Besluit van 16 augustus 2006, houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2005/55/EG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PbEU L 275) en richtlijn nr. 2005/66/EG betreffende het gebruik van frontbeschermingsinrichtingen op motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (PbEU L 309)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 28 juni 2006, nr. HDJZ/AWW/2006-958, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 september 2005 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PbEU L 275), richtlijn nr. 2005/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende het gebruik van frontbeschermingsinrichtingen op motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (PbEU L 309) en de artikelen 22, eerste lid, 26, eerste lid en 34, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 26 juli 2006, nr. W09.06.0242/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 7 augustus 2006, nr. HDJZ/AWW/2006-1221, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Voertuigreglement wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

Na onderdeel q2, wordt onder verlettering van onderdeel q3 tot q4, een onderdeel ingevoegd, luidende:

q3. frontbeschermingsinrichting: een afzonderlijke constructie die bedoeld is om het buitenoppervlak boven of onder de tot de originele uitrusting van het voertuig behorende bumper bij een botsing met een object te beschermen, met dien verstande dat hieronder niet worden begrepen constructies met een massa van minder dan 0,5 kg die uitsluitend bedoeld zijn ter bescherming van de lichten;

B

In artikel 1.1a, eerste lid, vervalt onderdeel an5 en wordt onderdeel an6 vernummerd tot an5.

C

Artikel 1.1a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1.1a, eerste lid, onderdeel bw, door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

bx. richtlijn 2005/55/EG: richtlijn nr. 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 september 2005 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PbEU L 275);

by. richtlijn 2005/66/EG: richtlijn nr. 2005/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende het gebruik van frontbeschermingsinrichtingen op motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (PbEU L 309).

D

Artikel 1a.9, wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot het derde en vierde lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 1. Met ingang van 25 mei 2007 is het verboden nieuwe personenauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of nieuwebedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, niet zijnde bussen, in voorraad te hebben, te koop aan te bieden of af te leveren, indien deze wat betreft frontbeschermingsinrichtingen niet voldoen aan richtlijn 2005/66/EG, en, voor zover daarin is voorzien, niet vergezeld gaan van een geldig certificaat van overeenstemming als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van richtlijn 70/156/EEG.

  • 2. Met ingang van 25 mei 2007 is het verboden frontbeschermingsinrichtingen die als technische eenheden bestemd zijn voor personenauto’s of bedrijfsauto’s als bedoeld in het eerste lid, in voorraad te hebben, te koop aan te bieden of af te leveren, indien deze niet voldoen aan richtlijn 2005/66/EG.

E

In artikel 1a.12, derde lid, wordt «richtlijn 88/77/EEG» vervangen door: richtlijn 2005/55/EG.

F

Artikel 3.2.37a wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Personenauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, die zijn voorzien van een frontbeschermingsinrichting en die in gebruik worden genomen na 24 november 2006, voldoen wat betreft de veiligheid van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers aan richtlijn 2005/66/EG.

G

In artikel 3.3.16, derde lid, wordt «richtlijn 88/77/EEG» vervangen door: richtlijn 2005/55/EG.

H

Artikel 3.3.37a wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, niet zijnde bussen, die zijn voorzien van een frontbeschermingsinrichting en die in gebruik worden genomen na 24 november 2006, voldoen wat betreft de veiligheid van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers aan richtlijn 2005/66/EG.

I

Na artikel 3.8.16 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 3.8.17

Frontbeschermingsinrichtingen bestemd voor personenauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, niet zijnde bussen, waarvoor als technische eenheden een typegoedkeuring kan worden verleend, voldoen met ingang van 25 november 2006 wat betreft de veiligheid van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers aan richtlijn 2005/66/EG.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 25 augustus 2006, met uitzondering van artikel I, de onderdelen B, E en G, die in werking treden met ingang van 9 november 2006. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst wordt uitgegeven na 24 augustus 2006, treedt artikel I, met uitzondering van de onderdelen B, E en G, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 16 augustus 2006

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de negenentwintigste augustus 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen

Het onderhavige besluit omvat een één op één gebonden implementatie van richtlijn nr. 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 september 2005 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PbEU L 275; hierna: richtlijn nr. 2005/55/EG) en richtlijn nr. 2005/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende het gebruik van frontbeschermingsinrichtingen op motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (PbEU L 309; hierna: richtlijn nr. 2005/66/EG).

Richtlijn nr. 2005/55/EG voorziet in de codificatie en herschikking van richtlijn nr. 88/77/EEG van de Raad van 3 december 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PbEG L 36; hierna: richtlijn nr. 88/77/EEG), hetgeen heeft geleid tot de totstandkoming van richtlijn nr. 2005/55/EG en de intrekking van richtlijn nr. 88/77/EEG. Richtlijn nr. 2005/55/EG is een van de bijzondere richtlijnen van de typegoedkeuringsprocedure die is vastgesteld bij richtlijn nr. 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan. Richtlijn nr. 2005/55/EG bevat dezelfde grenswaarden waaraan motoren van bedrijfswagens moeten voldoen, als die in richtlijn nr. 88/77/EEG waren opgenomen. Nieuw is dat in richtlijn 2005/55/EG voor nieuwe voertuigen eisen zijn opgenomen met betrekking tot boorddiagnosesystemen, duurzaamheid van in gebruik zijnde voertuigen en met betrekking tot emissiebeheersingssystemen die gebruik maken van verbruikbare reagentia.

Het merendeel van de bijzondere richtlijnen onder richtlijn nr. 70/156/EEG is geïmplementeerd in het Voertuigreglement. De implementatie van emissierichtlijnen, waartoe ook richtlijn nr. 2005/55/EG behoort, behoort echter primair tot de verantwoordelijkheid van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer. In het Voertuigreglement wordt in de artikelen 3.2.16 en 3.3.16 verwezen naar de wetgeving van dit ministerie. Op twee plaatsen in het Voertuigreglement wordt rechtstreeks verwezen naar richtlijn nr. 88/77/EG, namelijk in de artikelen 1a.12, derde lid en 3.3.16, derde lid. Deze verwijzingen in de artikelen 1a.12, derde lid en 3.3.16, derde lid, worden door middel van het onderhavige besluit vervangen door een verwijzing naar richtlijn nr. 2005/55/EG. Omdat het hier gaat om een zogenaamde dynamische verwijzing dient ook artikel 1.1a, eerste lid, te worden aangepast. Dit artikel bevat de volledige citeertitel van de richtlijnen waarnaar in het Voertuigreglement dynamisch wordt verwezen.

Ook richtlijn nr. 2005/66/EG is een van de bijzondere richtlijnen van de bij Richtlijn nr. 70/156/EEG vastgestelde typegoedkeuringsprocedure. Inrichtingen die motorvoertuigen aan de voorzijde extra bescherming bieden, hebben de laatste jaren steeds meer ingang gevonden. Voorbeelden hiervan zijn bullbars en andere constructies ter bescherming van de voorzijde van het voertuig. Sommige van deze inrichtingen vormen echter, in geval van een botsing, een risico voor de veiligheid van voetgangers en andere weggebruikers. Zodoende dient, ter bescherming van het publiek tegen dergelijke risico’s, controle te worden uitgeoefend op het gebruik van frontbeschermingsinrichtingen en dienen test- constructie- en installatievoorschriften te worden vastgesteld voor frontbeschermingsinrichtingen die tot de originele uitrusting van een voertuig behoren of die als technische eenheid in de handel worden gebracht. Richtlijn nr. 2005/66/EG voorziet hierin. Daarnaast wordt richtlijn nr. 70/156/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PbEG L 24) (hierna: richtlijn nr. 70/156/EEG) met inwerkingtreding van richtlijn nr. 2005/66/EG gewijzigd. Richtlijn 70/156/EEG is reeds geïmplementeerd in het Voertuigreglement. Het Voertuigreglement maakt gebruik van dynamische verwijzingen, waardoor inhoudelijke implementatie van de bepalingen van richtlijn nr. 2005/66/EG die betrekking hebben op wijziging van richtlijn nr. 70/156/EEG, niet nodig is. Ter voldoening aan artikel 1.7, eerste lid, van het Voertuigreglement wordt de totstandkoming van richtlijn nr. 2005/66/EG bekendgemaakt in de Staatscourant.

Dit besluit omvat een één op één gebonden EU-implementatie van de richtlijnen nrs. 2005/55/EG en 2005/66/EG. Dit besluit heeft geen substantiële effecten voor het bedrijfsleven of het milieu. Dit geldt mede voor het deel van het besluit dat ziet op de implementatie van de emissierichtlijn, richtlijn nr. 2005/55/EG. De bepalingen van deze richtlijn die met dit besluit worden geïmplementeerd, voorzien namelijk uitsluitend in de codificatie van richtlijn nr. 88/77/EEG.

II Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Overeenkomstig bijlage I, onderdeel 1.7, van richtlijn nr. 2005/66/EG, wordt in het Voertuigreglement een definitie van frontbeschermingsinrichtingen opgenomen. Het gaat hierbij om een afzonderlijke constructie die bedoeld is om het buitenoppervlak boven of onder de tot de originele uitrusting van het voertuig behorende bumper bij een botsing met een object te beschermen. Constructies met een maximum massa van minder dan 0,5 kg die uitsluitend bedoeld zijn ter bescherming van de lichten, zijn uitgezonderd. Een voorbeeld van een frontbeschermingsinrichting is een koeienvanger.

Artikel I, onderdelen B, C, E en G

De verwijzing in het Voertuigreglement naar richtlijn nr. 88/77/EEG wordt vervangen door een verwijzing naar richtlijn 2005/55/EG. Zodoende vervalt tevens de definitie van richtlijn nr. 88/77/EEG en wordt een definitie van richtlijn nr. 2005/55/EG opgenomen.

Artikel I, onderdelen D, F, H en I

Met ingang van 25 november 2006 moet voor het verkrijgen van een typegoedkeuring voor een nieuw type personenauto, bedrijfsauto of frontbeschermingsinrichting, die als technische eenheid in de handel wordt gebracht, worden voldaan aan richtlijn nr. 2005/66/EG. Nieuwe personenauto’s, bedrijfsauto’s of frontbeschermingsinrichtingen van een type dat reeds voor 25 november 2006 is goedgekeurd worden tot 25 mei 2007 toegelaten tot de weg. Vanaf 25 mei 2007 is het verboden nieuwe personenauto’s, bedrijfsauto’s of frontbeschermingsinrichtingen, die als technische eenheid in de handel worden gebracht, in voorraad te hebben, te koop aan te bieden of af te leveren indien deze niet voldoen aan de richtlijn nr. 2005/66/EG. Dit impliceert voor personenauto’s tevens de aanwezigheid van een geldig certificaat van overeenstemming. Voor bedrijfsauto’s als complete voertuigen wordt thans nog geen EG-typegoedkeuring verleend en wordt een certificaat van overeenstemming derhalve niet afgegeven.

Artikel II

De onderdelen B, E en G, van artikel I van dit besluit, treden in werking met ingang van 9 november 2006. Deze onderdelen voorzien in de implementatie van richtlijn nr. 2005/55/EG, waarvan de implementatietermijn verstrijkt op 9 november 2006. De overige bepalingen van artikel I voorzien, op één definitiebepaling na, in de implementatie van richtlijn nr. 2005/66/EG en treden, gelet op de implementatietermijn van die richtlijn, in werking met ingang van 25 augustus 2006.

III Transponeringstabel

In de onderstaande transponeringstabellen is aangegeven op welke wijze de richtlijnen nrs. 2005/55/EG (tabel A) en 2005/66/EG (tabel B) zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Wat betreft richtlijn nr. 2005/55/EG zijn uitsluitend de artikelen opgenomen die (mede) implementatie behoeven in regelgeving waarvoor de Minister van Verkeer en Waterstaat verantwoordelijk is. De overige artikelen van deze richtlijn worden geïmplementeerd in regelgeving waarvoor de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer verantwoordelijk is of behoeven geen implementatie omdat zij uitsluitend procedurele bepalingen betreffen.

Tabel A

Artikel(lid) richtlijn nr. 2005/55/EG

Implementatie

artikel 1

artikelen 3.2.16 en 3.3.16 van het Voertuigreglement

artikel 2

artikelen 3.2.16 en 3.3.16 van het Voertuigreglement

artikel 3,

artikelen 3.2.16 en 3.3.16 van het Voertuigreglement

artikel 4

artikelen 3.2.16 en 3.3.16 van het Voertuigreglement

artikel 10

artikelen 1.1a, onderdeel bx, 1a.12, derde lid, en 3.3.16, derde lid, van het Voertuigreglement, artikel 4c, vijfde lid, onderdeel b, van de Regeling houdende eisen en wijze van keuren van voertuigen die in een kleine serie worden vervaardigd, alsmede artikel 15 van de Wet pleziervaartuigen

Tabel B

Artikel(lid) richtlijn nr. 2005/66/EG

Implementatie

artikel 1

behoeft geen implementatie

artikel 2

artikelen 1.1, onderdeel q3 en 1.1.a, eerste lid, onderdeel by, van het Voertuigreglement

artikel 3, eerste en tweede lid

behoeven geen implementatie

artikel 3, derde, vierde en vijfde lid

artikelen 1a.9, 3.2.37a, 3.3.37a en 3.8.17, van het Voertuigreglement

artikel 4

behoeft geen implementatie

artikel 5

behoeft geen implementatie

artikel 6

bekendmaking van richtlijn nr. 2005/66/EG tot wijziging van richtlijn nr. 70/156/EEG in de Staatscourant op basis van artikel 1.7, eerste lid, van het Voertuigreglement

artikel 7

behoeft geen implementatie

artikel 8

behoeft geen implementatie

artikel 9

behoeft geen implementatie

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven