Besluit van 5 april 2006 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding
van de faciliteiten voor de film uit het Belastingplan 2006
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der
Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op voordracht van de
Staatssecretaris van Financiën en de Staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. C. van der Laan, van
28 maart 2006, nr. DB 2006/141M;
Gelet op
artikel XXXV, derde lid, van het
Belastingplan
2006;
Hebben
goedgevonden en verstaan:
Enig Artikel
1. Artikel I, onderdelen B, C, G,
H, I, J, K, DD, artikel II, artikel V, onderdeel C, artikel VI en
artikel XXVII, onderdeel A, van het Belastingplan 2006 treden, na
verwerking van de hierna aangeduide wijzigingen, in werking met ingang
van 8 april 2006. De wijzigingen
betreffen:
a. in artikel I, onderdelen
G en J, wordt «31 december 2005» vervangen door:
7 april 2006;
b. in artikel I,
onderdelen B en C, en artikel XXVII, onderdeel A, wordt
«1 januari 2006» vervangen door: 8 april
2006.
2. Artikel I,
onderdeel BB, van het Belastingplan 2006 treedt in werking op
1 januari
2007.
Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van
dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het
Staatsblad zal worden
geplaatst.
’s-Gravenhage, 5
april
2006
Beatrix
De
Staatssecretaris van
Financiën,
J.
G. Wijn
De Staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
M.
C. van der
Laan
Uitgegeven de zesde april 2006
De Minister van
Justitie,
J.
P.
H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
In het Belastingplan 2006 is in artikel XXXV, derde
lid, eerste volzin, voorzien in de inwerkingtreding van onder andere
een verruiming van de maximumverliesbepaling voor film (artikel I,
onderdeel B, van die wet), de filmexploitatievrijstelling (artikel I,
onderdeel C, van die wet), de willekeurige afschrijving op films
(artikel I, onderdeel G, van die wet) alsmede de filminvesteringsaftrek
en desinvesteringsbijtelling bij film (artikel I, onderdelen J en K,
van die wet) voor de periode van 1 januari 2006 tot en met
1 juli 2007. De inwerkingtreding is voorzien bij koninklijk
besluit, aangezien hiervoor goedkeuring van de Europese Commissie nodig
is. Omdat ten tijde van het wetgevingsproces niet uitgesloten kon
worden dat de goedkeuring van de Europese Commissie eerst na
1 januari 2006 zou worden verleend, is in de tweede volzin van
artikel XXXV, derde lid, van het Belastingplan 2006 voorzien in de
verlegging van de scheidslijn tussen de aanvraag volgens het systeem,
bedoeld in artikel XXXIa van het Belastingplan 2005, en die volgens het
systeem van fiscale filmstimulering van het Belastingplan 2006.
In reactie op haar brief van 16 januari 2006, nr.
DK/F/2005/55463 heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap, Medy C. van der Laan, van de Europese Commissie een comfort
letter ontvangen d.d. 6 maart 2006, nr. D51980. Naar aanleiding
hiervan heeft zij geoordeeld dat de fiscale filmfaciliteiten per
8 april 2006 in werking kunnen treden. Dit besluit strekt
hiertoe, waarbij zij opgemerkt dat bedoelde scheidslijn bij deze datum
komt te liggen. Zodoende zal, indien op of na 8 april 2006 een
verklaring is gevraagd (en verkregen), gebruik kunnen worden gemaakt
van de fiscale filmfaciliteiten volgens het regime van Belastingplan
2006. Indien vóór 8 april 2006 een verklaring is
gevraagd (en voor of na die datum is verkregen), blijft het regime,
bedoeld in artikel XXXIa van het Belastingplan 2005, van
toepassing.
De
Staatssecretaris van
Financiën,
J.
G. Wijn
De Staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
M.
C. van der
Laan