Besluit van 5 april 2006 tot uitvoering van artikel 10 van Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 8 juli 2005, nr. 5362278/05/6;

Gelet op artikel 10 van Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod en artikel 391 lid 5 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

De Raad van State gehoord (advies van 28 september 2005, nr. W03.05.0309/l);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 28 maart 2006, Directie Wetgeving, nr. 5411517/06/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. In het jaarverslag van een vennootschap, waarvan aandelen of met medewerking van de vennootschap uitgegeven certificaten van aandelen zijn toegelaten tot de handel op een op grond van artikel 22 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 erkende effectenbeurs of op een in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigde gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1, onder 13, van richtlijn nr. 93/22/EEG van de raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141) , wordt mededeling gedaan omtrent:

    a. de kapitaalstructuur van de vennootschap, het bestaan van verschillende soorten aandelen en de daaraan verbonden rechten en plichten en het percentage van het geplaatste kapitaal dat door elke soort wordt vertegenwoordigd;

    b. elke beperking door de vennootschap van de overdracht van aandelen of met medewerking van de vennootschap uitgegeven certificaten van aandelen;

    c. deelnemingen in de vennootschap waarvoor een meldingsplicht bestaat overeenkomstig de artikelen 2 en 3 van de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996;

    d. bijzondere zeggenschapsrechten verbonden aan aandelen en de naam van de gerechtigde;

    e. het mechanisme voor de controle van een regeling, die rechten toekent aan werknemers om aandelen in het kapitaal van de vennootschap of een dochtermaatschappij te nemen of te verkrijgen, wanneer de controle niet rechtstreeks door de werknemers wordt uitgeoefend;

    f. elke beperking van stemrecht, termijnen voor de uitoefening van stemrecht en de uitgifte, met medewerking van de vennootschap, van certificaten van aandelen;

    g. elke overeenkomst met een aandeelhouder, voor zover aan de vennootschap bekend, die aanleiding kan geven tot beperking van de overdracht van aandelen of met medewerking van de vennootschap uitgegeven certificaten van aandelen of tot beperking van het stemrecht;

    h. de voorschriften betreffende benoeming en ontslag van bestuurders en commissarissen en wijziging van de statuten;

    i. de bevoegdheden van het bestuur, in het bijzonder tot de uitgifte van aandelen van de vennootschap en de verkrijging van eigen aandelen door de vennootschap;

    j. belangrijke overeenkomsten waarbij de vennootschap partij is en die tot stand komen, worden gewijzigd of ontbonden onder de voorwaarde van een wijziging van zeggenschap over de vennootschap nadat een openbaar bod in de zin van artikel 6a of artikel 6e van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 is uitgebracht, alsmede de gevolgen van die overeenkomsten, tenzij de overeenkomsten of gevolgen zodanig van aard zijn dat de vennootschap door de mededeling ernstig wordt geschaad;

    k. elke overeenkomst van de vennootschap met een bestuurder of werknemer die voorziet in een uitkering bij beëindiging van het dienstverband naar aanleiding van een openbaar bod in de zin van artikel 6a of artikel 6e van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.

  • 2. Een toelichtend verslag omtrent de mededelingen bedoeld in het eerste lid wordt opgenomen in het jaarverslag.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op een vennootschap in de zin van artikel 1, onderdeel a, van de Wet toezicht beleggingstellingen, waarvan de rechten van deelneming, op verzoek van de deelnemers, ten laste van de activa van deze beleggingsmaatschappij direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 3

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit artikel 10 overnamerichtlijn.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 5 april 2006

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de twintigste april 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod (hierna: «richtlijn») wordt uitgevoerd door wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek alsmede de Wet op het financieel toezicht. Een uitzondering betreft artikel 10 van de richtlijn, dat voornamelijk met dit besluit wordt uitgevoerd. Op grond van artikel 10 moeten vennootschappen waarvan effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt van een lidstaat van de Europese Unie, informatie verschaffen over bijvoorbeeld de kapitaalstructuur van de vennootschap en de aanwezigheid van aandeelhouders met bijzondere rechten (lid 1). Dergelijke informatie kan van wezenlijk belang zijn voor een persoon die overweegt een (aanzienlijk) belang in de vennootschap te verwerven. Hij kan daardoor een betere inschatting maken van de zeggenschapsverhoudingen in de vennootschap. De desbetreffende inlichtingen moeten worden bekendgemaakt in het jaarverslag (lid 2). Ook moet het bestuur van de vennootschap een toelichtend verslag voorleggen aan de algemene vergadering, in welk verslag wordt ingegaan op de verstrekte inlichtingen (lid 3).

Op grond van artikel 2:391 lid 5 BW kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere eisen worden gesteld aan het jaarverslag. Van deze mogelijkheid is eerder gebruik gemaakt bij de aanwijzing van de Nederlandse corporate governance code als gedragscode betreffende goed ondernemingsbestuur voor Nederlandse beursvennootschappen (Besluit van 23 december 2004, Stb. 2004, 747). Op grond van artikel 2:391 lid 5 BW kunnen ook andere voorschriften ten aanzien van het jaarverslag worden vastgesteld. Het ligt voor de hand van deze mogelijkheid gebruik te maken in verband met artikel 10 van de richtlijn, omdat de desbetreffende bepaling gedetailleerd van aard is en de verplichting om inlichtingen te verschaffen uitsluitend rust op vennootschappen waarvan effecten – samengevat – beursgenoteerd zijn. Voor wat betreft de soort effecten wordt aangesloten bij de reikwijdte van de wet tot uitvoering van de richtlijn openbaar overnamebod. Het gaat om vennootschappen waarvan aandelen en/of certificaten van aandelen die met medewerking van de vennootschap zijn uitgegeven (hierna: certificaten), zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt. Dit is verwoord in de aanhef van artikel 1 van het besluit.

De uitvoering van artikel 10 van de richtlijn kan voor Nederlandse beursvennootschappen leiden tot enige administratieve lasten. Er zijn op dit moment ongeveer 190 van dergelijke vennootschappen. Het jaarverslag moet de door de richtlijn bepaalde informatie verschaffen. De informatie zal elk jaar moeten worden opgenomen, maar zal in beginsel niet jaarlijks aan grote wijzigingen onderhevig zijn. De administratieve lasten zijn dan beperkt. Er worden overigens geen informatieverplichtingen aan de vennootschap opgelegd die niet voortvloeien uit de richtlijn. Of de informatieverplichting van artikel 10 voor een specifieke beursvennootschap leidt tot hogere administratieve lasten dan tot op heden, kan in zijn algemeenheid niet worden aangegeven. Dat hangt er vanaf of de vennootschap reeds uit eigen beweging vergelijkbare informatie verstrekt. Ook zal informatie terzake de voorschriften voor benoeming of ontslag van bestuurders en commissarissen en de wijziging van de statuten reeds onderdeel zijn van de statuten. Voorts is relevant òf de vennootschap partij is bij bijvoorbeeld een overeenkomst met een «change of control» bepaling of een overeenkomst met een clausule betreffende beëindiging van het dienstverband met een bestuurder of werknemer naar aanleiding van een openbaar bod. Dergelijke overeenkomsten moeten in het jaarverslag worden gemeld. Zijn dergelijke overeenkomsten er niet, dan kan melding achterwege blijven. De verwachting is dat bedoelde 190 beursvennootschappen de gevraagde informatie relatief eenvoudig kunnen verzamelen en verwoorden in het jaarverslag. Daarmee zal naar schatting enkele mandagen per jaar gemoeid zijn.

Artikelen

Artikel 1

Artikel 10 lid 1 van de richtlijn verplicht tot het volgende:

a. De vennootschap moet informatie verschaffen over haar kapitaalstructuur. Dit betreft informatie over het gehele geplaatste kapitaal. De informatie kan niet worden beperkt tot de aandelen en certificaten die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt. Wanneer verschillende soorten aandelen zijn uitgegeven (vgl. artikel 2:92 BW) moet voor elke soort aandelen informatie worden verstrekt over de daaraan verbonden rechten en plichten. Ook moet per soort aandelen worden aangegeven welk deel van het geplaatste kapitaal wordt vertegenwoordigd.

b. De vennootschap moet elke beperking van de overdracht van effecten melden. Zoals in het algemene deel is aangegeven gaat het bij «effecten» om aandelen en certificaten van aandelen die met medewerking van de vennootschap zijn uitgegeven. De richtlijn noemt enkele voorbeelden van overdrachtsbeperkingen: het geval dat het bezit van aandelen is gelimiteerd (een zogenoemde X% regeling) en het geval dat de overdracht van aandelen afhankelijk is van de goedkeuring van de vennootschap of van andere aandeelhouders (een blokkeringsregeling als bedoeld in artikel 2:87 lid 2 BW). Een ander voorbeeld is het geval dat de statuten een aanbiedingsregeling inhouden wanneer een aandeelhouder tot overdracht wil overgaan (artikel 2:87 lid 3 BW). Een beperking van de overdracht kan – naast een statutaire grondslag – ook voortvloeien uit een overeenkomst tussen de vennootschap en haar aandeelhouders. Een beperking van de overdracht van certificaten van aandelen op basis van een administratieovereenkomst tussen een aandeelhouder-administratiekantoor en een certificaathouder valt buiten de informatieplicht van onderdeel b. De vennootschap is geen partij bij zo’n overeenkomst.

c. De vennootschap moet melding maken van rechtstreeks of middellijk verworven belangrijke deelnemingen in haar kapitaal zoals bedoeld in artikel 85 van Richtlijn 2001/34/EG. In die richtlijn is de verplichting opgenomen om het verwerven van een belangrijke deelneming in een beursvennootschap te melden aan de vennootschap en een toezichthoudende autoriteit. In Nederland is deze richtlijn uitgevoerd in de artikelen 2 en 3 van de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996 (Wmz 1996). Als gevolg daarvan moet de vennootschap informatie verstrekken over deelnemingen in haar kapitaal indien daarvoor een meldingsplicht bestaat op grond van de artikelen 2 en 3 Wmz 1996. In de richtlijn wordt aangegeven dat de verkrijging van een deelneming via piramidale structuren (middellijk belang) of kruisparticipaties (onmiddellijk of rechtstreeks belang) ook onder de meldingsplicht valt.

d. De vennootschap dient de houders van aandelen waaraan bijzondere zeggenschapsrechten zijn verbonden te vermelden, met een beschrijving van de desbetreffende rechten. Artikel 2:392 lid 1, onderdeel e, en lid 3 BW houdt een vergelijkbare regeling in. Het bestuur dient de gegevens over bijzondere zeggenschap op grond van de bestaande regeling toe te voegen aan de jaarrekening en het jaarverslag («overige gegevens»). Op grond van de richtlijn en het onderhavige besluit moeten de gegevens over bijzondere zeggenschapsrechten worden opgenomen in het jaarverslag zelf. Wanneer reeds vermelding in het jaarverslag heeft plaatsgevonden, is opname in de overige gegevens zoals bedoeld in Afdeling 8 van Titel 9 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet nodig. Dit is verduidelijkt door wijziging van artikel 2:392 lid 1 BW in de Uitvoeringswet richtlijn openbaar overnamebod. Er behoeft derhalve geen dubbele opgave plaats te vinden.

e. Indien de vennootschap een werknemersaandelenparticipatieplan en/of een werknemersaandelenoptieplan heeft (vgl. artikel 2:96a lid 1 en lid 8 en 383d lid 1 BW) dat niet rechtstreeks door de werknemers wordt gecontroleerd, moet worden aangegeven wat het controlemechanisme dan wel is. Zou de uitgifte van aandelen c.q. opties geheel worden beheerst door het bestuur van de vennootschap, dan kan dat belangrijke informatie zijn voor degene die een openbaar bod overweegt. Met de uitgifte van nieuwe aandelen kan immers ook een verschuiving in de zeggenschap – vanwege het stemrecht verbonden aan de nieuwe aandelen – worden bewerkstelligd.

f. Er moet worden aangegeven of een beperking van de uitoefening van het stemrecht bestaat, zoals een beperking tot een bepaald percentage of aantal stemmen. Ook moet worden aangegeven of er verplichte termijnen gelden voor de uitoefening van het stemrecht en of er systemen zijn waardoor, met medewerking van de vennootschap, de financiële rechten verbonden aan aandelen kunnen toekomen aan een ander dan de aandeelhouder. Met dit laatste wordt gedoeld op certificering van aandelen met medewerking van de vennootschap.

g. De vennootschap moet informatie verstrekken over overeenkomsten waarbij aandeelhouders partij zijn en die aanleiding kunnen geven tot een beperking van de overdracht van aandelen of de overdracht van certificaten van aandelen of kunnen leiden tot een beperking van stemrecht. Overeenkomsten waarbij de vennootschap partij is vallen reeds onder de informatieplicht van onderdeel b. Onderdeel g ziet primair op overeenkomsten tussen de aandeelhouders onderling, maar kan ook overeenkomsten tussen een aandeelhouder-administratiekantoor en een certificaathouder betreffen. Omdat de vennootschap geen partij is bij overeenkomsten als bedoeld in onderdeel g, geldt de informatieverplichting uitsluitend wanneer de vennootschap kennis heeft van de desbetreffende overeenkomst.

h. De vennootschap moet melding maken van de regels voor de benoeming en vervanging (lees: ontslag) van de leden van het bestuur en de raad van commissarissen, alsmede de regels voor wijziging van de statuten.

i. De vennootschap meldt voorts de bevoegdheden van de leden van het bestuur, met name of zij tot uitgifte of inkoop van aandelen kunnen overgaan (vgl. artikel 2:96 lid 1 en 98 lid 4 BW).

j. Onderdeel j van artikel 10 van de richtlijn betreft belangrijke overeenkomsten waarbij de vennootschap partij is en waarin een «change of control» clausule is opgenomen. Wanneer een belangrijke overeenkomst wordt aangegaan, gewijzigd of ontbonden vanwege een wijziging van zeggenschap over de vennootschap na een openbaar overnamebod, dan moeten die overeenkomst en de gevolgen daarvan bekend worden gemaakt. Onverminderd eventuele andere regelgeving, kan openbaarmaking achterwege blijven wanneer dat de vennootschap ernstig zou schaden vanwege de aard van de overeenkomst en/of de bedoelde gevolgen.

k. Afsluitend is openbaarmaking vereist van overeenkomsten tussen de vennootschap en haar bestuurders of werknemers, indien deze in een vergoeding voorzien wanneer vanwege een openbaar overnamebod ontslag wordt genomen, zonder geldige reden tot ontslag wordt overgegaan of wanneer een eind komt aan de arbeidsverhouding. Dergelijke vergoedingen kunnen de overnamekosten (aanzienlijk) verhogen. In verband met deze verplichting is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bewoording van artikel 2:383c BW.

De verschillende onderdelen van artikel 10 lid 1 van de richtlijn zijn opgenomen in artikel 1 lid 1 van het besluit. Daarbij is dezelfde nummering aangehouden. De openbaarmaking van de desbetreffende informatie via het jaarverslag volgt uit de aanhef van artikel 1 lid 1. Daarmee is aan artikel 10 lid 1 en lid 2 van de richtlijn voldaan.

Lid 3 van artikel 10 van de richtlijn schrijft voor dat het bestuur van de vennootschap een toelichtend verslag over de kwesties die in lid 1 zijn opgenomen, voorlegt aan de jaarlijkse algemene vergadering. Dit moet de algemene vergadering in staat stellen om – op basis van voldoende informatie – van gedachten te wisselen met het bestuur over de (potentiële) zeggenschapsverhoudingen in de vennootschap. De richtlijn laat de lidstaten vrij in de wijze waarop dit verslag van het bestuur aan de algemene vergadering van aandeelhouders wordt gepresenteerd. Op grond van het onderhavige besluit wordt de toelichting van het bestuur onderdeel van het jaarverslag. Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek behoeft hiervoor niet te worden gewijzigd. Door opname van het verslag van het bestuur in het jaarverslag is tevens verzekerd dat de toelichting jaarlijks aan de algemene vergadering toekomt (artikel 2:101–102 BW).

Van de verplichting om informatie te verschaffen zijn de beleggingsmaatschappijen waarvan de rechten van deelneming direct of indirect worden ingekocht of terug betaald ten laste van de activa van de beleggingsmaatschappij, uitgesloten. Dit volgt uit artikel 10 lid 1 aanhef van de richtlijn, in samenhang met artikel 1 lid 1 en lid 2 van de richtlijn. De beperking van de reikwijdte is neergelegd in artikel 1 lid 3 van dit besluit.

Artikel 2

Op grond van artikel 2:391 lid 6 BW wordt het parlement gedurende vier weken in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken ten aanzien van dit besluit (voorhangprocedure). Door de inwerkingtreding bij koninklijk besluit te regelen, kan met deze termijn rekening worden gehouden bij het bepalen van een geschikte datum van inwerkingtreding.

Artikel 3

Het artikel betreft de citeertitel van het besluit. De citeertitel is: Besluit artikel 10 overnamerichtlijn.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven