Besluit van 5 april 2006, houdende vaststelling van de zetel en de organisatie van de raad voor de kinderbescherming

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 28 februari 2006, nr. 5405854/06/6, Directie Wetgeving;

Gelet op artikel 238, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

De Raad van State gehoord (advies van 16 maart 2006, nr. W03.06.0061/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 28 maart 2006, nr. 5411605/06/6, Directie Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. De raad voor de kinderbescherming is gevestigd te Utrecht.

  • 2. De raad staat onder leiding van de algemeen directeur die bijgestaan wordt door twee directeuren. De algemeen directeur en deze directeuren vormen gezamenlijk de Landelijke directie.

  • 3. De algemeen directeur wordt, waar nodig, vervangen door een daartoe aangewezen directeur van de Landelijke directie.

Artikel 2

  • 1. De raad heeft een landelijk bureau en is werkzaam in dertien regio’s waarbinnen een of meer locaties de wettelijke taken en bevoegdheden van de raad uitoefenen. Het landelijk bureau heeft tot taak de Landelijke directie en de regio’s te ondersteunen in de uitvoering van hun werkzaamheden.

  • 2. De regio’s en de locaties, bedoeld in het eerste lid, zijn de volgende:

    a. regio Friesland en Flevoland met de locaties Leeuwarden en Lelystad;

    b. regio Groningen en Drente met de locaties Groningen en Assen;

    c. regio Overijssel met de locaties Zwolle en Almelo;

    d. regio Gelderland met de locaties Zutphen en Arnhem;

    e. regio Utrecht met de locatie Utrecht;

    f. regio Amsterdam en Gooi- en Vechtstreek met de locatie Amsterdam;

    g. regio Noord-Holland met de locaties Haarlem en Alkmaar;

    h. regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord en Midden met de locatie Den Haag;

    i. regio Rotterdam-Rijnmond met de locatie Rotterdam;

    j. regio Zuid-Holland Zuid en Zeeland met de locaties Dordrecht en Middelburg;

    k. regio Oost-Brabant met de locaties Den Bosch en Eindhoven;

    l. regio Midden- en West-Brabant met de locaties Breda en Tilburg;

    m. regio Limburg met de locaties Maastricht en Roermond.

Artikel 3

De raad neemt bij de uitvoering van zijn taken de aanwijzingen van Onze Minister van Justitie in acht. Hij verstrekt Onze Minister van Justitie gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen.

Artikel 4

Het Organisatiebesluit raad voor de kinderbescherming wordt ingetrokken.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Organisatiebesluit raad voor de kinderbescherming 2006.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 5 april 2006

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de twintigste april 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

1. Aanleiding

Dit besluit stelt regels met betrekking tot de zetel en de organisatie van de raad voor de kinderbescherming op grond van artikel 238, vijfde lid van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. De werkwijze van de raad, voorzover het de samenwerking met het bureau jeugdzorg (de stichting, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg) betreft, is uitgewerkt in hoofdstuk 10 van het Uitvoeringsbesluit Wet op de Jeugdzorg.

Het onderhavige besluit is ten opzichte van het tot nu toe geldende Organisatiebesluit raad voor de kinderbescherming gewijzigd in verband met een reorganisatie van de raad. Voorts is een enkele technische wijziging aangebracht.

2. Reorganisatie raad voor de kinderbescherming

Op 1 januari 2006 heeft de raad voor de kinderbescherming een nieuwe organisatiestructuur gekregen. Door de reorganisatie van de raad zijn het Hoofdkantoor zoals dit gevestigd was in Utrecht en de vijf directiebureaus zoals deze gevestigd waren in Amsterdam, Eindhoven, Groningen, Rotterdam en Zutphen, samengevoegd tot één landelijk bureau. Door de samenvoeging is één managementlaag geschrapt en is de raad derhalve van drie naar twee managementlagen gegaan.

In de nieuwe organisatiestructuur behoudt de algemeen directeur de eindverantwoordelijkheid voor het functioneren van de raad. De algemeen directeur vormt samen met twee daartoe benoemde directeuren de Landelijke directie. Verder kent de nieuwe organisatiestructuur van de raad een landelijk bureau en dertien regio’s met elk één of twee locaties. Zowel het landelijk bureau als iedere regio hebben een eigen directeur. Het landelijk bureau heeft tot taak de Landelijke directie en de regio’s te ondersteunen in de uitvoering van hun werkzaamheden.

Het is de verwachting dat de nieuwe structuur de interne eenheid van de raad zal versterken en de doelmatigheid en de slagvaardigheid van de organisatie zal verbeteren in het bijzonder voor wat betreft de samenwerking met de lokale ketenpartners.

Het Organisatiebesluit raad voor de kinderbescherming dat wordt ingetrokken bevatte in artikel 2 een benoemings- en ontslagregeling. Dit artikel kan vervallen omdat de algemeen directeur, de twee andere directeuren en de overige raadsmedewerkers ambtenaren zijn en derhalve de regels die zijn opgenomen in het ARAR van toepassing zijn.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel is de zetel (eerste lid) en de nieuwe organisatiestructuur opgenomen voor zover het betreft de Landelijke directie. De raad heeft één algemeen directeur die wordt bijgestaan door twee directeuren. De algemeen directeur heeft de eindverantwoordelijkheid voor het functioneren van de raad. De algemeen directeur vormt samen met de daartoe benoemde directeuren de Landelijke directie (tweede lid). Het derde lid bepaalt dat zonodig een directeur van de Landelijke directie, optreedt als plaatsvervanger van de algemeen directeur.

Artikel 2

In dit artikel wordt de overige organisatiestructuur van de raad geregeld: het landelijk bureau en de dertien regio’s met bijbehorende locaties. Het uitvoerende werk geschiedt door de teams op de locaties. De aansturing van deze teams geschiedt door de teamleider. Het landelijk bureau heeft tot taak de Landelijke directie en de regio’s te ondersteunen in de uitvoering van hun werkzaamheden.

Artikel 3

In dit artikel is de aanwijzingsbevoegdheid van de Minister van Justitie vastgelegd. Deze bevoegdheid strekt zich niet alleen uit tot het geven van algemene aanwijzingen. Zonodig kunnen de aanwijzingen ook op een concreet geval betrekking hebben. Het spreekt vanzelf dat slechts onder bijzondere omstandigheden dergelijke concrete aanwijzingen gegeven zullen worden.

De wijze waarop het uitvoerend werk van de raad voor de kinderbescherming geschiedt, is vastgelegd in beleidsregels betreffende de werkwijze van de raad voor de kinderbescherming (Normen 2000). Dit is een algemene aanwijzing van de Minister van Justitie in de zin van dit artikel.

Artikel 5

De reorganisatie van de raad is op 1 januari 2006 van kracht geworden. Om de praktijk in overeenstemming te brengen met hetgeen is vastgelegd in het Organisatiebesluit raad voor de kinderbescherming 2006 is terugwerkende kracht aan het besluit verleend.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven