Besluit van 16 januari 2006 tot wijziging van het Mediabesluit in verband met
verhoging van het maximumpercentage
STER-zendtijd
Wij Beatrix, bij de
gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.
enz. enz.
Op de voordracht van de
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. C. van der
Laan, van 28 november 2005, MLB/JZ/2005/51.033;
Gelet op
artikel 39b van de
Mediawet;
De
Raad van State gehoord (advies van 15 december 2005, no.
W05.05.0530/III);
Gezien het nader rapport van de
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. C. van der
Laan, van 10 januari 2006, nr.
MLB/YZ/2005/59.500;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het
Mediabesluit wordt als volgt
gewijzigd:
In artikel 7 wordt «6,5
procent» vervangen door: 10
procent.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in
werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot’s-Gravenhage, 16
januari 2006
Beatrix
De
Staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
M. C. van
der Laan
Uitgegeven de eenendertigste januari 2006
De Minister van
Justitie,
J.
P.
H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
De Stichting Etherreclame (STER) verzorgt de
reclame- en telewinkelboodschappen die in de programmering van de
landelijke publieke omroep zijn opgenomen. Daartoe beschikt de STER
over een percentage van de totale gebruikte zendtijd voor landelijke
omroep. Op grond van artikel 39b van de Mediawet wordt dit percentage
bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld, met een maximum van
tien procent. In artikel 7 van het Mediabesluit is het percentage tot
nu toe vastgesteld op 6,5 procent.
De financiële
positie van de landelijke publieke omroep is onzeker. In het
tussentijdse Concessiebeleidsplan 2006–2010 dat de publieke
omroep heeft uitgebracht, wordt een somber beeld gegeven van het
financiële perspectief voor de landelijke publieke omroep.
Voorzien wordt een daling van inkomsten uit reclame, programmagidsen en
doorgifte via de kabel, alsmede een uitputting van reserves en
stijgende kosten, niet in de laatste plaats voor digitale
dienstverlening aan burgers. Het Concessiebeleidsplan becijfert een
tekort dat al op korte termijn kan oplopen naar 60 miljoen euro
of meer. Of dit scenario werkelijkheid wordt, valt nu niet te zeggen:
dat hangt af van de omstandigheden en de inspanningen van de publieke
omroep zelf. Na de bezuinigingen in opdracht van het kabinet, vertaald
in efficiencymaatregelen, zou een tweede ronde van bezuinigingen ten
koste gaan van de kwaliteit en verscheidenheid van de programmering.
Eerst geboden is inzet van de publieke omroep zelf om de doelstelling
van het Concessiebeleidsplan 2006–2010, een kijktijdaandeel van
minimaal 33%, te behalen. Daarnaast kan tot uitbreiding van zendtijd
voor de STER worden overgegaan. Dit is niet alleen nodig voor de
financiële positie op de korte termijn, maar ook om het verlies
aan reclame-inkomsten, dat ontstaat als vanaf 2008 de publieke
kinderprogrammering reclamevrij wordt, grotendeels te compenseren. In
het kabinetsstandpunt over de toekomst van de publieke omroep is
verruiming van de STER-zendtijd tot het wettelijke maximum van 10% van
de gebruikte zendtijd aangekondigd als maatregel die op korte termijn
kan worden
ingevoerd1. Vanwege de geldende reclamemaxima
per uur zal extra reclamezendtijd uiteindelijk vooral gespreid worden
over de gehele dag en nacht, waardoor potentiële uitbreiding in
prime time beperkt is.
De
Staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
M. C. van
der
Laan
XHistnoot
Het advies van de Raad van
State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Tevens zal het advies met de
daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel
bij de Staatscourant van 14 februari 2006, nr.
32.
XNoot
1«Met
het oog op morgen», de publieke omroep na 2008.
Kabinetsstandpunt op de toekomst van de landelijke publieke omroep,
Kamerstukken II, 2004/05, 29 800 VIII, nr. 234,
bijlage.