Besluit van 21 augustus 2006, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen inzake de heffing van retributies voor de beoordeling van nieuwe voedingsmiddelen, van het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen, en van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 10 juli 2006, VGP/VV 2697871, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Justitie, en van Economische Zaken;

Gelet op verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (PbEG L 43), alsmede op de artikelen 13a, 14, 32b en 33, eerste lid, van de Warenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 2 augustus 2006, no.W13.06.0300/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 15 augustus 2006, VGP/VV 2707330, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Justitie, en van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 3 van het Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen komt te luiden:

Artikel 3

  • 1. Een verzoek als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van verordening (EG) 258/97, wordt ingediend bij Onze Minister.

  • 2. De aanvrager, bedoeld in artikel 4, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van verordening (EG) 258/97, is aan Onze Minister een retributie verschuldigd voor het opstellen van:

    a. het advies, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van verordening (EG) 258/97;

    b. het verslag, bedoeld in artikel 6, derde lid, van verordening (EG) 258/97.

  • 3. De tarieven van de retributies, bedoeld in het tweede lid, worden vastgesteld bij regeling van Onze Minister.

  • 4. De bevoegde instantie, bedoeld in hoofdstuk II van verordening (EG) 1829/2003, is Onze Minister.

ARTIKEL II

Het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, onder d, komt te luiden:

d. verordening (EG) 852/2004: verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU L 139 en 226);.

B

In artikel 5b wordt «artikel 4 van verordening (EG) 853/2004» vervangen door: artikel 6 van verordening (EG) 852/2004.

C

Artikel 8, vijfde lid, vervalt waarna het zesde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.

ARTIKEL III

De bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten wordt als volgt gewijzigd:

A

In de tabel Inhoud wordt «D-75 Warenbesluit hygiëne van levensmiddelen» vervangen door: D-76 Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen.

B

Rubriek D-75 komen te luiden:

 

Omschrijving van de overtreding

Boetebedrag per categorie

    
  

I

II

    

D-75

Warenwetregeling voedingssupplementen

  
 

>>D-74.5 en D-74.6

  

C

Een rubriek wordt toegevoegd, luidende:

 

Omschrijving van de overtreding

Boetebedrag per categorie

    
  

I

II

    

D-76

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

  

D-76.1.1

art. 2 lid 1 j° art. 4.2 van Vo. (EG) 852/2004 j° bijl. II hfdst. I.1 van Vo. (EG) 852/2004

€ 900,–

€ 1800,–

D-76.1.2

art. 2 lid 1 j° art. 4.2 van Vo. (EG) 852/2004 j° bijl. II hfdst. IX.4 eerste volzin van Vo. (EG) 852/2004

€ 900,–

€ 1800,–

D-76.1.3

art. 2 lid 1 overig

€ 450,–

€ 900,–

D-76.2

art. 2 lid 2

€ 450,–

€ 900,–

D-76.3

art. 2 lid 3

€ 450,–

€ 900,–

D-76.4.1

art. 2 lid 4 j° art. 8 lid 1

€ 450,–

€ 900,–

D-76.4.2

art. 2 lid 4 j° art. 8 lid 2

€ 450,–

€ 900,–

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 21 augustus 2006

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de veertiende september 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel I

Sinds 16 mei 1997 is van kracht verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (PbEG L 43), verder te noemen: verordening (EG) 258/97.

Verordening (EG) 258/97 stelt regels inzake het in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten in de Europese Unie. Hierbij spelen de lidstaten van de Europese Unie een belangrijke rol, met name bij het vaststellen van adviezen over en eerste beoordelingen van voor de eerste keer in de handel te brengen producten. In de artikelen 3 tot en met 6, van verordening (EG) 258/97, is beschreven op welke wijze dat gebeurt. Voor Nederland zijn ter zake nadere voorschriften vastgesteld bij het Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen.

Tot 1 januari 2005 werden de in de voorgaande alinea bedoelde adviezen en eerste beoordelingen, in Nederland vastgesteld door de Gezondheidsraad. Inmiddels is besloten deze taak te laten uitvoeren door het Agentschap CBG.

Het opstellen van bovengenoemd advies of het verslag van de eerste beoordeling is een vorm van toelating, bedoeld in het rapport «Maat houden» inzake het doorberekenen van kosten voor toelating of voor preventieve of repressieve handhaving van voorschriften (Stcrt. 2000, 90). Volgens vast regeringsbeleid dienen de kosten daarvan te worden doorberekend aan de bedrijven die een individueel toerekenbaar profijt/voordeel van deze toelating genieten. In de Memorie van toelichting bij de indiening van het wetsvoorstel tot wijziging van de Vleeskeuringswet en de Warenwet inzake de heffing van retributies (Kamerstukken II, 2000-1001, 27 698, nr. 3) is dit uitgebreid toegelicht.

In artikel 3, tweede lid (nieuw), van het Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen is daarom bepaald dat voor het opstellen van bovengenoemd advies of het verslag van de eerste beoordeling, per ingediende aanvraag een retributie in rekening zal worden gebracht. Bij regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zal de exacte hoogte van deze retributies worden vastgesteld. Hierbij zullen de desbetreffende uitgangspunten, bedoeld in het rapport «Maat houden», in acht worden genomen.

Artikel 3, vierde lid, was tot de inwerkingtreding van dit besluit het tweede lid van artikel 3 (oud).

Artikel II

Artikel 5b van het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen heeft tot doel de exploitanten van levensmiddelenbedrijven te verplichten tot het betalen van een retributie voor de registratie van levensmiddelenbedrijven in het kader van verordening (EG) 852/2004. Dat bleek evenwel niet duidelijk uit de verwijzing in artikel 5b naar artikel 4 van verordening (EG) 853/2004. In onderdeel B is deze onvolkomenheid hersteld. Artikel 5b van het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen verwijst nu naar de registratie van levensmiddelenbedrijven, bedoeld in artikel 6 van verordening (EG) 852/2004.

In onderdeel C is van de gelegenheid gebruik gemaakt artikel 8, vijfde lid, van het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen te laten vervallen. Dat lid kan gemist worden, aangezien de daarin opgenomen bepaling krachtens artikel 11 van dat besluit bij regeling van de Minister van VWS zal worden vastgesteld, als onderdeel van de tariefstelling.

Artikel III

Bij besluit van 12 december 2005, Stb. 670, is aan de bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten ten onrechte een rubriek D-75 Warenbesluit hygiëne van levensmiddelen toegevoegd. Er was geen rekening gehouden met het feit dat de Warenwetregeling voedingssupplementen reeds was opgenomen als rubriek D-75. Deze fout diende hersteld te worden. Artikel III zorgt daarvoor.

Administratieve lasten

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burgers en het bedrijfsleven.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven