Wet van 29 juni 2006 tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (afschaffing van de correctie verzamelinkomen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet bevordering eigenwoningbezit te wijzigen teneinde te komen tot een afschaffing van de correctie op het verzamelinkomen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet bevordering eigenwoningbezit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1a vervalt.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. bij een primaire toekenning: het gezamenlijke inkomen over het peiljaar van degenen die behoren tot het huishouden van de eigenaar-bewoner, verminderd met:

1°. voor een eenpersoonshuishouden: € 1 605;

2°. voor een tweepersoonshuishouden: € 3 210;

3°. voor een eenpersoonsouderenhuishouden: € 487;

4°. voor een tweepersoonsouderenhuishouden: € 974, en.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «het gecorrigeerde verzamelinkomen» vervangen door: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

b. In onderdeel b wordt «het gecorrigeerde belastbare loon» vervangen door: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964.

3. Na het derde lid wordt onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. De inspecteur, onder wie de eigenaar-bewoner of degene die tot diens huishouden behoort krachtens artikel 3, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen ressorteert voor de heffing van de inkomstenbelasting, verstrekt op verzoek van Onze Minister het verzamelinkomen of het belastbare loon in het peiljaar van de desbetreffende eigenaar-bewoner of degene die tot diens huishouden behoort, aan Onze Minister volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

C

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt te luiden: Het norminkomen bedraagt:.

b. In onderdeel c vervalt: , vermeerderd met de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet, per kalenderjaar,.

c. In onderdeel d vervalt: , vermeerderd met twee maal de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet, per kalenderjaar,.

2. Het tweede lid wordt vervangen door drie leden, luidende:

  • 2. Het norminkomen, genoemd in het eerste lid, onderdelen c en d, wordt vermeerderd met het bedrag van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet, per kalenderjaar, onderscheidenlijk twee maal dat bedrag.

  • 3. Een eigenwoningbijdrage wordt niet toegekend als het rekeninkomen meer bedraagt dan:

    a. het norminkomen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of b, of

    b. de som van de bedragen, genoemd in het eerste lid, onderdelen c of d, en bedoeld in het tweede lid.

  • 4. De in het eerste lid genoemde bedragen worden met ingang van 1 juli van elk jaar aangepast overeenkomstig artikel 41.

D

In artikel 33, eerste lid, onderdeel a, wordt «een gecorrigeerd verzamelinkomen» vervangen door: een verzamelinkomen.

E

Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «maximaal toegestaan inkomen» telkens vervangen door: norminkomen.

2. Het vijfde lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. de norminkomens, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen a en b (maximaal toegestaan inkomen bij een- en tweepersoonshuishoudens), de som van de bedragen, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b (maximaal toegestaan inkomen bij een- en tweepersoonsouderenhuishoudens), het maximaal toegestaan vermogen, bedoeld in het eerste lid, en de bedragen, bedoeld in het tweede en vierde lid, worden naar boven afgerond op een veelvoud van € 25;.

3. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Bij een volgende aanpassing van de bedragen, bedoeld in het eerste, tweede en vierde lid, en de factoren, bedoeld in het derde lid, wordt uitgegaan van de bedragen en factoren zoals die waren, voordat zij werden afgerond.

ARTIKEL II

Voorzover de peildatum, bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, is gelegen voor 1 juli 2006, wordt:

a. artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals dat komt te luiden na de inwerkingtreding van deze wet, als volgt gelezen: a. bij een primaire toekenning: het gezamenlijk inkomen over het peiljaar van degenen die behoren tot het huishouden van de eigenaar-bewoner, en.

b. voor de toepassing van artikel 3, derde lid, onderdeel a, en vierde lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals dat komt te luiden na de inwerkingtreding van deze wet, onder het verzamelinkomen verstaan: het gecorrigeerde verzamelinkomen, bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals dat artikel laatstelijk luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet;

c. voor de toepassing van artikel 3, derde lid, onderdeel b, en vierde lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals dat komt te luiden na de inwerkingtreding van deze wet, onder het belastbare loon verstaan: het gecorrigeerde belastbare loon, bedoeld in artikel 1a, derde lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals dat artikel laatstelijk luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet, en

d. voor de toepassing van artikel 33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals dat komt te luiden na de inwerkingtreding van deze wet, onder het verzamelinkomen verstaan: het gecorrigeerde verzamelinkomen, bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals dat artikel laatstelijk luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL III

Voorzover het peiljaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel p, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, het kalenderjaar 2005 betreft, wordt:

a. in artikel 8, tweede lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals dat komt te luiden na de inwerkingtreding van deze wet, voor «het bedrag van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet» gelezen: het bedrag van de tegemoetkoming waarop personen met een ouderdomspensioen op grond van artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies recht hebben;

b. in de artikelen 11, eerste lid, onderdeel b, onder 3e en 4e, en 28, onderdelen c en d, van de Wet bevordering eigenwoningbezit voor «de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 33b van die wet» gelezen: de financiële tegemoetkoming waarop personen met een ouderdomspensioen op grond van artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies recht hebben.

ARTIKEL IV

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 juli 2006.

  • 2. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 juni 2006, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 juli 2006.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 29 juni 2006

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Uitgegeven de dertigste juni 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Kamerstuk 30 516

Naar boven