Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2006, 305 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2006, 305 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 april 2006, nr. SV/R&S/06/32724;
Gelet op de artikelen 35aa, tweede lid, en 72a, tweede lid, van de Werkloosheidswet;
De Raad van State gehoord (advies van 4 mei 2006, nr. W12.06.0118/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 26 juni 2006, nr. SV/R&S/06/40277;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. WW: Werkloosheidswet;
b. de werkzaamheden: de werkzaamheden, bedoeld in artikel 77a, eerste lid, van de WW;
c. aanvangsjaar: het kalenderjaar dan wel, indien artikel 3.66 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van toepassing is, het boekjaar waarin de werknemer de werkzaamheden, bedoeld in onderdeel b, is gaan verrichten.
1. Onder inkomsten als bedoeld in artikel 35aa, eerste lid, van de WW wordt verstaan:
a. het belastbaar loon of het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in paragraaf 3.3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.4.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
b. de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in artikel 3.74 van die wet, met dien verstande dat de bestanddelen van de winst, bedoeld in artikel 3.78, derde lid, onderdelen a, b en c, van die wet, niet geacht worden te behoren tot die winst.
2. Indien de berekening van de in het eerste lid bedoelde inkomsten leidt tot een negatief bedrag, worden die inkomsten op nihil gesteld.
De inkomsten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden berekend op basis van de volgende formule:
I = I1 + ((I2 * W) / 52)
waarbij:
I = de inkomsten;
I1 = de inkomsten over het aanvangsjaar;
I2 = de inkomsten over het jaar gelegen na het aanvangsjaar;
W = het aantal weken gelegen tussen de eerste dag van het aanvangsjaar en de dag waarop de toestemming, bedoeld in artikel 77a, eerste lid, van de WW, is verleend.
1. Indien de uitkering per maand wordt betaald worden de inkomsten per maand vastgesteld op 8,33% van de inkomsten, bedoeld in artikel 2.
2. Indien de uitkering per week of een veelvoud daarvan wordt betaald worden de inkomsten per week vastgesteld op 1,92% van de inkomsten, bedoeld in artikel 2.
Het Besluit SUWI wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift van artikel 4.2 komt te luiden: Mogelijkheid individuele reïntegratieovereenkomst te sluiten door UWV.
2. In het tweede en derde lid wordt na «de individuele reïntegratieovereenkomst» telkens ingevoegd:, bedoeld in het eerste lid,.
3. In het derde lid wordt na «een individuele reïntegratieovereenkomst» ingevoegd: als bedoeld in het eerste lid.
Na artikel 4.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De overheidswerkgever kan ten behoeve van de werknemer, bedoeld in artikel 72a, van de WW, op diens aanvraag een individuele reïntegratieovereenkomst sluiten met een reïntegratiebedrijf, deskundige persoon of arbodienst, overeenkomstig de voorkeur van de aanvrager, ter uitvoering van werkzaamheden die zijn gericht op de inschakeling in het arbeidsproces.
2. De overheidswerkgever bepaalt het ten hoogste aan het reïntegratiebedrijf, de deskundige persoon of de arbodienst verschuldigde bedrag voor de uitvoering van de individuele reïntegratieovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, en het tijdvak waarvoor de individuele reïntegratieovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, wordt gesloten.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de voorwaarden waaronder door de overheidswerkgever een individuele reïntegratieovereenkomst als bedoeld in het eerste lid kan worden gesloten en omtrent de inhoud van de individuele reïntegratieovereenkomst, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na «individuele reïntegratieovereenkomst» ingevoegd: als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid,.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. In geval van een toekennende beschikking op een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2a, eerste lid, sluit de overheidswerkgever binnen zes weken na het nemen van die beschikking een overeenkomst met een reïntegratiebedrijf, deskundige persoon of arbodienst dat de in artikel 4.2a, eerste lid, bedoelde werkzaamheden uitvoert.
4. De persoon ten behoeve van wie een individuele reïntegratieovereenkomst als bedoeld in artikel 4.2a wordt gesloten tekent een exemplaar van die overeenkomst voor gezien en verstrekt dit aan de overheidswerkgever.
In artikel 4.4 wordt «krachtens artikel 4.2, vierde lid, door het UWV gestelde voorwaarden»vervangen door: krachtens artikel 4.2, derde lid, of artikel 4.2a, derde lid, door het UWV of de overheidswerkgever gestelde voorwaarden.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus
Uitgegeven de negenentwintigste juni 2006
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
1. Inkomstenverrekening startende zelfstandige
Een startende zelfstandige die zijn tijd investeert in het opbouwen van een onderneming, verwerft over het algemeen niet vanaf de start al inkomsten uit die onderneming. Daarom biedt artikel 77a van de Werkloosheidswet (WW) de mogelijkheid voor een WW-gerechtigde om, na toestemming van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), gedurende zes maanden te starten als zelfstandige met behoud van zijn uitkering. De startende zelfstandige is hierdoor gedurende de termijn dat de toestemming bestaat om de werkzaamheden te verrichten, verzekerd van inkomsten.
Uit artikel 35aa, eerste lid, van de WW vloeit voort dat eventuele uit de onderneming gegenereerde inkomsten tijdens deze startperiode van zes maanden voor 70% worden verrekend met de uitkering. Doordat een deel van de inkomsten mag worden behouden, is het vanaf de start al lonend om inkomsten te verwerven.
Op grond van artikel 35aa, tweede lid, van de WW kunnen nadere regels worden gesteld voor de vaststelling van de inkomsten en de periode waaraan die worden toegerekend. Dit besluit strekt daartoe.
Er is gekozen aan te sluiten bij het fiscale inkomensbegrip. Dit heeft als belangrijk voordeel dat bij de berekening van het bedrag, waarmee de uitkering moet worden verminderd, kan worden aangesloten bij het belastbaar loon, het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden en de belastbare winst, zoals dit door de fiscus wordt vastgesteld. Dit heeft wel tot gevolg dat definitieve afrekening pas geruime tijd na de periode waarover de inkomsten op de WW-uitkering in mindering worden gebracht kan plaatsvinden. In die periode worden evenwel voorschotten verstrekt op de WW-uitkering, die zijn gebaseerd op een schatting van de inkomsten.
70% van de inkomsten van de startende zelfstandige worden in mindering gebracht op de uitkering die gedurende de startperiode is verstrekt. Een zelfstandige ontvangt inkomsten niet in dezelfde regelmaat als loon of uitkering. De zelfstandige kan tot zekere hoogte invloed uitoefenen op het tijdvak waarin de inkomsten worden genoten. Om oneigenlijk gebruik (het vooruit schuiven van inkomsten) te voorkomen is ervoor gekozen om de inkomsten van de startende zelfstandige over een periode van 12 maanden na de start als zelfstandige naar rato te verdelen over 12 maanden en vervolgens de helft daarvan te verrekenen met de uitkering die betrokkene als startende zelfstandige heeft genoten.
Per 1 juli 2005 is tevens artikel 72a van de WW gewijzigd. Met deze wijziging is de verantwoordelijkheidsverdeling ten aanzien van de reïntegratie van werkloze overheidswerknemers aangepast. Vanaf deze datum zijn de overheidswerkgevers verantwoordelijk voor de reïntegratie van die werknemers die op of na 1 juli 2005 werkloos zijn geworden.
De regering gaat er bij deze wijziging van uit dat het in het belang van zowel de overheidswerknemer als de overheidswerkgever is, om gezamenlijk tot de meest adequate invulling van deze verantwoordelijkheid te komen gezien hun beider belang bij een snelle en effectieve reïntegratie.
Bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging WW-stelstel (Kamerstukken II 2005/06, 30 370) is een amendement ingediend en aanvaard (nr. 13) waardoor de reïntegratievoorzieningen die beschikbaar zijn voor WW-gerechtigden voor wie het UWV de reïntegratieverantwoordelijkheid heeft, ook beschikbaar komen voor overheidswerknemers en -werkgevers.
Door dit amendement is onder meer artikel 72a van de WW dusdanig aangepast dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld kunnen worden met betrekking tot het ten behoeve van een werkloze overheidswerknemer sluiten van een individuele reïntegratieovereenkomst met een reïntegratiebedrijf. Deze regels worden in dit besluit uitgewerkt.
Door onderhavig besluit krijgt de overheidswerknemer de mogelijkheid om zijn ex-werkgever te verzoeken een individueel reïntegratietraject vorm te mogen geven. De overheidswerkgever dient hier schriftelijk op te beslissen. Tegen deze beslissing staat voor de werknemer bezwaar en beroep open.
Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat de overheidswerkgever bij het aangaan van een individuele reïntegratieovereenkomst rekening dient te houden met de Europese aanbestedingsregels.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) heeft een uitvoeringstoets uitgebracht over onderhavig besluit. Deze uitvoeringstoets ziet alleen op de inkomstenverrekening voor startende zelfstandigen, aangezien de wijzigingen in het Besluit SUWI geen gevolgen hebben voor het UWV.
UWV geeft aan dat de uitvoering tijdig is te realiseren. Voorts maakt UWV enkele wetstechnische en uitvoeringstechnische opmerkingen. De wetstechnische opmerkingen zijn in onderhavig besluit verwerkt. De uitvoeringstechnische opmerking betreft de samenloop tussen een arbeidsongeschiktheidsuitkering en een WW-uitkering.
Hoewel het op jaarbasis slechts een beperkt aantal personen betreft, verzoekt UWV om samenloopgevallen uit te zonderen van het toepassingsbereik van onderhavig besluit. Dit omdat de voorwaarden voor het starten als zelfstandige vanuit de WW en vanuit de arbeidsongeschiktheidsregelingen als gevolg van de aard van de doelgroep niet op elkaar aansluiten.
Dit voorstel is niet overgenomen. In dergelijke situaties dient UWV met de cliënt de consequenties te bespreken, zodat duidelijk is op welke wijze met de inkomsten rekening wordt gehouden bij de uitbetaling van de uitkering. Bovendien is het niet wenselijk om een uitzondering te maken op de algemene regel voor slechts een klein aantal personen.
De Inspectie werk en inkomen (IWI) is gevraagd om onderhavig besluit te beoordelen op toezichtbaarheidsaspecten. De IWI heeft hierop geantwoord dat het besluit geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen met betrekking tot de toezichtbaarheid.
Onderdeel c bepaalt dat onder het aanvangsjaar het kalenderjaar wordt verstaan, tenzij artikel 3.66 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van toepassing is. In dat geval wordt het boekjaar als aanvangsjaar beschouwd. In veel gevallen zal het boekjaar samenvallen met het kalenderjaar. Dat hoeft evenwel niet het geval te zijn. Indien de aard van de onderneming dit rechtvaardigt, mag de winst worden bepaald over het niet met het kalenderjaar samenvallend boekjaar. De winst van een niet met het kalenderjaar samenvallend boekjaar wordt beschouwd als winst van het kalenderjaar waarin het boekjaar is geëindigd (zie artikel 3.66 van de Wet inkomstenbelasting 2001).
In het eerste lid is bepaald wat onder inkomsten als bedoeld in artikel 35aa, eerste lid, van de WW moet worden verstaan, namelijk het belastbaar loon, het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden en de belastbare winst uit onderneming. Deze begrippen zijn overgenomen uit de Wet inkomstenbelasting 2001, en komen overeen met de in die wet gehanteerde begrippen. Deze begrippen dienen dan ook overeenkomstig te worden uitgelegd.
De winst behaald met of bij het staken van de onderneming of van een gedeelte van de onderneming, winst genoten ter vervanging van door een onteigening gederfde of te derven voordelen uit onderneming en voorts winst als gevolg van de overbrenging van vermogensbestanddelen naar het buitenland of als gevolg van eindafrekening, bedoeld in artikel 3.60 respectievelijk 3.61 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vallen niet onder het inkomstenbegrip voor de toepassing van artikel 35aa van de WW.
Waar bij het bepalen van de belastbare winst uit onderneming in de fiscale sfeer de ondernemersaftrek, bedoeld in paragraaf 3.2.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001, in mindering wordt gebracht op de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet, vindt deze vermindering niet plaats bij de bepaling van het inkomstenbegrip voor de toepassing van artikel 35aa van de WW. Hierdoor valt de volledige winst onder het inkomstenbegrip.
Artikel 3. Berekening van de inkomsten en artikel 4. Toerekening van de inkomsten
Omdat de verrekening van de inkomsten slechts gedurende 6 maanden plaatsvindt, kan bij de verrekening niet worden uitgegaan van een kalenderjaar of, indien van toepassing, boekjaar. Daarom wordt ervoor gekozen de inkomsten over een periode van 52 weken vanaf de aanvang van de werkzaamheden als zelfstandige als uitgangspunt te nemen, waarvan de helft wordt verrekend met de uitkering.
De inkomsten over de periode van 52 weken worden als volgt berekend. Als uitgangspunt wordt het belastbaar loon, het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden en de belastbare winst uit onderneming over het boekjaar waarin de werkloze werknemer de werkzaamheden als zelfstandige is gaan verrichten (het aanvangsjaar) genomen. De belastbare winst uit onderneming wordt vermeerderd met de ondernemersaftrek over dat boekjaar en verminderd met de bestanddelen van die winst, bedoeld in artikel 3.78, derde lid, onderdelen a, b en c, van de Wet inkomstenbelasting 2001. Daarbij wordt opgeteld een deel van het belastbaar loon, het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden en de belastbare winst uit onderneming over het jaar na het aanvangsjaar. Daarbij wordt de belastbare winst uit onderneming weer vermeerderd met de ondernemersaftrek over dat jaar en verminderd met de bestanddelen van die winst, bedoeld in artikel 3.78, derde lid, onderdelen a, b en c, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Dat deel wordt bepaald door het aldus over het jaar na het aanvangjaar berekende bedrag te vermenigvuldigen met het 52e deel van het aantal weken gelegen tussen de eerste dag van het aanvangsjaar en de eerste dag waarop toestemming is verleend om de werkzaamheden te verrichten.
In veel gevallen zal het boekjaar samenvallen met het kalenderjaar. Dat hoeft evenwel niet het geval te zijn. Indien de aard van de onderneming dit rechtvaardigt, mag de winst worden bepaald over het niet met het kalenderjaar samenvallend boekjaar. De winst van een niet met het kalenderjaar samenvallend boekjaar wordt beschouwd als winst van het kalenderjaar waarin het boekjaar is geëindigd (zie artikel 3.66 van de Wet inkomstenbelasting 2001).
Indien dus bijvoorbeeld de werkzaamheden als zelfstandige aanvangen op maandag 4 september 2006 en het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar zullen de inkomsten als volgt worden berekend:
I1 = de inkomsten over 2006. Daarbij wordt opgeteld 35/52 maal I2 (= de inkomsten over 2007).
Van de op grond van artikel 3 berekende inkomsten wordt, indien de WW-uitkering per maand aan de betrokkene is betaald, 8,33% per maand als inkomsten vastgesteld. Is de WW-uitkering per week of veelvoud daarvan betaald, dan worden de inkomsten per week vastgesteld op 1.92% van de op grond van artikel 3 berekende inkomsten.
Artikel 5. Wijziging besluit SUWI
Met de invoeging van artikel 4.2a in het Besluit SUWI wordt een individuele reïntegratieovereenkomst (IRO) aan het besluit toegevoegd die niet door het UWV maar door de overheidswerkgever wordt gesloten. Om de door het UWV te sluiten IRO hiervan te onderscheiden, wordt in onderdeel A artikel 4.2 technisch aangepast.
Met de invoeging van artikel 4.2a in het Besluit SUWI wordt de doelgroep van de IRO uitgebreid met de personen voor wiens inschakeling in de arbeid de overheidswerkgever op grond van artikel 72a van de WW verantwoordelijk is. De IRO voor deze personen wordt niet door het UWV maar door de overheidswerkgever gesloten. Dit blijkt uit artikel 4.2a, eerste lid. De bepalingen in het tweede en derde lid van artikel 4.2a zijn afgeleid van artikel 4.2, tweede en derde lid.
Om de door het UWV te sluiten IRO te onderscheiden van de IRO die door de overheidswerkgever wordt gesloten wordt artikel 4.3, tweede lid, technisch aangepast.
Verder worden aan het artikel twee leden toegevoegd die de termijn van de door de overheidswerkgever te sluiten IRO en de ondertekenings- en verstrekkingsplicht van degene ten behoeve van wie de overheidswerkgever een IRO sluit, regelen.
Ook artikel 4.4 is technisch aangepast aan de voornoemde uitbreiding van de doelgroep van de IRO.
De inwerkingtredingsdatum van dit besluit is gelijk aan die van het artikel van de Wet wijziging WW-stelsel waarmee de artikelen 35aa en 72a aan de WW worden toegevoegd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2006-305.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.