Besluit van 8 mei 2006, houdende verlenging van de werkingsduur van het Besluit Raad voor ruimtelijk, milieu- en natuuronderzoek

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 4 mei 2006, nr. DJZ2006265317, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Verkeer en Waterstaat, van Economische Zaken en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Raamwet sectorraden onderzoek en ontwikkeling en op artikel 12 van het Besluit Raad voor ruimtelijk, milieu- en natuuronderzoek;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De werkingsduur van het Besluit Raad voor ruimtelijk, milieu- en natuuronderzoek wordt met een periode van zes jaren verlengd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 mei 2006.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 8 mei 2006

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Uitgegeven de elfde mei 2006

De Minister van Justitie a.i.,

M. C. F. Verdonk

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De Raad voor ruimtelijk, milieu- en natuuronderzoek (RMNO) is bij koninklijk besluit van 3 november 2000, Stb. 509, ingesteld voor de duur van 6 jaar gelet op artikel 2 van de Raamwet sectorraden onderzoek en ontwikkeling. Gelet op artikel 12 van het Besluit Raad voor ruimtelijk, milieu- en natuuronderzoek vervalt het besluit op 15 mei 2006, behoudens verlenging bij koninklijk besluit.

Het onderhavige besluit heeft tot doel het besluit van 3 november 2000 voor een periode van 6 jaar te verlengen.

Evaluatie van de RMNO

De betrokken ministers hebben zich de vraag gesteld of de RMNO zou moeten worden voortgezet.

In de raamwet sectorraden wordt aangegeven, dat de sectorraad binnen een termijn van vijf jaren na zijn instelling een rapport uitbrengt aan Onze minister, waarin de taakvervulling van de raad aan een onderzoek wordt onderworpen en voorstellen kunnen worden gedaan voor gewenste veranderingen.

De betrokken ministers zijn van mening dat in dit geval een dergelijk rapport kan worden vervangen door de bredere evaluaties en adviezen, die zijn opgesteld in het kader van de kennis- en adviesfunctie van de rijksoverheid. Deze adviezen zijn niet door de RMNO zelf opgesteld maar door personen die niet bij de RMNO betrokken zijn.

Rol en functie van de RMNO

Door diverse adviesorganen van de rijksoverheid (waaronder de AWT, commissie Wijffels, de commissie Rabbinge) is geconstateerd, dat er bij de departementen te weinig aandacht is voor de strategische kennisontwikkeling en het lange termijn strategisch onderzoek. Kennis voor de strategische hoofdlijnen en voor raakvlakken en overlappen van beleidsterreinen moet verbeteren. De overheid stuurt wel maar weinig coherent en zonder strategische visie.

Oplossingsmogelijkheden zijn divers, maar vergen in alle gevallen een verbetering van de verbindingen tussen kenniswereld en beleidswereld. Een goede communicatie over en weer tussen ministeries, kennisinstellingen en adviesraden is van belang voor de aansturing en interactie met relevante kennisinstellingen, zodat kennis zo efficiënt mogelijk kan worden vergaard en ingezet voor beleidsontwikkeling en besluitvorming. Op deze wijze kan worden gewaarborgd, dat beleid stevig wortelt in (wetenschappelijke) kennis.

Juist op die verbindingen is de RMNO actief en slaagt de RMNO er in toenemende mate in om belanghebbenden uit deze werelden met andere stakeholders samen te brengen. De RMNO heeft in die zin alert gereageerd op signalen en genoemde adviezen.

De rijksoverheid heeft daarnaast de verantwoordelijkheid om te anticiperen op strategische beleidsvragen door het tijdig formuleren van strategische kennis- en onderzoeksvragen. Ook heeft de rijksoverheid de verantwoordelijkheid belangwekkende nieuwe kennisthema’s voor het door de overheid gefinancierde maatschappijgeoriënteerde onderzoek op de middellange en lange termijn te verkennen en te identificeren.

Het gaat om het voeden van een brede kennisbasis, die ons land in staat moet stellen adequate antwoorden te formuleren op de strategische uitdagingen, waarvoor wij worden gesteld. Departementen moeten het voor hen hiertoe optimale arrangement kunnen inrichten. Een onafhankelijke adviesraad, zoals de RMNO, adviseert de betrokken departementen als een «buitenboordmotor», waarbij de kennisbehoefte van de departementen wordt gevoed door een onafhankelijk interactief proces van verkennen en identificeren van strategische kennisvragen en nieuwe kennisthema’s.

Met een zekere regelmaat wordt gewezen op de verkokering, waarmee een beleidsterrein wordt benaderd. Zoals hierboven reeds is gemeld, hebben andere adviesorganen dan de RMNO de overheid geadviseerd om de kennis voor de strategische hoofdlijnen en voor raakvlakken en overlappen van beleidsterreinen te verbeteren. Problemen, waarmee de maatschappij geconfronteerd wordt, overstijgen vaak de grenzen van het werkterrein van de afzonderlijke departementen. De RMNO is de enige adviesraad, die structureel voor 4 ministeries werkt. In de afgelopen periode heeft de RMNO een reeks rapporten opgesteld, die deels gericht waren aan bewindslieden van meerdere ministeries.

Gelet op het bovenstaande zou precies het verkeerde signaal afgegeven worden, als de instelling van de RMNO nu niet zou worden gecontinueerd. De RMNO kan als voorbeeld dienen van de wijze, waarop een intermediair orgaan kan functioneren op het grensvlak van beleid enerzijds en kennis en onderzoek anderzijds.

Het Besluit Raad voor ruimtelijk, milieu- en natuuronderzoek blijft verder vooralsnog ongewijzigd. De praktijk heeft geleerd, dat de regeling aan de RMNO of aan de betrokken departementen de mogelijkheid biedt om die accenten in de werkzaamheden te leggen, die noodzakelijk worden geacht. Wel kan een brede evaluatie van het kennis- en adviesstelsel in de toekomst mogelijk leiden tot alternatieve vormen voor de inrichting van de adviesfunctie voor de rijksoverheid en tot een verdere verbetering van de invulling van de taak van de RMNO.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Naar boven