Besluit van 12 mei 2006 tot wijziging van het Besluit stralingsbescherming en enige andere besluiten in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 2003/122/Euratom (controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 juli 2005, nr. DJZ2005161980, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Ministers van Economische Zaken en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op richtlijn nr. 2003/122/Euratom van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2003 inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen (PbEU L 346) en de artikelen 21, eerste lid, 32, eerste lid, en 67, eerste lid, van de Kernenergiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 10 oktober 2005, nr. W08.05.0361/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 10 mei 2006, nr. DJZ2006249177, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Ministers van Economische Zaken en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit stralingsbescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

afgedankte hoogactieve bron: hoogactieve bron die niet langer wordt gebruikt, noch bestemd is om te worden gebruikt voor de handeling waarvoor een vergunning is verleend;

broncontainer: insluiting van een bron die geen geïntegreerd onderdeel van die bron is, maar uitsluitend is bedoeld voor tijdelijke behuizing van die bron voor transport, verlading en dergelijke;

bronhouder: behuizing van een ingekapselde bron, die ter plaatse van het uittredevenster van de bronhouder is voorzien van een voorziening, waarmee de uittredende stralenbundel kan worden onderbroken en waaruit de bron niet zonder hulpgereedschap kan worden verwijderd;

hoogactieve bron: ingekapselde bron die een radionuclide bevat waarvan de activiteit op het tijdstip waarop de bron is gefabriceerd, of indien dit niet bekend is, voor het eerst op de markt wordt gebracht, gelijk is aan of hoger is dan het desbetreffende activiteitsniveau in bijlage 5, zolang de activiteit van dat radionuclide niet lager is dan het activiteitsniveau dat voor dat nuclide is opgenomen in bijlage 1, tabel 1;

leverancier: natuurlijke of rechtspersoon die een hoogactieve bron levert of ter beschikking stelt;.

B

In artikel 11 worden na het tweede lid, onder vernummering van het derde lid tot zevende lid, vier leden ingevoegd, luidende:

  • 3. De ondernemer zorgt ervoor dat de integriteit van hoogactieve bronnen door of onder toezicht van een deskundige wordt gecontroleerd:

    a. ten minste een maal per jaar en

    b. na elke gebeurtenis waarbij de bron of bronhouder beschadigd kan zijn.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de controle van de integriteit van hoogactieve bronnen.

  • 5. De ondernemer zorgt er ten aanzien van een hoogactieve bron en haar toebehoren voor dat, door of onder toezicht van een deskundige:

    a. wordt gecontroleerd of de bron aanwezig is op de plaats waar deze wordt toegepast of is opgeslagen:

    1°. elke twee maanden, indien de bron minder dan een keer per twee maanden wordt toegepast;

    2°. een maal per jaar, indien de bron een keer of meer dan een keer per twee maanden wordt toegepast;

    b. een maal per jaar wordt gecontroleerd of de bron en de bronhouder nog in goede staat zijn.

  • 6. Een ondernemer zendt een afgedankte hoogactieve bron, tenzij dit anders met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is overeengekomen, onmiddellijk naar:

    a. de leverancier van de bron die bevoegd is de bron te ontvangen,

    b. een krachtens artikel 37, achtste lid, daartoe aangewezen instelling voor de ontvangst van radioactieve afvalstoffen, of

    c. een andere ondernemer die bevoegd is de bron te ontvangen.

C

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De ondernemer stelt schriftelijke instructies vast ter voorkoming van:

    a. ongeoorloofde toegang tot een hoogactieve bron,

    b. verlies of diefstal van een hoogactieve bron, of

    c. beschadiging door brand van een hoogactieve bron.

2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 3. De ondernemer doet onmiddellijk mededeling aan in ieder geval de inspecteur en de bedrijfstakdirecteur en, indien het mijnbouw betreft, tevens aan de Inspecteur-Generaal der Mijnen, van:

    a. het zoekraken, de ontvreemding of de ongewilde verspreiding van een bron;

    b. een ongeoorloofde handeling met een hoogactieve bron;

    c. de getroffen maatregelen na:

    1°. het zoekraken, de ontvreemding of een ongeoorloofde handeling met een hoogactieve bron, of

    2°. elke gebeurtenis waarbij een hoogactieve bron kan zijn beschadigd;

    d. elk incident of ongeval met een hoogactieve bron dat leidt tot onopzettelijke blootstelling van een werknemer of een lid van de bevolking.

D

In artikel 15 worden na het eerste lid, onder vernummering van het tweede lid tot vijfde lid, drie leden ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde handeling betrekking heeft op een hoogactieve bron, wordt tevens onderricht gegeven over:

    a. de voorschriften voor het veilig beheer van hoogactieve bronnen;

    b. de noodzakelijke veiligheidsvoorschriften;

    c. de mogelijke gevolgen van het wegvallen van een passende controle op hoogactieve bronnen.

  • 3. De in het tweede lid genoemde onderwerpen worden beschreven. Deze documentatie wordt ter beschikking gesteld aan degene die een handeling met een hoogactieve bron verricht en aan degene die daaraan leiding geeft of daarop toezicht houdt.

  • 4. Het onderricht over de in het tweede lid genoemde onderwerpen wordt ten minste elke twee jaar herhaald.

E

In hoofdstuk 3 worden na artikel 20 drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 20a

  • 1. De fabrikant graveert in of stempelt op elke door hem gefabriceerde hoogactieve bron een code die als volgt is samengesteld:

    a. de aanduiding: NL,

    b. gevolgd door een aan de fabrikant door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer toegekende vaste code,

    c. gevolgd door een door de fabrikant te bepalen voor de bron onderscheidende code in Romeinse letters of Arabische cijfers.

  • 2. Een aanvraag om de toekenning van de in het eerste lid, onder b, bedoelde code wordt ingediend bij Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De aanvraag bevat de nummers van de krachtens de artikelen 15, onder a, of 29, eerste lid, van de wet aan de aanvrager verleende vergunningen.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing, indien de afmeting van de bron voor de in het eerste lid bedoelde handeling te klein is.

  • 4. De fabrikant graveert de in het eerste lid bedoelde code tevens in de bronhouder van de desbetreffende bron of stempelt die code op die bronhouder.

  • 5. Het vierde lid is niet van toepassing indien de afmeting van de bronhouder voor de in het eerste lid bedoelde handeling te klein is, of indien de bronhouder bedoeld is voor hergebruik als behuizing van een bron. In dat laatste geval brengt de fabrikant informatie aan over ten minste de aard van de hoogactieve bron op of aan de bronhouder.

  • 6. De fabrikant brengt op of aan de broncontainer informatie aan over de aard van de hoogactieve bron.

  • 7. De fabrikant van een hoogactieve bron zorgt ervoor dat:

    a. de bron wordt vergezeld van:

    1°. schriftelijke informatie die bevestigt dat de bron voldoet aan het eerste lid en aan de krachtens artikel 20, vierde lid, met betrekking tot de bron of de bronhouder gestelde regels;

    2°. kleurenfoto’s van het ontwerp van de bron en de bijbehorende bronhouder, en, voorzover van toepassing, van het ontwerp van de bijbehorende broncontainer en de bijbehorende apparatuur;

    b. de onder a bedoelde informatie en foto’s bij de levering van de bron worden verstrekt aan degene aan wie die bron wordt geleverd;

    c. de in het eerste en vierde lid bedoelde code en de krachtens artikel 20, vierde lid, op de bron, bronhouder of broncontainer aangebrachte waarschuwingstekens en opschriften leesbaar blijven.

Artikel 20b

  • 1. De leverancier graveert in of stempelt op de bronhouder van elke door hem te leveren hoogactieve bron een code die als volgt is samengesteld:

    a. de aanduiding: NL,

    b. gevolgd door een aan de leverancier door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer toegekende vaste code,

    c. gevolgd door een door de leverancier te bepalen voor de bron onderscheidende code in Romeinse letters of Arabische cijfers.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien:

    a. op de bronhouder van een hoogactieve bron reeds de in artikel 20a, eerste lid, bedoelde code, of een andere unieke code in Romeinse letters of Arabische cijfers is aangebracht;

    b. de afmeting van de bronhouder voor de in het eerste lid bedoelde handeling te klein is, of deze houder bedoeld is voor hergebruik als behuizing van een bron.

  • 3. In het in het tweede lid, onder b, bedoelde geval is artikel 20a, vijfde lid, tweede volzin, van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Artikel 20a, tweede, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20c

Artikel 20b, eerste tot en met derde lid, en artikel 20a, tweede, zesde en zevende lid, onder a en c, zijn van overeenkomstige toepassing op de ondernemer die een handeling verricht met een hoogactieve bron.

F

In hoofdstuk 3 wordt na artikel 20c een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3.4 Financiële zekerheid met betrekking tot hoogactieve bronnen

Artikel 20d
  • 1. De ondernemer stelt financiële zekerheid ter dekking van de kosten van het nakomen van de voor hem geldende verplichtingen met betrekking tot het veilig afvoeren van een afgedankte hoogactieve bron voor het geval:

    a. hij failliet gaat of anderszins zijn bedrijfsactiviteiten beëindigt;

    b. degene met wie een overeenkomst was gesloten om de afgedankte hoogactieve bronnen af te nemen, niet meer tot die afname in staat is.

  • 2. De financiële zekerheid wordt gesteld op een of meer van de volgende wijzen:

    a. een borgtocht of een bankgarantie;

    b. het sluiten van een verzekeringsovereenkomst;

    c. het deelnemen aan een daartoe ingesteld fonds dat naar het oordeel van Onze Ministers en van Onze Minister van Financiën voldoende waarborg biedt dat de in het eerste lid bedoelde kosten zijn gedekt;

    d. het treffen van enige andere voorziening, waarbij de financiële zekerheid naar het oordeel van Onze Ministers en van Onze Minister van Financiën voldoende waarborg biedt dat de in het eerste lid bedoelde kosten zijn gedekt.

  • 3. Bij ministeriële regeling wordt een minimumbedrag vastgesteld waarvoor per volume-eenheid af te voeren bron, de daarbijbehorende bronhouder en de vaste afscherming financiële zekerheid wordt gesteld.

  • 4. De financiële zekerheid wordt gesteld ten behoeve van de Staat der Nederlanden.

Artikel 20e

De financiële zekerheid wordt in stand gehouden tot het moment waarop de hoogactieve bron waarvoor de financiële zekerheid wordt gesteld, door de ondernemer:

a. wordt overgedragen aan een andere ondernemer die met betrekking tot die bron de vereiste financiële zekerheid heeft gesteld,

b. wordt afgegeven aan een krachtens artikel 37, zevende lid, erkende ophaaldienst voor radioactieve afvalstoffen, of

c. wordt afgegeven aan een krachtens artikel 37, achtste lid, daartoe aangewezen instelling voor de ontvangst van radioactieve afvalstoffen.

Artikel 20f
  • 1. De ondernemer verstrekt voordat hij een hoogactieve bron verwerft, aan Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer:

    a. informatie over het volume van de verworven bron, bronhouder en vaste afscherming van die bron;

    b. schriftelijk bewijs dat de krachtens artikel 20d, eerste lid, vereiste financiële zekerheid is gesteld.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de daarin bedoelde gegevens reeds op grond van artikel 44, zevende lid, bij de aanvraag om een vergunning zijn verstrekt.

  • 3. De ondernemer doet van iedere wijziging met betrekking tot de gestelde financiële zekerheid uiterlijk vier weken na die wijziging schriftelijk mededeling aan Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld met betrekking tot de te verstrekken gegevens.

G

In artikel 39 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. niet is aangetoond dat de krachtens artikel 20d, eerste lid, vereiste financiële zekerheid is gesteld.

H

In artikel 44 wordt, onder vernummering van het zevende en achtste lid tot achtste en negende lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 7. Indien het een handeling met een hoogactieve bron betreft, bevat de aanvraag voorts:

    a. informatie over het volume van de bron, de bronhouder en de vaste afscherming van die bron;

    b. schriftelijk bewijs dat de krachtens artikel 20d, eerste lid, vereiste financiële zekerheid is gesteld.

I

In artikel 111, tweede lid, wordt «De artikelen 15» vervangen door: De artikelen 15, eerste en vijfde lid.

J

Na artikel 120 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 120a

  • 1. De ondernemer die handelingen verricht met een hoogactieve bron, verstrekt Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer schriftelijk de relevante gegevens met betrekking tot die bron.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot die gegevens en de tijdstippen waarop deze worden verstrekt.

K

Na bijlage 4 wordt een bijlage toegevoegd die is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

ARTIKEL II

Het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

hoogactieve bron: ingekapselde bron die een splijtstof bevat waarvan de activiteit op het tijdstip waarop de bron is gefabriceerd, of indien dat niet bekend is, voor het eerst op de markt wordt gebracht, gelijk is aan of hoger is dan het desbetreffende activiteitsniveau in bijlage 5 bij het Besluit stralingsbescherming, zolang de activiteit van dat radionuclide niet lager is dan het activiteitsniveau dat voor dat nuclide is opgenomen in bijlage 1, tabel 1, bij het Besluit stralingsbescherming;.

B

Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien de aanvraag betrekking heeft op een hoogactieve bron, bevat de aanvraag voorts:

    a. informatie over het volume van de bron, de bronhouder en de vaste afscherming van die bron;

    b. schriftelijk bewijs dat de krachtens artikel 19 in samenhang met artikel 20d, eerste lid, van het Besluit stralingsbescherming vereiste financiële zekerheid is gesteld.

C

In de aanhef van artikel 19 wordt «20» vervangen door: 20 tot en met 20f.

ARTIKEL III

In artikel 1b van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen wordt in de aanhef «11, eerste, tweede en derde lid, 14 tot en met 17» vervangen door: 11, eerste, tweede en zevende lid, 14, eerste, derde en vierde lid, 15, eerste en vijfde lid, 16, 17.

ARTIKEL IV

  • 1. Tot 30 juni 2006 blijft op hoogactieve bronnen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, in verbinding met bijlage 5 bij het Besluit stralingsbescherming, die op de dag van inwerkingtreding van dit besluit reeds op de markt zijn gebracht, het Besluit stralingsbescherming, zoals dat luidde onmiddellijk vóór de inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing.

  • 2. De ondernemer op wie het eerste lid van toepassing is, verstrekt uiterlijk 31 juli 2006 aan Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer met betrekking tot de hoogactieve bronnen die hij voorhanden heeft:

    a. informatie over het volume van die bronnen, de bronhouders en de vaste afscherming van die bronnen;

    b. schriftelijk bewijs dat de krachtens artikel 20d, eerste lid, van het Besluit stralingsbescherming vereiste financiële zekerheid is gesteld;

    c. de in artikel 120a, eerste lid, van het Besluit stralingsbescherming bedoelde gegevens.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 12 mei 2006

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de vijftiende juni 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Bijlage, behorende bij artikel I, onder K

Bijlage 5, behorende bij artikel 1, eerste lid, van het Besluit stralingsbescherming

Activiteitsniveaus

Voor radionucliden die niet in de onderstaande tabel zijn opgenomen, geldt als activiteitsniveau een waarde van één honderdste van de corresponderende A1-waarde die wordt gegeven in de «IAEA Regulations for the safe transport of radioactive materials»1.

Element (Atoomnummer)

Radionuclide

Activiteitsniveau (Bq)

IJzer (26)

Fe-55

4 x 1011

Kobalt (27)

Co-60

4 x 109

Seleen (34)

Se-75

3 x 1010

Krypton (36)

Kr-85

1 x 1011

Strontium (38)

Sr-90 (a)

3 x 109

Palladium (46)

Pd-103 (a)

4 x 1011

Jood (53)

I-125

2 x 1011

Cesium (55)

Cs-137 (a)

2 x 1010

Promethium (61)

Pm-147

4 x 1011

Gadolinium (64)

Gd-153

1 x 1011

Thulium (69)

Tm-170

3 x 1010

Iridium (77)

Ir-192

1 x 1010

Thallium (81)

Tl-204

1 x 1011

Radium (88)

Ra-226 (b)

2 x 109

Plutonium (94)

Pu-238 (a)

1 x 1011

Americium (95)

Am-241 (b)

1 x 1011

Californium (98)

Cf-252

5 x 108

(a) In het activiteitsniveau zijn de bijdragen meegerekend van dochternucliden met een halveringstijd van minder dan tien dagen.

(b) Met inbegrip van neutronenbronnen met beryllium.

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit strekt tot uitvoering van richtlijn nr. 2003/122/Euratom van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2003 inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen (PbEU L 346) (verder: richtlijn). De uitvoering geschiedt hoofdzakelijk door het Besluit stralingsbescherming (Bs) op een aantal plaatsen aan te vullen. De uitvoering wordt voltooid met enige wijzigingen van de Regeling administratieve en organisatorische maatregelen stralingsbescherming en de Regeling hoogactieve bronnen.

De richtlijn heeft tot doel de blootstelling van leden van de bevolking en van werknemers aan ioniserende straling ten gevolge van onvoldoende controle op hoogactieve ingekapselde bronnen (verder: hoogactieve bronnen) en het ontstaan van weesbronnen te voorkomen. Voorts wordt met de richtlijn beoogd de controle hierop in de lidstaten te harmoniseren. Hoewel de wettelijke vereisten op grond van de bestaande regelgeving op communautair en nationaal niveau fundamentele bescherming waarborgen, zijn bij ongecontroleerd gebruik of bij vondst van hoogactieve bronnen aan die bronnen nog aanzienlijke potentiële risico’s voor de gezondheid van de mens en voor het milieu verbonden. Daarom staat de richtlijn een strikte controle voor vanaf het ogenblik waarop deze hoogactieve bronnen worden gefabriceerd tot aan het ogenblik waarop zij in een erkende installatie (in het Bs, artikel 37, zevende lid, aangewezen instelling voor de ontvangst van radioactieve afvalstoffen genoemd) worden geplaatst voor langdurige opslag en verwijdering.

De richtlijn betreft voor de hoogactieve bronnen en weesbronnen een aanscherping van richtlijn nr. 96/29/Euratom van de Raad van Europese Unie van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werknemers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren (PbEG L 159) (verder: de Basisnormen). De Basisnormen, zoals onder andere geïmplementeerd in het Bs, regelen onder meer dat radioactieve bronnen boven bepaalde waarden, de zogenoemde vrijstellingswaarden, ten minste meldingsplichtig, en voor diverse toepassingen vergunningplichtig zijn. De richtlijn scherpt deze bepaling aan voor handelingen met ingekapselde bronnen met een hogere activiteit bij productie, import binnen de Europese Unie of plaatsing op de markt dan vermeld in bijlage I bij de richtlijn of, indien daarin niet vermeld, hoger dan 1/100 van de A1-waarden (IAEA-vervoer). De handelingen met deze bronnen zijn steeds vergunningplichtig. Daarnaast verplicht de richtlijn tot identificatie, markering en registratie (zowel door de bevoegde autoriteiten als door de houder van de bron) van deze bronnen en tot extra opleiding van alle betrokkenen bij handelingen daarmee.

Tevens bevat de richtlijn een regeling voor weesbronnen. Weesbronnen zijn bronnen die binnen of buiten een inrichting worden gevonden, waarvan de activiteit bij ontdekking hoger is dan de vrijstellingswaarden zoals opgenomen in bijlage I bij de Basisnormen (overgenomen in bijlage 1 Bs) en waarvan de eigenaar niet bekend is. Ingevolge de richtlijn moet worden voorzien in een passende voorlichting van degenen die toevallig met weesbronnen te maken kunnen krijgen. Tevens moet worden voorzien in geschikte middelen om weesbronnen te bergen, in internationale samenwerking en uitwisseling van informatie op dit gebied, in inspecties en ten slotte in het treffen van financiële voorzieningen voor het geval dat de oorspronkelijke houder niet kan worden achterhaald of, wanneer hij wel kan worden achterhaald, insolvent blijkt te zijn. In dit laatste wordt voor te verwachten voorkomende gevallen reeds voorzien door het Besluit detectie radioactief besmet schroot.

Ook aan sommige andere verplichtingen, die in de richtlijn zijn opgenomen, wordt door Nederland reeds voldaan, omdat Nederland bij de implementatie van de Basisnormen onder andere in het Bs op een aantal punten de bestaande Nederlandse situatie heeft gehandhaafd ook al ging dat verder dan de minimale eisen van de Basisnormen. Zo zijn alle bronnen boven de genoemde vrijstellingswaarden op grond van de artikelen 24, onder c, onder 1° en 2°, en 25 van het Bs al vergunningplichtig, zodat daarmee reeds aan het vereiste van een vergunningplicht voor hoogactieve bronnen van artikel 3 van de richtlijn is voldaan, en is een administratie voor handelingen door de ondernemer reeds verplicht (artikel 120 Bs). Aan artikel 9, eerste en tweede lid, van de richtlijn wordt reeds voldaan door de algemene voorzieningen en verplichtingen zoals opgenomen in hoofdstuk VI van de Kernenergiewet, in hoofdstuk 9 van het Bs en in het Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding. Voor de uitvoering van de richtlijn resten een uitbreiding van de registratieverplichting voor ondernemers met hoogactieve bronnen, een regeling van financiële zekerheidsstelling, een regeling van identificatie en markering van hoogactieve bronnen en een striktere controle van de bronnen.

Administratieve lasten

Een aantal onderdelen van het besluit bevat administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Deze onderdelen zijn:

– de uitbreiding van de melding bij bijzondere gebeurtenissen met hoogactieve bronnen (artikel 14, derde lid, Bs);

– het zo mogelijk aanbrengen van een unieke identificatiecode op de bron (alleen door de fabrikant) en de bronhouder (fabrikant, leverancier of ondernemer). Indien dit niet mogelijk is door de grootte van de bron of bronhouder, of omdat de bronhouder wordt hergebruikt als behuizing van een bron, het aanbrengen van informatie ten minste over de aard van de bron op de bronhouder en broncontainer (artikelen 20a, eerste, en vierde tot en met zesde lid, 20b, eerste, derde en vierde lid, en 20c Bs);

– de verplichting van een hoogactieve bron en toebehoren een kleurenfoto te leveren (artikelen 20a, zevende lid, 20b, vierde lid, en 20c Bs);

– het aanvragen van een eigen nummer door de fabrikanten, leveranciers of ondernemers van hoogactieve bronnen (artikelen 20a, tweede lid, 20b, vierde lid, en 20c Bs);

– het overleggen van een bewijs van financiële zekerheid (bestaande gevallen: artikel 20f; nieuwe situaties bij vergunningaanvraag: artikel 44, zevende lid, Bs);

– de uitbreiding van de administratieverplichting en de melding aan de overheid van gegevens over hoogactieve bronnen (artikelen 120a, eerste lid, Bs en 9a Regeling administratieve en organisatorische maatregelen stralingsbescherming).

Het zoekraken, de ontvreemding, ongewilde verspreiding, onopzettelijke blootstelling, of het ongeoorloofde gebruik van hoogactieve bronnen moeten nu ook reeds per ommegaande aan de overheid worden gemeld. Er zijn wat dit betreft geen extra administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Het moeten aanbrengen van een unieke identificatiecode en het leveren van een kleurenfoto van het ontwerp van de bron en de daarbijbehorende typische bronhouder en broncontainer leidt tot een toename van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven van circa € 600. De toename per bedrijf is verwaarloosbaar.

Het eenmalige aanvragen van een specifiek nummer door producent, leverancier of gebruiker (ondernemer) als onderdeel van de unieke identificatiecode leidt tot een verwaarloosbare toename van de administratieve lasten.

Het overleggen van een bewijs, al dan niet bij de aanvraag om een vergunning voor handelingen met een hoogactieve bron, dat de vereiste financiële zekerheid is gesteld, leidt tot een toename van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven van € 400 per jaar. Per bedrijf bedraagt de toename € 5 per jaar.

Het moeten bijhouden van enige extra, aanvullende, administratieve gegevens per hoogactieve bron, bijvoorbeeld in het reeds bestaande Kernenergiewetdossier, en het jaarlijks verzenden van een kleine selectie van deze gegevens aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer levert een toename van de administratieve lasten van het bedrijfsleven op van € 8 700 per jaar. Per bedrijf bedraagt de toename gemiddeld € 110 per jaar.

Ten gevolge van dit besluit zullen de administratieve lasten voor het bedrijfsleven in totaal met € 9 700 per jaar toenemen.

Het besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Onderdeel A voegt een vijftal nieuwe begripsomschrijvingen toe aan de lijst van artikel 1, eerste lid, van het Bs. Het gaat om de begrippen afgedankte hoogactieve bron, broncontainer, bronhouder, hoogactieve bron en leverancier.

Een hoogactieve bron is een ingekapselde bron, die meestal bestaat uit een omhulling (in de Europese Unie ook wel broncapsule genoemd), waarin het hoogactieve materiaal hermetisch is opgesloten. Deze capsule wordt in een bronhouder of broncontainer met voldoende afscherming geplaatst, omdat de bron anders vanwege het hoge stralingsniveau niet te hanteren is. Bij een vaste opstelling zit de bron meestal in een bronhouder, waarop een voorziening is aangebracht om de stralenbundel gecontroleerd naar buiten te laten treden of te onderbreken. De bron is hieruit niet zonder hulpgereedschap te verwijderen.

Een broncontainer is vooral bedoeld voor een tijdelijke behuizing (afscherming) van een bron voor vervoer, verlading, e.d. De bron kan daar relatief gemakkelijk in worden geplaatst of uit worden genomen. Daarnaast bestaat er nog een tussenvorm waarbij speciale bronhouders worden gebruikt voor mobiele toepassing van hoogactieve bronnen, bv. voor niet-destructief lasonderzoek op locatie. Deze bronhouders moeten ook voldoen aan de eisen die aan broncontainers worden gesteld in verband met vervoer.

Of een bron als een hoogactieve bron moet worden aangemerkt, is afhankelijk van de activiteit van de bron. Indien de activiteit hoger is dan de op grond van (de bij deze wijziging toegevoegde) bijlage 5 bij het Bs voor die bron aangegeven waarde, gaat het om een hoogactieve bron. Voor de meeste daarin opgenomen radionucliden komt de activiteit overeen met 1/100ste van de A1-waarde voor vervoer. Daarom is ook opgenomen dat voor radionucliden die niet zijn opgenomen in de lijst van bijlage 5 bij het Bs 1/100ste van de A1-waarde moet worden gehanteerd. Het moment waarop deze activiteit wordt getoetst is (i) het moment waarop de bron is gefabriceerd, maar indien dat moment niet bekend is, (ii) het moment dat de bron voor het eerst (in de Europese Unie) op de markt is gebracht.

Uit de definitie van hoogactieve bron volgt dat een hoogactieve bron pas ophoudt een hoogactieve bron te zijn wanneer de activiteit van de bron onder de vrijstellingswaarde, bedoeld in bijlage 1, tabel 1, bij het Bs, voor die bron komt. De op hoogactieve bronnen van toepassing zijnde specifieke regels zijn dan niet langer op die bron van toepassing evenmin als de vergunningplicht.

Een bron die volgens de definitie hoogactief is, blijft derhalve ook een «hoogactieve bron» wanneer de activiteit van de bron is gezakt tot de waarden tussen die van bijlage 5 en bijlage 1, tabel 1, bij het Bs. De voor hoogactieve bronnen geldende regels blijven van toepassing op die bron. Daarentegen zijn diezelfde regels niet van toepassing op een bron, bestaande uit dezelfde soort radionucliden, met dezelfde activiteit als voornoemde bron, maar die op het toetsingsmoment een activiteit lager dan in bijlage 5 had. Dit vloeit voort uit artikel 1, tweede lid, tweede volzin, van de richtlijn, en is zo bepaald omdat het veel hogere kosten en lasten met zich meebrengt om een bron onder een bepaald regime te brengen dan daarin te houden.

Onderdeel B

Artikel 11 gaf reeds een aantal voorschriften met betrekking tot het tegengaan van schade veroorzaakt door onder andere bronnen. De richtlijn vraagt enigszins scherpere maatregelen. Met name wordt expliciet geëist dat er controles worden uitgevoerd of bronnen nog aanwezig zijn en of de integriteit van de ingekapselde bron als geheel en van de bronhouder nog intact is.

Met integriteit wordt hier bedoeld het lekvrij zijn. De integriteit van hoogactieve bronnen wordt daarom gecontroleerd door het uitvoeren van een lektest. Het mogen uitvoeren van dergelijke lektesten dient binnen de vergunning geregeld te zijn.

In het zesde lid zijn bronnen bedoeld die door de huidige ondernemer in het geheel niet meer zullen worden toegepast. In dat geval wordt deze bron voor die ondernemer een afgedankte bron. Vaak zal deze bron nergens meer worden hergebruikt en daarmee per definitie radioactief afval worden. Artikel 38 van het Bs voorzag er al in dat een bron die een radioactieve afvalstof is geworden, zo snel als redelijkerwijs mogelijk is, moet worden afgevoerd. Bij de hoogactieve bronnen wordt dit in het zesde lid nader gespecificeerd: zij dienen te worden gezonden, hetzij naar de leverancier (onderdeel a), hetzij naar een daartoe aangewezen instelling voor de ontvangst van radioactieve afvalstoffen (onderdeel b), hetzij naar een andere ondernemer, mits deze daarvoor bevoegd is omdat hij over een toereikende vergunning beschikt (onderdeel c). Indien de leverancier deze bronnen niet hergebruikt of niet overdraagt aan een andere bevoegde ondernemer, geldt voor hem ook dat hij de bron onmiddellijk naar een daartoe aangewezen instelling voor de ontvangst van radioactieve afvalstoffen moet zenden. Om te voorkomen dat de ondernemer onnodig op hoge kosten wordt gejaagd doordat hij op ongebruikelijke tijdstippen de ontvangende instelling moet laten komen om een afgedankte bron af te voeren, wordt de mogelijkheid geboden om andere afspraken te maken met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de snelheid van afvoer. Dit is stralingshygiënisch gezien geen probleem, als de bron tenminste in de tussentijd op een daartoe geschikte plaats wordt bewaard.

Onderdeel C

Artikel 14 voorzag reeds in een plicht tot voorkoming van zoekraken, ontvreemding of ongewilde verspreiding en tot een onmiddellijke mededeling, indien dit onverhoopt toch mocht plaatsvinden. Op basis van de richtlijn wordt hier aan toegevoegd (nieuw tweede lid) dat de ondernemer schriftelijke instructies moet opstellen ter voorkoming van ongeoorloofde toegang tot de hoogactieve bron, verlies of diefstal of beschadiging door brand van de hoogactieve bron. Voorts wordt het oude tweede lid het derde lid in gewijzigde vorm, omdat (i) ook ongeoorloofd gebruik van de hoogactieve bron moet worden gemeld, (ii) de getroffen maatregelen na zoekraken, ontvreemding of ongeoorloofd gebruik en na elke gebeurtenis waarbij de bron kan zijn beschadigd moeten worden gemeld en (iii) van elk incident of ongeval met een dergelijke bron onmiddellijk mededeling moet worden gedaan.

Onderdeel D

Het oude artikel 15 verplichtte reeds tot het geven van onderricht, informatie en schriftelijke instructies over de risico’s van ioniserende straling en de methoden van bescherming. Hieraan wordt toegevoegd (nieuw tweede lid) dat bij hoogactieve bronnen tevens onderricht moet worden gegeven over het veilig beheer, noodzakelijke veiligheidsvoorschriften en de mogelijke gevolgen bij het wegvallen van passende controle op deze bronnen. Dit onderricht moet worden beschreven en aan alle betrokkenen ter beschikking worden gesteld (nieuw derde lid). Bovendien verplicht het nieuwe vierde lid expliciet tot het ten minste elke twee jaar herhalen van dit onderricht.

Onderdeel E

Codering

De artikelen 20a, 20b en 20c regelen het aanbrengen van een unieke identificatiecode op hoogactieve bronnen.

De volgens het eerste lid van artikel 20a en 20b samengestelde code levert een unieke code op waarmee een hoogactieve bron kan worden geïdentificeerd. De code wordt allereerst opgebouwd door aan de letters NL een vaste code toe te voegen. Deze vaste code wordt door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan de fabrikant, leverancier of ondernemer op aanvraag toegekend. Deze code is uniek per fabrikant, leverancier of ondernemer en hij behoudt deze code zolang hij handelingen met hoogactieve bronnen verricht. De vaste code wordt dus in het algemeen slechts eenmaal aangevraagd en verstrekt. Deze toegekende vaste code zal uit maximaal twee karakters bestaan en kan zowel cijfers als letters bevatten. Vervolgens wordt deze vaste code gevolgd door een door de fabrikant, leverancier of ondernemer zelf bepaalde voor de bron onderscheidende code. Ook deze code kan zowel uit cijfers als letters bestaan, maar steeds uit Romeinse letters of Arabische cijfers. Een combinatie is ook mogelijk. Op basis van deze twee codes worden aldus unieke identificatiecodes voor de gefabriceerde, te leveren of gebruikte bronnen samengesteld.

Er wordt in eerste instantie vanuit gegaan dat deze code door de fabrikant zal worden aangebracht op de bron en de bronhouder. Artikel 20a voorziet in een regeling hiervoor. Echter, in bepaalde gevallen (zie hierna) zal de leverancier of de ondernemer een unieke identificatiecode op de bronhouder moeten aanbrengen.

Op grond van de artikelen 4:1 en 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de aanvraag voor de vaste code schriftelijk gedaan en wordt deze aanvraag ondertekend. De aanvraag bevat ten minste de naam en het adres van de aanvrager, de dagtekening en hetgeen wordt gevraagd.

Ten overvloede wordt opgemerkt dat de verplichting van het eerste lid voor fabrikanten op hoogactieve bronnen een unieke code aan te brengen alleen voor Nederlandse fabrikanten geldt. De reikwijdte van de Nederlandse wetgeving brengt dat met zich mee. Voor fabrikanten in andere lidstaten van de Europese Unie zal, vanwege dezelfde richtlijn, op grond van hun nationale wetgeving een vergelijkbare verplichting tot aanbrengen van een unieke code gelden. Dit is in principe anders voor fabrikanten buiten de Europese Unie. Voorts zullen ten tijde van het verstrijken van de implementatiedatum van de richtlijn reeds – binnen de Europese Unie – gefabriceerde, maar nog te leveren, hoogactieve bronnen veelal nog geen unieke identificatiecode hebben. Om beide redenen voorziet artikel 20b in een aanvullende verplichting voor leveranciers die van buiten de Europese Unie invoeren, of anderszins een bron leveren waar geen code op staat, om voor een unieke code (op de bronhouder) te zorgen, indien deze nog niet aanwezig is. De leverancier is van deze verplichting dus vrijgesteld wanneer de door hem te leveren bron reeds door een ander van een unieke identificatiecode is voorzien (artikel 20b, tweede lid, onderdeel a). Het is niet noodzakelijk dat dit een Nederlandse of een andere Europese code is, hij dient echter wel in Romeinse letters en/of Arabische cijfers te zijn gegeven.

Artikel 20c verplicht ook ondernemers bronhouders van een unieke identificatiecode te voorzien, indien deze nog niet is aangebracht. De meeste hoogactieve bronnen zijn namelijk – afhankelijk van het nuclide - jaren, tientallen jaren en enkele zelfs honderden jaren radioactief en leveren een groot risico - soms zelfs levensgevaar – op voor degene die een dergelijke bron, indien zoekgeraakt, ergens vindt. Daarbij zijn bronnen en bronhouders over het algemeen klein. Als een hoogactieve bron eenmaal is zoekgeraakt, is het onwaarschijnlijk dat de ingevolge artikel 20c juncto artikel 20a, zesde lid, voorgeschreven informatie, nog lang in de buurt van de bron blijft. Mede gezien de aantallen in Nederland in omloop zijnde hoogactieve bronnen (er zijn 80 à 100 vergunninghouders voor dergelijke bronnen die elk één tot enige honderdtallen van dergelijke bronnen bezitten) is het nodig dat de bronhouders die reeds bij de ondernemer in gebruik waren voordat dit besluit in werking trad, alle geïdentificeerd en gemarkeerd zijn of worden.

Reeds bestaande bronnen

De fabrikant dient de code op bron of bronomhulling aan te brengen voordat deze bron geactiveerd wordt. De leverancier of ondernemer hoeft, vanwege de hoge activiteit van de inmiddels bestaande bron en het daarmee gepaard gaande hoge externe stralingsniveau, geen code op de bron of de bronomhulling zelf aan te brengen, maar moet dit doen op de bronhouder. Indien bronnen reeds zijn gefabriceerd voordat dit besluit van kracht werd, geldt voor de fabrikant hetzelfde als voor de leverancier of ondernemer.

Te kleine bronnen

Sommige ingekapselde bronnen zijn zo klein dat het niet mogelijk is dat de fabrikant er een code op aanbrengt. In dat geval wordt hij van de verplichting tot codering daarop vrijgesteld. Artikel 20a, vierde lid, verplicht de fabrikant dan echter de unieke identificatiecode ook op de bronhouder aan te brengen. Ook dit is door geringe afmetingen niet altijd mogelijk. In dat geval brengt de fabrikant op of aan de bronhouder informatie aan over ten minste de aard van de bron. In Nederland wordt dit vaak reeds gedaan op een aan de bronhouder bevestigde «staart». Hetzelfde geldt als de bronhouder niet te klein is maar wordt hergebruikt als behuizing van een bron, zoals bij weliswaar hoogactieve, maar snel vervallende bronnen (bijv. Ir-192).

Ingevolge het zesde lid moet op de broncontainer altijd informatie over de aard van het product worden aangebracht.

Kleurenfoto

De fabrikant van een hoogactieve bron is verplicht bij de overdracht van de bron kleurenfoto’s te verstrekken van de ontwerpen van die bron en de daarbij behorende typische bronhouder en, indien van toepassing, tevens van (het ontwerp van) de broncontainer (artikelen 20a, zevende lid, onderdeel b, en 20b, vierde lid). Een kleurenfoto is vereist, omdat die meer onderscheidend is dan een zwart-wit foto, ook al is de bron of de bronhouder «grauw». Deze verplichting geldt ook voor de leverancier, met dien verstande dat de leverancier hetzij de meegeleverde foto’s van de fabrikant bij levering meegeeft, hetzij, indien er zich geen foto’s bij de bron bevinden, zelf foto’s van bronhouder en -container en daarbijbehorende vaste apparatuur maakt en meelevert.

De ondernemer moet de door de fabrikant of leverancier verstrekte foto’s bewaren in het dossier dat hij over de bron in zijn administratie heeft (artikel 8, derde lid, onder b, van de Regeling administratieve en organisatorische maatregelen stralingsbescherming).

Waarschuwingssignalering

Opgemerkt wordt dat op grond van artikel 4 van de Regeling waarschuwingssignalering ioniserende straling behalve de unieke identificatiecode op de bron en bronhouder ook een waarschuwingsbord of -teken moet zijn aangebracht.

Onderdeel F

De nieuwe artikelen 20d tot en met 20f introduceren een verplichting voor het stellen van financiële zekerheid voor hoogactieve bronnen.

De ondernemer moet op grond van het eerste lid van artikel 20d financiële zekerheid stellen voor de kosten die zijn verbonden aan het veilig afvoeren van zijn hoogactieve bronnen voor het geval hij daartoe zelf niet meer in staat is of voor het geval de beoogde ontvanger van de afgedankte hoogactieve bronnen niet meer in staat is de bronnen op te nemen. Dit doet zich onder andere voor bij faillissementen of om andere redenen van totale beëindiging van de bedrijfsactiviteiten. In tegenstelling tot het Besluit detectie radioactief besmet schroot geldt het forfaitaire bedrag aan de te stellen financiële zekerheid niet per inrichting maar per hoogactieve bron. Het krachtens het derde lid van artikel 20d vast te stellen bedrag zal worden gebaseerd op de kosten van het afvoeren van een bron naar de COVRA. Aangezien de kosten van de COVRA in normale gevallen niet afhankelijk zijn van de activiteit van een bron, maar van het volume (inclusief omhulling, houder en eventuele vaste afscherming), zal dit bedrag in euro per dm3 worden uitgedrukt. Het is de bedoeling dat wordt bekeken wat de kosten zijn als alle bronnen tegelijkertijd moeten worden afgevoerd. Indien er bijvoorbeeld 20 bronnen in één «COVRA-vaatje» passen en deze wijze van vervoeren binnen de regelgeving van veilig vervoer past, kan voor deze 20 bronnen tezamen van het volume van één vat worden uitgegaan. Teneinde dit bedrag op een eenvoudige wijze te kunnen aanpassen aan het actuele prijsniveau, wordt dit bedrag bij ministeriële regeling vastgesteld.

Naast de in artikel 20e genoemde gronden voor beëindiging van de financiële zekerheidstelling eindigt de verplichting de financiële zekerheid in stand te houden ook indien de activiteit van de hoogactieve bron zo ver is afgenomen dat niet langer van een hoogactieve bron sprake is. Dit ligt reeds besloten in artikel 20d, eerste lid, dat alleen van toepassing is op hoogactieve bronnen.

Het eerste lid van artikel 20f, waarin de verplichting is opgenomen bewijs te verstrekken van de gestelde financiële zekerheid, is relevant voor degenen die op grond van hun vergunning over meer bronnen mogen beschikken dan zij reeds bezitten. Bij het verwerven van een extra nieuwe bron behoeven ze namelijk geen (wijziging van hun) vergunning meer aan te vragen. Op grond van artikel 20f, eerste lid, moeten ze echter nog wel een bewijs verstrekken dat voor de nieuw verworven bron aan de vereiste financiële zekerheid wordt voldaan. De bepaling is echter niet van toepassing op (nieuwe) gevallen waarin bij de aanvraag om een vergunning een bewijs is verstrekt dat de vereiste financiële zekerheid is gesteld.

Onderdeel G

In artikel 39 zijn de weigeringsgronden voor vergunningaanvragen krachtens hoofdstuk 4 van het Bs opgenomen. Door het toegevoegde onderdeel d wordt het ook mogelijk aanvragen om vergunningen voor hoogactieve bronnen af te wijzen, indien in die aanvraag niet wordt aangetoond dat de verplichte financiële zekerheid is gesteld.

Onderdeel H

Artikel 44 geeft aan welke gegevens in een aanvraag om een vergunning moeten worden verstrekt. Aangezien er bij een vergunningaanvraag voor hoogactieve bronnen meer gegevens, met name wat betreft de financiële zekerheidstelling, moeten worden verstrekt, is dit artikel aangevuld met een zevende lid.

Onderdeel I

De technische wijziging van de verwijzing naar artikel 15 in artikel 111 is een gevolg van het toevoegen van drie nieuwe leden in artikel 15.

Onderdeel J

Artikel 120a verplicht de ondernemer die handelingen verricht met een hoogactieve bron schriftelijk de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de relevante gegevens met betrekking tot die bron te verstrekken. De gegevens die moeten worden verstrekt, zijn een kort uittreksel uit het dossier dat de ondernemers moeten bijhouden. Het betreft het nummer van de bron, de naam van de ondernemer, de locatie waar de bron aanwezig is, het radionuclide, de datum van de productie en de activiteit ten tijde van de productie, of de datum van de aankoop en de activiteit ten tijde van het binnen de Europese Unie op de markt brengen. Op termijn zal het mogelijk worden deze gegevens elektronisch aan te leveren.

Onderdeel K

Onderdeel K voegt een nieuwe bijlage 5 aan het Bs toe. Bijlage 5 geeft aan vanaf welke activiteit een bron als een hoogactieve bron moet worden beschouwd. Het daarvoor bepalende moment is volgens de definitie van «hoogactieve bron» het tijdstip waarop de bron wordt gefabriceerd of, indien dit niet bekend is, het tijdstip waarop de bron voor het eerst binnen de Europese Unie op de markt wordt gebracht. Van belang is dat een hoogactieve bron pas hoogactief heet als de activiteit van de bron op het genoemde moment boven de desbetreffende waarde in bijlage 5 bij het Bs uitkomt, maar hoogactief blijft totdat de activiteit is gedaald beneden de vrijstellingswaarden die zijn opgenomen in bijlage 1 bij het Bs. Dit heeft tot gevolg dat een bron die direct na productie net onder de desbetreffende waarde van bijlage 5 blijft, geen hoogactieve bron is, en een bron met een veel lagere activiteit, die ten tijde van productie een hogere activiteit heeft dan in bijlage 5 is aangegeven, wel een hoogactieve bron is (totdat de activiteit daalt beneden de vrijstellingswaarde in bijlage 1).

Artikel II

De richtlijn is blijkens de tabel in bijlage I mede bedoeld voor het radionuclide plutonium-238, dat volgens artikel 1, eerste lid, onder b, van de wet een splijtstof is. Splijtstoffen vallen echter op grond van artikel 1, eerste lid, onder d, van de wet niet onder het begrip radioactieve stoffen en het Bs is alleen van toepassing op radioactieve stoffen. Ten einde de uitvoering van de richtlijn voor splijtstoffen te verzekeren is het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen (Bkse) aangepast. Dat besluit verklaart in artikel 19 een aantal bepalingen uit het Bs van overeenkomstige toepassing op het Bkse. In artikel II is artikel 19 Bkse zodanig aangepast dat de verwijzing naar het Bs alle bepalingen ter uitvoering van de richtlijn mede omvat zodat deze bepalingen daarmee in het Bkse van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel III

De verwijzingen naar het Bs in de aanhef van artikel 1b van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen zijn hiermee zodanig aangepast dat deze geen verwijzingen naar bepalingen over hoogactieve bronnen bevatten. De richtlijn is namelijk niet van toepassing op het vervoeren van hoogactieve bronnen.

Artikel IV

Voor de artikelen 3 tot en met 6 van de richtlijn kunnen de lidstaten bepalen dat de uitvoering van deze artikelen tot 31 december 2007 niet van toepassing is op hoogactieve bronnen die reeds voor 31 december 2007 op de markt zijn gebracht. Verder kunnen de lidstaten de toepassing van artikel 7 van de richtlijn (identificatie en markering) op genoemde hoogactieve bronnen geheel uitsluiten. In dit besluit is in beperkte mate van de geboden mogelijkheden gebruik gemaakt om de houders van bestaande hoogactieve bronnen twee jaar langer in de gelegenheid te stellen aan de nieuwe regels te voldoen of om geheel niet te voldoen aan de identificatie- en markeringsverplichtingen. Vele eisen uit de richtlijn waren namelijk reeds in Nederland van kracht en de overige vragen slechts geringe aanpassingen. Daarom is in dit besluit de overgangsperiode ten aanzien van alle nieuwe verplichtingen beperkt tot een periode van enkele maanden.

Dit betekent dat houders van hoogactieve bronnen die reeds voor 31 december 2005 op de markt zijn gebracht, met ingang van 30 juni 2006 zullen moeten voldoen aan de in artikel 20c van het Bs opgenomen verplichtingen.

Het tweede lid van artikel IV geeft de ondernemer een termijn waarbinnen hij de gegevens verstrekt waarmee kan worden vastgesteld dat hij aan de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid heeft voldaan, nadat op 30 juni 2006 artikel 20d van het Bs op hem van toepassing is geworden. Deze bepaling is nodig, omdat artikel 20f, eerste lid, van het Bs waarin een vergelijkbare verplichting is opgenomen voor nieuwe bronnen, niet de situatie regelt waarin de bron reeds is verworven. Op dezelfde datum moet hij voor de eerste keer de in artikel 120a, eerste lid, van het Bs bedoelde gegevens verstrekken.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

BIJLAGE

Transponeringstabel

Onderdeel van de richtlijn

Uitgevoerd in:

1, eerste en derde lid

behoeft geen uitvoering

1, tweede lid

art. 1, eerste lid, Bs in de begripsomschrijving van hoogactieve bron

2

hoewel deze bepaling op zich geen uitvoering behoeft, zijn enkele definities overgenomen in art. 1, eerste lid, Bs

3, eerste lid

artt. 15, onder a, en 29 Kew en 24, onderdeel c, 25, 35 en 37 Bs

3, tweede lid, onderdeel a

art. 37, zesde tot en met negende lid, Bs

3, tweede lid, onderdeel b

artt. 20d-20f, 39, onder d, en 44, zevende lid, Bs en 2 Rhb

3, derde lid, onderdeel a

artt. 9, 12 en 13 Bs

3, derde lid, onderdeel b

artt. 7, 9 en 15, eerste lid, Bs

3, derde lid, onderdeel c

artt. 10 en 11 Bs

3, derde lid, onderdeel d

artt. 13 en 14, derde lid, Bs

3, derde lid, onderdeel e

artt. 10, eerste lid, onderdeel a, en 15, tweede lid, Bs

3, derde lid, onderdeel f

artt. 10 en 11 Bs

3, derde lid, onderdeel g

artt. 36, 37 en 38 Bs

4

artt. 120a Bs en 8, derde lid, en 9a, eerste lid, Raoms

5, eerste lid

artt. 120 Bs en 8, derde lid, Raoms

5, tweede lid, eerste zin

artt. 120a Bs en 9a Raoms

5, tweede lid, tweede zin

artt. 58, eerste lid, Kew en 5:16, 5:17 en 5:20 Awb

5, derde en vierde lid

behoeft geen uitvoering in regelgeving

5, vijfde en zesde lid

behoeft geen uitvoering

6, onderdeel a

artt. 11, derde en vierde lid, Bs en 1 Rhb

6, onderdeel b

art. 11, vijfde lid, Bs

6, onderdeel c

art, 14, tweede lid, Bs

6, onderdeel d

artt. 11, derde lid, en 14, derde lid, Bs

6, onderdeel e

art. 11, zesde lid, Bs

6, onderdeel f

art. 37, negende lid, Bs

6, onderdeel g

artt. 14, derde lid, en 116, derde lid, Bs

7, eerste lid, eerste alinea

artt. 20a, eerste en derde lid, Bs

7, eerste lid, tweede alinea

artt. 20a, vierde, vijfde en zesde lid, en 20b Bs

7, eerste lid, derde alinea

art. 4 Rwis

7, eerste lid, vierde alinea

artt. 20a, zevende lid, onder b, en 20b, vierde lid, Bs

7, tweede lid

artt. 20a, zevende lid, onder a en c, 20b, vierde lid, en 20c Bs

8, eerste lid

art. 15 Bs

8, tweede lid

behoeft geen uitvoering in regelgeving

9, eerste lid

hfst. VI Kew en hfst. 9 Bs

9, tweede lid

hfst. VI Kew en art. 113 Bs

9, derde lid

artt. 2 t/m 4 Bdrbs

9, vierde lid

behoeft geen uitvoering in regelgeving

10

artt. 22 en 33 Kew en 7 t/m 9 Bdrbs

11

behoeft geen uitvoering in regelgeving

12

artt. 58, 83, 83a en 83b Kew en BtnKew

13, eerste lid

artt. 15a en 30 Kew

13, tweede t/m vierde lid

behoeft geen uitvoering in regelgeving

13, vijfde lid

behoeft geen uitvoering

14

behoeft geen uitvoering in regelgeving

15

artt. 1a, onder 1°, Wed en 80 en 81 Kew

16, eerste lid

aanhef en art. IV BwBs

16, tweede lid

behoeft geen uitvoering in regelgeving

17-18

behoeft geen uitvoering in regelgeving

Awb = Algemene wet bestuursrecht

Bdrbs = Besluit detectie radioactief besmet schroot

Bs = Besluit stralingsbescherming

BtnKew = Beschikking toezicht naleving Kernenergiewet

BwBs = Besluit tot wijziging van het Bs en enige andere besluiten in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 2003/122/Euratom (controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbonnnen)

Kew = Kernenergiewet

Raoms = Regeling administratieve en organisatorische maatregelen stralingsbescherming

Rhb = Regeling hoogactieve bronnen

Rwis = Regeling waarschuwingssignalering ioniserende straling

Wed = Wet economische delicten


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 juli 2006, nr. 132.

XNoot
1

Nr. TS-R-1 (ST-1, herzien) – Internationale Organisatie voor Atoomenergie, Wenen 2000.

Naar boven