Besluit van 2 juni 2006, houdende aanpassing van de bedragen, genoemd in de artikelen 16, eerste lid, 17, tweede lid, en 18, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag, voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 april 2006, nr. DJZ2006260298, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 27, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en negende lid, van de Wet op de huurtoeslag;

De Raad van State gehoord (advies van 18 mei 2006, nr. W08.06.0129/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 29 mei 2006, nr. DJZ2006271014, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De Wet op de huurtoeslag wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 16, eerste lid, wordt «€ 14,28» vervangen door: € 17,05.

B

In artikel 17, tweede lid, wordt «€ 178,54» vervangen door: € 182,47.

C

In artikel 18, tweede lid, wordt «€ 363,01» vervangen door: € 371,00.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2006.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 2 juni 2006

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Uitgegeven de twintigste juni 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Per 1 juli van elk jaar worden de bedragen, genoemd in de artikelen 16, eerste lid, 17, tweede lid, en 18, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag aangepast. Dit besluit strekt hiertoe.

Het ontwerp van dit besluit is gedurende acht weken aan beide kamers der Staten-Generaal voorgelegd (artikel 50 van de Wet op de huurtoeslag). Dat heeft niet geleid tot wijzigingen in het besluit.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Inleiding

Per 1 juli 2004 is het begrip basishuur in de Huursubsidiewet (inmiddels: Wet op de huurtoeslag) geïntroduceerd dat in artikel 16, eerste lid, van die wet wordt gedefinieerd. De basishuur is het gedeelte van de rekenhuur dat voor rekening van de huurder blijft. In het subsidietijdvak 2004/2005 kwam de basishuur overeen met het berekende bedrag van de normhuur verhoogd met € 12.

Deze verhoging van de normhuren vloeide voort uit het Hoofdlijnenakkoord, waarin een versobering van de huursubsidie was aangekondigd, en waarin een taakstelling was opgenomen, inhoudende dat de huursubsidie-uitgaven met € 210 mln. structureel moeten worden beperkt. In de begroting 2004 van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is de bezuinigingsreeks onder artikel 2 (betaalbaarheid van het wonen) bij de taakstelling huursubsidie opgenomen, oplopend van € 81 mln. in 2004 tot € 150 mln. in 2005, € 190 mln. in 2006 en € 210 mln. in 2007 (Kamerstukken II 2003/2004, 29 200 XI, nrs. 1 en 2).

In dit verband zal de basishuur na het subsidietijdvak 2004/2005 in de drie daaropvolgende tijdvakken gemiddeld met circa € 2 extra per maand stijgen om die taakstelling te realiseren. Voor een verdere toelichting hierop kan nog worden verwezen naar de memorie van toelichting op het voorstel van wet tot wijziging van de Huursubsidiewet (verhoging van het gedeelte van de rekenhuur dat voor rekening van de huurder blijft) (Kamerstukken II 2003/2004, 29 463, nr. 3).

De berekening

Wat betreft de berekening van de extra bijdrage bovenop de normhuur in het kader van de bezuinigingen, is het totaalbedrag van de bezuinigingen gedeeld door het aantal in beschouwing te nemen huishoudens met huursubsidie (inmiddels: huurtoeslag). Hiertoe worden de aantallen gebruikt die per 1 juli 2004 bekend waren. Allereerst is een bezuinigingsreeks, oplopend van € 150 mln. in 2005, € 190 mln. in 2006 en € 210 mln. in 2007 omgerekend naar een bedrag per tijdvak, hetgeen resulteert in een reeks, oplopend van € 167 mln. voor het tijdvak 2005/2006, € 199 mln. voor het tijdvak 2006/2007 en € 212 mln. voor het tijdvak 2007/2008. Deze bedragen zijn vervolgens gedeeld door de aantallen huishoudens van respectievelijk 976.000, 975.000 en 976.000.

Na omzetting van de aldus verkregen jaarbedragen per huursubsidie/toeslagontvanger in maandbedragen, ontstaat de volgende reeks: € 14,28 (2005/2006), € 17,05 (2006/2007), en € 18,10 (2007/2008).

In concreto leidt dit voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007 tot een verhoging van de normhuren met een bedrag van € 17,05 (een verhoging met € 2,77 ten opzichte van het voorafgaande tijdvak). De wijziging van artikel 16, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag strekt hiertoe.

Artikel I, onderdelen B en C

Doel en inhoud

Artikel 27 van de Wet op de huurtoeslag bepaalt dat jaarlijks per 1 juli de normhuren worden aangepast die behoren bij het minimum-inkomensijkpunt en bij het referentie-inkomensijkpunt. De vaststelling van de normhuren voor de twee genoemde inkomensijkpunten bepaalt mede de hoogte van de huurtoeslagbedragen. De normhuur maakt onderdeel uit van de zogenoemde basishuur (het gedeelte van de rekenhuur dat ten minste voor rekening van de huurder blijft).

De aanpassing van de normhuren voor de twee genoemde inkomensijkpunten geschiedt, zo bepaalt artikel 27 van de Wet op de huurtoeslag, bij algemene maatregel van bestuur.

Ingevolge artikel 27 van de Wet op de huurtoeslag vindt de aanpassing plaats:

– hetzij aan de hand van de gemiddelde huurprijswijziging zoals die naar redelijke verwachting per 1 juli van elk jaar zal plaatsvinden (artikel 27, eerste lid, aanhef en onderdeel a);

– hetzij met het percentage waarmee het bedrag, bedoeld in artikel 21, onder c, van de Wet werk en bijstand is aangepast. De indexering is dan gekoppeld aan het stijgingspercentage van het netto-bijstandsinkomen van gehuwden (artikel 27, tweede lid, eerste volzin).

De ontwikkeling van het netto-bijstandsinkomen in 2005 bedraagt 4,5%, de verwachte gemiddelde huurprijswijziging per 1 juli 2006 bedraagt 2,2%. Voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007 is gekozen voor een aanpassing van de normhuren gekoppeld aan de gemiddelde huurprijswijziging, zijnde 2,2%. Omdat dit percentage lager is dan de ontwikkeling van het netto-bijstandsinkomen, is dit voor de burger de meest gunstige wijze van indexeren.

De berekening

De normhuur bij het minimum-inkomensijkpunt van € 178,54 (artikel 17, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag) wordt als gevolg van de aanpassing aan de hand van de gemiddelde huurprijswijziging:

€ 178,54 × 1,022 = € 182,47 (krachtens artikel 27, zevende lid, eerste volzin, van de Wet op de huurtoeslag wordt de normhuur naar boven afgerond op hele eurocenten) (artikel I, onderdeel B).

Volgens dezelfde berekeningsmethode wordt de normhuur bij het referentie-inkomensijkpunt van € 363,01 (artikel 18, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag) als gevolg van de aanpassing aan de hand van de gemiddelde huurprijswijziging:

€ 363,01 × 1,022 = € 371,00 (artikel I, onderdeel C).

Derhalve worden de normhuren behorende bij het minimum-inkomensijkpunt en het referentie-inkomensijkpunt per 1 juli 2006 gewijzigd in respectievelijk € 182,47 en € 371,00.

Budgettaire gevolgen

De keuze voor de indexering van de normhuren met het stijgingspercentage van de verwachte gemiddelde huurprijswijziging, zijnde 2,2%, leidt niet tot een extra budgettair beslag.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven