Besluit van 16 maart 2006 tot intrekking van het Besluit vluchtige organische stoffen Wms en de daarmee verband houdende regeling

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 28 december 2005, nr. DJZ2005219449, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 24 en 27 van de Wet milieugevaarlijke stoffen en, wat artikel 1, tweede lid, betreft, artikel 15.31 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 9 februari 2006, nr. W08.05.0601/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 maart 2006, nr. DJZ2006241437, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

1. Het Besluit vluchtige organische stoffen Wms wordt ingetrokken.

2. De Regeling keuring spuitapparatuur Besluit vluchtige organische stoffen Wms wordt ingetrokken.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop vier weken zijn verstreken sedert de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 16 maart 2006

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de eenendertigste maart 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Het onderhavige besluit strekt tot intrekking van het Besluit vluchtige organische stoffen Wms (hierna: Besluit VOS) en de krachtens dat besluit en artikel 27 van de Wet milieugevaarlijke stoffen (Wms) gegeven Regeling keuring spuitapparatuur Besluit vluchtige organische stoffen Wms.

Als gevolg van de intrekking van het Besluit VOS vervallen de volgende regelingen van rechtswege:

– de Regeling typegoedkeuring Besluit vluchtige organische stoffen Wms 2000,

– de Regeling erkenning en examinering Besluit vluchtige organische stoffen Wms 2000,

– het Reglement Beroepscommissie Besluit vluchtige organische stoffen Wms 2000, en

– het Examenreglement Besluit vluchtige organische stoffen Wms 2000.

2. Achtergrond Besluit VOS

Bij de invoering van het Besluit VOS in 1999 bestond er geen regelgeving inzake de kwaliteit van preparaten, zoals verf of lak en de toepassing daarvan. Deze preparaten bezaten een hoog gehalte aan vluchtige organische stoffen (VOS) die bij de verwerking en het drogen vrij komen in de omgeving. Het Besluit VOS werd gezien als een eerste stap in de beperking van de uitstoot van VOS door enerzijds het kenmerken van hoogrendement-luchtspuitapparatuur, bestemd voor het bedrijfsmatig handmatig spuiten van verf of lak en anderzijds het introduceren van opleidingseisen voor verfspuiters. Gecombineerd met het, op termijn, verplicht stellen van de toepassing van deze luchtspuitapparatuur bij beroepsmatig spuiten zou door de invoering van dit besluit de uitstoot van VOS van in totaal tweehonderdvierenzestig kiloton met drie kiloton per jaar verminderen.

3. Herijking regelgeving

In de zogeheten herijkingsbrief van de Minister en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) van 17 oktober 2004, aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2003/2004, 29 200 XI, nr. 7) is onder andere gesteld dat het Besluit vluchtige organische stoffen Wms en de daarbij behorende uitvoeringsregelingen zo veel mogelijk zullen worden vereenvoudigd en samengevoegd. Dat zou ertoe moeten leiden dat het Besluit VOS zodanig zou worden aangepast dat de typekeuring van spuitapparatuur die bij het bedrijfsmatig spuiten van verf of lak wordt gebruikt, niet alleen zou moeten gelden voor hoogrendement-luchtspuitapparatuur, maar ook voor andere soorten spuitapparatuur. De typekeuring is gericht op het terugdringen van de emissie van VOS bij het spuiten van verf of lak.

Daarnaast zouden de regels met betrekking tot het milieucertificaat «verf- of lakspuiten» zodanig worden ingericht dat aansluiting wordt gezocht bij de Wet educatie en beroepsonderwijs1. Daardoor zou krachtens het Besluit VOS alleen nog maar hoeven te worden voorzien in het vaststellen van opleidingseisen die aan het verkrijgen van dat certificaat ten grondslag liggen. Voor het verkrijgen van dat certificaat en daarmee samenhangende organisatorische voorzieningen geldt dan het systeem van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Bij de voorbereiding van deze aangekondigde wijziging is de vraag gerezen of deze regelgeving, die een nationaal karakter heeft en dus niet gerelateerd is aan Europese regelgeving, nog wel voldoende toegevoegde waarde heeft in de vermindering van de emissie van VOS aangezien er inmiddels twee Europese richtlijnen tot stand zijn gebracht die VOS-emissies reguleren. Ook de Arbo-regelgeving stelt inmiddels eisen aan de beroepsmatige toepassing van VOS-houdende verven. In het licht van de beperking van administratieve lasten is dan ook de vraag gesteld of deze voorschriften wel in redelijke verhouding staan tot het effect van die voorschriften.

Door de leveranciers van de hoogrendement-luchtspuitpistolen is er enkele malen op gewezen dat juist zij, als leveranciers van milieuvriendelijkere spuitpistolen, speciaal voor de relatief kleine Nederlandse markt kosten moeten maken voor keuring en markering. Daarbij komt dat de technische ontwikkelingen ten aanzien van spuitapparatuur die bedrijfsmatig wordt gebruikt, zodanig zijn dat ook andere technieken aan de rendementseisen voldoen. Spuitapparatuur die op grond van andere technieken aan de rendementseisen voldoet, valt buiten het toepassingsgebied van het Besluit VOS. Anders gezegd, die andere technieken vallen niet onder het vereiste van typekeuring en het voeren van een symbool.

Daarnaast is het zo dat spuitapparatuur steeds meer computergestuurd wordt waardoor er niet of nauwelijks meer sprake is van verspilling van verf of lak bij het spuiten en mitsdien van emissie van VOS.

Zoals hierboven reeds is aangegeven, rees bij de voorbereiding van de aangekondigde wijziging van de onderhavige regelgeving, die een nationaal karakter heeft, de vraag of deze nog wel voldoende toegevoegde waarde heeft in de vermindering van de uitstoot van VOS. Immers, sinds de inwerkingtreding van deze regelgeving in 2000 zijn ter omzetting van Richtlijn 1999/13/EG van de Raad van 11 maart 1999 inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen bij bepaalde werkzaamheden en in installaties (PbEG L 85) (hierna: EG-VOS-richtlijn) het Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-Vos-richtlijn milieubeheer en enkele daarmee samenhangende wijzigingen van algemene maatregelen van bestuur krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer in werking getreden. In die besluiten zijn minimumeisen gesteld voor de emissie van VOS, waaronder bij het spuiten van verf of lak.

Voorts is inmiddels Richtlijn nr. 2004/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen, en tot wijziging van richtlijn 1999/13/EG (PbEU L 143) (hierna: Verfproductenrichtlijn) vastgesteld. Deze richtlijn is omgezet in het Besluit organische oplosmiddelen in verven en vernissen Wms2. Hoofddoel van deze richtlijn is het voorkomen of beperken van luchtvervuiling als gevolg van de bijdrage van VOS aan de vorming van troposferische ozon en het ondersteunen van het vrije verkeer van verfproducten binnen de interne markt. Daartoe worden de gehalten van VOS in verven voor decoratief gebruik bij gebouwen en autolakken aan maximale hoeveelheden gebonden. Verder moet op het bij die producten behorende etiket vermeld worden: de subcategorie van de verf en de relevante VOS-grenswaarde en het maximale gehalte VOS in g/l van de verf gereed voor gebruik. Deze ontwikkelingen, die met name bij de bron (de verf of lak) leiden tot vermindering van de emissie van VOS, zullen het effect van de regelgeving met betrekking tot de typekeuring van hoogrendement-spuitapparatuur en het milieucertificaat verf- of lakspuiten verminderen.

Thans vindt overigens in Europees verband nog onderzoek plaats om het toepassingsgebied van de Verfproductenrichtlijn uit te breiden tot andere producten.

In 2001 heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het kader van het tegengaan van de beruchte schildersziekte (organo psychosyndroom (OPS)), op grond van het Arbeidsomstandighedenbesluit regels ingevoerd inzake de toepassing van VOS-houdende verf en lijm. Die regels betekenen dat bij binnenschilderwerk alleen watergedragen verf mag worden gebruikt en voor het lijmen van parket of vloerbedekking alleen lijm mag worden toegepast die geen of zeer weinig VOS bevat.

Gezien bovenbeschreven ontwikkelingen en mede gezien de beperking van de VOS-emissie die aanvankelijk op drie kiloton was berekend, doch thans verwaarloosbaar is te achten, is besloten het Besluit VOS in te trekken.

4. Gevolgen van het intrekken van het Besluit VOS

Door de intrekking van het Besluit VOS zal de verplichte keuring van hoogrendement-luchtspuitpistolen vervallen. Deze verplichte keuring bestaat alleen in Nederland. De keuring geldt alleen voor genoemde pistolen en geldt niet voor kwalitatief mindere luchtspuitpistolen en andere verfspuitsystemen waardoor het «level playing field» voor de fabrikanten van deze spuitpistolen wordt verstoord. Door de fabrikanten van hoogrendement-luchtspuitpistolen is dan ook meer dan eens bezwaar gemaakt dat zij als leverancier van milieuvriendelijke spuitpistolen als enigen kosten moesten maken voor typekeuring en het aanbrengen van het voorgeschreven symbool.

Daarnaast wordt door het wegvallen van de verplichting met name voor de grotere bedrijven alleen typegoedgekeurde hoogrendement-luchtspuitpistolen te gebruiken de technische ontwikkeling en de toepassing van andere technieken niet langer belemmerd.

Voor bedrijven die niet onder het Besluit VOS vallen, zal de noodzaak worden weggenomen tot het bijhouden van een oplosmiddelenboekhouding om daarmee aan te kunnen tonen dat zij niet onder het Besluit VOS vallen. Dat laat onverlet dat in het kader van het Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOS-richtlijn milieubeheer en op grond van enige krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer gegeven algemene maatregelen van bestuur nog steeds een oplosmiddelenboekhouding moet worden gehouden als uitvloeisel van de EG-VOS-richtlijn.

Tot slot zal de verplichting tot het behalen van het milieucertificaat verf- of lakspuiten, die was gericht op de bewustwording van verf- of lakspuiters dat zij zodanig moeten spuiten dat een zo gering mogelijk verlies van verf of lak optreedt en daarmee de uitstoot van VOS beperkt wordt, komen te vervallen. Door het wegvallen van deze verplichte cursus zullen de opleidingsinstellingen en de toezichthouder inkomsten derven.

5. Administratieve lasten

Intrekking van het Besluit VOS en de op dat besluit en artikel 27 van de Wms gebaseerde regeling en het vervallen van een viertal op het besluit gebaseerde regelingen leiden tot een vermindering van de administratieve lastendruk. In het onderzoek «Nulmeting Administratieve lasten Ministerie VROM 2002» is de reductie van administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven voortvloeiend uit regelgeving van het Ministerie van VROM op een rij gezet. Volgens dit onderzoek leidt het Besluit VOS tot een lastendruk van € 667.200,–. De Regeling erkenning en examinering Besluit vluchtige organische stoffen Wms 2000 en de Regeling typegoedkeuring Besluit vluchtige organische stoffen Wms 2000 leiden tot een lastendruk van in totaal € 103.700,–.

Door de intrekking en het vervallen van de onderhavige regelgeving zal de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven dus met de hierboven genoemde bedragen afnemen. Het ontwerpbesluit is voor een toets betreffende de administratieve lasten toegezonden aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (ACTAL). Dit college heeft medegedeeld het ontwerpbesluit niet te zullen selecteren voor een administratieve lastentoets. Verder heeft dit college gesteld blij te zijn met de bijdrage die dit besluit oplevert in de vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

6. Notificatie

Het ontwerpbesluit is niet aan de Europese Commissie genotificeerd op grond van de notificatierichtlijn (richtlijn nr. 98/34/EG). Het gaat hier immers niet om het vaststellen van technische voorschriften, waarop artikel 8, eerste lid, eerste alinea, van die richtlijn betrekking heeft, maar om het intrekken van technische voorschriften.

7. Voorpublicatie

Het ontwerpbesluit is op grond van artikel 61, eerste lid, van de Wms voorgelegd aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal en voor inspraak in de Staatscourant van 17 januari 2005 (Stcrt. nr. 11) geplaatst, opdat een ieder zijn zienswijzen daarover kenbaar kon maken.

8. Ingekomen zienswijzen

Naar aanleiding van de voorpublicatie in de Staatscourant hebben verschillende inzenders hun zienswijzen kenbaar gemaakt.

Van de dertien door de Minister van VROM erkende opleidingsinstellingen hebben vijf Regionale Opleidingscentra (ROC’s) gesteld dat door de verplichte opleiding van verfspuiters de persoonlijke verzorging en de hygiëne van en het omgaan met materialen door de spuiter aanmerkelijk zijn verbeterd. Dat is ten goede gekomen aan het tegengaan van de schildersziekte, OPS, en is het milieu ten goede gekomen. Zij verzoeken dan ook het Besluit VOS niet in te trekken of de in dat besluit gegeven eisen voor de opleiding van spuiters onder te brengen onder de arbeidsomstandighedenregelgeving. Verder zijn zij van mening dat zij schadeloosgesteld moeten worden voor gedane investeringen wanneer het Besluit VOS wordt ingetrokken. Die investeringen zijn dan niet meer terug te verdienen. De ROC ’s hebben daarbij de suggestie gewekt dat de investeringen alleen ten behoeve van het onderhavige besluit en op voorspraak van het Ministerie van VROM zijn gedaan.

Ook VEN Raadgeving, door de Minister van VROM aangewezen als keuringsinstantie voor de typekeuring van hoogrendement-luchtspuitapparatuur en aanvankelijk in opdracht van het Ministerie van VROM tevens optredend als toezichthouder op de kwaliteit en de uitvoering van het examen en de geschiktheid van een examenruimte, claimt een schadevergoeding wegens gederfde inkomsten.

De Commissie van toezicht die ingevolge paragraaf 5 van de Regeling erkenning en examinering Besluit vluchtige organische stoffen Wms 2000 door de Minister van VROM is ingesteld voor het handhaven van de kwaliteit van het milieucertificaat, pleit voor voortzetting van het Besluit VOS. Deze commissie bestaat uit de opleidingsinstellingen en een onafhankelijk, door de Minister van VROM benoemde voorzitter. Zij is, evenals de ROC’s, van mening dat de door het Besluit VOS verplichte opleiding een grote bijdrage levert aan het tegengaan van de schildersziekte OPS.

Verder heeft een particulier beargumenteerd dat verwijzing naar de EG-VOS-richtlijn en de Verfproductenrichtlijn onterecht is daar de eerste richtlijn bij het totstandkomen van het Besluit VOS reeds bekend was en de eisen in de tweede richtlijn in Nederland reeds gelden waardoor de Verfproductenrichtlijn voor Nederland pas effect begint te krijgen in 2010. Per die datum worden de emissie-eisen voor verfproducten volgens die richtlijn aangescherpt. Hij verwacht een verhoging van de uitstoot van VOS, omdat het gebruik van hoogrendement-luchtspuitapparatuur zal afnemen. Hij memoreert ook dat in de nota van toelichting bij het Besluit VOS is aangekondigd dat dat besluit zal worden uitgebreid tot alle spuitpistolen en dat het nalaten van deze uitbreiding niet mag worden gebruikt als één van de argumenten om het Besluit VOS in te trekken. Ook mist hij de samenhang met het krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer gegeven besluit voor garageherstelinrichtingen (bedoeld is: het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer3). In dat besluit is het gebruik van hoogrendement-luchtspuitpistolen verplicht gesteld. Door het intrekken van het Besluit VOS bestaat er volgens hem geen wettelijke definitie meer voor deze pistolen. Verder verwacht hij dat de afname van de administratieve lasten wordt gecompenseerd door een hoger verfverbruik. Tot slot wijst hij naar de toenemende kans op ozon op leefniveau waardoor bij een goede zomer voor € 220 miljoen schade kan worden aangericht aan landbouwgewassen. Hij geeft dan ook in overweging het Besluit VOS niet in te trekken dan wel niet in te trekken voor 2010.

Van de zijde van de werkgeversorganisaties hebben de FOSAG (ondernemingsorganisatie voor de schilders-, onderhouds-, metaalconservering- en glasbranche) en de Metaalunie, mede namens de VOM (Vereniging voor oppervlaktetechnieken van materialen), medegedeeld dat zij ten zeerste instemmen met de intrekking van het Besluit VOS, omdat zij de verplichte markering van hoogrendement-luchtspuitapparatuur steeds hebben ervaren als in strijd te zijn met het Europees Verdrag betreffende het vrije verkeer van goederen en diensten (bedoeld is: het EG-verdrag). Verder deelden deze organisaties mede dat:

a. de steeds betere spuitapparatuur, zeker als deze computergestuurd is, zorgt voor een verwaarloosbare overspray, en

b. opleidingpakketten op het gebied van het milieu en de arbeidsomstandigheden voor de schilders inmiddels standaard in de reguliere opleiding zijn opgenomen en regelmatig worden geactualiseerd, zodat zij geen noodzaak zien de regelgeving in stand te houden. Daarbij komt dat zij de ROC’s hun opleidingen laten verzorgen naast de opleidingen die door de fabrikanten zelf worden gegeven.

Wat de opleidingeisen betreft, vindt, zo blijkt uit de reactie van de werkgeversorganisaties, voldoende zelfregulering plaats. Die zelfregulering is enerzijds noodzakelijk vanuit de Arbo-regelgeving en anderzijds in hun eigen belang (beperken van het verbruik van verf of lak uit het oogpunt van kostenbesparingen).

Daarnaast dwingt het Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOS-richtlijn milieubeheer tot het beperken van VOS-emissies bij het verf- of lakspuiten teneinde te kunnen voldoen aan de volgens dat besluit opgelegde emissiegrenswaarden voor vergunningplichtige inrichtingen. Voor meldingplichtige inrichtingen zijn specifieke eisen gegeven voor het beperken van de VOS-emissies bij het verf- of lakspuiten. Ook het Besluit organische oplosmiddelen in verven en vernissen dat strekt tot implementatie van de Verfproductenrichtlijn en voor verf- en vernisproducten in 2007 effectief wordt, draagt bij aan de vermindering van de VOS-emissies. De opmerkingen van de particulier over de effectiviteit van deze regelgeving zijn dan ook niet doorslaggevend. De omstandigheid dat de EG-VOS-richtlijn ten tijde van de inwerkingtreding van het Besluit VOS bekend was, betekende niet dat op dat moment de uit die richtlijn voortvloeiende eisen golden. Dat geen gevolg wordt gegeven aan uitbreiding van het Besluit VOS tot andere spuitapparatuur, hangt samen met het feit dat steeds meer wordt overgegaan op computergestuurde spuitapparatuur. Laatstbedoelde spuitapparatuur maakt tezamen met de Verfproductenrichtlijn de uitbreiding van het Besluit VOS overbodig.

Het ontbreken van een definitie voor hoogrendement-luchtspuitapparatuur als gevolg van het intrekken van het Besluit VOS biedt niet die onduidelijkheid waarvoor de particulier vreest. De intrekking van het Besluit VOS maakt nog niet dat de verwijzing naar dat besluit in het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer geen inhoud meer heeft. Laatstbedoeld besluit kent geen verwijzing naar het Besluit VOS. In de toelichting is slechts aangegeven dat het om hoogrendement-luchtspuitapparatuur gaat als bedoeld in het Besluit VOS. Overigens zal bij de modernisering van de krachtens de Wet milieubeheer gegeven algemene regels worden bezien of het betreffende voorschrift nog in stand moet blijven of aanpassing behoeft. De verwachting van deze particulier dat door de intrekking van het Besluit VOS meer verf gebruikt zal gaan worden dan thans het geval is, wordt niet door de opmerkingen van de betrokken branches onderschreven. Bovendien zullen die branches uit het oogpunt van arbeidsomstandigheden genoodzaakt zijn VOS-arme verfproducten te gebruiken. Van de door hem veronderstelde toenemende kans van ozon op leefniveau met de daaraan verbonden schade aan landbouwgewassen zal dan ook geen sprake zijn.

Wat de claims tot schadeloosstelling betreft, wordt opgemerkt dat deze pas aan de orde kunnen zijn als het Besluit VOS daadwerkelijk is ingetrokken. Deze claims zouden volgens de opleidingsinstellingen en VEN Raadgeving betrekking moeten hebben op:

a. gedane investeringen en

b. gederfde inkomsten.

Gedane investeringen

Volgens de opleidingsinstellingen bedragen de kosten voor de investering in een spuitcabine en verfspuitapparatuur ongeveer € 125.000,–.

Omdat de exameneisen zich richten op het milieubewust handelen rondom:

1. de aan het spuiten voorafgaande werkzaamheden,

2. het aanmaken van de juiste hoeveelheid verf of lak op de juiste viscositeit,

3. het controleren en het, zo nodig, corrigeren van de afstellingen van het spuitpistool,

4. het reinigen van de gebruikte apparatuur,

5. het verzamelen en sorteren van het ontstane afval, en

6. branche-afhankelijke aspecten,

is de aanwezigheid van spuitapparatuur niet onlogisch. Spuitapparatuur zal echter sowieso aanwezig moeten zijn, wil men invulling kunnen geven aan de opleiding tot schilder of (auto)spuiter. Daarbij komt dat de ROC’s ook in opdracht van de werkgeversorganisatie FOSAG opleidingen verzorgen. In die opleidingen komen de aspecten die betrekking hebben op het milieucertificaat verf- of lakspuiten, evenzo aan de orde.

Anders ligt dit voor de spuitcabine. Het Besluit VOS dwingt niet tot het hebben van een spuitcabine. Niet uitgesloten is dat dat wel voortvloeit uit de Arbo-regelgeving. Er is derhalve geen causaal verband tussen het intrekken van het Besluit VOS en de geopperde schade.

Gederfde inkomsten

De ROC’s stellen dat gedane investeringen in opleidingen niet meer kunnen worden terugverdiend. Gedoeld wordt op investeringen in de voorlichting naar bedrijven dat hun spuiters over het milieucertificaat verf- of lakspuiten moeten beschikken. Dit soort investeringen behoort echter tot een normaal maatschappelijk risico. Ook andere verplichte opleidingen geven geen werkgarantie voor opleidingsinstellingen die die opleidingen verzorgen. Voor het verkrijgen van leerlingen zullen de opleidingsinstellingen normaliter acquisitie moeten verrichten.

VEN Raadgeving claimt gederfde inkomsten als toezichthouder bij de uitvoering van het Besluit VOS en met name de examens. VEN Raadgeving is echter nimmer als toezichthouder aangewezen. Wel heeft VEN Raadgeving enkele achtereenvolgende opdrachten verworven voor het uitvoeren van toezicht. In 2003 is echter reeds besloten daar geen vervolg meer aan te geven.

VEN Raadgeving is daarentegen wel aangewezen als keuringsinstantie voor hoogrendement-luchtspuitapparatuur. Alle in Nederland op de markt aangeboden hoogrendement-luchtspuitapparatuur behoort inmiddels echter tot een goedgekeurd type. Het is dan ook nog maar de vraag of er nog nieuwe hoogrendement-luchtspuitapparatuur voor een typegoedkeuring aan VEN Raadgeving zal worden aangeboden, te meer daar de ontwikkeling in de bedrijfstak veel meer is gericht op computergestuurde apparatuur.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

XNoot
1

Stb. 1995, 501, laatstelijk gewijzigd Stb. 2005, 530.

XNoot
2

Stb. 2005, 632.

XNoot
3

Stb. 2000, 262, laatstelijk gewijzigd Stb. 2005, 99.

Naar boven