Besluit van 7 april 2006 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3, onderdeel c, van het Besluit van 7 mei 2001, houdende nadere regels over de wijze waarop de melding, bedoeld in artikel 27 of 28 van de Wet bescherming persoonsgegevens, dient te geschieden (Stb. 244)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 31 maart 2006, Directie Wetgeving, nr. 5411769/06/6;

Gelet op artikel 5 van het Besluit van 7 mei 2001, houdende nadere regels over de wijze waarop de melding, bedoeld in artikel 27 of 28 van de Wet bescherming persoonsgegevens, dient te geschieden (Stb. 244);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig Artikel

Artikel 3, onderdeel c, van het Besluit van 7 mei 2001, houdende nadere regels over de wijze waarop de melding, bedoeld in artikel 27 of 28 van de Wet bescherming persoonsgegevens, dient te geschieden (Stb. 244) treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 2002.

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 7 april 2006

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de twintigste april 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven