Besluit van 5 april 2006, houdende wijziging van het Besluit financiële
verhouding 2001 in verband met de bevriezing van de maatstaf lage
inkomens
Wij Beatrix, bij
de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van
17 februari 2006, nr. 2006-0000038563, Directie Constitutionele
Zaken en Wetgeving, gedaan mede namens de Staatssecretaris van
Financiën;
Gelet op
artikel 8, derde lid, van de
Financiële-verhoudingswet;
De Raad van State gehoord (advies van
1 maart 2006, nr. W04.06.0054/I);
Gezien het nader rapport van Onze
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van
10 maart 2006, nr. 2006-0000072360, Directie Constitutionele
Zaken en Wetgeving, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van
Financiën;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
In de maatstaf lage inkomens die is opgenomen in
rij 7 van de tabel in Bijlage 2 bij het
Besluit financiële verhouding
2001 wordt de tijdsaanduiding die is opgenomen in de vierde
kolom van de tabel vervangen door: De inkomensstatistiek die is
gebruikt voor het uitkeringsjaar 2002.
ARTIKEL II
Dit
besluit treedt in werking acht weken na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin het is geplaatst en werkt terug tot en met
1 januari
2003.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot’s-Gravenhage, 5
april 2006
Beatrix
De
Minister van
Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
J.
W. Remkes
De
Staatssecretaris van
Financiën,
J.
G. Wijn
Uitgegeven de vijfentwintigste april 2006
De Minister van
Justitie,
J.
P.
H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
Bij de verdeling van het gemeentefonds wordt voor
de maatstaf lage inkomens gebruik gemaakt van CBS-gegevens over het
aantal huishoudens met een laag inkomen, die ten opzichte van de
betreffende uitkeringsjaren zo recent mogelijk zijn. Onlangs is
gebleken dat het CBS als gevolg van het nieuwe belastingstelsel per
2001, de waarneming door het CBS ten opzichte van de eerdere statistiek
is gewijzigd. Toepassing van de nieuwe cijfers zou leiden tot niet
bedoelde herverdeeleffecten tussen de gemeenten. Door dit besluit wordt
geregeld dat met ingang van het uitkeringsjaar 2003 voor de maatstaf
lage inkomens gebruik wordt gemaakt van gegevens die zijn gebaseerd op
het Regionale Inkomensonderzoek (RIO) 2000 en die zijn gebruikt bij de
vaststelling van de algemene uitkering van het gemeentefonds voor het
uitkeringsjaar 2002. De maatstaf wordt dus tot nader order bevroren.
Onderzocht wordt op welke manier de maatstaf lage inkomens per 2006
weer gedynamiseerd kan worden.
De maatstaf
lage inkomens is gebaseerd op het aantal huishoudens in de gemeente
waarvan het inkomen «hoger is dan inkomensgrens a, en lager dan
inkomensgrens b», waarbij inkomensgrens a zodanig wordt bepaald
dat juist bij 10% van het landelijke aantal huishoudens het inkomen
onder de grens ligt. Inkomensgrens b wordt zodanig bepaald dat juist
bij 40% van het landelijke aantal huishoudens het inkomen onder die
grens ligt.
Voor de vaststelling wordt normaal
gesproken de opgave van het CBS gebruikt, die beschikbaar is op het
moment dat de uitkeringen aan de gemeente worden vastgesteld, en zo
recent mogelijk is ten opzichte van het uitkeringsjaar. De
vaststellingsbesluiten worden ongeveer twee jaar na het uitkeringsjaar
genomen.
Bij de levering van de meest recente
statistiek (gegevens over 2002) bleek echter dat de waarneming ten
opzichte van de eerdere statistiek is gewijzigd. Dit hangt samen met
het nieuwe belastingstelsel dat in 2001 is ingevoerd. Hierdoor treden
herverdeeleffecten op die niet uit de
autonome1
ontwikkelingen kunnen worden verklaard.
Aangezien op grond van
het aspect kostenoriëntatie, dat in de
Financiële-verhoudingswet is verankerd, alleen autonome
ontwikkelingen de verklaring dienen te zijn voor gewijzigde uitkomsten
bij individuele gemeenten hebben wij besloten de maatstaf «lage
inkomens» te bevriezen. Voor de gemeenten betekent dit dus dat
wijzigingen in het aantal huishoudens met een laag inkomen sinds 2002
gedurende enkele jaren niet zullen doorwerken in de hoogte van de
algemene uitkering uit het Gemeentefonds. Zoals hierbovenal aangegeven
hebben wij het voornemen de maatstaf op een later tijdstip weer te
dynamiseren. Het voorgenomen tijdstip daarvoor is 2006. De wijze waarop
is momenteel in onderzoek.
Het besluit treedt
in werking acht weken na de datum van plaatsing in het Staatsblad. Dat
houdt verband met de voorhangprocedure die is opgenomen in artikel 8,
vierde lid, van de Financiële-verhoudingswet. Op grond daarvan
moet de Tweede Kamer geïnformeerd worden over plaatsing van het
besluit in het Staatsblad en kan het niet in werking treden dan acht
weken na de datum van plaatsing in het Staatsblad. Het besluit werkt
terug tot en met 1 januari 2003. Dit is noodzakelijk omdat de
beschikkingen voor de algemene uitkering twee jaar na het
uitkeringsjaar worden vastgesteld. Het probleem dat zich nu voordoet
met betrekking tot 2003 is pas recent aan het licht gekomen, met de
levering van de nieuwe inkomensstatistiek van het
CBS.
De gemeenten zijn door middel van een
brief en door middel van de gemeentefondscirculaire van september 2005
van de stand van zaken en onze voornemens terzake op de hoogte
gesteld.
De Minister
van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
J.
W. Remkes
De
Staatssecretaris van
Financiën,
J.
G. Wijn
XHistnoot
Het advies van de Raad van
State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid
j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat
het zonder meer instemmend
luidt.
XNoot
1Autonome
ontwikkelingen zijn in dit verband ontwikkelingen die niet direkt het
gevolg zijn van een gewijzigde waarneming ten gevolge van het nieuwe
belastingstelsel dat in 2001 is ingevoerd.