Besluit van 17 mei 2006, houdende intrekking van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel en de Regeling ziektekostenvoorziening rijkspersoneel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 april 2006, nr. 2006-0000112171, directoraat-generaal Management Openbare Sector, directie Personeel, Organisatie en Informatie Rijk, afdeling Arbeidsvoorwaarden;

Gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 27 april 2006, nr. W04.06.0111/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 mei 2006, nr. 2006-0000149595, directoraat-generaal Management Openbare Sector, directie Personeel, Organisatie en Informatie Rijk, afdeling Arbeidsvoorwaarden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. INTREKKING BESLUIT TEGEMOETKOMING ZIEKTEKOSTEN RIJKSPERSONEEL

1. In afwijking van artikel 6, eerste lid, eerste volzin, van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel worden de tegemoetkomingen die betrekking hebben op de maanden oktober 2005 tot en met december 2005, uitbetaald in december 2005.

2. Het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel wordt ingetrokken met dien verstande dat de artikelen 6, tweede en derde lid, 7 en 8, zoals deze artikelleden, respectievelijk deze artikelen luidden op 31 december 2005, tot 1 januari 2007 van toepassing blijven op tegemoetkomingen als bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL II. INTREKKING REGELING ZIEKTEKOSTENVOORZIENING RIJKSPERSONEEL

1. De Regeling ziektekostenvoorziening rijkspersoneel wordt ingetrokken met dien verstande dat dat besluit, zoals dat luidde op 31 december 2005, van toepassing blijft ten aanzien van tegemoetkomingen:

a. waarvoor binnen de termijnen, bedoeld in artikel 8 van de Regeling ziektekostenvoorziening rijkspersoneel, zoals dat artikel luidde op 31 december 2005, een aanvraag is of wordt ingediend, met betrekking tot een aaneengesloten tijdvak als bedoeld in genoemd artikel, dat uiterlijk loopt tot en met december 2005;

b. waarvoor binnen de termijnen, bedoeld in het tweede lid, een aanvraag is of wordt ingediend, met betrekking tot een tijdvak dat als gevolg van een eerder verleende tegemoetkoming is aangevangen na 1 januari 2005 en loopt tot en met december 2005.

2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, onder b, geschiedt:

a. binnen drie maanden na het verstrijken van twaalf maanden vanaf de eerste dag van het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft, indien dat tijdvak uiterlijk op 1 september 2005 is aangevangen;

b. in de periode van 1 september 2006 tot en met 30 november 2006, indien het tijdvak is aangevangen na 1 september 2005.

3. Bij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt de hoogte van het drempelbedrag, bedoeld in artikel 9 van de Regeling ziektekostenvoorziening rijkspersoneel, zoals dat artikel luidde op 31 december 2005, naar evenredigheid vastgesteld.

4. Degene aan wie een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid is verleend met betrekking tot een tijdvak dat loopt tot en met december 2005 heeft recht op een uitkering. Deze uitkering bedraagt 150% van de tegemoetkoming die is verleend over het tot en met december 2005 lopende tijdvak, vermenigvuldigd met de breuk waarbij de teller 12 bedraagt en de noemer staat voor het aantal maanden waarover die tegemoetkoming is verleend, met dien verstande dat de uitkering het bedrag van € 2500 niet te boven gaat.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat:

a. artikel I, eerste lid, terugwerkt tot en met 1 december 2005;

b. artikel I, tweede lid, en artikel II terugwerken tot en met 1 januari 2006.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 17 mei 2006

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Uitgegeven de eerste juni 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Met ingang van 1 januari 2006 is de Zorgverzekeringswet in werking getreden. Deze wet bewerkstelligt een nieuw ziektekostenverzekeringsstelsel met één zorgverzekering voor de gehele Nederlandse bevolking dat in de plaats treedt van de Ziekenfondswet, de particuliere ziektekostenverzekeringen en de publiekrechtelijke ziektekostenregelingen voor ambtenaren.

De invoering van de Zorgverzekeringswet heeft gevolgen voor de arbeidsvoorwaarden van het rijkspersoneel. Dat personeel is vanaf 1 januari 2006 net als werknemers in de marktsector verzekeringsplichtig ingevolge de Zorgverzekeringswet. Hiermee is de uitzonderingspositie van ambtenaren ten opzichte van werknemers in de marktsector op het terrein van de ziektekostenverzekeringen beëindigd. Met de invoering van de Zorgverzekeringswet is ook de hoogte van de tegemoetkoming op grond van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel (Btzr) in 2006 niet meer vast te stellen en zijn er geen ziektekosten meer die voor een tegemoetkoming op grond van de Regeling ziektekostenvoorziening rijkspersoneel (Zvr) in aanmerking kunnen worden gebracht. Over perioden vanaf 1 januari 2006 kunnen dus geen tegemoetkomingen meer worden verstrekt op grond van het Btzr en de Zvr.

Dit alles betekent dat met de komst van de nieuwe Zorgverzekeringswet het Btzr en de Zvr moeten worden ingetrokken. In het Sectoroverleg rijkspersoneel is overeenstemming bereikt over de intrekking van beide regelingen per 1 januari 2006, de datum van inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet. De nadere afspraken die daarbij zijn gemaakt zijn neergelegd in de op 18 januari 2006 gesloten Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2005–2006.

Bij de intrekking van het Btzr worden de in het tweede lid van artikel I genoemde artikelen en artikelleden van het Btzr gehandhaafd tot 2007. Dit dient ertoe de administratieve afhandeling en eventuele verrekeningen van Btzr-tegemoetkomingen mogelijk te maken. Het betekent dus niet dat over perioden vanaf 1 januari 2006 nog aanvragen zouden kunnen worden ingediend of tegemoetkomingen zouden kunnen worden verstrekt.

Bij de intrekking van de Zvr is rekening gehouden met de omstandigheid dat de tegemoetkomingen op grond van de Zvr over het jaar 2005 tot uitbetaling komen in de loop van 2006. Op aanvragen die betrekking hebben op een aaneengesloten tijdvak van twaalf maanden en op aanvragen als bedoeld in artikel 8, tweede en derde lid, van de Zvr, zoals die artikelleden luidden op 31 december 2005, blijft het regime van toepassing zoals dat gold voorafgaand aan 1 januari 2006 (vgl. artikel II, eerste lid, onder a). In de praktijk treedt voor deze gevallen dus geen wijziging op.

Het tijdvak waarover een vergoeding kan plaatsvinden voor wat betreft de Zvr loopt – net als bij het Btzr – uiterlijk tot en met december 2005. Het kan dan zijn dat, als gevolg van een eerder verleende tegemoetkoming over een tijdvak van twaalf maanden, het laatste tot en met december 2005 lopende tijdvak is aangevangen na 1 januari 2005 en derhalve korter is dan twaalf maanden. Voor deze gevallen biedt de Zvr, zoals die luidde op 31 december 2005, niet de mogelijkheid tot het indienen van een aanvraag. De mogelijkheid voor een aanvraag om tegemoetkoming over een verkort, tot en met december 2005 lopend tijdvak is opgenomen in artikel II, eerste lid, onder b. Om een opeenhoping van aanvragen te voorkomen en een goede uitvoering mogelijk te maken, is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het moment dat de aanvraag zou moeten worden ingediend als de Zvr niet zou zijn ingetrokken. Zo moeten aanvragen over een verkort tijdvak dat aanvangt op 1 augustus 2005, binnen drie maanden na 31 juli 2006 (dus binnen drie maanden na afloop van een fictief tijdvak van twaalf maanden) worden ingediend. Voor aanvragen die betrekking hebben op een tijdvak dat aanvangt na 1 september 2005 geldt dat zij moeten worden ingediend in de periode 1 september 2006 tot en met 30 november 2006. In al deze gevallen krijgt de betrokkene kort voorafgaand aan de periode waarin de aanvraag kan worden ingediend een aanvraagformulier toegezonden.

Om misverstanden te voorkomen zij nog opgemerkt dat de betrokkene het aanvangsmoment van het verkorte tot en met december 2005 lopende tijdvak niet zelf kan bepalen. Wil een aanvraag betrekking hebben op een verkort tijdvak dan moet dat tijdvak ook onmiddellijk worden voorafgegaan door een tijdvak waarover een tegemoetkoming is toegekend. Is geen sprake van een dergelijk onmiddellijk voorafgaand tijdvak dan moet de (eventuele) aanvraag betrekking hebben op een tijdvak van twaalf maanden, dat loopt uiterlijk tot en met december 2005.

De Zvr had als doelstelling dat de ziektekosten in het algemeen geen hoger beslag behoren te leggen op het inkomen van het overheidspersoneel dan op dat van ziekenfondsverzekerde werknemers in de marktsector en dat ook geen hogere tegemoetkoming behoort te worden verleend dan elders regel is. Met de nieuwe Zorgverzekeringswet wordt er geen onderscheid meer gemaakt tussen overheidspersoneel en werknemers in de marktsector en is dus aan de doelstelling van de Zvr voldaan. Doordat de Zvr in de loop van de jaren een gunstiger regeling is geworden dan oorspronkelijk bedoeld, leidt het nieuwe zorgverzekeringsstelsel voor (voormalig) rijkspersoneel dat soms al vele jaren een tegemoetkoming ontving op grond van de Zvr, tot negatieve inkomenseffecten ten opzichte van (voormalig) werknemers in de marktsector. Om enige vorm van compensatie te bieden voor deze relatief negatieve inkomenseffecten is in het vierde lid van artikel II bepaald dat aanvragers bij de tegemoetkoming over (het laatste deel van) 2005 een slotuitkering ontvangen van 150% van de tegemoetkoming over 2005 met een maximum van € 2500. Als basis voor die uitkering dient de verleende tegemoetkoming over het laatste tot en met december 2005 lopende tijdvak. Heeft die tegemoetkoming betrekking op een tijdvak korter dan twaalf maanden dan vindt er een omrekening plaats naar twaalf maanden.

Voormalige aanvragers zijn over de wijze van intrekking van de Zvr geïnformeerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven