Wet van 5 juli 2006 tot wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht onder meer in verband met de bevoegdheid van de vertrouwensinspecteurs om bijzondere persoonsgegevens te verwerken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een grondslag in de Wet op het onderwijstoezicht op te nemen om het verwerken van gegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens door de vertrouwensinspecteurs van de Inspectie van het onderwijs mogelijk te maken; dat het tevens wenselijk is die wet in overeenstemming te brengen met de organisatorische onderbrenging van de Inspectie van het Landbouwonderwijs en Kennisprogramma’s bij de Inspectie van het Onderwijs alsmede de wettelijk geregelde tijdstippen voor aanbieding van het Onderwijsverslag en vaststelling van het jaarwerkplan aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. de inspectie: de Inspectie van het onderwijs,

2. Onderdeel d vervalt, onder verlettering van onderdelen e tot en met n tot onderdelen d tot en met m.

B

In artikel 2 vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «seksueel misbruik of seksuele intimidatie dan wel van fysiek geweld of psychisch geweld,» vervangen door: seksueel misbruik, seksuele intimidatie, fysiek geweld, psychisch geweld, discriminatie of radicalisering,.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «seksueel misbruik of seksuele intimidatie dan wel van fysiek geweld of psychisch geweld,» vervangen door: seksueel misbruik, seksuele intimidatie, fysiek geweld, psychisch geweld, discriminatie of radicalisering,.

3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «seksueel misbruik of seksuele intimidatie dan wel van fysiek geweld of psychisch geweld» vervangen door: seksueel misbruik, seksuele intimidatie, fysiek geweld, psychisch geweld, discriminatie of radicalisering.

4. Er worden drie nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 5. De vertrouwensinspecteur is bevoegd zonder toestemming van degene die het betreft bijzondere gegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens te verwerken met betrekking tot de personen, bedoeld in het eerste lid, indien uit een melding redelijkerwijs een vermoeden van seksueel misbruik, seksuele intimidatie, psychisch geweld, fysiek geweld, discriminatie of radicalisering kan worden afgeleid.

  • 6. De vertrouwensinspecteur verstrekt de door hem verzamelde gegevens niet aan derden. In het verslag over de staat van het onderwijs, bedoeld in artikel 8, tweede lid, worden slechts geabstraheerde gegevens opgenomen.

  • 7. In afwijking van het zesde lid is de vertrouwensinspecteur bevoegd rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister van Justitie vallende instanties in kennis te stellen van een geval of vermoeden van een geval van psychisch geweld, fysiek geweld, discriminatie of radicalisering:

    a. in het belang van de onderwijsdeelnemers,

    b. in het belang van ten behoeve van een instelling met taken belaste personen, of

    c. indien de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft daartoe aanleiding geeft.

D

Artikel 7, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden: De inspectie stelt jaarlijks een jaarwerkplan vast.

E

In artikel 8, tweede lid, eerste volzin, wordt «uiterlijk in de eerste week van mei» vervangen door: uiterlijk de derde woensdag van mei.

F

In artikel 23, tweede lid, eerste volzin, wordt na «uit» ingevoegd: ten minste.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 5 juli 2006

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de achttiende juli 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Kamerstuk 30 460

Naar boven