Besluit van 14 juni 2006, houdende uitvoering van de artikelen 2 en 3 van de Rijkswet instelling aansluitende zone

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken van 5 januari 2006, nr. DJZ/IR 2005/246;

Gelet op de artikelen 2 en 3 van de Rijkswet instelling aansluitende zone;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 13 februari 2006, W02.06.0002/II/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Buitenlandse Zaken van 25 mei 2006, nr. DJZ/IR 2006/46;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Onverminderd artikel 2 wordt de buitengrens van de aansluitende zone van het Koninkrijk gevormd door de lijn, waarvan elk punt gelegen is op een afstand van vierentwintig internationale zeemijlen, zijnde vierenveertig kilometer en vierhonderd achtenveertig meter, gemeten zeewaarts vanaf de basislijnen vanwaar de breedte van de territoriale zee wordt gemeten.

Artikel 2

  • 1. Waar een grenslijn met andere Staten is overeengekomen welke geheel of ten dele landwaarts ligt van de lijn, bedoeld in artikel 1, is deze grenslijn de buitengrens van de aansluitende zone.

  • 2. Waar nog geen grenslijn met andere Staten is overeengekomen, is de buitengrens van de aansluitende zone de middellijn, waarvan elk punt even ver verwijderd is van de dichtstbijgelegen punten van de basislijn waarvan de breedte van de territoriale zee van elk der twee Staten wordt gemeten.

Artikel 3

  • 1. De Rijkswet instelling aansluitende zone treedt in werking op het tijdstip waarop dit besluit in werking treedt.

  • 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit grenzen aansluitende zone.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 14 juni 2006

Beatrix

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

Uitgegeven de twintigste juli 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen gedeelte

Dit besluit strekt tot de vaststelling van de buitengrens van de aansluitende zone van alsmede de inwerkingtreding van de Rijkswet instelling aansluitende zone voor Nederland, Aruba en de Nederlandse Antillen. Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan de artikelen 2 en 3 van de rijkswet.

De Rijkswet instelling aansluitende zone strekt tot uitvoering van de wens van alle landen van het Koninkrijk om optimaal gebruik te maken van de bevoegdheden die aan kuststaten worden toegekend door het internationaal recht, waaronder het op 10 december 1982 te Montego Bay tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, met bijlagen (Trb. 1983, 83; hierna het VN Zeerechtverdrag). Artikel 33 van het VN Zeerechtverdrag kent aan de kuststaat het recht toe in een beperkte maritieme zone die grenst aan zijn territoriale zee (aansluitende zone) toezicht uit te oefenen om (a) te voorkomen dat inbreuk wordt gemaakt op voorschriften inzake douane, belastingen, immigratie of volksgezondheid die binnen zijn grondgebied of territoriale zee van kracht zijn en (b) een binnen zijn grondgebied of territoriale zee gemaakte inbreuk op bovengenoemde voorschriften te bestraffen. Daarnaast kent artikel 303, tweede lid, van het VN Zeerechtverdrag aan de kuststaat het recht toe maatregelen te treffen voor de bescherming van onder water gelegen cultureel erfgoed in de aansluitende zone.

De rijkswet voorziet uitsluitend in de instelling van de aansluitende zone. Als zodanig leidt de inwerkingtreding daarvan niet tot een intensivering van de handhaving of tot de uitbreiding van de territoriale werking van wetgeving met betrekking tot voorwerpen van archeologische of historische aard. Daarvoor is aanpassing noodzakelijk van de betrokken wetgeving van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba. Indien besloten wordt gebruik te maken van de instelling van de aansluitende zone met betrekking tot douane, belastingen, immigratie of volksgezondheid, zal in de relevante wetgeving een bevoegdheid moeten worden gecreëerd om de geldende wetten en voorschriften in dat gebied te mogen handhaven. Indien wordt besloten om gebruik te maken van de instelling van de aansluitende zone met betrekking tot voorwerpen van archeologische of historische aard, zal de territoriale reikwijdte van de relevante wetgeving moeten worden uitgebreid. Zie ook de memorie van toelichting bij het voorstel van Rijkswet tot instelling van een aansluitende zone van het Koninkrijk (Kamerstukken II, 2003/04, 29 533, nr. 3, blz. 5).

Wat betreft Nederland wordt in de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten ten behoeve van de archeologische monumentenzorg mede in verband met de implementatie van het Verdrag van Valletta (Wet op de archeologische monumentenzorg)(Kamerstukken II, 2005/06, 29 259, nr. 17) voorgesteld om de territoriale werking van de Monumentenwet 1988 uit te breiden tot de aansluitende zone van Nederland. Voor het opgraven van monumenten – al dan niet onder water – vereist het wetsvoorstel een opgravingsvergunning. Vermoedelijke monumenten die bij toeval worden gevonden dan wel in het kader van de opsporing van monumenten worden «waargenomen», moeten worden gemeld bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van Nederland. Bedoelde voorschriften zullen ook gaan gelden binnen de aansluitende zone van Nederland. Overtreding van het wettelijke opgravingsverbod of van de meldingsplicht inzake een «toevalsvondst» is een strafbaar feit. De uitbreiding van het opgravingsverbod en de meldingsplichten tot de aansluitende zone is zonder meer gewenst. Vanuit Nederlandse zeehavens vindt namelijk – in het bijzonder in de zomermaanden – een toenemend aantal ongeregelde activiteiten plaats waardoor onder water gelegen erfgoed wordt ontdekt, onderzocht of ondoordacht wordt aangetast. Buiten de territoriale wateren is het tot op heden niet mogelijk om zulke activiteiten te reguleren dan wel op te treden tegen ongewenste schatgraverij.

Wat betreft Nederland heeft het Ministerie van Financiën bovendien wetgeving in voorbereiding die ertoe zal leiden dat de huidige douanewetgeving grondig wordt herzien om het hoofd te bieden aan relevante ontwikkelingen die de douane raken en geconstateerde tekortkomingen in de huidige douanewetgeving. In het in te dienen voorstel van wet wordt de geografische werking van de herziene douanewetgeving onder andere uitgebreid naar de aansluitende zone behorende bij Nederland.

Wat betreft de Nederlandse Antillen heeft de Raad van Ministers van de Nederlandse Antillen op 21 september 2005 ingestemd met een ontwerp voor een landsverordening inzake maritiem beheer. In dit ontwerp zijn onder meer bepalingen opgenomen ter uitvoering van artikel 303, tweede lid, van het VN Zeerechtverdrag met betrekking tot de bescherming van onder water gelegen cultureel erfgoed in de aansluitende zone van de Nederlandse Antillen. Voor de beleidsterreinen douane, belastingen, immigratie en volksgezondheid is de benodigde wijziging van de relevante bestaande wetgeving nog in voorbereiding.

Voorzover hierboven niet is vermeld, hebben landen van het Koninkrijk vooralsnog geen wetgeving in voorbereiding die ertoe strekt om gebruik te maken van de bevoegdheid om rechtsmacht uit te oefenen in de aansluitende zone van het Koninkrijk.

Artikel 33 van het VN Zeerechtverdrag bepaalt de maximale omvang van de aansluitende zone. Op grond van het eerste lid wordt de grens daarvan aan de kustzijde gevormd door de buitengrens van de territoriale zee. Deze grens wordt berekend vanaf de basislijnen vanwaar de breedte van de territoriale zee wordt gemeten (zie verder de toelichting op artikel 1 van dit besluit). Op grond van het tweede lid strekt een aansluitende zone zich uit tot maximaal 24 zeemijlen vanaf deze basislijnen (zie ook artikel 1, tweede lid, van de Rijkswet instelling aansluitende zone).

De aansluitende zone van het Koninkrijk wordt beschreven in het artikelsgewijs gedeelte van deze toelichting en weergegeven op de kaarten die als bijlage bij deze nota van toelichting zijn gevoegd. Deze kaarten geven de situatie weer op het tijdstip van totstandkoming van dit besluit. Een wijziging van de basislijnen, bijvoorbeeld door geologische ontwikkelingen, kan worden weergegeven op officiële zeekaarten zonder dat daarvoor wijziging van de betrokken wetgeving noodzakelijk is.

Artikelsgewijs gedeelte

Artikel 1

Dit artikel legt de buitengrens van de aansluitende zone van het Koninkrijk vast. Voorzover mogelijk zal de aansluitende zone de maximale omvang hebben die wordt toegestaan door het VN Zeerechtverdrag en artikel 1, tweede lid, van de Rijkswet instelling aansluitende zone. De staten waarvan de basislijnen tegenover die van het Koninkrijk liggen op een minimale afstand van meer dan 48 zeemijlen begrenzen de aansluitende zone van het Koninkrijk niet. Dit zijn de Dominicaanse Republiek tegenover Aruba en de Nederlandse Antillen (Curaçao), Venezuela (Aves eiland) tegenover de Nederlandse Antillen (Saba en Sint Eustatius), Venezuela (vasteland) tegenover de Nederlandse Antillen (voor een deel van Bonaire), het Verenigd Koninkrijk (Anguilla) tegenover de Nederlandse Antillen (Saba), het Verenigd Koninkrijk (Engeland) tegenover Nederland en de Verenigde Staten (Amerikaanse Maagdeneilanden (Saint Croix)) tegenover de Nederlandse Antillen (Saba). De maximale omvang wordt niet bereikt in maritieme zones waarin andere staten rechten hebben of kunnen doen gelden die aan het VN Zeerechtverdrag of bilaterale verdragen kunnen worden ontleend (zie verder de toelichting op artikel 2).

De basislijnen vanwaar de breedte van de territoriale zee wordt gemeten zijn voor Nederland vastgelegd in artikel 1, eerste lid, van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee en voor Aruba en de Nederlandse Antillen in artikel 1 van het Besluit van 23 oktober 1985, houdende uitvoering van artikel 1 van de Rijkswet uitbreiding territoriale zee van het Koninkrijk in de Nederlandse Antillen (Stb. 559). Wat betreft Nederland zijn de basislijnen de laagwaterlijn langs de kust (normale basislijn) of de randen van bij eb droogvallende bodemverheffingen die zeewaarts daarvan zijn gelegen (laagwaterlijn aan de zeezijde van de bij eb droogvallende bodemverheffing). Wat betreft Aruba en de Nederlandse Antillen zijn dit dezelfde lijnen of de rechte basislijnen dan wel de afsluitingslijnen van baaien die zeewaarts daarvan zijn getrokken. De laagwaterlijn is de dieptelijn van nul meter, zoals weergegeven op officiële zeekaarten, of, waar deze dieptelijn ontbreekt, de kustlijn dan wel de randen van droogvallende riffen (laagwaterlijn aan de zeezijde van het rif).

Artikel 2

Dit artikel legt de buitengrens van de aansluitende zone van het Koninkrijk vast in relatie tot maritieme zones waarin andere staten rechten hebben of kunnen doen gelden die aan het VN Zeerechtverdrag of andere verdragen kunnen worden ontleend. Indien met een andere staat een verdrag is gesloten over de vaststelling van zeegrenzen, vormt de daarin overeengekomen grenslijn de buitengrens van de aansluitende zone (eerste lid). Indien met een andere staat (nog) geen verdrag is gesloten over de vaststelling van zeegrenzen, wordt de buitengrens éénzijdig vastgelegd in dit besluit op basis van equidistantie (tweede lid). Dit geldt zowel voor (a) staten waarvan de basislijnen tegenover die van het Koninkrijk liggen op een afstand van 48 zeemijlen of minder als (b) staten waarvan de basislijnen grenzen aan die van het Koninkrijk.

De staten waarvan de basislijnen tegenover die van het Koninkrijk liggen op een minimale afstand van minder dan 48 zeemijlen begrenzen de aansluitende zone van het Koninkrijk tot een afstand van minder dan 24 zeemijlen vanaf de basislijnen. Dit zijn Frankrijk (Département Guadeloupe (Saint Barthélemy)) tegenover de Nederlandse Antillen (Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten), Saint Kitts and Nevis (Saint Kitts) tegenover de Nederlandse Antillen (Sint Eustatius) en Venezuela tegenover Aruba en de Nederlandse Antillen (Bonaire en Curaçao). De basislijnen van deze staten liggen deels op een afstand van minder dan 24 zeemijlen van de basislijnen van het Koninkrijk. Dit doet zich voor bij de basislijnen van Aruba en de Nederlandse Antillen (Sint Eustatius en Sint Maarten). Het Koninkrijk maakt in deze gevallen geen aanspraak op een aansluitende zone, maar uitsluitend op een territoriale zee. De buitengrens van de territoriale zee is voor deze gevallen vastgelegd in artikel 5 van het Besluit van 23 oktober 1985, houdende uitvoering van artikel 1 van de Rijkswet uitbreiding territoriale zee van het Koninkrijk in de Nederlandse Antillen (Stb. 559).

De grenslijn tussen het Koninkrijk (Aruba en de Nederlandse Antillen (Bonaire en Curaçao)) en Venezuela is vastgelegd in artikel 2 van het op 31 maart 1978 te Willemstad tot stand gekomen Grensverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Venezuela (Trb. 1978, 61). Het verdrag heeft betrekking op alle zeegrenzen die de partijen in overeenstemming met het internationale recht hebben ingesteld of zouden kunnen instellen (artikel 1, eerste lid). De in het verdrag vastgestelde grenslijn is derhalve ook van toepassing op de grens van de aansluitende zone. Artikel 2, eerste lid, van het besluit is van toepassing. Vanaf Curaçao is de minimale afstand naar de in het verdrag vastgelegde grenslijn minder dan 24 zeemijlen, maar overal meer dan 12 zeemijlen. Vanaf Aruba is de minimale afstand naar de in het verdrag vastgelegde grenslijn deels meer en deels minder dan 12 zeemijlen, maar overal minder dan 24 zeemijlen. Vanaf Bonaire is de minimale afstand naar de in het verdrag vastgelegde grenslijn deels minder dan 12 zeemijlen, deels meer dan 24 zeemijlen en deels tussen de 12 en 24 zeemijlen. Er is een aansluitende zone van het Koninkrijk die begrensd wordt door de buitengrens van de territoriale zee, de in het verdrag vastgelegde grenslijn voorzover de afstand tot de grenslijn minder is dan 24 zeemijlen en artikel 1 van dit besluit (zie bijlage 1).

Een grenslijn tussen het Koninkrijk (de Nederlandse Antillen (Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten)) en Frankrijk (Département Guadeloupe (Saint Barthélemy en Saint Martin)) is vooralsnog niet vastgelegd in een verdrag. Artikel 2, tweede lid, van het besluit is van toepassing. De minimale afstand vanaf Saba en Sint Eustatius is voor drie delen van de equidistantielijn meer dan 12 zeemijlen; vanaf Sint Maarten is de minimale afstand tot deze lijn overal minder dan 12 zeemijlen. Er is een aansluitende zone van het Koninkrijk die begrensd wordt door de buitengrens van de territoriale zee en deze lijn (zie bijlage 2). Het meest oostelijke deel hiervan wordt tevens begrensd door de equidistantielijn ten opzichte van Saint Kitts and Nevis (Saint Kitts). Het meest westelijke deel hiervan wordt tevens begrensd door artikel 1 van dit besluit en de equidistantielijn ten opzichte van Saint Kitts and Nevis (Saint Kitts).

Een grenslijn tussen het Koninkrijk (de Nederlandse Antillen (Sint Eustatius)) en Saint Kitts and Nevis (Saint Kitts) is vooralsnog niet vastgelegd in een verdrag. Artikel 2, tweede lid, van het besluit is van toepassing. De minimale afstand vanaf Sint Eustatius naar de equidistantielijn is voor de buitenste twee delen van deze lijn meer dan 12 zeemijlen. Er is een aansluitende zone van het Koninkrijk die begrensd wordt door de buitengrens van de territoriale zee en deze lijn (zie bijlage 2). Het meest noordelijke deel hiervan is in de vorige alinea beschreven en wordt tevens begrensd door de equidistantielijn ten opzichte van Frankrijk (Département Guadeloupe (Saint Barthélemy)). Het meest zuidelijke deel hiervan is ook in de vorige alinea beschreven en wordt tevens begrens door artikel 1 van dit besluit en de equidistantielijn ten opzicht van Frankrijk (Département Guadeloupe (Saint Martin)).

De staten waarvan de basislijnen grenzen aan die van het Koninkrijk zijn België, Duitsland en Frankrijk (Département Guadeloupe (Saint Martin)). Met België en Duitsland zijn verdragen gesloten die relevant zijn voor de vaststelling van de buitengrens van de aansluitende zone van het Koninkrijk (Nederland). Dit zijn het op 18 december 1996 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake de afbakening van het continentaal plat (Trb. 1997, 15) en het op 1 december 1964 te Bonn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de zijdelingse begrenzing van het continentale plat in de nabijheid van de kust (Trb. 1964, 184). Deze verdragen leggen de grenslijnen vast tussen de respectievelijke continentale plateaus (artikelen 1). De in het verdrag met België vastgelegde grenslijn geldt tevens als de grenslijn tussen de respectievelijke exclusieve economische zones (artikel 2). De in het verdrag met Duitsland vastgelegde grenslijn wordt door het Koninkrijk eveneens beschouwd als de grenslijn tussen de respectievelijke economische zones; zie de nota van toelichting bij het Besluit grenzen Nederlandse exclusieve economische zone (zie Stb. 2000, 167, blz. 5). De genoemde verdragen zijn dus als zodanig niet van toepassing op de aansluitende zone. Artikel 2, eerste lid, van dit besluit strekt er mede toe éénzijdig te bepalen dat de in deze verdragen vastgelegde grenslijnen tevens gelden als de buitengrens van de aansluitende zone van het Koninkrijk. Er is een aansluitende zone van het Koninkrijk die begrensd wordt door de buitengrens van de territoriale zee en de in artikel 1 van dit besluit genoemde lijn voorzover deze lijn zich niet uitstrekt voorbij de grenslijnen die met België en Duitsland zijn overeengekomen in de hierboven genoemde verdragen (zie bijlage 3).

Een grenslijn tussen het Koninkrijk (de Nederlandse Antillen (Sint Maarten)) en Frankrijk (Département Guadeloupe (Saint Martin)) is vooralsnog niet vastgelegd in een verdrag. Artikel 2, tweede lid, van het besluit is van toepassing. Er is een aansluitende zone van het Koninkrijk die zijdelings begrensd wordt door het westelijke deel van de equidistantielijn met Frankrijk (Département Guadeloupe (Saint Martin)) (zie bijlage 2). Deze zone is hierboven beschreven en wordt tevens begrensd door artikel 1 van dit besluit, de equidistantielijn ten opzichte van Saint Kitts and Nevis (Saint Kitts) en de equidistantielijn tussen Saba en Frankrijk (Département Guadeloupe (Saint Martin)).

De instelling van de aansluitende zone en de vaststelling van de buitengrens daarvan is een koninkrijksaangelegenheid, maar de interne zeegrens tussen Curaçao en Aruba is van belang in verband met de bepaling van het geografische toepassingsgebied van de verordeningen van deze landen die verband houden met artikel 303, tweede lid, van het VN Zeerechtverdrag. De grenslijn tussen Curaçao en Aruba is vastgelegd in de Rijkswet van 12 december 1985 tot vaststelling van een zeegrens tussen de Nederlandse Antillen en Aruba (Stb. 664). Deze interne grenslijn verdeelt de aansluitende zone tussen de Nederlandse Antillen (Curaçao) en Aruba in twee delen. De relevantie van deze zeegrens strekt zich niet uit tot de bevoegdheden die aan artikel 33 van het VN Zeerechtverdrag worden ontleend, omdat de Kustwacht van de Nederlandse Antillen en Aruba aan beide zijden van de zeegrens bevoegd is.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

BIJLAGE 1

stb-2006-339-1.gif

BIJLAGE 2

stb-2006-339-2.gif

BIJLAGE 3

stb-2006-339-3.gif

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 augustus 2006, nr. 152.

Naar boven