Wij
Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen,
die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te
weten:
Alzo Wij in overweging genomen
hebben, dat het wenselijk is in de Wet op de jeugdzorg een
overgangsbepaling en enige andere bepalingen aan te passen ter
vereenvoudiging van de uitvoering van de wet en de regeling inzake de
ouderbijdrage aan te passen, alsmede een foutieve verwijzing in het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te
herstellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij
deze:
ARTIKEL I
De Wet op de
jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3, derde lid, tweede volzin, wordt na
«een beslissing van de rechter» ingevoegd: als bedoeld in
artikel 261, vierde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede
een beslissing van de rechter.
B
In artikel 5, tweede lid, onder b, wordt na
«ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten»
ingevoegd: dan wel ingevolge een zorgverzekering als bedoeld in artikel
1, onderdeel d, van de
Zorgverzekeringswet.
C
In artikel 69, eerste lid, wordt aan het slot
ingevoegd: of in de kosten van verblijf in een justitiële
jeugdinrichting van een jeugdige die met toepassing van artikel 261,
vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek aldaar is
geplaatst.
D
Artikel
71, eerste lid, onder e, komt te
luiden:
e. het bij de algemene
maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 70, tweede lid, te bepalen
inkomen van de jeugdige een bij algemene maatregel van bestuur vast te
stellen bedrag te boven
gaat.
E
Na artikel 73 wordt een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 73a
Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen kan in bij algemene
maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen bepalen dat de
verschuldigde ouderbijdrage, bedoeld in artikel 69, eerste lid, buiten
invordering wordt
gesteld.
F
In het vierde lid van artikel 74 wordt
«artikel 71, tweede lid, onder e» vervangen door: artikel
71, eerste lid, onder e.
G
Artikel 103 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «artikel 5,
vierde lid» vervangen door: artikel 5, tweede
lid.
2. In het derde lid,
wordt «binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de
wet» vervangen door: op het tijdstip waarop de termijn, bedoeld
in artikel 6, eerste lid, onder c, is verstreken, doch in ieder geval
vóór 1 januari
2006.
ARTIKEL II
In artikel 807, onderdeel a, van het
Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering wordt «de artikelen 254, derde
lid« vervangen door: de artikelen 254, vijfde
lid.
ARTIKEL IIa
1. De
besluiten van het provinciebestuur van Zuid-Holland, onderscheidenlijk
Noord-Holland waarbij de provinciale besturen de bevoegdheden inzake de
uitvoering van hun taken in het kader van de jeugdhulpverlening op
grond van artikel 20 van de Kaderwet bestuur in verandering hebben
overgedragen aan het bestuur van de regionale lichamen van de
samenwerkingsgebieden waarin Rotterdam of 's-Gravenhage,
onderscheidenlijk Amsterdam zijn gelegen, hebben te rekenen van
1 januari 2005 betrekking op jeugdzorg in het kader van de Wet
op de jeugdzorg.
2. De besluiten,
bedoeld in het eerste lid, zijn van het tijdstip dat de Wijzigingswet
Wgr-plus in werking treedt af, gebaseerd op artikel 104 van de Wet
gemeenschappelijke regelingen.
ARTIKEL III
Artikel I, onderdeel D en
E, treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
De overige onderdelen van artikel I en de artikelen II en IIa treden in
werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, met dien verstande dat
artikel II, alsmede de onderdelen A, C, F en G van artikel I
terugwerken tot en met 1 januari 2005 en onderdeel B van dat
artikel tot 1 januari
2006.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
De Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,
C. I. J.
M. Ross-van
Dorp