Besluit van 30 augustus 2006 tot actualisering van het Uitvoeringsbesluit voorzieningen in de huisvesting PO/VO en wijziging van diverse besluiten vanwege verschillende wijzigingen in de Wet op het voortgezet onderwijs alsmede intrekking van een aantal uitgewerkte besluiten op het terrein van het voortgezet onderwijs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 juli 2006, nr. WJZ/2006/26508 (3799), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de artikelen 22, 29, 60, 76c en 84 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 2 augustus 2006, No. WO5.06.0327/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 augustus 2006, nr. WJZ/2006/31700 (3799), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING UITVOERINGSBESLUIT VOORZIENINGEN IN DE HUISVESTING PO/VO

Het Uitvoeringsbesluit voorzieningen in de huisvesting PO/VO wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1, onderdeel j, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Na «NEN 2580» wordt de dubbele punt vervangen door: 1997/A1:2001 –.

2. Het liggende streepje tussen «gebouwen» en «Termen» wordt vervangen door een puntkomma.

3. «6 januari 1998» wordt vervangen door: 27 mei 2002.

B

Artikel 2 vervalt.

C

In artikel 4 vervallen in de tabel de onderdelen g en j.

D

In artikel 5 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt in de tabel bij onderdeel i in de laatste kolom «7,0» vervangen door: 10,5.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Er geldt tevens een vaste voet:

    a. van 890 m2 per scholengemeenschap;

    b. van 890 m2 per school, niet zijnde een school voor praktijkonderwijs, die geen deel uitmaakt van een scholengemeenschap;

    c. van 260 m2 per school voor praktijkonderwijs die geen deel uitmaakt van een scholengemeenschap;

    d. van 470 m2 per nevenvestiging die voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van aanvullende personele bekostiging die zijn gesteld in de bijlage behorende bij de Regeling aanvullende bekostiging bij nevenvestigingen met spreidingsnoodzaak in het voortgezet onderwijs.

E

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6. Beperking reikwijdte besluit

Dit besluit is niet van toepassing op:

a. scholen voor voortgezet onderwijs die deel uitmaken van een scholengemeenschap met een regionaal opleidingencentrum als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs,

b. scholen voor mavo die deel uitmaken van een scholengemeenschap met een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, en

c. vbo dat wordt verzorgd in een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs.

ARTIKEL II. WIJZIGING BEKOSTIGINGSBESLUIT W.V.O.

In artikel 18, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O. vervalt in de derde volzin: op grond van artikel 85b toegekende nascholingsgelden en van.

ARTIKEL III. WIJZIGING FORMATIEBESLUIT W.V.O.

Het Formatiebesluit W.V.O. wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 6, vierde lid, van het Formatiebesluit W.V.O. wordt «derde lid, zijn» vervangen door: derde lid is.

B

In het opschrift van hoofdstuk III wordt «vergoeding» vervangen door: bekostiging.

ARTIKEL IV. INTREKKEN VO-BESLUITEN

  • 1. De volgende besluiten worden ingetrokken:

    a. Besluit van 15 februari 1973 (Stb. 56), tot vaststelling/wijziging van de examengelden voor enige staatsexamens, zoals laatstelijk gewijzigd door het Besluit van 12 september 1986 (Stb. 468) tot wijziging van de examengelden voor enige staatsexamens,

    b. Besluit van 24 juni 1991 (Stb. 358), tot wijziging van het Besluit avondscholen v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-m.e.a.o. in verband met verhoging van de groepsgrootte.

    c. Besluit van 5 juli 1991 (Stb. 378), houdende wijziging van het Besluit dagscholen v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. en het Besluit l.b.o.-l.a.v.o. in verband met de aanpassing van de voorschriften inzake de berekening van het aantal leraarlessen.

    d. Besluit van 13 juli 1991 (Stb. 405), houdende wijziging van het Besluit l.b.o/l.a.v.o., en het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-l.b.o. in verband met de invoering van het vak algemene voorbereiding op maatschappij en beroep (Besluit invoering AVMB).

    e. Besluit van 6 april 1993 (Stb. 209), houdende wijziging van het Formatiebesluit scholen v.w.o.-a.v.o.-v.b.o. in verband met vereenvoudiging van de grondslag voor de bepaling van het aantal formatierekeneenheden (vereenvoudiging formatiegrondslag) zoals laatstelijk gewijzigd door het Besluit van 27 januari 1994 (Stb. 120) tot wijziging van het overgangsrecht bij het Besluit van 6 april 1993 (Stb. 209) houdende wijziging van het Formatiebesluit scholen v.w.o.-a.v.o.-v.b.o. in verband met vereenvoudiging van de grondslag voor de bepaling van het aantal formatierekeneenheden.

    f. Besluit van 15 juni 1994 (Stb. 456), houdende wijziging van het Inrichtingsbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. in verband met nadere voorschriften voor de toetsen ter afsluiting van de basisvorming (toetsen basisvorming).

    g. Besluit van 15 juli 1994 (Stb. 555), tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit van 14 juni 1994 (Stb. 488), houdende wijziging van het Examenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.- v.b.o., het Inrichtingsbesluit dagscholen m.b.o., het Inrichtingsbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. en het Besluit staatsexamens v.w.o.-h.a.v.o.-ma.v.o. 1978 (diploma m.a.v.o.-v.b.o.); compensatie bij gespreide examinering) en tot vaststelling van het tijdstip, bedoeld in artikel VIII, vierde onderscheidenlijk vijfde lid, van het Besluit van 20 december 1990 (Stb. 1991, 38) houdende wijziging van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-l.b.o., het Besluit staatsexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. 1978 en van een aantal inrichtingsbesluiten in verband met de invoer van een aantal nieuwe examenvakken.

    h. Besluit van 19 mei 1999 ( Stb. 230), houdende wijziging van het Inrichtingsbesluit W.V.O. in verband met de invoering van leerwegen in het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede ten aanzien van het praktijkonderwijs; technische aanpassing enkele andere besluiten (invoering leerwegen mavo en vbo, en praktijkonderwijs).

    i. Besluit van 20 september 1999 (Stb. 405), houdende wijziging van het Besluit onderwijsbevoegdheden W.V.O./O.W.V.O. en het Besluit informatievoorziening WVO met name in verband met de invoering van leerwegen in het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede ten aanzien van het praktijkonderwijs; technische aanpassing enkele andere besluiten.

  • 2. Voorzover er ter zake nog sprake is van enige bestuursrechtelijke afdoening, met inbegrip van bezwaar- en beroepsprocedures, vindt deze plaats overeenkomstig de besluiten, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Bestaande aanspraken en verplichtingen bij, op grond of in het kader van de besluiten, bedoeld in het eerste lid, blijven in stand.

ARTIKEL V. INWERKINGTREDING

De artikelen van dit besluit treden in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 30 augustus 2006

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de negentiende september 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

Dit besluit bevat:

1. wijzigingen in het Uitvoeringsbesluit voorzieningen in de huisvesting PO/VO,

2. wijzigingen in het Bekostigingsbesluit W.V.O. en het Formatiebesluit W.V.O., en

3. intrekking van een aantal besluiten op het terrein van het voortgezet onderwijs.

Ad 1. Uitvoeringsbesluit voorzieningen in de huisvesting PO/VO

In dit besluit zijn een paar wijzigingen van het Uitvoeringsbesluit voorzieningen in de huisvesting PO/VO opgenomen. Het gaat om actualisering en om wijzigingen naar aanleiding van wetswijzigingen over huisvesting van verticale scholengemeenschappen (waarin zowel een deel voortgezet onderwijs als een deel beroepsonderwijs is ondergebracht) en over taak en budget voor onderhoud van scholen in het voortgezet onderwijs.

Ad 2. Bekostigingsbesluit W.V.O. en Formatiebesluit W.V.O.

Deze wijzigingen bevatten kleine aanpassingen naar aanleiding van het Besluit van 17 januari 2005 (Stb. 62) houdende actualisering van het Bekostigingsbesluit W.V.O., het Formatiebesluit W.V.O. en het Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging mede in verband met vereenvoudiging van de bekostigingsbepalingen in de Wet op het voortgezet onderwijs alsmede opneming in het Bekostigingsbesluit W.V.O. van regels voor de berekening van de rijksbijdrage voor kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven voor hun taken bij leer-werktrajecten vmbo.

Ad 3. Intrekking VO-besluiten

In het hoofdlijnenakkoord «Meedoen, meer werk, minder regels» (Kamerstukken II 2002/03, 28 637, nr. 19) heeft het kabinet zich onder meer ten doel gesteld minder nieuwe regels te stellen en de dienstverlening aan het publiek te verbeteren. In dat kader en tevens in het verlengde van het in de nota «Bruikbare rechtsorde» van de Minister van Justitie (Kamerstukken II 2002/03, 29 279, nr. 9) is het project «OCW ontregelt» gestart. Het regelbestand op de beleidsterreinen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) wordt doorgelicht en vervolgens geactualiseerd.

Het project «OCW ontregelt» heeft al geleid tot de «OCW-intrekkingsregeling 2004», waarin materieel uitgewerkte ministeriële regelingen zijn ingetrokken. Deze regelingen hebben juridisch geen betekenis meer, maar staan nog wel vermeld in allerlei databestanden, die daardoor zijn vervuild. Door het intrekken van uitgewerkte regelingen kan een geïnteresseerde of belanghebbende gemakkelijker en sneller de voor hem relevante regelgeving vinden.

Na de ministeriële regelingen zijn nu de algemene maatregelen van bestuur aan de beurt. In dit besluit worden uitgewerkte besluiten op het terrein van het voortgezet onderwijs ingetrokken. Daar waar sprake is van besluiten waarvan de grondslag is vervallen, hoeven deze niet te worden ingetrokken. Deze besluiten zijn immers van rechtswege vervallen. Ook van deze besluiten is een inventarisatie gemaakt. De beheerders van de databanken worden hiervan op de hoogte gesteld. Zij worden verzocht deze besluiten uit het regelgevingsbestand te verwijderen.

2. Administratieve lasten

De actualisering van de regels over de huisvesting leidt niet tot een wijziging van de administratieve lasten voor scholen en gemeenten. Wel worden die regels door dit besluit helderder en toegankelijker. De intrekking van VO-besluiten en de wijzigingen in het Bekostigingsbesluit W.V.O en het Formatiebesluit W.V.O. leiden evenmin tot wijziging van de administratieve lasten.

3. Uitvoeringsgevolgen

De Centrale financiën instellingen (Cfi, de uitvoeringsinstantie van OCW) heeft aangegeven dat het besluit geen directe gevolgen heeft voor de werkzaamheden van Cfi, van de Audit dienst en van de Inspectie van het Onderwijs

4. Financiële gevolgen

Aan dit wijzigingsbesluit zijn voor de rijksbegroting geen gevolgen verbonden.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

In artikel 1 wordt de verwijzing naar de NEN norm over oppervlakten en inhouden van gebouwen geactualiseerd.

Artikel I, onderdeel B

Artikel 2 van het besluit wordt geschrapt. De basis voor dit artikel is vervallen door de Wet van 23 december 2004 (Stb. 2004, 713), waarbij taak en budget voor een deel van het onderhoud van gebouwen en terreinen in het voortgezet onderwijs is overgeheveld van gemeentebesturen naar de schoolbesturen. Als gevolg daarvan zijn de scholen nu zelf verantwoordelijk voor al het onderhoud. Daarmee vervalt de noodzaak tot het vaststellen van het zogenaamde drempelbedrag: tot dat bedrag moesten scholen bepaald onderhoud aan de binnenkant van het gebouw zelf betalen en bij overschrijding van dat bedrag kon een school een aanvraag bij de gemeente indienen.

Artikel I, onderdeel C

In de tabel in artikel 4 waren nog vaste voeten opgenomen voor twee soorten speciaal voortgezet onderwijs, te weten die voor moeilijk lerende kinderen (svo-mlk) en voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (svo-lom). Deze soorten zijn evenwel omgezet in praktijkonderwijs respectievelijk leerwegondersteunend onderwijs. Vandaar dat de onderdelen g en j uit de tabel zijn geschrapt.

Artikel I, onderdeel D

De vorming van de scholen of afdelingen (verbonden aan scholengemeenschappen) voor praktijkonderwijs heeft plaatsgevonden in de periode 1998 tot 2002. Het praktijkonderwijs viel grotendeels nog onder de declaratiebekostiging en liep mee in de regelingen voor het primair onderwijs; dat gold ook voor het aantal vierkante meters zoals voorgeschreven in artikel 4 van dit besluit. Met ingang van 1 augustus 2006 valt het gehele praktijkonderwijs onder de lumpsumbekostiging.

In het licht van de inhoudelijke overgang van speciaal voortgezet onderwijs naar praktijkonderwijs is de algemene opvatting, dat daarbij een ruimere norm per leerling hoort. Inmiddels is al een hogere norm per leerling voor praktijkonderwijs opgenomen in de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Hetzelfde geldt voor de vaste voet per school voor praktijkonderwijs, voorheen gebaseerd op die van het svo-mlk.

In lijn met de normstelling in de modelverordening van de VNG is artikel 5 van het Uitvoeringsbesluit aangepast. Met deze aanpassing is een eind gemaakt aan het onderscheid in de normering tussen zelfstandige scholen voor praktijkonderwijs met lumpsumbekostiging respectievelijk declaratiebekosting. Ook de normstelling per leerling praktijkonderwijs aan een afdeling dan wel aan een zelfstandige school voor praktijkonderwijs is geharmoniseerd. Dit is mogelijk omdat vanaf 1 augustus 2006 alle scholen voor praktijkonderwijs onder de lumpsumbekostiging vallen. Voor een enkele school voor praktijkonderwijs die al onder de lumpsumbekostiging viel, kan het betekenen, dat het totaal aantal voorgeschreven vierkante meters iets lager uitvalt omdat de vaste voet voor die scholen is verlaagd, terwijl de norm per leerling is verhoogd. Immers voorheen gold voor elke VO-school dezelfde vaste voet en nu geldt voor de veel kleinere scholen voor praktijkonderwijs een afwijkende vaste voet (260 m2 tegenover 890m2 voor een andere VO-school). Dit hangt samen met het feit dat een school voor praktijkonderwijs kan worden gesticht bij 120 leerlingen, terwijl voor een andere VO-school circa 300 leerlingen vereist zijn, waardoor met een veel lagere vaste voet kan worden volstaan.

Voor scholen voor praktijkonderwijs heeft de wijziging van het Uitvoeringsbesluit geen directe gevolgen; meestal voorziet de gemeente conform de gemeentelijke verordening in meer vierkante meters dan het minimum dat wordt voorgeschreven in het Uitvoeringsbesluit. Bovendien komt de vraag naar meer vierkante meters vooral dan aan de orde als er sprake is van uitbreiding van het aantal leerlingen en dus van behoefte aan onderwijshuisvesting.

De vaste voet voor een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak is aangepast en, evenals de vaste voeten voor scholen, gebracht op 85% van de normstelling in de modelverordening van de VNG.

Artikel I, onderdeel E

Artikel 6 wordt geherformuleerd. De bestaande beperking van de reikwijdte van het besluit wordt uitgebreid. De beperking gold al voor:

a. het vbo-groen verzorgd in een agrarisch opleidingscentrum (AOC, geregeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, de WEB), en

b. scholen voor voortgezet onderwijs (VO) die op 31 december 1996 onderdeel uitmaakten van een zogenaamde verticale scholengemeenschap met een regionaal opleidingencentrum (ROC, eveneens ressorterend onder de WEB).

De reden voor de uitbreiding is gelegen in de wetswijzigingen voor de huisvesting van verticale scholengemeenschappen (Stb. 2004, 139). In het bij die wetswijzigingen nieuw opgenomen artikel 76v.1 van de Wet op het voortgezet onderwijs is geregeld dat voortaan alle verticale scholengemeenschappen onder het regime van de WEB zullen vallen.

Dat betekent dat onder de beperking van de reikwijdte van het besluit niet meer alleen vallen het vbo-groen verzorgd in een AOC en de op 31 december 1996 reeds bestaande verticale scholengemeenschappen bestaande uit een of meer scholen voor VO en een ROC, maar ook:

1°. op of na 1 januari 1997 gevormde verticale scholengemeenschappen bestaande uit een of meer scholen voor VO en een ROC, en

2°. verticale scholengemeenschappen bestaande uit een mavo en een AOC.

Artikel II

Reeds de vorige actualisering van het Bekostigingsbesluit W.V.O. (Stb. 2005, 62) beoogde de zinsnede «op grond van artikel 85b toegekende nascholingsgelden en van» in artikel 18, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O. te laten vervallen. Abusievelijk werd daarbij verwezen naar de tweede volzin van het tweede lid van artikel 18; de genoemde zinsnede komt voor in de derde volzin. Artikel II strekt ertoe dit recht te zetten.

Deze nota van toelichting onderteken ik mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven