Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2006, 24 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2006, 24 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Justitie enkele wijzigingen van wetstechnische of anderszins ondergeschikte aard aan te brengen in verband met geconstateerde wetstechnische gebreken en leemten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 3:1, tweede lid, wordt «de afdelingen 3.2 tot en met 3.5» vervangen door: de afdelingen 3.2 tot en met 3.4.
In de artikelen 7:14 en 7:27 van de Algemene wet bestuursrecht wordt «de afdelingen 3.4 en 3.5» vervangen door: afdeling 3.4.
De Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 16, zesde en zevende lid, komen te luiden als volgt:
6. In geval van gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van een jeugdige kan de selectiefunctionaris, met inachtneming van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, bepalen dat de jeugdige naar een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen zal worden overgebracht om daar zolang als dat noodzakelijk is te worden verpleegd.
7. Onze Minister stelt nadere regels vast omtrent de procedure van plaatsing en overplaatsing en overbrenging, bedoeld in het eerste onderscheidenlijk het zesde lid, en omtrent de wijze waarop het vervoer van de jeugdige plaatsvindt.
Artikel 61, eerste lid, komt als volgt te luiden:
1. De directeur stelt de jeugdige in de gelegenheid te worden gehoord, zoveel mogelijk in een voor de jeugdige begrijpelijke taal, alvorens hij beslist omtrent:
a. de weigering of de intrekking van de toestemming om een kind in de inrichting onder te brengen, bedoeld in artikel 13;
b. de voortzetting van het verblijf op een afdeling voor intensieve zorg of voor intensieve behandeling, bedoeld in artikel 22a, derde lid, onderscheidenlijk artikel 22b, derde lid;
c. de uitsluiting van het verblijf in de groep of van deelname aan activiteiten en de verlenging daarvan, bedoeld in artikel 23, derde lid, en 24, eerste lid, aanhef en onder a of b, onderscheidenlijk artikel 23, vierde lid en 24, tweede lid, alsmede verlenging van de uitsluiting van verblijf in de groep, bedoeld in artikel 23, tweede lid;
d. de plaatsing in afzondering en de verlenging hiervan, bedoeld in artikel 25, eerste lid, op de grond van artikel 24, eerste lid, onder a of b, onderscheidenlijk artikel 25, derde lid, en de toepassing van artikel 26;
e. de tijdelijke plaatsing en de verlenging hiervan, bedoeld in artikel 27, eerste onderscheidenlijk derde lid;
f. de beperking en de intrekking van verlof en proefverlof, bedoeld in de artikelen 29, tweede lid, 30, derde en vierde lid, en 31, derde lid;
g. het onderzoek in het lichaam, bedoeld in artikel 36, eerste lid;
h. het gedogen van een geneeskundige handeling, bedoeld in artikel 37;
i. de bevestiging door mechanische middelen, bedoeld in artikel 38, eerste lid;
j. de oplegging van een disciplinaire straf, bedoeld in artikel 55 en de toepassing van de artikelen 56 en 57, derde lid;
k. de observatie door middel van een camera, bedoeld in de artikelen 25a, eerste lid, en 55a, eerste lid.
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt gewijzigd als volgt:
In de artikelen artikel 138, tweede lid, en 248, tweede lid, wordt in de tweede zin «15a» vervangen door: 15i.
In de artikelen 158, negende lid, en 268, negende lid, wordt in de tweede zin «meederheid» vervangen door: meerderheid.
Aan artikel 264 lid 5 wordt een zin toegevoegd, die luidt: De laatste twee zinnen van lid 4 zijn van overeenkomstige toepassing.
In artikel 184, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek wordt «een op hem rustende schuld der nalatenschap» vervangen door: een schuld der nalatenschap.
Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt gewijzigd als volgt:
In de artikelen 1220, eerste lid, en 1680, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek wordt «arrondissementsrechtbank» vervangen door: rechtbank.
In artikel 7, vierde lid, van de Deltawet wordt «arrondissementsrechtbank» vervangen door: rechtbank.
In artikel 19a, eerste lid, Faillissementswet wordt «indien ingevolge artikel 19, eerste lid,» vervangen door: indien ingevolge artikel 19, vierde lid,.
In de artikelen 113, eerste lid, en 114, eerste lid, van de Kadasterwet wordt «arrondissementsrechtbank» vervangen door: rechtbank.
In de artikelen 176, derde lid, 183, tweede lid, en 185, vijfde lid, van de Landinrichtingswet wordt «arrondissementsrechtbank» vervangen door: rechtbank.
In artikel 30, tweede lid, van de Loodsenwet wordt «arrondissementsrechtbank» vervangen door: rechtbank.
Hoofdstuk IV, afdeling 3A, van de Luchtvaartwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 21 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt na «artikel 3:12, eerste lid,» ingevoegd: van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Het derde en vierde lid, komen te luiden:
3. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder. In afwijking van artikel 3:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden zienswijzen naar voren gebracht bij een commissie, ingesteld door gedeputeerde staten van de provincies, bedoeld in artikel 19, tweede lid.
Gedeputeerde staten van de provincies, bedoeld in artikel 19, tweede lid, wijzen gezamenlijk de voorzitter van de commissie aan. De commissie bestaat voorts uit:
a. een lid van elk van die colleges van gedeputeerde staten door hen aangewezen;
b. één vertegenwoordiger, aangewezen door Onze Minister;
c. twee vertegenwoordigers, aangewezen door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
d. twee door burgemeester en wethouders van elke gemeente als bedoeld in artikel 19, tweede lid, aan te wijzen vertegenwoordigers, waarvan tenminste een als vertegenwoordiger van de omwonenden van het betrokken luchtvaartterrein kan worden beschouwd.
4. Gedeputeerde staten kunnen verzoeken dat in voorkomende gevallen ook andere ministers deskundigen als lid aanwijzen.
In artikel 37a, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, wordt «de door Onze Minister van Justitie aangewezen politie-ambtenaren,» vervangen door: de door Onze Minister van Justitie aangewezen ambtenaren van politie,.
Artikel 37ac wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de controle als bedoeld in de artikelen 37b, zesde lid, en de paragrafen 3 en 4,» vervangen door «de controle, bedoeld in artikel 37b, zesde lid, en de paragrafen 3 en 4,» en vervalt: overigens.
2. In het tweede lid wordt «de controle als bedoeld in het eerste lid» vervangen door: de controle, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 37b wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede, derde en zesde lid, wordt «één» telkens vervangen door: een.
2. In het zesde lid wordt «of van voorwerpen die hij bij zich heeft» vervangen door: , van voorwerpen die hij bij zich heeft of van het voertuig dat hij gebruikt.
In artikel 37d, aanhef, wordt «richt dit zodanig in,» vervangen door: richt de luchthaven zodanig in,.
Artikel 37e wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «toestemming van Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister» vervangen door: instemming van Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister.
2. Het tweede lid, aanhef, komt te luiden:
Het plan, bedoeld in het eerste lid, omvat onder meer:
Artikel 37g wordt gewijzigd als volgt:
1. De tweede volzin van het eerste lid komt te luiden:
Bij regeling van Onze Minister van Justitie, in overeenstemming met Onze Minister, kan hiervoor vrijstelling worden verleend.
2. In het derde lid wordt «is van toepassing» vervangen door: is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 37h wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «steekproefsgewijs, of indien de detectieapparatuur daartoe aanleiding geeft,» vervangen door: steekproefsgewijs, en indien de detectieapparatuur daartoe aanleiding geeft,.
2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «wanneer daartoe aanleiding is» vervangen door: indien daartoe aanleiding is.
3. De eerste volzin van het vijfde lid komt te luiden:
Bij regeling van Onze Minister van Justitie, in overeenstemming met Onze Minister, kan ten aanzien van bepaalde soorten vluchten of luchtvaartuigen, vrijstelling worden verleend van een controle als bedoeld in het eerste en tweede lid, wanneer de dreiging voor deze vluchten of luchtvaartuigen als gevolg van voor bedreiging geschikte voorwerpen, verwaarloosbaar is.
4. In het zesde lid wordt «op de grond als bedoeld in het vijfde lid,» vervangen door: op de grond, bedoeld in het vijfde lid,.
In artikel 37hd wordt «een verdergaande controle uitvoert,» vervangen door: een verdergaande controle kan uitvoeren,.
Artikel 37j, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel e wordt na «nucleair materiaal» een komma ingevoegd.
2. In onderdeel f vervalt: ministeriële.
Artikel 37k wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «kan Onze Minister van Justitie bij ministeriële regeling vrijstelling verlenen» vervangen door: kan bij regeling van Onze Minister van Justitie vrijstelling worden verleend.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. De luchtvaartmaatschappij doet de bij de controle aangetroffen gevaarlijke goederen of de vracht waarin gevaarlijke goederen zijn aangetroffen, aan boord van een luchtvaartuig brengen overeenkomstig door Onze Minister van Justitie vast te stellen regels of te geven aanwijzingen.
Artikel 37l wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In de aanhef wordt «door de personen als bedoeld in het tweede lid en blijkens een uitwendige visuele controle» vervangen door: door de personen, bedoeld in het tweede lid, en uit een uitwendige visuele controle is gebleken, dat:.
b. In onderdeel c wordt na «zijn toegevoegd» een komma ingevoegd.
2. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In de aanhef wordt na «De personen» een komma ingevoegd.
b. In onderdeel b wordt «overeenkomstig de door Onze Minister van Justitie bij ministeriële regeling vast te stellen voorschriften» vervangen door: overeenkomstig de bij regeling van Onze Minister van Justitie vast te stellen voorschriften.
c. In onderdeel c wordt «een rechtspersoon op wie een verplichting tot vervoer van voorwerpen rust» vervangen door «een rechtspersoon waarop een verplichting tot vervoer van voorwerpen rust» en wordt de puntkomma vervangen door een komma.
d. In onderdeel d wordt «bij ministeriële regeling te bepalen categorieën van natuurlijke personen of rechtspersonen» vervangen door: de bij regeling van Onze Minister van Justitie vast te stellen categorieën van natuurlijke personen of rechtspersonen,.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. Bij regeling van Onze Minister van Justitie, in overeenstemming met Onze Minister, kunnen ter voorkoming van vervoer van gevaarlijke goederen door een luchtvaartmaatschappij, voorschriften worden gegeven met betrekking tot vracht aangeboden door een rechtspersoon als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.
4. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Bij regeling van Onze Minister van Justitie kunnen, met het oog op de controle ter beveiliging van vracht, voorschriften worden gegeven over de afhandeling van vracht door personen die in het buitenland zijn gevestigd en vracht aanbieden door tussenkomst van de personen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d.
Artikel 37o wordt gewijzigd als volgt:
1. De eerste volzin van het eerste lid komt te luiden:
Bij regeling van Onze Minister van Justitie, in overeenstemming met Onze Minister, kan ten aanzien van bepaalde vluchten of luchtvaartuigen vrijstelling worden verleend voor de controle, bedoeld in artikel 37j, eerste lid, indien de dreiging voor deze vluchten of luchtvaartuigen als gevolg van gevaarlijke goederen verwaarloosbaar is.
2. In het tweede lid wordt «op de grond als bedoeld in het eerste lid,» vervangen door: op de grond, bedoeld in het eerste lid,.
Artikel 37p wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «dat is voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen» vervangen door: dat is voldaan aan de bij regeling van Onze Minister van Justitie gestelde eisen,.
2. In het derde lid wordt «waarvan Onze Minister van Justitie bij ministeriële regeling een model vaststelt» vervangen door: waarvan bij regeling van Onze Minister van Justitie een model wordt vastgesteld.
3. In het vierde lid wordt «overeenkomstig door Onze Minister van Justitie bij ministeriële regeling te stellen nadere regels» vervangen door: overeenkomstig bij regeling van Onze Minister van Justitie nader te stellen regels.
4. Het zesde lid, aanhef, komt te luiden:
Bij regeling van Onze Minister van Justitie kunnen regels worden gesteld ten aanzien van:
Artikel 37q wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «De geregistreerde als bedoeld in artikel 37p» vervangen door: De geregistreerde, bedoeld in artikel 37p,.
2. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In de aanhef wordt «de inschrijving in het register als bedoeld in artikel 37p» vervangen door: de inschrijving in het register, bedoeld in artikel 37p,.
b. In onderdeel a wordt de puntkomma vervangen door een komma.
3. Het derde lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In de aanhef wordt «de inschrijving in het register als bedoeld in artikel 37p» vervangen door: de inschrijving in het register, bedoeld in artikel 37p,.
b. In onderdeel a vervalt «van deze wet» en wordt de puntkomma na «geen uitvoering geeft» vervangen door een komma.
4. Het zevende lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In de aanhef wordt «van de in de artikelen 37j, eerste lid,» vervangen door: van de in artikel 37j, eerste lid,.
b. In onderdeel a wordt na «luchtvaartmaatschappijen» een komma ingevoegd.
5. In het achtste lid wordt «anderen dan de in het zevende lid bedoelde personen» vervangen door: andere dan de in het zevende lid bedoelde personen.
In artikel 37r wordt «De geregistreerde als bedoeld in artikel 37p» vervangen door: De geregistreerde, bedoeld in artikel 37p,.
In artikel 37s wordt «de betrouwbaarheid van de geregistreerde personen als bedoeld in artikel 37p» vervangen door: de betrouwbaarheid van de geregistreerde personen, bedoeld in artikel 37p.
Artikel 37v wordt gewijzigd als volgt:
a. In het eerste lid wordt «artikel 37a, eerste lid, onder b, onder 1°,» vervangen door: artikel 37a, eerste lid, onderdeel b, onder 1°,.
b. In het vijfde lid wordt «artikel 37a, eerste lid, onder b, onder 2°,» vervangen door: artikel 37a, eerste lid, onderdeel b, onder 2°,.
In artikel 5, eerste lid, van de Militaire Ambtenarenwet 1931 wordt «artikel 54, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: artikel 54, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de artikelen 5, tweede lid, en 10, tweede en derde lid, van de Noodwet rechtspleging wordt «arrondissementsrechtbank» vervangen door: rechtbank.
De onteigeningswet wordt gewijzigd als volgt:
De Overleveringswet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1, onderdeel d, wordt geschrapt na «aanhoudingsbevel»: of en wordt toegevoegd na «Schengen-informatiesysteem»: of via Interpol.
Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «uitvaardigende autoriteit» vervangen door: uitvaardigende justitiële autoriteit.
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:
2. Met het oog op de opsporing en aanhouding in een lidstaat van de Europese Unie die geen toegang heeft tot het Schengen-informatie systeem kan de uitvaardigende justitiële autoriteit eveneens besluiten de opgeëiste persoon te signaleren via Interpol.
3. In het derde lid wordt na «eerste» toegevoegd: en tweede.
Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «De overlevering» vervangen door: Overlevering.
2. In het derde lid vervalt na «een ander toepasselijk verdrag»: , over te nemen.
In artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, wordt «een feit als onder 1° en 2°» vervangen door: een feit als onder 1° of 2°.
In artikel 15 wordt «in het Schengen-informatiesysteem, bedoeld in artikel 4, eerste lid,» vervangen door: als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid,.
In artikel 16 wordt in de tweede volzin «artikel 16, tweede en derde lid,» vervangen door: artikel 61, eerste en derde lid,.
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt «voorlopige aanhouding» vervangen door: aanhouding.
2. In het zevende lid wordt «vierde» vervangen door: zesde.
In artikel 22, vierde lid, wordt «uitvaardigende autoriteit» vervangen door: uitvaardigende justitiële autoriteit.
Artikel 23 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «uitvaardigende autoriteit» vervangen door: uitvaardigende justitiële autoriteit.
2. In het vierde lid wordt «tweede» vervangen door: derde.
Artikel 28 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «zeven» vervangen door: veertien.
2. In het vijfde lid wordt «uitvaardigende autoriteit» vervangen door: uitvaardigende justitiële autoriteit.
In artikel 39, eerste lid, wordt «in het Schengen-informatiesysteem» vervangen door: overeenkomstig artikel 4, eerste of tweede lid,.
In artikel 40, eerste lid, wordt «in het Schengen-informatiesysteem» vervangen door: als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid,.
In artikel 53, eerste lid, wordt «door de officier van justitie» vervangen door: de officier van justitie.
In artikel 55 wordt «in het Schengen-informatiesysteem» vervangen door: als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid.
Artikel 60, derde lid, komt te luiden als volgt:
3. Op de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel, de in het eerste lid bedoelde bevelen tot vrijheidsbeneming en de last daartoe zijn de artikelen 564 tot en met 568 van het Wetboek van Strafvordering van toepassing.
Artikel 71 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel A, wordt «verzoekende lidstaat» vervangen door: uitvaardigende justitiële autoriteit van die lidstaat.
2. In onderdeel C, wordt «uitvoerende» vervangen door: uitvaardigende.
De Penitentiaire beginselenwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 36, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. De onderdelen b en c worden geletterd c en d.
2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid;.
Artikel 38 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt na «de toelating» ingevoegd: en weigering.
2. In het derde lid, tweede volzin, wordt «drie» vervangen door: twaalf.
Artikel 39 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid, tweede volzin, wordt «drie» vervangen door: twaalf.
2. Aan het derde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent het weigeren van een bepaald telefoongesprek of bepaalde telefoongesprekken.
De bijlage bij de Politiewet 1993 wordt gewijzigd als volgt:
– In het gestelde onder «Fryslân» wordt «Ferwerderadeel» vervangen door: Ferwerderadiel.
– In het gestelde onder «Drenthe» wordt «Middenveld» vervangen door «Midden-Drenthe», wordt na «Noordenveld,» ingevoegd «Tynaarlo» en vervalt «, Zuidlaren».
– In het gestelde onder «IJsselland» wordt «Olst» vervangen door «Olst-Wijhe» en «Steenwijk» door: Steenwijkerland.
– In het gestelde onder «Twente» wordt «Enschede, Almelo» vervangen door «Almelo», «Denekamp» door «Dinkelland, Enschede», «Rijssen» door «Rijssen-Holten» en «Vriezenveen» door: Twenterand.
– In het gestelde onder «Gelderland-Zuid» vervalt «Kesteren» en wordt na «Millingen aan de Rijn» ingevoegd: Neder-Betuwe.
– In het gestelde onder «Midden- en West-Brabant» wordt na «Dongen,» ingevoegd «Drimmelen,», wordt «Made» vervangen door «Moerdijk» en vervalt «, Zevenbergen».
In artikel 41, vijfde lid, onderdeel b, van de Reconstructiewet concentratiegebieden vervalt: van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 48, tweede lid, onder a, van de Spoorwegwet wordt «Wet justitiële gegevens» vervangen door: Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
De Uitleveringswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 13a wordt in de tweede volzin «artikel 16, tweede en derde lid,» vervangen door: artikel 61, eerste en derde lid,.
In artikel 51a, tweede lid, zesde streepje, wordt «de misdrijven van de artikelen 1 en 2 van de Uitvoeringswet folteringverdrag» vervangen door: de misdrijven, strafbaar gesteld in artikel 8 van de Wet internationale misdrijven.
Aan artikel 2, tweede lid, eerste volzin, van de Uitvoeringswet EG-executieverordening wordt, onder vervanging van de punt door een komma, aan het slot toegevoegd: onverminderd artikel 7 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer.
In artikel 17, tweede lid, van de Vorderingswet 1962 wordt «arrondissementsrechtbank» vervangen door: rechtbank.
In artikel 17, eerste lid onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 wordt «vrouwenhandel» vervangen door: mensenhandel.
In artikel 7, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt na «7:24, tweede en vijfde lid,» ingevoegd: 7:26, vierde lid,.
De Wet bescherming persoonsgegevens wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 25, vierde lid, komt te luiden:
4. Een beslissing op een verzoek als bedoeld in het eerste lid, geldt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Op de voorbereiding ervan is afdeling 3.4 van die wet van toepassing.
In artikel 66, eerste lid, wordt de zinsnede «bij of krachtens artikel 27 of 28 is bepaald» vervangen door: bij of krachtens artikel 27, 28 of 79, eerste lid, is bepaald.
In artikel 27, eerste lid, aanhef, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur wordt «Wet justitiële gegevens» vervangen door: Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 9h, zevende lid, van de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 wordt «president» vervangen door: voorzieningenrechter.
In artikel 33, tweede lid, van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst wordt «arrondissementsrechtbank» vervangen door: rechtbank.
In artikel 1 van de Wet van 24 februari 1955, houdende regeling van gedwongen tenuitvoerlegging van uitspraken en beschikkingen van de Europese gemeenschappen wordt «het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap» vervangen door: het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
In de artikelen 7, tiende lid, en 27, zevende lid, van de Wet inzake de geldtransactiekantoren wordt «president» vervangen door: voorzieningenrechter.
De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «twintig jaren» vervangen door «dertig jaren» en wordt «na het overlijden van betrokkene» vervangen door «twintig jaren na het overlijden van betrokkene».
2. In het tweede lid wordt «na het overlijden van de betrokken persoon» vervangen door: twintig jaren na het overlijden van betrokkene.
3. In artikel 42, derde lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt «penitentiaire consulenten» vervangen door: selectiefunctionarissen.
De Wet kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 50, tweede lid wordt «Wet justitiële gegevens» vervangen door: Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
In artikel 90, derde lid, tweede volzin, wordt «Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag» vervangen door: Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
In artikel 54, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten wordt «arrondissementsrechtbank» vervangen door: rechtbank.
In artikel 1a, onder 2, van de Wet op de economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer «10.44, derde lid,» gewijzigd in: 10.44, eerste en derde lid,.
Artikel 1, eerste lid, onder 4°, van de Wet op de identificatieplicht komt te luiden:
4°. een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet, een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994 of een rijbewijs dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarvan de houder in Nederland woonachtig is, zolang de bij de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde termijn van geldigheid in Nederland niet is verstreken, aan de houder geen administratieve maatregel bedoeld in paragraaf 9 van hoofdstuk VI van de Wegenverkeerswet 1994 is opgelegd of aan hem niet de bijkomende straf bedoeld in artikel 179 van die wet is opgelegd en mits het rijbewijs is voorzien van een pasfoto van de houder.
De Wet op de rechterlijke indeling wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel 1 wordt «Hengelo (O.)» vervangen door: Hengelo.
2. In onderdeel 2 vervalt «Kesteren,» en wordt na «Millingen aan de Rijn,» ingevoegd: Neder-Betuwe,.
3. In onderdeel 4 wordt «Olst» vervangen door «Olst-Wijhe» en «Steenwijk» door: Steenwijkerwold.
De Wet op de rechterlijke organisatie wordt gewijzigd als volgt:
In de artikelen 15, negende lid, en 84, zevende lid, onderdeel h, wordt «onder 2° tot en met 8°» vervangen door: onder 1° en 3° tot en met 8°.
In artikel 33, eerste lid, wordt «hoofdstuk VI van de rijksbegroting» vervangen door: de begroting van het Ministerie van Justitie.
In artikel 43, tweede lid, van de Wet op de Registeraccountants wordt «arrondissementsrechtbank» vervangen door: rechtbank.
In de artikelen 32, negende en elfde lid, en 45, derde lid, van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen wordt «arrondissementsrechtbank» vervangen door: rechtbank.
In artikel 7, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt «tweede bijlage» vervangen door: derde bijlage.
Aan artikel 2, tweede lid, eerste volzin, van de wet van 4 mei 1972, houdende uitvoering van het op 27 september 1968 te Brussel tussen de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap tot stand gekomen Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, met Protocol (Stb. 240) wordt, onder vervanging van de punt door een komma, aan het slot toegevoegd: onverminderd artikel 7 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer.
In de artikelen 2, tweede lid, en 4 van de wet van 8 januari 1975 tot uitvoering van het op 15 november 1965 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken (Stb. 5) wordt «arrondissementsrechtbank» vervangen door: rechtbank.
Artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht komt te luiden:
1. Hij die een ander behulpzaam is bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te NewYork totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te NewYork totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat die toegang of doorreis wederrechtelijk is, wordt als schuldig aan mensensmokkel gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Hij die een ander uit winstbejag behulpzaam is bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen of een staat die is toegetreden tot het in het eerste lid genoemde protocol, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
3. Indien een van de feiten, omschreven in het eerste en tweede lid, wordt begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd en kan ontzetting worden uitgesproken van de uitoefening van het recht het ambt te bekleden of het beroep uit te oefenen en kan de rechter openbaarmaking van zijn uitspraak gelasten.
4. Indien een van de feiten, omschreven in het eerste en tweede lid, wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt of in vereniging wordt begaan door meerdere personen, wordt gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd.
5. Indien een van de feiten, omschreven in het eerste en tweede lid, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft of daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, wordt gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd.
6. Indien een van de feiten, omschreven in het eerste en tweede lid, de dood ten gevolge heeft, wordt een gevangenisstraf van het hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd.
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 75, derde lid, eerste zin, van het Wetboek van Strafvordering wordt «honderdtachtig» vervangen door: honderdtwintig.
Artikel 360 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt na «rechter-commissaris» ingevoegd: of rechtbank.
2. Het derde lid wordt vernummerd tot het vierde lid.
Aan artikel 412, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidend: Artikel 258, zesde lid, tweede tot en met vierde volzin, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 531, tweede volzin, komt te luiden:
Het openbaar ministerie zendt alsdan een afschrift van het schrijven onverwijld toe aan het in het schrijven vermelde adres, van welk feit aantekening wordt gedaan op de akte van uitreiking.
Indien het bij koninklijke boodschap van 8 juli 1999 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met nieuwe ontwikkelingen in de informatietechnologie (computercriminaliteit II) (26 671) tot wet is of wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:
In artikel I, onderdeel K betreffende de wijziging van artikel 232, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt de zinsnede «een betaalpas, waardekaart of enige andere voor het publiek beschikbare kaart en voor het publiek beschikbare drager van identiteitsgegevens» vervangen door: een betaalpas, waardekaart, enige andere voor het publiek beschikbare kaart of een voor het publiek beschikbare drager van identiteitsgegevens.
In artikel II, onderdeel K betreffende de wijziging van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, wordt in onderdeel 2 «tweede lid» vervangen door «derde lid», in onderdeel 3 «derde lid» door «vierde lid» en in onderdeel 4 «vierde lid» door «vijfde lid».
Indien artikel IX van de Wet op de beroepen in het onderwijs in werking treedt of is getreden, wordt in de hierna te noemen bepalingen «Wet justitiële gegevens» vervangen door «Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens»:
– artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wet op het primair onderwijs, indien tevens artikel I, onderdeel A, subonderdeel 1, van de Wet op de beroepen in het onderwijs in werking treedt of is getreden;
– artikel 3a, eerste lid, onder a, van de Wet op het primair onderwijs, indien tevens artikel I, onderdeel B, van de Wet op de beroepen in het onderwijs in werking treedt of is getreden;
– artikel 32, tweede lid, onder a, van de Wet op het primair onderwijs, indien tevens artikel I, onderdeel D, van de Wet op de beroepen in het onderwijs in werking treedt of is getreden;
– artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wet op de expertisecentra, indien tevens artikel II, onderdeel A, subonderdeel 1, van de Wet op de beroepen in het onderwijs in werking treedt of is getreden;
– artikel 3a, eerste lid, onder a, van de Wet op de expertisecentra, indien tevens artikel II, onderdeel B, van de Wet op de beroepen in het onderwijs in werking treedt of is getreden;
– artikel 32, tweede lid, onder a, van de Wet op de expertisecentra, indien tevens artikel II, onderdeel D, van de Wet op de beroepen in het onderwijs in werking treedt of is getreden;
– artikel 33, eerste lid, onder a, van de Wet op het voortgezet onderwijs, indien tevens artikel III, onderdeel C, subonderdeel 1, van de Wet op de beroepen in het onderwijs in werking treedt of is getreden;
– artikel 34, eerste lid, onder a, van de Wet op het voortgezet onderwijs, indien tevens artikel III, onderdeel D van de Wet op de beroepen in het onderwijs in werking treedt of is getreden;
– artikel 35, eerste lid, onder a, van de Wet op het voortgezet onderwijs, indien tevens artikel III, onderdeel E, van de Wet op de beroepen in het onderwijs in werking treedt of is getreden;
– de artikelen 4.2.1, tweede lid, onder a, en 4.2.2, eerste lid, onder a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, indien tevens artikel IV, onderdeel D, van de Wet op de beroepen in het onderwijs in werking treedt of is getreden.
Indien het bij koninklijke boodschap van 22 juli 2002 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima (28 484), tot wet wordt verheven, vervalt artikel V van die wet.
Indien het bij koninklijke boodschap van 22 juli 2002 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima (28 484) tot wet is verheven en in werking treedt of in werking is getreden, wordt in artikel 67, eerste lid, onderdeel c, van het Wetboek van Strafvordering «artikel 175, tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994» vervangen door: artikel 175, tweede lid, onderdeel b, of derde lid in verbinding met het eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994.
Indien het bij koninklijke boodschap van 1 mei 2003 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van enkele onderdelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met het nieuwe procesrecht (28 863), tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt of is getreden, worden de hierna te noemen wetten als volgt gewijzigd:
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt gewijzigd als volgt:
1. In artikel 127, eerste lid, wordt «artikel 113, eerste lid» vervangen door: artikel 125, tweede lid.
2. Artikel 504, eerste lid, onderdelen c en d, komt te luiden:
c. de aard van de in beslag genomen onroerende zaken, hun kadastrale aanduiding, en, indien zij buiten de bebouwde kom zijn gelegen, zo veel mogelijk de grootte;
d. indien het beslag niet wordt gelegd door een deurwaarder ten kantore van wie woonplaats is gekozen overeenkomstig artikel 439, derde lid, een keuze van woonplaats ten kantore van de deurwaarder die het beslag legt.
In artikel 13, vierde lid, van de Wet tarieven in burgerlijke zaken wordt «€ 15,50 per maand» vervangen door: € 16 per maand.
Indien het bij koninklijke boodschap van 23 februari 2004 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten in verband met de regeling van bevoegdheden tot het vorderen van gegevens (bevoegdheden vorderen gegevens (29 441)) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt of is getreden, wordt het Wetboek van Strafvordering als volgt gewijzigd:
Artikel 126nc, tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. in geval van een rechtspersoon, in plaats van de gegevens, bedoeld onder a en b: naam, adres, postadres, rechtsvorm en vestigingsplaats.
Artikel 565, tweede lid, komt te luiden:
2. Met het oog op de vaststelling van de verblijfplaats van de aan te houden persoon kan de officier van justitie, of, indien de artikelen de hulpofficier of de opsporingsambtenaar als bevoegd aanwijzen, deze ambtenaar, de in de artikelen 96 tot en met 102a, 125i tot en met 125m, 126g en 126k tot en met 126nh bedoelde bevoegdheden toepassen, met dien verstande dat:
a. een bevoegdheid slechts met het oog op de vaststelling van de aan te houden persoon wordt toegepast in geval de aan te houden persoon wordt vervolgd of is veroordeeld tot een vrijheidsstraf dan wel hem een vrijheidsbenemende maatregel is opgelegd voor een misdrijf van dezelfde ernst als waarvoor de bevoegdheid in gevolge het desbetreffende artikel mag worden toegepast;
b. een bevoegdheid die in gevolge het desbetreffende artikel alleen na een machtiging door de rechter-commissaris kan worden toegepast, met het oog op de vaststelling van de verblijfplaats van de aan te houden persoon eveneens slechts na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris, wordt toegepast;
c. indien voor de toepassing van een bevoegdheid in gevolge het desbetreffende artikel een bevel of vordering is vereist, in geval van toepassing met het oog op de vaststelling van de verblijfplaats van de aan te houden persoon het bevel of de vordering, voor zover relevant de gegevens bevat die daarin volgens de desbetreffende wetsartikelen moeten zijn opgenomen.
Indien het bij koninklijke boodschap van 9 juli 2004 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechtsbijstand houdende aanpassing van het inkomens- en vermogensbegrip aan het fiscale inkomens- en vermogensbegrip tot wet wordt verheven en in werking is getreden wordt in de laatste zin van artikel 34d, derde lid, de zinsnede «telkens onder d» vervangen door: telkens onder e.
Indien het bij koninklijke boodschap van 8 september 2004 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het treffen van een regeling inzake het verhoor van afgeschermde getuigen en enkele andere onderwerpen (afgeschermde getuigen) (29 743) tot wet is verheven en in werking treedt of in werking is getreden, wordt artikel 226l van het Wetboek van Strafvordering, ingevoegd bij de Wet van 12 mei 2005, Stb. 254, na inwerkingtreding, als volgt gewijzigd:
1. Voor deze bepaling wordt het cijfer 1. geplaatst.
2. De zinsnede «en 226k» wordt vervangen door: «, 226k en 226m».
3. Toegevoegd wordt een lid dat komt te luiden:
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een persoon die medewerking heeft verleend aan de met opsporing en vervolging van strafbare feiten belaste autoriteiten, voor zover daartoe een dringende noodzaak is ontstaan als gevolg van die medewerking en daarmee verband houdend overheidsoptreden.
Indien het bij koninklijke boodschap van 25 oktober 2004 ingediende voorstel van wet ter implementatie van het kaderbesluit nr. 2003/577/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken (PbEG L 196) (29 845) tot wet is verheven en die wet in werking treedt of is getreden, komt artikel 4a, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht als volgt te luiden:
2. De Nederlandse strafwet is voorts toepasselijk op ieder wiens uitlevering of overlevering ter zake van een terroristisch misdrijf dan wel een der misdrijven omschreven in de artikelen 225, derde lid, 311, eerste lid, onder 6°, 312, tweede lid, onder 5°, alsmede 317, derde lid, jo. 312, tweede lid, onder 5°, ontoelaatbaar is verklaard, is afgewezen of geweigerd.
Indien het bij koninklijke boodschap van 29 oktober 2004 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening) (29 849) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt of is getreden, worden de hierna te noemen wetten als volgt gewijzigd:
In artikel 76, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt «de artikelen 257a en 257b» vervangen door: de artikelen 257a, 257b en 257ba.
De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens als volgt gewijzigd:
1. Artikel 8, derde lid, komt te luiden:
3. Aan lichamen of personen aan wie krachtens artikel 257ba van het Wetboek van Strafvordering de bevoegdheid is toegekend een strafbeschikking uit te vaardigen, worden ten behoeve van de uitoefening van die bevoegdheid justitiële gegevens verstrekt met betrekking tot de delicten waarop hun bevoegdheid betrekking heeft.
2. Artikel 39e, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. lichamen of personen aan wie krachtens artikel 257ba van het Wetboek van Strafvordering de bevoegdheid is toegekend een strafbeschikking uit te vaardigen;.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Uitgegeven de eenendertigste januari 2006
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2006-24.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.