Besluit van 2 maart 2006, houdende wijziging van het Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid (kennis- en vaardighedentoets)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 januari 2006, nr. IBE/BO-2648943;

Gelet op de artikelen 41, vijfde lid, en 42, tweede lid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

De Raad van State gehoord (advies van 8 februari 2006, nr. W13.06.0022/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 februari 2006, nr. MEVA/BO-2660829;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onder c, wordt na «de Commissie buitenslands gediplomeerden» toegevoegd: volksgezondheid.

B

Artikel 2, eerste lid, komt te luiden:

Artikel 2

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter, tevens lid, alsmede uit minimaal twee en maximaal vier leden-deskundigen per in artikel 3 van de wet genoemd, onderscheidenlijk krachtens artikel 34 van de wet aangewezen, beroep. De leden-deskundigen zijn deskundig ter zake van de opleiding tot het desbetreffende beroep of ter zake van de uitoefening van dat beroep.

C

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

  • 1. De commissie kan bepalen dat de buitenslands gediplomeerde die beschikt over een getuigschrift dat is afgegeven door de autoriteiten van een staat die is gelegen buiten het EER-gebied, een kennis- en vaardighedentoets dient af te leggen ten behoeve van het advies, bedoeld in artikel 3.

  • 2. Onze Minister stelt per beroepsgroep een tarief vast voor de kennis- en vaardighedentoets.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde buitenslands gediplomeerde voldoet voor het afleggen van de kennis- en vaardighedentoets het in het tweede lid genoemde tarief.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 2 maart 2006

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de achtentwintigste maart 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemene toelichting

Door deze wijziging van het Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid worden regels gesteld met betrekking tot het afleggen van een kennis- en vaardighedentoets en het daarvoor in rekening te brengen tarief. Artikel 41, vijfde lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg vormt daartoe de basis.

In deze wet is in de artikelen 41 tot en met 44 een regeling opgenomen voor houders van een buitenlands getuigschrift die een artikel 3-beroep uitoefenen. Artikel 45 voorziet in een soortgelijke regeling voor houders van een buitenlands diploma die een artikel 34-beroep uitoefenen. Op grond van artikel 41, eerste lid, onderdeel b, kan de Minister deze houders in bepaalde gevallen toestaan zich te laten inschrijven in een register en dus een titel te voeren. Doorslaggevend voor de erkenning is de vakbekwaamheid van de betrokkene, niet diens bevoegdheid in een ander land. Bij de beoordeling van de vakbekwaamheid wordt gelet op een door betrokkene in het buitenland verkregen getuigschrift en op de daarnaast opgedane beroepservaring en gevolgde opleiding.

De minister kan bij de erkenning van diploma’s, behaald buiten een lidstaat van de Europese Gemeenschappen dan wel een andere overeenkomstsluitende staat, advies vragen aan de Commissie buitenslands gediplomeerden volksgezondheid. Deze commissie kan op grond van het onderhavige besluit bepalen dat de buitenslands gediplomeerde een kennis- en vaardighedentoets moet afleggen. Dit geldt zowel voor de artikel 3-beroepen als voor de artikel 34-beroepen.

Voor deze wijziging vormde de vergelijking van een in het buitenland behaalde getuigschrift met het voor het betrokken beroep in Nederland vereiste getuigschrift de basis voor het advies. Daarnaast werden de sindsdien opgedane beroepservaring en eventuele gevolgde opleidingen in de beoordeling van de vakbekwaamheid meegewogen. Echter het vergelijken van in het buitenland behaalde getuigschriften met de vereiste Nederlandse getuigschriften bleek in vele gevallen problematisch en discutabel. Ook bleek het moeilijk de na de opleiding tijdens het uitoefenen van het beroep verworven competenties te beoordelen. Op incidentele basis werd daarom reeds gebruik gemaakt van een kennis- en vaardighedentoets.

Op basis van deze wijziging zal de commissie in principe een ieder die een verzoek heeft ingediend tot afgifte van een verklaring van vakbekwaamheid een kennis- en vaardighedentoets laten afleggen. Door het afleggen van deze toets kan de kennis van een buitenslands gediplomeerde op een zo objectief mogelijke wijze worden beoordeeld. De kennis van de Nederlandse taal en kennis van het Nederlandse zorgstelsel zullen een onderdeel vormen van de kennis- en vaardighedentoets, voorzover deze onontbeerlijk zijn voor het werken binnen de gezondheidszorg. De toetsing van de taal zal als eerste plaatsvinden gezien het feit dat een gebrek aan kennis op dit gebied ook een negatieve invloed heeft op de resultaten van de toetsen die puur op vakkennis gericht zijn. De kennis- en vaardighedentoets zal leiden tot een gericht studieadvies in die gevallen waarin de betrokken gediplomeerde bij de toetsen niet over een toereikend kennis- en vaardighedenniveau blijkt te beschikken. De opzet hiervan is de overgang naar een aanvullende opleiding snel en efficiënt te laten verlopen.

Er zal gestart worden met een kennis- en vaardighedentoets voor de artsen. De toetsen voor verpleegkundigen en tandartsen zijn in ontwikkeling. Of uiteindelijk voor alle beroepen een algemene kennis- en vaardighedentoets zal worden ontwikkeld, zal afhangen van het aantal gegadigden binnen die beroepsgroep voor een toets.

Het is niet zinvol een volledig toetssysteem op te zetten en te onderhouden voor één of twee kandidaten per jaar. Voor deze beroepen zal op incidentele basis worden voorzien in een kennis- en vaardighedentoets.

Daarnaast bleek het door de diversiteit van beroepen waar een commissie voor gevormd moest worden, nodig de samenstelling van de commissie buitenslands gediplomeerden te wijzigen. Ook hierin wordt voorzien door middel van deze wijziging.

Administratieve lasten.

Deze wijziging van het Besluit buitenslands gediplomeerden heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2, eerste lid

Op grond van deze wijziging zal de commissie bestaan uit een voorzitter, evenals uit minimaal twee, maximaal vier leden-deskundigen. De omvang van de commissie kan op deze wijze worden aangepast aan de individuele behoeften per beroepsopleiding. Daarbij zal het aantal aanvragen, het aantal opleidingsinstellingen en de mogelijkheden tot afstemming binnen elke beroepsgroep een rol spelen. De leden-deskundigen dienen voorts deskundig te zijn ter zake van de opleiding of ter zake van de uitoefening van het beroep. Op deze wijze kan ook de samenstelling bij de verschillende beroepsgroepen zonodig variëren.

Artikel 3a, eerste lid

Het ingevoegde artikel 3a regelt de kennis- en vaardighedentoets. Naast het beroepsinhoudelijke deel zal de kennis- en vaardighedentoets zich ook richten op de kennis van de Nederlandse taal en de kennis van het Nederlandse zorgstelsel, omdat dat een voorwaarde is om het beroep hier goed te kunnen uitoefenen. De commissie bepaalt of degene die een verklaring van vakbekwaamheid heeft aangevraagd de kennis- en vaardigheidstoets of onderdelen daarvan moet afleggen. In principe zal de commissie iedere aanvrager met een diploma van buiten het EER-gebied een kennis- en vaardighedentoets laten afleggen. De commissie zal dit slechts niet doen, indien buiten twijfel staat dat de buitenslands gediplomeerde over de vereiste vakbekwaamheid beschikt om het betreffende beroep binnen de Nederlandse gezondheidszorg op verantwoorde wijze uit te oefenen.

Artikel 3a, tweede en derde lid

De kosten voor de kennis- en vaardighedentoets zullen per beroepsgroep verschillen. Deze kosten dienen door de buitenslands gediplomeerde voorafgaand aan de toets te worden voldaan. Dit geldt evenzo voor de buitenslands gediplomeerde aan wie op incidentele basis een kennis- en vaardighedentoets wordt voorgelegd.

Gezien het feit, dat het tarief naar verwachting met enige regelmaat zal dienen te worden bijgesteld, is er voor gekozen het tarief in een aparte ministeriële regeling vast te stellen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Naar boven