Besluit van 5 juli 2006, houdende wijziging van het Besluit nationaliteitstoets zeeschepen en intrekking van het besluit van den 13den April 1927, tot uitvoering van artikel 13 der Zeebrievenwet 1926, houdende vaststelling van voorschriften ter verkrijging van tijdelijke vergunningen tot het voeren van de Nederlandsche vlag (Stb. 84) in verband met het Europese recht op vrije vestiging

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 19 mei 2006, nr. HDJZ/SCH/2006-690, Hoofddirectie Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie, en in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 311a, tweede lid, van het Wetboek van Koophandel en artikel 231 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;

De Raad van State gehoord (advies van 8 juni 2006, nr. W09.06.0166/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 4 juli 2006, nr. HDJZ/SCH/2006-875, Hoofddirectie Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie en in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De artikelen 1 en 2 van het Besluit nationaliteitstoets zeeschepen komen te luiden:

Artikel 1

  • 1. Bij de aanvraag van een verklaring als bedoeld in artikel 311a, eerste lid, van het Wetboek van Koophandel, of artikel 37, eerste lid, van de Maatregel teboekgestelde schepen 1992, legt de reder, indien de aanvraag betrekking heeft op een schip dat uitsluitend of mede in de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt, de volgende bewijsstukken en gegevens over:

    a. een afschrift van de geldende statuten van de reder indien deze rechtspersoon is, of van de akte van het aangaan van een vennootschap of een rederij indien de reder een niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap of een rederij is, alsmede een opgave van een notaris betreffende de namen en adressen van de bestuurders, onderscheidenlijk van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten of leden van de rederij, dan wel indien de reder een natuurlijk persoon is, een opgave van een notaris omtrent de naam, het adres en de nationaliteit van de reder;

    b. een recent afschrift van de inschrijving in het handelsregister van de vestiging van de reder in Nederland;

    c. een opgave van de reder van de namen en de telefoon- en faxnummers van de natuurlijke personen die namens de reder verantwoordelijk zijn voor het schip, de kapitein en de overige leden van de bemanning en van hun plaatsvervangers, bedoeld in artikel 311, eerste lid, onderdeel c, onderscheidenlijk onderdeel d, van het Wetboek van Koophandel, alsmede het adres waar die natuurlijke personen in Nederland kantoor houden;

    d. een verklaring van de reder waaruit blijkt dat de natuurlijke personen, bedoeld in onderdeel c, voor zover op hen van toepassing, beschikken over de bevoegdheden, bedoeld in artikel 311, eerste lid, onderdelen c en d, van het Wetboek van Koophandel en dat zij bij voortduring bereikbaar zijn.

  • 2. Bij de aanvraag van een verklaring als bedoeld in artikel 311a, eerste lid, van het Wetboek van Koophandel of artikel 37, eerste lid, van de Maatregel teboekgestelde schepen 1992, legt de reder, indien de aanvraag betrekking heeft op een schip dat zijn eigendom is en waarvan hij tevens kapitein is, de volgende bewijsstukken en gegevens over:

    a. een opgave van de reder van de naam, de nationaliteit, het adres en de telefoon- of faxnummers, van hemzelf alsmede van zijn vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 311, tweede lid, van het Wetboek van Koophandel;

    b. een recent afschrift van de inschrijving in het handelsregister van de vestiging van de reder in Nederland;

    c. een verklaring van de reder waaruit blijkt dat er bij voortduring een vertegenwoordiger van hem in Nederland bereikbaar is die beschikt over de bevoegdheden, bedoeld in artikel 311, tweede lid, van het Wetboek van Koophandel.

  • 3. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 311, derde lid, van het Wetboek van Koophandel legt de reder naast de op hemzelf betrekking hebbende bewijsstukken en gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk het tweede lid, onderdeel a, tevens de volgende bewijsstukken en gegevens met betrekking tot de vennootschap, bedoeld in artikel 311, derde lid, van het Wetboek van Koophandel over:

    a. een afschrift van de geldende statuten indien die vennootschap rechtspersoon is, of van de akte van het aangaan van die vennootschap of die rederij indien die vennootschap een niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap of een rederij is, alsmede een opgave van een notaris betreffende de namen en adressen van de bestuurders, onderscheidenlijk van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten of leden van de rederij;

    b. een recent afschrift van de inschrijving in het handelsregister van de vestiging van die vennootschap in Nederland;

    c. een opgave van die vennootschap van de namen en de telefoon- en faxnummers van de natuurlijke personen die namens die vennootschap verantwoordelijk zijn voor het schip, de kapitein en de overige leden van de bemanning en van hun plaatsvervangers, bedoeld in artikel 311, derde lid juncto eerste lid, onderdeel c, onderscheidenlijk onderdeel d, van het Wetboek van Koophandel, alsmede het adres waar die natuurlijke personen in Nederland kantoor houden;

    d. een verklaring van die vennootschap waaruit blijkt dat de natuurlijke personen, bedoeld in onderdeel c, voor zover op hen van toepassing, beschikken over de bevoegdheden, bedoeld in artikel 311, derde lid juncto eerste lid, onderdelen c en d, van het Wetboek van Koophandel en dat zij bij voortduring bereikbaar zijn;

    e. een opgave van de reder van de woonplaatskeuze, bedoeld in artikel 311, derde lid, van het Wetboek van Koophandel of een recent afschrift van de inschrijving in het handelsregister van de vestiging van de reder in Nederland.

  • 4. Bij de aanvraag van een verklaring als bedoeld in artikel 311a, eerste lid, van het Wetboek van Koophandel, of artikel 37, eerste lid, van de Maatregel teboekgestelde schepen 1992, legt de reder, indien de aanvraag betrekking heeft op een schip dat uitsluitend anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt, de volgende bewijsstukken en gegevens over:

    a. een afschrift van de geldende statuten van de reder indien deze rechtspersoon is, alsmede een opgave van een notaris betreffende de namen en adressen van de bestuurders, onderscheidenlijk van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten, dan wel indien de reder een natuurlijk persoon is, een opgave van de reder van zijn naam, adres en nationaliteit;

    b. een afschrift van de volmacht, bedoeld in artikel 311, vierde lid, van het Wetboek van Koophandel, alsmede een opgave van de reder van de naam, het adres en de telefoon- of faxnummers van de natuurlijk persoon aan wie die volmacht is verstrekt.

  • 5. Bij de aanvraag van een verklaring als bedoeld in artikel 311a, eerste lid, van het Wetboek van Koophandel of artikel 37, eerste lid, van de Maatregel teboekgestelde schepen 1992, legt de reder naast de in het eerste, tweede, derde of vierde lid bedoelde stukken voorts de volgende bewijsstukken en gegevens ten aanzien van het desbetreffende schip over:

    a. de meetbrief, afgegeven volgens de bestaande wettelijke voorschriften;

    b. de bijlbrief, de koopbrief of enig ander bewijsstuk van eigendom, dan wel een stuk waaruit de titel krachtens welke de levering van het schip aan de aanvrager zal plaatsvinden binnen vier weken na de dag waarop de aanvraag wordt gedaan.

Artikel 2

De reder doet aan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling van iedere wijziging van de bij de aanvraag verstrekte gegevens of verklaringen, bedoeld in artikel 1, eerste tot en met vierde lid, indien die wijziging kennelijk van betekenis is voor het voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 311 van het Wetboek van Koophandel. Daarbij legt hij, voor zover van toepassing, een opgave, verklaring of afschrift als bedoeld in artikel 1 over.

ARTIKEL II

Het besluit van den 13den April 1927, tot uitvoering van artikel 13 der Zeebrievenwet 1926, houdende vaststelling van voorschriften ter verkrijging van tijdelijke vergunningen tot het voeren van de Nederlandsche vlag (Stb. 84) wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 5 juli 2006

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de achttiende juli 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel 311 van het Wetboek van Koophandel bevat de wettelijke voorwaarden voor de verkrijging van hoedanigheid van Nederlands schip. Dit artikel is recentelijk gewijzigd bij de wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Koophandel, de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting, de Zeebrievenwet en enkele andere wetten in verband met het Europese recht op vrije vestiging. Op grond van artikel 311a van het Wetboek van Koophandel kan de reder aan de Minister van Verkeer en Waterstaat een verklaring vragen dat aan de vereisten van artikel 311 van genoemd Wetboek wordt voldaan, de zogenaamde nationaliteitsverklaring. Daartoe moeten de in het Besluit nationaliteitstoets zeeschepen voorgeschreven bewijsstukken en gegevens worden overgelegd. Dat besluit is in overeenstemming gebracht met het nieuwe artikel 311 van het Wetboek van Koophandel. Omwille van de leesbaarheid zijn de artikelen 1 en 2 van dat besluit opnieuw vastgesteld. De bewijsstukken en gegevens die op grond van – het huidige – artikel 1 van het Besluit nationaliteitstoets zeeschepen overgelegd moeten worden, komen grotendeels overeen met de documenten en gegevens die voorheen moesten worden overgelegd. Deze wijzigingen leiden tot een – geringe – vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en voor de burgers. Onderstaand wordt eerst kort ingegaan op de belangrijkste wijzigingen. Daarna worden de met die wijzigingen verband houdende effecten op de administratieve lasten beschreven.

In artikel 311 van het Wetboek van Koophandel worden geen eisen meer gesteld aan de nationaliteit en de woonplaats van de bestuurders en de aandeelhouders van een vennootschap die eigenaar is van een zeeschip en dat zeeschip in de Nederlandse registers wil teboekstellen. Dat artikel bevat ook geen eisen meer ten aanzien van de plaats van waaruit het beheer over het schip gevoerd moet worden. De daarop betrekking hebbende bewijsstukken en gegevens, zoals opgenomen in het oude artikel 1, eerste lid, onderdelen a, b en d, en tweede lid, van het Besluit nationaliteitstoets zeeschepen behoeven dan ook voortaan niet meer te worden overgelegd. Maar om aan te tonen dat aan de (nieuwe) eisen van artikel 311 van het Wetboek van Koophandel wordt voldaan, moet nog wel een aantal andere bewijsstukken en gegevens worden overgelegd. Dat is geregeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen c en d, tweede lid, onderdeel c, derde en vierde lid, onderdeel b, van het Besluit nationaliteitstoets zeeschepen.

Er wordt per jaar gemiddeld voor 88 zeeschepen die voor de uitoefening van een beroep of bedrijf worden gebruikt een nationaliteitsverklaring aangevraagd. De wijzigingen met betrekking tot de te verstrekken documenten leiden voor het bedrijfsleven tot een reductie van € 7.500 per jaar. Het niet meer behoeven overleggen van bewijsstukken en gegevens met betrekking tot nationaliteit en de woonplaats van de bestuurders en de aandeelhouders van een vennootschap die eigenaar is van een zeeschip leidt tot een geringe daling van de administratieve lasten, te weten € 12.500 per jaar. Verder levert het vervallen van de schriftelijke verklaring van de reder dat het beheer over het schip in overwegende mate vanuit Nederland zal worden gevoerd, een verlaging van € 19.000 per jaar op. Wel dienen op grond van het huidige besluit bewijzen ten aanzien van de identiteit te worden overgelegd van de personen die namens de reder verantwoordelijk zijn voor het schip, de kapitein en de overige leden van de bemanning, alsmede een verklaring van de reder waaruit de vertegenwoordigingsbevoegdheid en bereikbaarheid van deze personen blijkt. Dit heeft een stijging van € 23.000 per jaar tot gevolg.

Ook voor burgers worden de administratieve lasten verminderd. Er wordt jaarlijks een nationaliteitsverklaring voor zo’n 275 schepen die niet in commerciële vaart varen, aangevraagd. Voor die categorie schepen zijn eveneens de eisen ten aanzien van nationaliteit en woonplaats van de bestuurders en de aandeelhouders vervallen. De administratieve lasten dalen daardoor met 300 uur. Verder wordt een reductie bereikt van 100 uur omdat er geen schriftelijke verklaring meer wordt gevraagd waaruit blijkt dat er een natuurlijke persoon of een rechtspersoon is die beschikt over vertegenwoordigingsbevoegdheid met betrekking tot het beheer van het desbetreffende schip. In plaats daarvan worden overgelegd een afschrift van de volmacht, bedoeld in artikel 311, vierde lid, van het Wetboek van Koophandel en een bewijs van de identiteit van de natuurlijke persoon aan wie die volmacht is verstrekt. De daaruit voortvloeiende lasten bedragen 200 uur. De totale vermindering van de administratieve lasten voor de burgers is derhalve 200 uur.

De in artikel I aangebrachte wijzigingen van artikel 2 van het Besluit nationaliteitstoets zeeschepen vloeien voort uit artikel 1. Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten.

Op grond van het besluit van den 13den April 1927, tot uitvoering van artikel 13 der Zeebrievenwet 1926, houdende vaststelling van voorschriften ter verkrijging van tijdelijke vergunningen tot het voeren van de Nederlandsche vlag (Stb. 84) kan voor schepen waarbij overwegend Nederlandse belangen zijn betrokken en die alleen voor rivier- en kustvaart buiten Nederland worden gebruikt een tijdelijke vergunning tot het voeren van de Nederlandse vlag worden verleend. De in dat besluit opgenomen eisen zouden moeten worden aangepast aan het gewijzigde artikel 311 Wetboek van Koophandel. Echter, er is gebleken dat in de afgelopen zes jaar geen aanvragen voor een dergelijke vergunning zijn ontvangen. In de praktijk is er geen behoefte meer aan deze vergunning. Het besluit is dan ook ingetrokken. De administratieve lasten die uit het besluit van 13 april 1927 voortvloeien, zijn in 2001 al op nul gesteld. De intrekking van dat besluit heeft derhalve geen effecten op de administratieve lasten.

Een concept van dit besluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Het college heeft medegedeeld dat het besluit niet is geselecteerd voor een zogenaamde Actaltoets.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven