschikbaar hebben. De aanbieders zijn niet verplicht andere informatie dan de genoemde door tussenkomst van het Centraal informatiepunt langs geautomatiseerde weg bevraagbaar te maken.

Het bestand dat voor bevraging langs elektronische weg beschikbaar wordt gehouden en waarin de gegevens worden opgeslagen, wordt ingevolge artikel 4, tweede lid, eenmaal per etmaal aangepast aan de actuele gegevens. Eenmaal per etmaal worden de gegevens in het bestand derhalve vervangen door de meest actuele gegevens. Niet alle gegevens zijn voor de opsporingsdiensten en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten direct bruikbaar. In bepaalde gevallen zal alsnog een verzoek langs niet-geautomatiseerde weg moeten worden gedaan. Dit betreft onder andere de gevallen waarin een gebruiker per inbelsessie een ander IP-toegangsnummer toegewezen krijgt door de aanbieder. De informatie uit het systeem van het Centraal informatiepunt is dan niettemin van belang, bijvoorbeeld voor de identificatie van de aanbieder. Daarnaast is er een relevant volume aanwezig van IP-toegangsnummers dat gedurende een langere periode is toegewezen aan een enkele gebruiker. Het aantal van deze verbindingen in Nederland is groot en neemt nog altijd toe. Daardoor zal het aantal verzoeken langs niet-geautomatiseerde weg kunnen afnemen. Van de gegevens die door tussenkomst van het Centraal informatiepunt worden verstrekt kunnen veel gegevens relevant zijn voor het opsporingsonderzoek: daaruit kan bijvoorbeeld worden afgeleid wat voor soort verbinding deze gebruiker gebruikt, en als geen gegevens over een bepaalde persoon beschikbaar zijn, kan die informatie ook relevant zijn.

Een deel van deze gegevens valt onder het begrip «nummer» als bedoeld in artikel 13.4, eerste lid, jo. artikel 1.1, onderdeel bb, van de wet. De IP-toegangsnummers worden door de aanbieder aan een gebruiker toegewezen. De (computer van de) gebruiker heeft deze gegevens nodig om toegang te krijgen tot Internet of tot de diensten die op Internet worden aangeboden. Niet alle nummers behoren permanent bij een specifieke gebruiker. Veel nummers, waaronder IP-toegangsnummers die niet contractueel zijn toegekend aan een specifieke gebruiker, worden automatisch toegewezen aan een gebruiker zodra die aan de aanbieder (elektronisch) te kennen heeft gegeven van de diensten gebruik te willen maken. Als de gebruiker zijn sessie beëindigt, kan het nummer aan een andere gebruiker worden toegewezen. Als de aanbieder de gegevens over deze sessie niet meer voor de eigen bedrijfsvoering nodig heeft, zullen ze worden verwijderd uit de administratie van de aanbieder.

Vanaf het moment dat, en zolang een IP-toegangsnummer aan een gebruiker is toegewezen, behoort het nummer bij deze gebruiker. Het IP-toegangsnummer is in dat opzicht voor de opsporingsdiensten en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten een bron van informatie. Het belang van deze diensten is daarom gebaat bij kennisneming van gegevens over het gebruik van IP-toegangsnummers. Daartoe staan hen de bevoegdheden van de artikelen 126na en 126ua van het Wetboek van Strafvordering en artikel 29 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 ter beschikking. De verstrekking van toegewezen IP-toegangsnummers past bij de bewoordingen van artikel 13.4, eerste lid, waarin de aanbieder verplicht wordt (o.m.) gegevens terzake van een nummer van een gebruiker te verstrekken.

Het voorgestelde artikel 4, tweede lid, voorziet erin dat de IP-toegangsnummers voor zover die op het tijdstip, waarop de gegevens van het bestand worden geactualiseerd, aan gebruikers zijn toegekend, via het Centraal informatiepunt beschikbaar zijn. Gegevens over de op andere tijdstippen aan gebruikers toegewezen IP-toegangsnummers kunnen beschikbaar zijn, voorzover de aanbieder deze voor de eigen bedrijfsvoering beschikbaar heeft.

Om binnen dat juridische kader te blijven, moeten de aanbieders de IP-toegangsnummers voor zover die zijn toegewezen op het tijdstip waarop de gegevens van het bestand worden vernieuwd, in dat bestand beschikbaar hebben. Dat bestand wordt, zoals gezegd, eenmaal per etmaal opnieuw met actuele gegevens gevuld. De aanbieder behoeft deze gegevens, die de stand van zaken op een enkel tijdstip weergeven, voor het overige niet in zijn administratie te bewaren.

Alle bedrijven die openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten aanbieden of leveren, die worden gebruikt voor de toegang tot Internet en voor Internetdiensten, zijn verplicht de genoemde actuele gegevens op de wijze zoals is aangegeven in de bijlage bij het besluit, voor bevraging door de bevoegde autoriteiten ter beschikking te houden, overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van het besluit, die zijn gebaseerd op artikel 13.4, eerste en derde lid, van de wet.

In sommige gevallen beheert de aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst niet zelf het netwerk, waarmee de dienst wordt aangeboden, zoals in het geval van een MVNO (mobiele virtuele netwerkoperator). In die gevallen blijft deze aanbieder verantwoordelijk voor het beschikbaar houden van de gegevens maar hangt het af van de afspraken tussen deze soort aanbieders en hun netwerkbeheerders, wie daadwerkelijk de gegevens zal leveren.

Onder de voor bevraging beschikbaar te houden actuele gegevens van de gebruiker van een dienst vallen ook de nummers die zijn toegekend aan de gebruiker, die nog als zodanig bij de aanbieder staat ingeschreven, en waarvan de gegevens worden bewaard ten behoeve van een nog niet verrichte betaling van abonnementsgelden, ook als deze gebruiker inmiddels met gebruik van nummerportabiliteit de diensten van een ander aanbieder onder hetzelfde nummer afneemt.

1.4 Bescherming persoonsgegevens

De systematiek van het besluit wordt niet gewijzigd. Er zijn dus geen gevolgen voor de (mate van) bescherming van de persoonsgegevens van abonnees en gebruikers van Internetdiensten en -netwerken bij de verwerking van die gegevens door de aanbieders en de tot opvraging van deze gegevens bevoegde opsporingsinstanties en inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De gegevens die worden opgenomen in de bestanden die voor bevraging langs elektronische weg beschikbaar worden gehouden, worden door de aanbieders niet voor andere doeleinden gebruikt. Zij worden elk etmaal vervangen door actuele gegevens.

1.5 Advisering

Het College bescherming persoonsgegevens (in deze paragraaf verder: het College) heeft in zijn advies van 1 mei 2006, kenmerk z2006–0403, een precisering gevraagd van de aanbieders van de internetdiensten die onder het besluit komen te vallen. Naar aanleiding hiervan is in het algemeen gedeelte van deze toelichting aangegeven dat het gaat om openbare telecommunicatiediensten in de zin van artikel 1.1, onderdeel ff, van de Telecommunicatiewet. Contentaanbieders of webhostingdiensten vallen daar niet onder.

Het College adviseert nader in te gaan op de situatie waarin een gebruiker een dienst afneemt van een aanbieder, en dit doet met gebruikmaking van een andere dienst of een netwerk. Het besluit gaat er dan van uit dat de gegevens, bedoeld in artikel 13.4 van de Telecommunicatiewet, die horen bij een nummer van de gebruiker, en voor zover die door de aanbieder van elk van de gebruikte diensten beschikbaar zijn voor zijn eigen bedrijfsvoering, voor bevraging beschikbaar moeten worden gehouden overeenkomstig het besluit.

Naar aanleiding van de opmerking van het College over de gegevens die moeten worden verstrekt over de soort verbinding, wordt opgemerkt dat de soort verbinding valt onder het gegeven «soort dienst» genoemd in artikel 13.4, eerste lid, van de Telecommunicatiewet.

Tenslotte stelt het College vragen bij het identificerende karakter van dynamisch toegekende IP-toegangsnummers. Zoals hierboven is aangegeven, behoort het IP-toegangsadres dat op het tijdstip waarop het bestand wordt vernieuwd, is toegekend aan een gebruiker, bij die gebruiker. Voor de opsporing kan dit gegeven van belang zijn.

1.6 Administratieve lasten en bedrijfseffecten

De kosten van de naleving van dit besluit worden gedragen door de aanbieders. Het betreft de structurele en eenmalige kosten van het tot stand brengen en in stand houden van het systeem. Daarbij is geen sprake van administratieve lasten. De kosten die de aanbieders maken zijn aan te merken als nalevingskosten: zij betreffen investerings-, exploitatie- en onderhoudskosten voor technische voorzieningen die door de aanbieders worden gemaakt teneinde te kunnen voldoen aan onder meer artikel 13.4 van de wet.

Het op geautomatiseerde wijze doorgeleiden van informatieverzoeken leidt voor aanbieders met veel aansluitingen tot netto voordelen. Door deze werkwijze kunnen de informatieverzoeken, die op andere wijze bij de aanbieders binnenkwamen (voornamelijk per fax) worden vervangen. De aanbieders ontvangen voor het beschikbaar stellen van de NAW- en andere gegevens aan het Centraal informatiepunt een vaste vergoeding. In de Regeling kosten aftappen en gegevensverstrekking wordt nader omschreven welke werkzaamheden onder welke activiteiten zijn te declareren en welke vergoedingen er voor de betreffende werkzaamheden worden uitgekeerd. De activiteiten die nodig zijn om de kosten te declareren zijn telkens opgenomen als een te declareren werkzaamheid. Hier is derhalve evenmin sprake van administratieve lasten.

Het Adviescollege toetsing administratieve lasten heeft in zijn advies van 11 mei 2006, kenmerk RL/JH/2006/140 laten weten van mening te zijn dat de eenmalige investeringskosten die de aanbieders op grond van dit besluit moeten maken op te vatten zijn als administratieve lasten. Voor het dagelijks aanleveren van de informatie krijgen de bedrijven een vergoeding, daarom is ook volgens het Adviescollege voor die kosten geen sprake van administratieve lasten.

Zoals hierboven al is gezegd, is de regering van mening, dat de éénmalige kosten in dit geval naar hun aard als nalevingskosten moeten worden aangemerkt en niet als administratieve lasten. Daarbij gaat de regering uit van de volgende definitie van administratieve lasten:

«Administratieve lasten zijn de kosten voor het bedrijfsleven om te voldoen aan informatieverplichtingen voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid».

In deze definitie is sprake van informatieverplichtingen, welk begrip als volgt kan worden omschreven:

«Een informatieverplichting is een verplichting tot het informeren over handelingen en gedragingen ten aanzien van een maatschappelijk waardevol geachte norm».

Essentieel is de verplichting dat op enig moment de gegevens beschikbaar moeten zijn en dus opgeleverd kunnen worden. Het moet hierbij gaan om handelingen en gedragingen van het bedrijf.

Het besluit verplicht aanbieders specifieke gegevens van hun abonnees en gebruikers op een bepaalde manier beschikbaar te maken en te houden voor bevraging door tussenkomst van het Centraal informatiepunt. De regering concludeert echter dat de ter beschikking gehouden gegevens geen betrekking hebben op het informeren over handelingen en gedragingen van het bedrijf ten aanzien van een maatschappelijk waardevol geachte norm en dat de kosten daarom geen informatieverplichting betreffen zoals in de omschrijving van administratieve lasten is bedoeld. De gegevens worden door derden gebruikt voor het opsporen van personen; het bedrijf rapporteert niet over handelingen en gedragingen van het bedrijf ten aanzien van een maatschappelijk waardevol geachte norm. De eenmalige kosten moeten worden aangemerkt als inhoudelijke nalevingskosten.

Door dit besluit worden de bepalingen van het Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie van toepassing op ongeveer 300 aanbieders van openbare telecommunicatiediensten en -netwerken, die internettoegang bieden. De kosten, die bedrijven zullen maken voor aanpassing van hun systemen om geautomatiseerd gegevens te kunnen aanleveren, verschillen erg naar gelang de wijze, waarop momenteel hun bedrijfsvoering is ingericht. Indien deze éénmalige kosten zijn gemaakt, zal de dagelijkse overdracht nauwelijks kosten vergen. Voor de dagelijkse kosten wordt per bedrijf een vergoeding van een kleine € 10.000,– verstrekt. Sommige bedrijven hebben aangegeven nu al in staat te zijn de gegevens te leveren, andere bedrijven hebben hiervoor een systeemaanpassing nodig. Gelet op de kosten van automatisering bij het CIOT zoals die per bedrijf op gemiddeld € 17.500,– wordt ingeschat, is het redelijk te veronderstellen dat de investeringskosten aan de zijde van het bedrijfsleven in dezelfde orde van grootte te vatten zijn. Voor de totale doelgroep gaat het dan om een bedrag van circa € 5 mln.

Voor een aantal heel kleine aanbieders met weinig klanten kan de automatisering ingrijpend zijn – daar staat tegenover, dat zij naar alle waarschijnlijkheid weinig gegevens bijhouden en dus ook weinig gegevens hoeven te leveren.

De Europeesrechtelijke aspecten zijn voor alle aanbieders van openbare telecommunicatiediensten en -netwerken hetzelfde, zodat aan deze aanpassing van het besluit geen bijzondere Europeesrechtelijke gevolgen verbonden zijn.

Het besluit bevat verplichtingen die voor alle aanbieders hetzelfde zijn.

Als gevolg van dit besluit worden geen sociaal-economische gevolgen verwacht.

1.7 Publieke consultatie

In de publieke consultatie zijn vooral vragen en opmerkingen geplaatst, die betrekking hebben op:

a. een redelijke implementatietermijn

b. audit van het systeem

c. vrijwaring bedrijven van aansprakelijkheid

d. nadere uitleg van verplichtingen en begrippen

Ad a

Het Centraal informatiepunt zal ruim voor de inwerkingtreding een informatiepakket beschikbaar stellen aan de doelgroep omtrent de te sluiten bewerkersovereenkomst en het implementatietraject. Deze werkwijze maakt het mogelijk om per bedrijf maatwerk te bieden bij de implementatie van de geautomatiseerde gegevensverstrekking. De verwachting is, dat met alle bedrijven binnen een half jaar na inwerkingtreding afspraken zijn gemaakt en bewerkersovereenkomsten zijn gesloten. Via het informatiepunt ciot@ciot.minjus.nl kunnen aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en -diensten zich aanmelden bij het Centraal informatiepunt, indien zij nog geen contact hiermee hebben gelegd. In artikel 11 wordt voorzien in een termijn voor implementatie.

Ad b

Met de toevoeging in artikel I, onderdeel F, van een tweede lid aan artikel 8, wordt tegemoet gekomen aan deze opmerkingen.

Ad c

De bewerkersovereenkomst bevat bepalingen, waarmee de verantwoordelijkheid voor het bewerken van gegevens afdoende wordt geregeld. Bedrijven zijn verantwoordelijk voor de juiste aanlevering van gegevens en blijven in juridische zin verantwoordelijk voor de bij het Centraal informatiepunt aangeleverde gegevens. Bedrijven zijn niet aansprakelijk voor onrechtmatige bevraging van de gegevens, noch voor onjuiste interpretatie van correct aangeleverde gegevens. Wel is een bedrijf aansprakelijk voor de juiste opgave van gegevens, zoals deze in haar administratie aanwezig zijn.

Ad d

Na de publieke consultatie is een aantal begrippen en verplichtingen nader toegelicht. Dit betreft met name de uitleg van diensten via internet – het gaat hier om openbare telecommunicatiediensten zoals email en internettelefonie voor zover die als openbare telecommunicatiedienst zijn aan te merken. Voorts betreft het de toelichting, dat alleen die gegevens gevraagd worden, die bedrijven ten behoeve van hun eigen bedrijfsvoering beschikbaar hebben (dus niet de verplichting op gegevens bij te houden, die niet reeds al beschikbaar zijn).

1.8 Notificatie technische voorschriften bij Europese Commissie

Het ontwerp-besluit op 23 mei 2006 gemeld aan de Europese Commissie (notificatienummer 2006/0243/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen entechnische voorschriften en regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). Tijdens de zogenoemde stand-stillperiode, die afliep op 24 augustus 2006, zijn geen opmerkingen van de zijde van de Europese Commissie of van de andere lidstaten ontvangen.

2. Artikelen

Artikel I

Onderdeel A

De informatie over aansluitnummers is beperkt tot de vaste of mobiele openbare telefoonnetwerken. Voor dienstverlening die uitsluitend bestaat uit het verlenen van toegang tot Internet en de door middel van Internet te leveren of te verrichten diensten is de informatie beperkt tot de IP-toegangsnummers die aan een gebruiker zijn toegewezen. Wat met «gebruiker» wordt bedoeld is in artikel 1, onderdeel f, van het besluit bepaald. De gegevens van de willekeurige persoon die van een aangesloten computer gebruik maakt, zijn voor de aanbieders niet kenbaar, en behoeven niet verstrekt te worden. De feitelijke gebruiker kan iemand anders zijn dan degene die de diensten van de aanbieder betrekt. Dat is niet anders bij de gegevens van de aanbieders van telefonie, die nu reeds via het Centraal informatiepunt beschikbaar zijn. Daarmee houden de bevoegde autoriteiten bij de toepassing van hun wettelijke bevoegdheden rekening.

Voor zover de aanbieder nummers van randapparaten gebruikt voor de toegang en als alternatieve identificatie van de gebruiker, zoals de CP-nummers of MAC-nummers, vallen die nummers onder de verplichting de informatie te verstrekken voor zover die bij de aanbieder beschikbaar is. CP-nummers worden gebruikt als het unieke computernummer in het @Home netwerk, en kan dus slechts toebedeeld worden aan één computer. Een MAC-adres is een uniek identificatienummer dat aan een apparaat in een ethernet-netwerk is toegekend. MAC staat voor «Media Access Control» en wordt ook wel hardware-adres genoemd. Het zorgt ervoor dat apparaten in een ethernet-netwerk met elkaar kunnen communiceren. Vrijwel ieder netwerkapparaat heeft een vast, door de fabrikant bepaald MAC-adres.

Onderdeel B

Onderdeel 1. Hiermee wordt een onjuiste verwijzing hersteld.

Onderdeel 2. Historische gegevens betreffende naam, adres en nummer van een gebruiker kunnen beschikbaar zijn bij de aanbieder. De bevoegde autoriteit kan die gegevens zonder tussenkomst van het Centraal informatiepunt bij de aanbieder vorderen op grond van de artikelen 126na en 126ua van het Wetboek van Strafvordering en artikel 29 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.

Onderdeel 3. Indien de aanbieders de bestanden plaatsen op een geautomatiseerd werk dat feitelijk in beheer is bij het Centraal informatiepunt, treedt het Centraal informatiepunt bij de bewaring van de gegevens en bij het tot stand brengen van de bevraging namens elke aanbieder als bewerker op, indien het Centraal informatiepunt en de aanbieder een bewerkersovereenkomst hebben gesloten.

Onderdeel C

In artikel 4 is het eerste lid aangepast om onderscheid te kunnen maken met de aanbieder, bedoeld in het tweede lid. Tevens is de opsomming onder a aangepast aan dezelfde opsomming in het tweede lid.

Door toevoeging van een nieuw tweede lid is nu expliciet het onderscheid gemaakt tussen de aanbieders van vaste openbare telefoonnetwerken of vaste openbare telefoondiensten, dan wel van openbare mobiele telefoonnetwerken of openbare mobiele telefoondiensten (eerste lid), en de aanbieders die toegang verlenen tot Internet en de door middel van Internet te leveren of te verrichten diensten.

Hieraan zijn in het tweede lid toegevoegd de gegevens die in een voor bevraging door de opsporingsdiensten en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten beschikbaar gehouden bestand moeten worden opgenomen in geval van dienstverlening die uitsluitend bestaat uit het verlenen van toegang tot Internet en de door middel van Internet te leveren of te verrichten diensten. Opgemerkt wordt dat onder de soort dienst mede wordt begrepen de soort van verbinding waarmee de gebruiker contact heeft met de aanbieder of waarmee de gebruiker gebruik maakt van de toegang tot Internet en de door middel van Internet te leveren of te verrichten diensten. Deze informatie kan voor de opsporingsdiensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten van belang zijn. De soort verbinding geeft een indicatie over de duur van de toewijzing van IP-toegangsnummers aan een gebruiker: voor een bepaalde periode steeds hetzelfde IP-toegangsnummer of per gebruikssessie een willekeurig IP-toegangsnummer.

De in onderdeel c van het nieuwe tweede lid opgenomen gegevens vallen alle onder de definitie van nummer als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel bb, van de Telecommunicatiewet.

In de praktijk is gebleken dat aan een huisnummer niet steeds de daarbij behorende toevoegingen werden verstrekt. De opsomming van te verstrekken gegevens is daarom aangevuld met dit gegeven.

De wijziging van het vernummerde derde lid vloeit voort uit de toevoeging van het nieuwe tweede lid.

Onderdeel D

In onderdeel 1 is verduidelijkt dat de geautoriseerde ambtenaar niet degene is die bevoegd is een bevraging van de gegevens te initiëren, zoals de Officier van Justitie, maar degene die voor deze geautoriseerd is de vraagstelling langs elektronische weg en met behulp van een aan hem toegekende toegangscode te verzenden. De autorisatie betreft derhalve zowel de toekenning door de Minister van Justitie van de toegangscode als de verlening van toegang aan hem door de Minister van Justitie tot de systemen van het Centraal informatiepunt als gevolg van de aanwijzing van deze ambtenaar door het voor hem bevoegde gezag en de mededeling dienaangaande.

Onderdeel E

Dit onderdeel vloeit voort uit de toevoeging van het zesde lid van artikel 3. Indien het Centraal informatiepunt met een aanbieder een bewerkersovereenkomst heeft gesloten, worden de bestanden van die aanbieder feitelijk opgeslagen in apparatuur die onder beheer van het Centraal informatiepunt staat. De aanbieder blijft echter verantwoordelijk voor de inhoud en de verwerking van de gegevens van de bestanden, met inachtneming van het bepaalde in de bewerkersovereenkomst.

Onderdeel F

Het is voor alle betrokken partijen van belang te weten of zich knelpunten voordoen bij de uitwisseling van gegevens ter uitvoering van het besluit en of het besluit op correcte wijze wordt nageleefd. Een audit moet betrekking hebben op het gebruik en de beveiliging van het Centraal informatiepunt alsmede het systeem van het Centraal informatiepunt. De audit omvat daarom de volgende aspecten:

a. een audit naar de opzet, het bestaan en de werking van het Informatiesysteem van het Centraal informatiepunt, inclusief de applicatie en de (gegevens in) de black boxen.

b. een audit naar de opzet, het bestaan en de werking van de naleving door de aanbieders van hun verplichtingen;

c. een audit inzake het gebruik van het Centraal informatiepunt en het Informatiesysteem van het Centraal informatiepunt door de arrondissementsparketten, de politiekorpsen, of andere opsporingsdiensten.

De audit (en het verslag daarvan) ziet derhalve niet op het gebruik (en andere daarmee samenhangende aspecten) van het Centraal informatiepunt door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten vanwege het staatsgeheime karakter daarvan; het kan immers inzicht geven in de aard, omvang en wijze waarop de diensten gebruik maken van een aan hen toegekende bijzondere bevoegdheid. Dat betekent overigens niet dat het gebruik dat van het Centraal informatiepunt door de AIVD of MIVD wordt gemaakt op generlei wijze zou kunnen worden onderzocht. Voor zover het gaat om de vraag of door beide diensten op rechtmatige wijze gebruik van het Centraal informatiepunt is gemaakt, is dit een vraag naar de toepassing van artikel 29 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002. Het toezicht daarop berust bij de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Onderdelen G en H

Ingevolge artikel 12 van het besluit vervalt de uitzondering voor de toepassing van het besluit voor aanbieders van een openbare telecommunicatiediensten die uitsluitend bestaan in de verlening van toegang tot Internet en de door middel van Internet te leveren of te verrichten diensten met ingang van 1 september 2006. Gebleken is dat met ingang van die datum het merendeel van de aansluitingen van de aanbieders met het Centraal informatiepunt nog niet tot stand zal zijn gekomen. Voor elke aansluiting wordt een traject doorlopen waarbij overeenkomsten worden gesloten, technische voorzieningen worden getroffen, en proefverstrekkingen worden gedaan om de verbinding te testen. Pas als alles probleemloos verloopt kan de uitwisseling van gegevens tussen de arrondissementsparketten, de politiekorpsen, of andere opsporingsdiensten en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten enerzijds en de aanbieders anderzijds langs elektronische weg en door tussenkomst van het Centraal informatiepunt plaatsvinden.

Om het genoemde aansluittraject met alle aanbieders te doorlopen, is naar verwachting nog ten hoogste een jaar gemoeid. Begonnen zal worden met het aansluiten van de grote aanbieders.

Het in het oorspronkelijke artikel 11 gemaakte onderscheid tussen aanbieders van openbare telecommunicatiediensten en -netwerken die diensten aanbieden die door middel van telefoons worden geleverd, en de aanbieders die Internettoegang en Internetdiensten aanbieden, blijft door de verschillen in techniek bestaan. De verplichtingen voor beide groepen van aanbieders verschillen niet in algemene zin, omdat alle aanbieders moeten voldoen aan een vordering door de gegevens door tussenkomst van het Centraal informatiepunt te verstrekken; maar wel in detail, waar het de te verstrekken gegevens betreft. Het verloop van de termijn van twee jaar die in het oorspronkelijke artikel 12, tweede lid, was opgenomen, maakt geen einde aan dat onderscheid.

De termijn tot 1 september 2007 binnen welke alle aanbieders van openbare telecommunicatiediensten en -netwerken de technische en organisatorische voorzieningen moeten hebben getroffen, is dan ook niet te beschouwen als een verlenging van de in het oorspronkelijke artikel 12, tweede lid, opgenomen termijn, maar een implementatie- en overgangstermijn voor de inmiddels tot stand gekomen specifieke verplichtingen. In zoverre is er geen strijd met de rechtsgrondslag van het oorspronkelijke artikel 12, dat mede op artikel 20.18 van de Telecommunicatiewet was gebaseerd.

Om te voorkomen dat de wijziging van artikel 11 door de bepaling van het oorspronkelijke artikel 12, tweede lid, met ingang van 1 september 2006 vervalt, is ervoor gekozen de overgangstermijn in artikel 11 op te nemen, en artikel 12 te laten vervallen.

Onderdeel I

Als gevolg van onderdelen A en C is onderdeel 1 van de bijlage bij het besluit aangevuld. De onderdelen 3 en 4 zijn aangepast om de wijze van opslaan in het bestand en de bevraging op een eenvormige wijze veilig te laten verlopen. Op details van de wijze van aanleveren kunnen tussen een aanbieder en het Centraal informatiepunt nadere afspraken worden gemaakt. Er wordt gebruik gemaakt van beveiligde verbindingen.

Artikel II

Artikel 11 van het Besluit vergunningen mobiele telecommunicatie geeft regels met betrekking tot de verlengbaarheid van GSM vergunningen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het nog steeds van kracht zijnde artikel 13k, tweede lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen. Centraal daarbij staat de bevoegdheid van de Minister van Economische Zaken (voorheen de Minister van Verkeer en Waterstaat) om te besluiten over de al dan niet verlengbaarheid van GSM vergunningen. Meer concreet geeft artikel 11 van het Besluit vergunningen mobiele telecommunicatie een aantal regels van voornamelijk procedurele aard omtrent de besluitvorming door de minister. Een van deze regels is dat verlenging slechts mogelijk is voor een periode van vijf jaar. De voorgestelde wijziging brengt hierin verandering door het mogelijk te maken ook voor een kortere periode te verlengen. Hierdoor ontstaat meer flexibiliteit. Bij een besluit al dan niet verlenging mogelijk te maken spelen naast de technische actualiteit van het GSM systeem de ontwikkelingen op de markt een grote rol. Het gaat daarbij niet alleen om de positie van de vergunninghouders maar ook van derden, zoals de gebruikers en concurrenten. Bij de beoordeling en weging van de diverse belangen is het denkbaar dat de minister tot het oordeel komt dat verlenging mogelijk moet zijn, maar dat een verlenging voor een kortere periode dan vijf jaar het meest geëigend is. De voorgestelde wijziging maakt het de minister mogelijk in dergelijke gevallen te kiezen voor een kortere verlengingsperiode dan vijf jaar.

Artikel III

Het Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie bevatte geen overgangsrecht met betrekking tot de verplichtingen voor aanbieders van openbare telecommunicatiediensten en -netwerken die ontstaan zijn door het van rechtswege vervallen van artikel 11 met ingang van 1 september 2006. Doordat het niet mogelijk bleek artikel 11 voor 1 september 2006 te vervangen moet het besluit terugwerken tot en met 1 september 2006.

De Minister van Economische Zaken,

J. G. Wijn

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Economische Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 oktober 2006, nr. 197.

Naar boven