Besluit van 17 augustus 2006, houdende herziening van de vergoedingen voor
staatsraden in buitengewone dienst zonder vaste deeltaak en voor leden
in buitengewone dienst van de Algemene
Rekenkamer
Wij Beatrix, bij
de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van
7 juli 2006, nr. 2006-0000222638, directie Constitutionele Zaken
en Wetgeving;
Gelet
op de artikelen 3, tweede lid, en 5 van
de Wet van 11 september 1964, houdende vaststelling van een
nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president van de Raad
van State en de staatsraden, alsmede van de president en de overige
leden van de Algemene Rekenkamer (Stb. 387);
De Raad van State gehoord (advies van
27 juli 2006, nr. W04.06.0281/I);
Gezien het nader rapport van Onze
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van
11 augustus 2006, nr.
2006-0000263877;
Hebben
goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
In artikel 1 van het
koninklijk besluit van 9 juni
1972, houdende regeling van de vergoeding voor staatsraden in
buitengewone dienst (Stb. 314) wordt
«€ 405» vervangen door:
€ 414.
ARTIKEL II
In artikel 1 van
het koninklijk besluit van
21 september 1992, houdende regeling van de vergoeding voor
leden in buitengewone dienst van de Algemene Rekenkamer (Stb.
538) wordt «€ 405» vervangen door:
€ 414.
ARTIKEL III
Dit besluit treedt in
werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met
1 januari
2005.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot’s-Gravenhage, 17
augustus 2006
Beatrix
De Minister van
Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
J.
W. Remkes
Uitgegeven de eenendertigste augustus 2006
De Minister van
Justitie,
J.
P.
H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
Bij besluit van 12 mei 1998, houdende
herziening van de vergoedingen voor staatsraden in buitengewone dienst
zonder vaste deeltaak en voor leden in buitengewone dienst van de
Algemene Rekenkamer (Stb. 283) zijn de vergoedingen van de staatsraden
in buitengewone dienst zonder vaste deeltaak en de leden in
buitengewone dienst van de Algemene Rekenkamer gekoppeld aan de
vergoeding die geldt voor raadsheren in buitengewone dienst van de Hoge
Raad.
Artikel 38, eerste lid, onderdeel a,
van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, waarin de hoogte
van de vergoeding voor raadsheren in buitengewone dienst van de Hoge
Raad is vastgelegd, is onlangs gewijzigd (koninklijk besluit van
15 februari 2006, tot wijziging van het Besluit rechtspositie
rechterlijke ambtenaren in verband met onder meer de formalisering van
het Arbeidsvoorwaardenakkoord sector Rechterlijke Macht 2004 en de
toepasselijkheid van de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting
bij ziekte 2003 ten aanzien van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke
ambtenaren in opleiding (Stb. 80)). De vergoeding bedraagt vanaf
1 januari 2005 € 414.
Het onderhavige besluit strekt ertoe deze wijzigingen over te nemen
in de vergoedingsregelingen voor de staatsraden in buitengewone dienst
zonder vaste deeltaak en voor de leden in buitengewone dienst van de
Algemene Rekenkamer.
De
Minister van
Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
J.
W. Remkes
XHistnoot
Het advies van de Raad van
State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid
j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat
het zonder meer instemmend
luidt.