Besluit van 21 februari 2006 tot inwerkingtreding van het Besluit dualisering
gemeentelijke en provinciale medebewindsbevoegdheden
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der
Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor
Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties van 14 februari
2006, kenmerk 2006-0000030931, CZW;
Gelet op
artikel L van het Besluit dualisering
gemeentelijke en provinciale
medebewindsbevoegdheden;
Hebben goedgevonden en
verstaan:
Artikel 1
Het Besluit
dualisering gemeentelijke en provinciale medebewindsbevoegdheden treedt
in werking op 8 maart 2006, met uitzondering van artikel VII,
onderdeel B, artikel XVI, artikel XVII, onderdeel B, artikel XXVII,
onderdeel B, artikel XXX, artikel XXXVII, artikel XXXIX, artikel XLI,
artikel XLVI, artikel XLVII en artikel
XLVIII.
Artikel 2
Onze
Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties is belast
met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden
geplaatst.
’s-Gravenhage, 21
februari
2006
Beatrix
De
Minister voor
Bestuurlijke Vernieuwing en
Koninkrijksrelaties,
A. Pechtold
Uitgegeven de tweede maart 2006
De Minister van
Justitie,
J.
P.
H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
Op grond van dit koninklijk besluit treedt het
Besluit dualisering gemeentelijke en provinciale
medebewindsbevoegdheden (Stb. 2005, 574) op enkele onderdelen na in
werking op 8 maart 2006. Deze datum is gelijk aan die van de
inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentelijke
medebewindsbevoegdheden alsmede de Wet dualisering provinciale
medebewindsbevoegdheden.
De onderdelen die
niet in werking treden
betreffen:
1. De wijziging van de artikelen 45 en 47, eerste
lid, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (artikel VII,
onderdeel B) daar deze artikelen inmiddels zijn
aangepast.
2. De wijziging van artikel
C14a van het Besluit trekkende bevolking WPO (artikel XVI), de
wijziging van artikel 26k van het Inrichtingenbesluit W.V.O (artikel
XVII, onderdeel B), de wijziging van artikel 32, tweede lid, van het
Besluit infrastructuurfonds (artikel XXVII, onderdeel B), de wijziging
van artikel 5 van het Rijksreglement ontgrondingen (artikel XXX) en de
wijziging van artikel 30, eerste lid, onderdeel a, van het
Destructiebesluit 1996 (artikel XLVI), daar deze artikelen inmiddels
zijn vervallen.
3. De wijzigingen van
het Besluit advies- en meldpunten kindermishandeling (artikel XXXVII),
het Besluit gegevensverstrekking jeugdhulpverlening (artikel XXXIX),
het Besluit kwaliteitsregels jeugdhulpverlening (artikel XLI), het
Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang (artikel XLVII) en het
Vleeskeuringsbesluit (artikel XLVIII) daar deze besluiten inmiddels
zijn vervallen.
De
Minister voor
Bestuurlijke Vernieuwing en
Koninkrijksrelaties,
A. Pechtold