Besluit van 19 februari 2005 tot wijziging van enige op grond van de artikelen 8.40, 8.41 en 8.42, van de Wet milieubeheer gegeven algemene maatregelen van bestuur (inspectie vloeistofdichte vloeren)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 7 december 2004, nr. MJZ2004123167, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 8.40, 8.41 en 8.42 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 20 januari 2005, nr. W08.04.0594/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14 februari 2005, nr. MJZ2005013216, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel A van de bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling «CUR/PBV-aanbeveling 44» komt te luiden:

– CUR/PBV-aanbeveling 44: CUR/PBV-aanbeveling 44 «Beoordeling vloeistofdichtheid van vloeistofdichte voorzieningen» (vierde herziene uitgave), 2005, Stichting CUR, Gouda;.

2. De begripsbepaling «vloeistofdichte vloer of voorziening» vervalt.

3. Na de begripsbepaling «CUR/PBV-aanbeveling 44» worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

– vloeistofdichte vloer: vloer direct op de bodem die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die vloer kan komen;

– vloeistofdichte voorziening: fysieke voorziening in of direct op de bodem, niet zijnde een vloer, die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die voorziening kan komen;

– inspecteur: deskundig inspecteur als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44;.

B

Onderdeel B van de bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. Voorschrift 3.2.8 komt te luiden:

3.2.8.

a. Van een vloeistofdichte vloer die is aangelegd vóór 1 januari 1994, wordt vóór 1 oktober 2005 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

b. Van een vloeistofdichte vloer die is aangelegd tussen 1 januari 1994 en 1 maart 2005, wordt vóór 1 december 2006 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

c. Van een vloeistofdichte vloer die wordt aangelegd vanaf 1 maart 2005, wordt binnen twee jaar na de aanleg de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

d. Bij goedkeuring geeft de inspecteur een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening af. De PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening vermeldt een termijn van zes jaar waarbinnen de vloeistofdichte vloer opnieuw is beoordeeld en goedgekeurd.

e. Van een vloeistofdichte vloer wordt binnen de in onderdeel d bedoelde termijn de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

f. Na goedkeuring draagt degene die de inrichting drijft, zorg voor een jaarlijkse controle van de vloeistofdichte vloer. Deze controle vindt plaats conform bijlage D van CUR/PBV-aanbeveling 44.

g. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die vóór 1 maart 2005 is afgegeven door een inspecteur die werkzaam was bij een rechtspersoon die daartoe was gecertificeerd, is geldig tot zes jaar na de keuring.

h. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening verliest haar geldigheid indien de controle, bedoeld in onderdeel f, niet is uitgevoerd, niet overeenkomstig bijlage D van CUR/PBV-aanbeveling 44 is uitgevoerd of indien de gebreken aan de vloer die tijdens deze controle zijn geconstateerd niet zijn hersteld.

i. De rechtspersoon waarbij de inspecteur werkzaam is, is daartoe geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Tot 1 oktober 2006 wordt de inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is gecertificeerd, gelijkgesteld met een inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is geaccrediteerd.

2. Na voorschrift 3.3.1 wordt een voorschrift ingevoegd, luidende:

3.3.2.

Voorzover zij voor de inrichting zijn afgegeven, worden de PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening, het daarbij behorende inspectierapport en de documenten waaruit blijkt dat de controles, bedoeld in voorschrift 3.2.8, onderdeel f, zijn uitgevoerd, gedurende zes jaar na dagtekening bewaard.

ARTIKEL II

Het Besluit glastuinbouw wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel A van bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling «CUR/PBV-aanbeveling 44» komt te luiden:

– CUR/PBV-aanbeveling 44: CUR/PBV-aanbeveling 44 «Beoordeling vloeistofdichtheid van vloeistofdichte voorzieningen» (vierde herziene uitgave), 2005, Stichting CUR, Gouda;.

2. De begripsbepaling «vloeistofdichte vloer of voorziening» vervalt.

3. Na de begripsbepaling «CUR/PBV-aanbeveling 44» worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

– vloeistofdichte vloer: vloer direct op de bodem die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die vloer kan komen;

– vloeistofdichte voorziening: fysieke voorziening in of direct op de bodem, niet zijnde een vloer, die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die voorziening kan komen;

– inspecteur: deskundig inspecteur als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44;.

B

Onderdeel B van bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voorschrift 3.2.7 komt te luiden:

3.2.7.

a. Van een vloeistofdichte vloer die is aangelegd vóór 1 januari 1992, wordt vóór 1 oktober 2005 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

b. Van een vloeistofdichte vloer die is aangelegd tussen 1 januari 1992 en 1 maart 2005, wordt vóór 1 april 2008 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

c. Van een vloeistofdichte vloer die wordt aangelegd vanaf 1 maart 2005, wordt binnen twee jaar na de aanleg de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

d. Bij goedkeuring geeft de inspecteur een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening af. De PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening vermeldt een termijn van zes jaar waarbinnen de vloeistofdichte vloer opnieuw is beoordeeld en goedgekeurd.

e. Van een vloeistofdichte vloer wordt binnen de in onderdeel d bedoelde termijn de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

f. Na goedkeuring draagt degene die de inrichting drijft, zorg voor een jaarlijkse controle van de vloeistofdichte vloer. Deze controle vindt plaats conform bijlage D van CUR/PBV-aanbeveling 44.

g. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die vóór 1 maart 2005 is afgegeven door een inspecteur die werkzaam was bij een rechtspersoon die daartoe was gecertificeerd, is geldig tot zes jaar na de keuring.

h. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening verliest haar geldigheid indien de controle, bedoeld in onderdeel f, niet is uitgevoerd, niet overeenkomstig bijlage D van CUR/PBV-aanbeveling 44 is uitgevoerd of indien de gebreken aan de vloer die tijdens deze controle zijn geconstateerd niet zijn hersteld.

i. De rechtspersoon waarbij de inspecteur werkzaam is, is daartoe geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Tot 1 oktober 2006 wordt de inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is gecertificeerd, gelijkgesteld met een inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is geaccrediteerd.

2. Voorschrift 3.3.1 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel c vervalt.

b. De onderdelen d tot en met j worden geletterd c tot en met i.

3. Na voorschrift 3.3.1 wordt een voorschrift ingevoegd, luidende:

3.3.2.

Voorzover zij voor de inrichting zijn afgegeven, worden de PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening, het daarbij behorende inspectierapport en de documenten waaruit blijkt dat de controles, bedoeld in voorschrift 3.2.7, onderdeel f, zijn uitgevoerd, gedurende zes jaar na dagtekening bewaard.

ARTIKEL III

Het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel A van de bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling «CUR/PBV-aanbeveling 44» komt te luiden:

– CUR/PBV-aanbeveling 44: CUR/PBV-aanbeveling 44 «Beoordeling vloeistofdichtheid van vloeistofdichte voorzieningen» (vierde herziene uitgave), 2005, Stichting CUR, Gouda;.

2. De begripsbepaling «vloeistofdichte vloer of voorziening» vervalt.

3. Na de begripsbepaling «CUR/PBV-aanbeveling 44» worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

– vloeistofdichte vloer: vloer direct op de bodem die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die vloer kan komen;

– vloeistofdichte voorziening: fysieke voorziening in of direct op de bodem, niet zijnde een vloer, die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die voorziening kan komen;

– inspecteur: deskundig inspecteur als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44;.

B

Onderdeel B van de bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. Voorschrift 2.2.1 komt te luiden:

2.2.1.

1. Het repareren of het behandelen van de oppervlakte van motorvoertuigen of onderdelen van motorvoertuigen waarbij vloeistoffen vrij kunnen komen, vindt plaats boven een voorziening die in staat is vrijgekomen stoffen tijdelijk te keren, waarbij deze stoffen worden opgeruimd voordat indringing in de bodem kan plaatsvinden, of een vloeistofdichte voorziening.

2. Het wassen, deconserveren of het voorzien van een antiroestbehandeling van motorvoertuigen of onderdelen van motorvoertuigen vindt plaats boven een vloeistofdichte vloer of een vloeistofdichte voorziening.

2. Voorschrift 3.2.8 komt te luiden:

3.2.8.

a. Van een vloeistofdichte vloer die is aangelegd vóór 1 januari 1990, wordt vóór 1 oktober 2005 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

b. Van een vloeistofdichte vloer die is aangelegd tussen 1 januari 1990 en 1 maart 2005, wordt vóór 1 oktober 2006 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

c. Van een vloeistofdichte vloer die wordt aangelegd vanaf 1 maart 2005, wordt binnen twee jaar na de aanleg de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

d. Bij goedkeuring geeft de inspecteur een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening af. De PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening vermeldt een termijn van zes jaar waarbinnen de vloeistofdichte vloer opnieuw is beoordeeld en goedgekeurd.

e. Van een vloeistofdichte vloer wordt binnen de in onderdeel d bedoelde termijn de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

f. Na goedkeuring draagt degene die de inrichting drijft, zorg voor een jaarlijkse controle van de vloeistofdichte vloer. Deze controle vindt plaats conform bijlage D van CUR/PBV-aanbeveling 44.

g. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die vóór 1 maart 2005 is afgegeven door een inspecteur die werkzaam was bij een rechtspersoon die daartoe was gecertificeerd, is geldig tot zes jaar na de keuring.

h. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening verliest haar geldigheid indien de controle, bedoeld in onderdeel f, niet is uitgevoerd, niet overeenkomstig bijlage D van CUR/PBV-aanbeveling 44 is uitgevoerd of indien de gebreken aan de vloer die tijdens deze controle zijn geconstateerd niet zijn hersteld.

i. De rechtspersoon waarbij de inspecteur werkzaam is, is daartoe geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Tot 1 oktober 2006 wordt de inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is gecertificeerd, gelijkgesteld met een inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is geaccrediteerd.

3. Voorschrift 3.3.1 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel b vervalt.

b. De onderdelen c tot en met i worden geletterd b tot en met h.

4. Na voorschrift 3.3.1 wordt een voorschrift ingevoegd, luidende:

3.3.2.

Voorzover zij voor de inrichting zijn afgegeven, worden de PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening, het daarbij behorende inspectierapport en de documenten waaruit blijkt dat de controles, bedoeld in voorschrift 3.2.8, onderdeel f, zijn uitgevoerd, gedurende zes jaar na dagtekening bewaard.

ARTIKEL IV

Het Besluit jachthavens wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel A van de bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling «CUR/PBV-aanbeveling 44» komt te luiden:

– CUR/PBV-aanbeveling 44: CUR/PBV-aanbeveling 44 «Beoordeling vloeistofdichtheid van vloeistofdichte voorzieningen» (vierde herziene uitgave), 2005, Stichting CUR, Gouda;.

2. De begripsbepaling «vloeistofdichte vloer of voorziening» vervalt.

3. Na de begripsbepaling «CUR/PBV-aanbeveling 44» worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

– vloeistofdichte vloer: vloer direct op de bodem die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die vloer kan komen;

– vloeistofdichte voorziening: fysieke voorziening in of direct op de bodem, niet zijnde een vloer, die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die voorziening kan komen;

– inspecteur: deskundig inspecteur als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44;.

B

Onderdeel B van de bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. Voorschrift 3.2.10 komt te luiden:

3.2.10.

a. Van een vloeistofdichte vloer die is aangelegd vóór 1 januari 1992, wordt vóór 1 maart 2008 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

b. Van een vloeistofdichte vloer die is aangelegd tussen 1 januari 1992 en 1 maart 2005, wordt vóór 1 maart 2011 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

c. Van een vloeistofdichte vloer die wordt aangelegd vanaf 1 maart 2005, wordt binnen twee jaar na de aanleg de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

d. Bij goedkeuring geeft de inspecteur een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening af. De PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening vermeldt een termijn van zes jaar waarbinnen de vloeistofdichte vloer opnieuw is beoordeeld en goedgekeurd.

e. Van een vloeistofdichte vloer wordt binnen de in onderdeel d bedoelde termijn de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

f. Na goedkeuring draagt degene die de inrichting drijft, zorg voor een jaarlijkse controle van de vloeistofdichte vloer. Deze controle vindt plaats conform bijlage D van CUR/PBV-aanbeveling 44.

g. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die vóór 1 maart 2005 is afgegeven door een inspecteur die werkzaam was bij een rechtspersoon die daartoe was gecertificeerd, is geldig tot zes jaar na de keuring.

h. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening verliest haar geldigheid indien de controle, bedoeld in onderdeel f, niet is uitgevoerd, niet overeenkomstig bijlage D van CUR/PBV-aanbeveling 44 is uitgevoerd of indien de gebreken aan de vloer die tijdens deze controle zijn geconstateerd niet zijn hersteld.

i. De rechtspersoon waarbij de inspecteur werkzaam is, is daartoe geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Tot 1 oktober 2006 wordt de inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is gecertificeerd, gelijkgesteld met een inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is geaccrediteerd.

2. Voorschrift 3.3.1 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel c vervalt.

b. De onderdelen d tot en met j worden geletterd c tot en met i.

3. Na voorschrift 3.3.1 wordt een voorschrift ingevoegd, luidende:

3.3.2.

Voorzover zij voor de inrichting zijn afgegeven, worden de PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening, het daarbij behorende inspectierapport en de documenten waaruit blijkt dat de controles, bedoeld in voorschrift 3.2.10, onderdeel f, en voorschrift 3.2.11 zijn uitgevoerd, gedurende zes jaar na dagtekening bewaard.

ARTIKEL V

Het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel A van de bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling «CUR/PBV-aanbeveling 44» komt te luiden:

– CUR/PBV-aanbeveling 44: «Beoordeling vloeistofdichtheid van vloeistofdichte voorzieningen» (vierde herziene uitgave), 2005, Stichting CUR, Gouda;.

2. De begripsbepaling «vloeistofdichte vloer of voorziening» vervalt.

3. Na de begripsbepaling «CUR/PBV-aanbeveling 44» worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

– vloeistofdichte vloer: vloer direct op de bodem die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die vloer kan komen;

– vloeistofdichte voorziening: fysieke voorziening in of direct op de bodem, niet zijnde een vloer, die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die voorziening kan komen;

– inspecteur: deskundig inspecteur als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44;.

B

Onderdeel B van de bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. Voorschrift 3.2.5 komt te luiden:

3.2.5.

a. Van een vloeistofdichte vloer die is aangelegd vóór 1 januari 1990, wordt vóór 1 oktober 2005 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

b. Van een vloeistofdichte vloer die is aangelegd tussen 1 januari 1990 en 1 maart 2005, wordt vóór 1 oktober 2006 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

c. Van een vloeistofdichte vloer die wordt aangelegd vanaf 1 maart 2005, wordt binnen twee jaar na de aanleg de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

d. Bij goedkeuring geeft de inspecteur een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening af. De PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening vermeldt een termijn van zes jaar waarbinnen de vloeistofdichte vloer opnieuw is beoordeeld en goedgekeurd.

e. Van een vloeistofdichte vloer wordt binnen de in onderdeel d bedoelde termijn de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

f. Na goedkeuring draagt degene die de inrichting drijft, zorg voor een jaarlijkse controle van de vloeistofdichte vloer. Deze controle vindt plaats conform bijlage D van CUR/PBV-aanbeveling 44.

g. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die vóór 1 maart 2005 is afgegeven door een inspecteur die werkzaam was bij een rechtspersoon die daartoe was gecertificeerd, is geldig tot zes jaar na de keuring.

h. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening verliest haar geldigheid indien de controle, bedoeld in onderdeel f, niet is uitgevoerd, niet overeenkomstig bijlage D van CUR/PBV-aanbeveling 44 is uitgevoerd of indien de gebreken aan de vloer die tijdens deze controle zijn geconstateerd niet zijn hersteld.

i. De rechtspersoon waarbij de inspecteur werkzaam is, is daartoe geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Tot 1 oktober 2006 wordt de inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is gecertificeerd, gelijkgesteld met een inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is geaccrediteerd.

2. Voorschrift 3.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel c vervalt.

b. De onderdelen d tot en met i worden geletterd c tot en met h.

3. Na voorschrift 3.4.2 wordt een voorschrift ingevoegd, luidende:

3.4.3.

Voorzover zij voor de inrichting zijn afgegeven, worden de PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening, het daarbij behorende inspectierapport en de documenten waaruit blijkt dat de controles, bedoeld in voorschrift 3.2.5, onderdeel f, zijn uitgevoerd, gedurende zes jaar na dagtekening bewaard.

ARTIKEL VI

Het Besluit tankstations milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel I van bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling «CUR/PBV-aanbeveling 44» komt te luiden:

– CUR/PBV-aanbeveling 44: CUR/PBV-aanbeveling 44 «Beoordeling vloeistofdichtheid van vloeistofdichte voorzieningen» (vierde herziene uitgave, 2005, Stichting CUR, Gouda;.

2. Na de begripsbepaling «CUR/PBV-aanbeveling 44» worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

vloeistofdichte verharding: verharding direct op de bodem die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die verharding kan komen;

inspecteur: deskundig inspecteur als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44;.

B

In onderdeel II van bijlage I komt voorschrift 1.6 te luiden:

1.6.

a. Van een vloeistofdichte verharding als bedoeld in voorschrift 1.1., wordt vóór 1 oktober 2005 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

b. Van een vloeistofdichte verharding als bedoeld in voorschrift 1.1., die wordt aangelegd vanaf 1 maart 2005, wordt binnen twee jaar na de aanleg de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

c. Bij goedkeuring geeft de inspecteur een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening af. De PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening vermeldt een termijn van zes jaar waarbinnen de vloeistofdichte verharding opnieuw is beoordeeld en goedgekeurd.

d. Van een vloeistofdichte verharding wordt binnen de in onderdeel c bedoelde termijn de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

e. Na goedkeuring draagt degene die de inrichting drijft, zorg voor een jaarlijkse controle van de vloeistofdichte verharding. Deze controle vindt plaats conform bijlage D van CUR/PBV-aanbeveling 44.

f. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die vóór 1 maart 2005 is afgegeven door een inspecteur die werkzaam was bij een rechtspersoon die daartoe was gecertificeerd, is geldig tot zes jaar na de keuring.

g. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening verliest haar geldigheid indien de controle, bedoeld in onderdeel e, niet is uitgevoerd, niet overeenkomstig bijlage D van CUR/PBV-aanbeveling 44 is uitgevoerd of indien de gebreken aan de vloer die tijdens deze controle zijn geconstateerd niet zijn hersteld.

h. De rechtspersoon waarbij de inspecteur werkzaam is, is daartoe geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Tot 1 oktober 2006 wordt de inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is gecertificeerd, gelijkgesteld met een inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is geaccrediteerd.

ARTIKEL VII

Het Besluit textielreinigingsbedrijven milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel A van bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling «CUR/PBV-aanbeveling 44» komt te luiden:

– CUR/PBV-aanbeveling 44: CUR/PBV-aanbeveling 44 «Beoordeling vloeistofdichtheid van vloeistofdichte voorzieningen» (vierde herziene uitgave), 2005, Stichting CUR, Gouda;.

2. De begripsbepaling «vloeistofdichte vloer of voorziening» vervalt.

3. Na de begripsbepaling «CUR/PBV-aanbeveling 44» worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

– vloeistofdichte vloer: vloer direct op de bodem die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die vloer kan komen;

– vloeistofdichte voorziening: fysieke voorziening in of direct op de bodem, niet zijnde een vloer, die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die voorziening kan komen;

– inspecteur: deskundig inspecteur als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44;.

B

Onderdeel B van bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voorschrift 3.2.6 komt te luiden:

3.2.6.

a. Van een vloeistofdichte vloer die is aangelegd vóór 1 april 1990, wordt vóór 1 oktober 2005 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

b. Van een vloeistofdichte vloer die is aangelegd tussen 1 april 1990 en 1 maart 2005, wordt vóór 1 april 2007 de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

c. Van een vloeistofdichte vloer die wordt aangelegd vanaf 1 maart 2005, wordt binnen twee jaar na de aanleg de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

d. Bij goedkeuring geeft de inspecteur een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening af. De PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening vermeldt een termijn van zes jaar waarbinnen de vloeistofdichte vloer opnieuw is beoordeeld en goedgekeurd.

e. Van een vloeistofdichte vloer wordt binnen de in onderdeel d bedoelde termijn de vloeistofdichtheid beoordeeld en goedgekeurd door een inspecteur, overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44.

f. Na goedkeuring draagt degene die de inrichting drijft, zorg voor een jaarlijkse controle van de vloeistofdichte vloer. Deze controle vindt plaats conform bijlage D van CUR/PBV-aanbeveling 44.

g. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening die vóór 1 maart 2005 is afgegeven door een inspecteur die werkzaam was bij een rechtspersoon die daartoe was gecertificeerd, is geldig tot zes jaar na de keuring.

h. Een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening verliest haar geldigheid indien de controle, bedoeld in onderdeel f, niet is uitgevoerd, niet overeenkomstig bijlage D van CUR/PBV-aanbeveling 44 is uitgevoerd of indien de gebreken aan de vloer die tijdens deze controle zijn geconstateerd niet zijn hersteld.

i. De rechtspersoon waarbij de inspecteur werkzaam is, is daartoe geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Tot 1 oktober 2006 wordt de inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is gecertificeerd, gelijkgesteld met een inspecteur die werkzaam is bij een rechtspersoon die daartoe is geaccrediteerd.

2. Voorschrift 3.3.1 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel c vervalt.

b. De onderdelen d tot en met i worden geletterd c tot en met h.

3. Na voorschrift 3.3.1 wordt een voorschrift ingevoegd, luidende:

3.3.2.

Voorzover zij voor de inrichting zijn afgegeven, worden de PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening, het daarbij behorende inspectierapport en de documenten waaruit blijkt dat de controles, bedoeld in voorschrift 3.2.6, onderdeel f, zijn uitgevoerd, gedurende zes jaar na dagtekening bewaard.

ARTIKEL VIII

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 19 februari 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de derde maart 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

In het Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer, het Besluit glastuinbouw, het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer, het Besluit jachthavens, het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer, het Besluit tankstations milieubeheer en het Besluit textielreinigingsbedrijven milieubeheer zijn enkele onvolkomenheden geconstateerd. Deze hebben betrekking op de inspectie van vloeistofdichte vloeren, enkele begripsbepalingen en de activiteiten die boven een vloeistofdichte vloer of voorziening moeten worden uitgevoerd. Omdat de onvolkomenheden directe consequenties hebben voor de toepassing van deze besluiten is het noodzakelijk deze te herstellen. Met het onderhavige besluit wordt dit noodzakelijke herstel gerealiseerd.

2. Inspectie van vloeistofdichte vloeren

Degenen die inrichtingen drijven die onder de reikwijdte van genoemde besluiten vallen, zijn verplicht om op bepaalde plaatsen vloeistofdichte voorzieningen of vloeren aanwezig te hebben (het Besluit tankstations milieubeheer spreekt van vloeistofdichte verhardingen; waar deze toelichting spreekt van vloeistofdichte vloeren worden daaronder mede begrepen vloeistofdichte verhardingen, tenzij anders aangegeven). Teneinde te waarborgen dat de vloeistofdichte vloeren blijvend vloeistofdicht zijn, bepalen voornoemde besluiten dat deze regelmatig beoordeeld en goedgekeurd moeten worden. Het onderhavige besluit geeft de data aan waarop de vloeistofdichte vloeren uiterlijk op vloeistofdichtheid moeten zijn beoordeeld en goedgekeurd. Bij goedkeuring geven de inspecteurs een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening af. Deze verklaring vermeldt een termijn van zes jaar waarbinnen de vloer opnieuw moet zijn beoordeeld en goedgekeurd. De lengte van deze termijn is gerechtvaardigd omdat degenen die de inrichting drijven verplicht zijn de vloer ieder jaar (te laten) controleren. De kans dat eventuele gebreken worden ontdekt is daarmee vergroot. Deze (bedrijfsinterne) controles moeten voldoen aan bijlage D van de CUR/PBV-aanbeveling 44. Deze bijlage bevat een checklist die naar aanleiding van de controle wordt ingevuld. Ondernemers zouden ervoor kunnen kiezen ook deze controles door een inspecteur uit te laten voeren. Indien een bedrijfsinterne controle niet is uitgevoerd, niet overeenkomstig bijlage D van de CUR/PBV-aanbeveling 44 is uitgevoerd of indien daarbij geconstateerde gebreken niet zijn hersteld verliest de PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening haar geldigheid (van rechtswege).

De betrokken ondernemer die het niet eens is met de afkeuring kan een klacht indienen bij het desbetreffende inspectiebedrijf. Ieder inspectiebedrijf dient op grond van het accreditatieschema of de beoordelingsrichtlijn (deze laatste geldt voor de inspecteurs die gedurende de overgangstermijn onder certificaat blijven werken) een procedure te hebben voor het behandelen van klachten en een procedure voor het geval een klacht leidt tot een geschil of conflict.

In de vervallen voorschriften was bepaald dat alleen inspecteurs die zijn gecertificeerd door een door de Raad voor Accreditatie (RvA) erkende certificeringsinstelling, bevoegd waren tot afgifte van een dergelijke verklaring. Op grond van internationale regels1 enafspraken2 mogen certificeringsinstellingen die inspectie-instellingen certificeren echter niet geaccrediteerd worden. De RvA heeft dan ook geen enkele certificeringsinstelling hiervoor erkend. Vanwege de ontbrekende accreditaties was het voor degenen die de inrichtingen drijven niet mogelijk om te voldoen aan deze inspectieverplichting. De voorschriften in de genoemde besluiten die bepaalden dat vloeistofdichte vloeren beoordeeld en goedgekeurd moeten worden, worden dan ook aangepast. Op grond van de nieuwe voorschriften moet de rechtspersoon waarbij een inspecteur werkzaam is geaccrediteerd in plaats van gecertificeerd zijn.

In de praktijk van certificatie van inspecteurs zijn de belangrijkste normdocumenten de CUR/PBV-aanbeveling 44 en de BRL K1151. Het eerste document bevat de toetsingscriteria die de inspecteurs moeten toepassen bij het inspecteren van vloeistofdichte vloeren. Het tweede document bevat de toetsingscriteria die de certificeringsinstellingen hanteren bij het beoordelen van de inspecteurs. Met een accreditatieschema zijn deze normdocumenten tevens toepasbaar voor de accreditatie.

De voorschriften in de zeven genoemde algemene maatregelen van bestuur waren onduidelijk over de reikwijdte van de keuringsverplichtingen. Niet duidelijk was welke voorzieningen wel of niet gekeurd moeten worden. Vanwege deze onduidelijkheden is besloten in de genoemde besluiten expliciet te bepalen welke voorzieningen gekeurd moeten worden, te weten vloeistofdichte vloeren en verhardingen. Aangezien het karakter van een reparatie zich daartegen verzet, worden met het onderhavige besluit geen nieuwe verplichtingen gecreëerd. Alleen voor vloeistofdichte vloeren en verhardingen dient derhalve een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening te worden afgegeven. In het kader van de herijking van de VROM regelgeving zal nader worden bezien in hoeverre er toch een verplichting moet worden opgenomen tot regelmatige keuring van andere toegepaste vloeistofdichte voorzieningen.

3. Begripsbepalingen

De zeven genoemde algemene maatregelen van bestuur bevatten enkele definities met betrekking tot de bescherming van de bodem die niet geheel juist, onvolledig of ongewenst zijn. In de begripsbepaling «CUR/PBV-aanbeveling 44» ontbreekt de aanduiding van de versie die van toepassing is. Dit is niet gewenst omdat daarmee rechtsonzekerheid ontstaat. Voor de betrokken bedrijven en het bevoegd gezag moet duidelijk zijn welke versie van de aanbeveling van toepassing is. Bovendien ontbraken bij deze «dynamische verwijzing» de waarborgen die in de wetgevingsprocedure zijn ingebouwd. Het onderhavige besluit voorziet de desbetreffende algemene maatregelen van bestuur dan ook van een zogenaamde «statische verwijzing».

De vorige gezamenlijke begripsbepaling «vloeistofdichte vloer of voorziening» komt te vervallen. Daarvoor in de plaats komen aparte definities voor «vloeistofdichte vloer» en «vloeistofdichte voorziening». Deze definities zijn gebaseerd op de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB). Voor het opnemen van nieuwe begripsbepalingen van vloeistofdichte vloer en voorziening bestaan de volgende redenen. Op de eerste plaats maakt de oude definitie een eigen beoordeling van de vloeistofdichtheid door het bevoegd gezag onmogelijk. Volgens deze definitie was een vloer of voorziening namelijk alleen vloeistofdicht indien deze is geïnspecteerd en goedgekeurd overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Het is redelijk dat het bevoegde gezag zich in het kader van haar toezichthoudende rol verlaat op het oordeel van de inspecteur. Het is echter niet redelijk dat dit oordeel het enige middel is om de mate van vloeistofdichtheid vast te stellen. De beoordeling door de inspecteur is namelijk een momentopname. Bij onzorgvuldig gebruik kan een vloer binnen de gestelde herkeuringstermijn dermate beschadigd raken dat deze niet meer vloeistofdicht is. Door de betrokken brancheorganisaties is dan ook voorgesteld een bedrijfsinterne controle verplicht te stellen. Indien het bevoegd gezag gebreken constateert moet ze zonder verdere betrokkenheid van de inspecteur zelf daartegen kunnen optreden. Bij twijfel aan de vloeistofdichtheid zou het bevoegd gezag eventueel zelf een inspecteur kunnen inschakelen om vast te stellen of een vloer al dan niet vloeistofdicht is.

Op de tweede plaats was het op basis van de oude definitie niet mogelijk om andere dan bouwkundige voorzieningen te treffen. Volgens deze definitie moesten de vloeren en voorzieningen namelijk zijn beoordeeld en goedgekeurd overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Aangezien deze aanbeveling alleen betrekking heeft op voorzieningen die een vaste verbinding vormen met het bouwwerk waarin deze zich bevinden, zoals vloeren, wanden, rioleringen en dergelijke, werd het voor bedrijven onmogelijk gemaakt om andere vloeistofdichte voorzieningen te treffen, zoals bijvoorbeeld lekbakken. Met de reparatie wordt deze onvolkomenheid hersteld.

4. Activiteiten boven een vloeistofdichte vloer of voorziening

De NRB onderscheidt drie niveaus van bodembescherming, namelijk:

1. Een vloeistofdichte vloer of voorziening waarvoor een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening wordt afgegeven.

2. Een vloeistofdichte voorziening waarvoor geen PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening wordt afgegeven.

3. Een vloeistofkerende voorziening, in combinatie met organisatorische beheermaatregelen waarvoor ook geen PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening wordt afgegeven.

Vloeistofkerende voorzieningen zijn bijvoorbeeld niet vloeistofdicht afgevoegde betonplaten, tijdelijk toegepaste zeilen of dergelijke materialen. Deze voorzieningen moeten altijd in combinatie met organisatorische beheermaatregelen worden toegepast, zoals direct opruimen van gemorste stoffen en toepassen van absorptiematerialen. De keuze tussen vloeistofdichte vloer of voorziening met PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening, vloeistofdichte voorziening zonder zo’n verklaring of bodembeschermende voorziening of maatregel cq. vloeistofkerende voorziening of maatregel was in de desbetreffende voorschriften reeds gemaakt, afhankelijk van de activiteit die het betrof.

Voor een aantal activiteiten uit het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer hebben de betrokken brancheorganisaties, op basis van een onderzoek uitgevoerd door TNO, geconcludeerd dat de eis van een vloeistofdichte vloer in combinatie met een beoordeling en goedkeuring door een inspecteur, te zwaar is. De risico’s op bodemverontreiniging zouden bij een aantal activiteiten in voldoende mate kunnen worden afgedekt door het treffen van vloeistofkerende voorzieningen in combinatie met incidentenmanagement. Het onderhavige besluit bevat dan ook wijzigingen op het bestaande regime.

5. Overgangsregeling

Zoals gezegd werden in het kader van de vervallen voorschriften de rechtspersonen waarbij de inspecteurs werkzaam waren, gecertificeerd. Er is een overgangsregeling opgenomen voor de inspectiebedrijven. In overleg met de brancheorganisatie voor inspectiebedrijven en de RvA is vastgesteld dat de periode tot 1 oktober 2006 ruim voldoende is om de inspectiebedrijven te accrediteren. In de voorschriften is derhalve opgenomen dat de inspecteurs die werkzaam zijn bij een gecertificeerd inspectiebedrijf tot 1 oktober 2006 worden gelijkgesteld met inspecteurs die werkzaam zijn bij een geaccrediteerd inspectiebedrijf.

Verder is een overgangsregeling opgenomen ten aanzien van PBV-Verklaringen vloeistofdichte voorziening die, ondanks dat de vereiste accreditatie ontbreekt, vóór 1 maart 2005 toch zijn afgegeven. Deze blijven zes jaar geldig vanaf het moment dat de keuring is uitgevoerd.

6. Uitvoering en handhaving

In de verplichtingen voor de betrokken inrichtingen om vloeistofdichte vloeren te laten beoordelen en goedkeuren treden geen wijzigingen op. Niettemin zijn voor de uitvoering en de handhaving ten opzichte van de situatie voorafgaand aan de wijziging een aantal verschillen aan te geven. Zoals hiervoor reeds is opgemerkt kan het bevoegd gezag met de nieuwe voorschriften zelf beoordelen of de toegepaste vloer of voorziening vloeistofdicht is. Daarbij zou het bevoegd gezag een inspecteur kunnen inschakelen. Verder waren de oude voorschriften onduidelijk over het bestaan van een inspectieverplichting voor vloeistofdichte voorzieningen. Op basis van de nieuwe voorschriften is duidelijk dat alleen vloeren die volgens de besluiten vloeistofdicht moeten zijn, op vloeistofdichtheid geïnspecteerd hoeven te worden. De voorschriften zijn daarmee beter handhaafbaar geworden. Tot slot zullen de resultaten van de bedrijfsinterne controles betere aangrijpingspunten geven voor de controlerende ambtenaren. In plaats van globale visuele controles moeten op basis van het onderhavige besluit duidelijk aantoonbare controles worden uitgevoerd overeenkomstig bijlage D van de CUR/PBV-aanbeveling 44. De documenten waaruit blijkt dat de controles conform deze bijlage zijn uitgevoerd, moeten in de bedrijfsadministratie worden bewaard. Van deze registratie kan het bevoegd gezag afleiden of de controles zijn uitgevoerd, of deze voldoen aan de eisen en of daarbij geconstateerde gebreken aan de vloer zijn hersteld. Indien dat niet het geval is, dan heeft de PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening haar geldigheid verloren en kan het bevoegd gezag daartegen handhavend optreden.

7. Bedrijfseffecten en administratieve lasten

Door de invoering van vaste keuringstermijnen leidt de nieuwe regeling tot besparingen op de administratieve lasten. Met de verplichte inspecties hangen administratieve lasten samen die zijn ingeschat op EUR 1023,– per inspectie3. Deze lasten bestaan uit de kosten van de inspectie en de lasten als gevolg van het aanleveren van documentatie en het assisteren van de deskundige. Uit cijfers over de afgelopen twee jaar is afgeleid dat de gemiddelde keuringsfrequentie eens in de 1,6 jaar is. Conform het onderhavige besluit wordt deze frequentie eens in de zes jaar. Gezien het aantal bedrijven dat vloeren moet laten inspecteren, namelijk circa 70.0004, levert dat een besparing op van circa EUR 33 miljoen aan administratieve lasten per jaar5.

Tegenover deze besparing staat een relatief kleine stijging als gevolg van de hogere tarieven die de RvA hanteert in vergelijking met de tarieven van certificeringsinstellingen.

De certificeringsinstellingen hebben aangegeven dat de totale kosten van certificatie EUR 4.125,– ex BTW per jaar bedragen. Deze kosten zijn exclusief de (wettelijk verplichte) accreditatie. In het huidige systeem vindt weliswaar geen accreditatie plaats, maar om de kosten van het bestaande en het nieuwe systeem te kunnen vergelijken moet de accreditatie wel in de beschouwing worden betrokken. Volgens opgave van de RvA zullen de kosten circa EUR 4.700,– per jaar bedragen per certificeringsinstelling6. Op dit moment zijn 23 inspectiebedrijven en 2 certificeringsinstellingen actief zodat de kosten per certificaat met EUR 409,– (2 * 4700/23) verhoogd moeten worden. De totale kosten van het huidige systeem zouden daarmee per certificaat uitkomen op EUR 4.534,–.

Directe accreditatie kost EUR 8.168,– (volgens opgave van de RvA) per jaar per inspectiebedrijf (EUR 3.634,– meer dan het huidige systeem). Dat betekent dat het nieuwe systeem van directe accreditatie in totaal 23 * 3.634 = EUR 83.352,– meer kost dan het huidige systeem. Deze extra kosten kunnen worden aangemerkt als administratieve lasten.

De 23 inspectiebedrijven die met deze extra kosten geconfronteerd worden, kunnen deze naar verwachting, zonder gevolgen voor hun concurrentiepositie, doorbelasten aan de eigenaren van de vloeistofdichte vloeren. Alle inspectiebedrijven moeten immers aan dezelfde eisen voldoen en worden geconfronteerd met dezelfde kosten die de Raad voor de Accreditatie in rekening brengt. De eigenaren van de vloeistofdichte vloeren die normadressaat zijn van de onderhavige regeling, dragen dus uiteindelijk de extra kosten. Deze extra kosten zullen naar verwachting echter verwaarloosbaar klein zijn, gezien het aantal bedrijven dat vloeren moet laten inspecteren, namelijk circa 70.000.

Op 11 juni 2004 heeft Actal geadviseerd het ontwerpbesluit niet in te dienen, tenzij met zijn opmerkingen rekening is gehouden. De opmerkingen van Actal hebben betrekking op het berekenen van de lastenstijging als gevolg van het omzetten van het stelsel van certificering naar accreditatie, het verduidelijken van de opgenomen termijnen waarbinnen keuringen moeten plaatsvinden, het berekenen van de administratieve lasten bij de mogelijke alternatieven en de berekende administratieve lasten in de nulmeting.

In het voorgaande zijn de eerst genoemde opmerkingen van Actal verwerkt. De cijfers uit de nulmeting7 zullen worden bijgesteld. In overleg met Actal is namelijk vastgesteld dat bij de nulmeting is uitgegaan van uitgangspunten die naar de huidige inzichten gecorrigeerd moeten worden. Deze uitgangspunten hebben betrekking op het bepalen van de keuringsfrequentie. De correctie op de cijfers uit de nulmeting zal aan de Tweede Kamer worden gerapporteerd. Ten aanzien van de mogelijke alternatieven wordt opgemerkt dat het ten aanzien van de onderhavige reparatie te ver voert om daar uitgebreid op in te gaan. In het kader van de herijking van de regelgeving zullen alle mogelijke alternatieven nader worden onderzocht, ook op administratieve lasten.

8. Reacties naar aanleiding van de inspraakprocedure

Naar aanleiding van de publicatie van het ontwerpbesluit (Stcrt. 2004, 146) heb ik schriftelijke reacties ontvangen van: BOVAG, Focwa, Vaco, Nove, VNPI, Beta, FME/CWM, ODI/VDV, PBV, Infomil, de gemeente Haarlem, de gemeente Vorden, de Milieudienst Zuid-Holland Zuid, de gemeente Tilburg en ECO B.V. Van de binnengekomen reacties ging een aantal in op de redactie of de inhoud van de voorschriften. Naast vragen of signalen van onduidelijkheid zijn ook voorstellen gedaan voor tekstuele verbetering, verduidelijking en aanvulling. Alle voorstellen zijn met zorg geanalyseerd en, waar deze tot verbetering van het besluit strekten, omgezet in aanpassingen van het besluit.

Diverse suggesties tot aanvulling of verbetering of details daarvan zijn overgenomen. Onderstaand wordt ingegaan op enkele meer in het oog springende wijzigingen in de voorschriften als gevolg van de reacties.

Het ontwerpbesluit liet de definitie van vloeistofdichte vloer of voorziening vervallen. Daarover is opgemerkt dat dit onwenselijk is omdat de CUR/PBV-Aanbeveling 44, die geregeld wordt gewijzigd, dan de reikwijdte van de 8.40 amvb’s zou gaan bepalen. Na overleg met de brancheorganisaties is besloten de definitie te handhaven, echter wel met andere begripsomschrijvingen zodat ondernemers meer keuzevrijheid krijgen in de te treffen voorzieningen.

Het ontwerpbesluit was niet duidelijk over de reikwijdte van de keuringsverplichting. Aangezien hierover volstrekte duidelijkheid moet bestaan is het onderhavige besluit met de daarbij behorende nota van toelichting aangepast. Het besluit bepaalt nu expliciet dat alleen vloeren en verhardingen gekeurd moeten worden. Daarmee wordt duidelijk dat rioleringen en andere voorzieningen buiten de inspectieverplichting vallen.

In het ontwerpbesluit waren vaste herkeuringstermijnen opgenomen: drie jaar bij tankstations en vijf jaar bij de overige inrichtingen, waarbij ruimere termijnen golden bij vloeren aangelegd door een gecertificeerd bedrijf. Op de lengte van deze termijnen en het verschil tussen al dan niet onder certificaat aangelegde vloeren is kritiek geuit. Na heroverweging en in overleg met de brancheorganisaties zijn de herkeuringstermijnen vastgesteld op zes jaar. Bovendien is het onderscheid tussen vloeren die wel en niet door een gecertificeerd bedrijf zijn aangelegd komen te vervallen.

De verplichting voor degene die een inrichting drijft om een globale visuele inspectie van de vloeistofdichte vloer uit te voeren, was in het ontwerpbesluit komen te vervallen. Zowel het bedrijfsleven, de inspecteurs als het bevoegd gezag hebben aangegeven vast te willen houden aan de verplichting om bedrijfsinterne controles uit te voeren. Er is dan ook besloten om de verplichting in stand te laten. De frequentie van deze controles wordt echter wel in de besluiten zelf geregeld (éénmaal per jaar). Voor deze wijziging bepaalde de inspecteur de frequentie. Verder is nu, na overleg met de brancheorganisaties, geregeld dat de bedrijfsinterne controle conform bijlage D van de CUR/PBV-aanbeveling 44 moet worden uitgevoerd. Het karakter van deze controles wordt daarmee minder vrijblijvend en concreet controleerbaar.

9. Notificatie

Notificatie van nationale wettelijke voorschriften is, op grond van de richtlijnen 98/34/EG en 98/48/EG, verplicht indien deze een beperking kunnen inhouden van het vrij goederenverkeer of het vrij verrichten van elektronische diensten. Omdat uit het onderhavige besluit dergelijke beperkingen niet voortvloeien is het niet genotificeerd.

10. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I tot en met VII, onderdelen A

De CUR/PBV-aanbeveling 44 bevat de normen op basis waarvan de inspecteur vaststelt of een vloer wel of niet vloeistofdicht is, en de procedures die gevolgd moeten worden. Verder bevat deze aanbeveling een checklist voor het uitvoeren van bedrijfsinterne controles. Duidelijk is aangegeven welke versie van de CUR/PBV-aanbeveling 44 wordt bedoeld.

De definities van vloeistofdichte vloer, vloeistofdichte voorziening en vloeistofdichte verharding zijn in overeenstemming met de begripsomschrijvingen van de NRB. Met deze definities wordt een zelfstandige beoordeling van de voorziening, vloer of verharding door het bevoegd gezag mogelijk gemaakt. Op grond van de vervallen voorschriften was dit feitelijk niet mogelijk doordat de beoordeling van de vloeistofdichtheid werd overgelaten aan de inspecteur.

Met de nieuwe definities van vloeistofdichte vloer en voorziening wordt het bovendien mogelijk dat naast bouwkundige voorzieningen ook andere voorzieningen kunnen worden toegepast, zoals bijvoorbeeld een lekbak. Volgens de vervallen definitie van vloeistofdichte vloer of voorziening moesten deze zijn beoordeeld en goedgekeurd overeenkomstig CUR/PBV-aanbeveling 44. Overeenkomstig de CUR/PBV-aanbeveling 44 worden echter alleen voorzieningen beoordeeld die een vaste verbinding vormen met het bouwwerk, zoals vloeren, wanden, rioleringen. Via de begripsomschrijving van vloeistofdichte vloer of voorziening werden de mogelijkheden voor bedrijven om alternatieve, geen vaste verbinding vormende, voorzieningen te treffen dus ten onrechte teniet gedaan. Met de reparatie wordt deze onvolkomenheid hersteld.

Artikel I, II en IV tot en met VII, onderdelen B, onder 1, en artikel III, onderdeel B, onder 2

Net als de vervallen voorschriften kennen de nieuwe voorschriften verschillende tijdstippen waarop de vloeren beoordeeld en goedgekeurd moeten zijn of worden.

De termijnen zijn in de navolgende tabellen weergegeven.

Besluit bouw en houtbedrijven milieubeheer

Voorziening aangelegd

Eerste beoordeling en goedkeuring

Vervolgbeoordelingen en goedkeuringen

Voor 1 januari 1994

Voor 1 oktober 2005

Binnen 6 jaar na goedkeuring

Tussen 1 januari 1994 en

1 maart 2005

Voor 1 december 2006

Binnen 6 jaar na goedkeuring

Vanaf 1 maart 2005

Binnen 2 jaar na aanleg

Binnen 6 jaar na goedkeuring

Besluit glastuinbouw

Voorziening aangelegd

Eerste beoordeling en goedkeuring

Vervolgbeoordelingen en goedkeuringen

Voor 1 januari 1992

Voor 1 oktober 2005

Binnen 6 jaar na goedkeuring

Tussen 1 januari 1992 en

1 maart 2005

Voor 1 april 2008

Binnen 6 jaar na goedkeuring

Vanaf 1 maart 2005

Binnen 2 jaar na aanleg

Binnen 6 jaar na goedkeuring

Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer en Besluit opslag en transportbedrijven milieubeheer

Voorziening aangelegd

Eerste beoordeling en goedkeuring

Vervolgbeoordelingen en goedkeuringen

Voor 1 januari 1990

Voor 1 oktober 2005

Binnen 6 jaar na goedkeuring

Tussen 1 januari 1990 en

1 maart 2005

Voor 1 oktober 2006

Binnen 6 jaar na goedkeuring

Vanaf 1 maart 2005

Binnen 2 jaar na aanleg

Binnen 6 jaar na goedkeuring

Besluit jachthavens

Voorziening aangelegd

Eerste beoordeling en goedkeuring

Vervolgbeoordelingen en goedkeuringen

Voor 1 januari 1992

Voor 1 maart 2008

Binnen 6 jaar na goedkeuring

Tussen 1 januari 1992 en

1 maart 2005

Voor 1 maart 2011

Binnen 6 jaar na goedkeuring

Vanaf 1 maart 2005

Binnen 2 jaar na aanleg

Binnen 6 jaar na goedkeuring

Besluit tankstations milieubeheer

Verharding of vloer aangelegd

Eerste beoordeling en goedkeuring

Vervolgbeoordelingen en goedkeuringen

Voor 1 maart 2005

Voor 1 oktober 2005

Binnen 6 jaar na goedkeuring

Vanaf 1 maart 2005

Binnen 2 jaar na aanleg

Binnen 6 jaar na goedkeuring

Besluit textielreinigingsbedrijven milieubeheer

Voorziening aangelegd

Eerste beoordeling en goedkeuring

Vervolgbeoordelingen en goedkeuringen

Voor 1 april 1990

Voor 1 oktober 2005

Binnen 6 jaar na goedkeuring

Tussen 1 april 1990 en

1 maart 2005

Voor 1 april 2007

Binnen 6 jaar na goedkeuring

Vanaf 1 maart 2005

Binnen 2 jaar na aanleg

Binnen 6 jaar na goedkeuring

De PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening is gedefinieerd in de begripsbepalingen. Deze verklaring dient als bewijsmiddel dat bijvoorbeeld aan het bevoegd gezag kan worden overgelegd in het kader van een controle. De PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening vermeldt de datum tot wanneer deze geldig is. Voor deze datum dient de vloer opnieuw te zijn beoordeeld en goedgekeurd. De herkeuringstermijn is altijd zes jaar.

Na goedkeuring moet een vloeistofdichte vloer ieder jaar worden gecontroleerd door degene die de inrichting drijft. De woorden «na goedkeuring» zijn opgenomen om duidelijk te maken dat deze verplichting alleen geldt tussen twee keuringen in. De verplichting geldt dus niet vóór het moment dat de eerste beoordeling en goedkeuring door een inspecteur moet zijn uitgevoerd. Met het uitvoeren van regelmatige bedrijfsinterne controles wordt de kans vergroot dat eventuele gebreken in een vroegtijdig stadium worden ontdekt. Deze controles moeten voldoen aan bijlage D van CUR/PBV-aanbeveling 44. Ondernemers zouden ervoor kunnen kiezen ook deze controles door een inspecteur uit te laten voeren.

De PBV-Verklaringen vloeistofdichte voorziening die vóór 1 maart 2005 zijn afgegeven blijven gelden als bewijsmiddel totdat zes jaren zijn verstreken na de keuring. Deze zes jaar geldt ook in de gevallen waarbij een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening een andere termijn noemt.

De PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening verliest haar geldigheid indien degene die de inrichting drijft niet de vereiste (bedrijfsinterne) controles heeft uitgevoerd. Deze controles zijn nodig om gedurende de herkeuringstermijn (van zes jaar) regelmatig vast te stellen of er gebreken zijn aan de vloer die de vloeistofdichtheid in gevaar kunnen brengen. De controles moeten conform bijlage D van de CUR/PBV-aanbeveling 44 worden uitgevoerd. Bij geconstateerde gebreken dienen deze direct te worden hersteld.

Inspectiebedrijven krijgen tot 1 oktober 2006 de tijd om geaccrediteerd te worden. Alleen rechtspersonen kunnen geaccrediteerd worden. Daarom is bepaald dat de rechtspersoon waarbij de inspecteur werkzaam is, moet zijn geaccrediteerd. Overigens was het in het kader van de vervallen voorschriften ook al zo dat alleen de rechtspersonen gecertificeerd waren.

Artikel III, onderdeel B

Het repareren of behandelen van de oppervlakte van motorvoertuigen of onderdelen van motorvoertuigen waarbij vloeistoffen vrij kunnen komen, dienen plaats te vinden boven een voorziening die in staat is vrijgekomen stoffen tijdelijk te keren, waarbij deze stoffen worden opgeruimd voordat indringing in de bodem kan plaatsvinden (hierna: vloeistofkerende voorziening), of een vloeistofdichte voorziening. Degene die de inrichting drijft kan kiezen tussen deze voorzieningen. Voor deze voorzieningen is geen PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening vereist. Vloeistofkerende voorzieningen dienen altijd vergezeld te gaan van organisatorische maatregelen. Onder dergelijke maatregelen kan het zogenaamde incidentenmanagement worden begrepen: «good housekeeping», oftewel een goede algemene zorg met alertheid van personeel op morsen en lekkage (toezicht), en het direct opruimen daarvan. De beschikbaarheid van opruimfaciliteiten is daarbij noodzakelijk.

Het wassen, deconserveren en een antiroestbehandeling moeten altijd boven een vloeistofdichte vloer of voorziening worden uitgevoerd. Indien er sprake is van een vloeistofdichte vloer dient daarvoor een PBV-Verklaring vloeistofdichte voorziening te zijn afgegeven. Voor alle overige activiteiten die boven een vloeistofdichte vloer of voorziening moeten worden uitgevoerd blijft het huidige regime in stand. Dat betekent bijvoorbeeld dat autowrakken die nog vloeistoffen bevatten op een vloeistofdichte vloer of voorziening moeten worden geplaatst. Wat onder een autowrak moet worden verstaan is voor wat betreft het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer gedefinieerd in artikel 1 van dat besluit: «motorvoertuig op meer dan twee wielen dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer». Voor een uitleg van het begrip autowrak en het verschil tussen een autowrak en bijvoorbeeld een schadevoertuig wordt verwezen naar de nota van toelichting behorende bij het Besluit beheer autowrakken (Stb. 2002, 259).

Artikel I, II, IV, V en VII, onderdeel B, onder 2 en 3, en artikel III, onderdeel B, onder 3 en 4

Indien deze documenten zijn afgegeven dienen deze binnen de inrichting aanwezig te zijn. Het doel hiervan is om de controle door het bevoegd gezag te vergemakkelijken. Aan de hand van deze documenten kan het bevoegd gezag namelijk vaststellen of voldaan wordt aan de inspectieverplichting en de verplichting om bedrijfsinterne controles uit te (laten) voeren.

Aangezien de PBV-Verklaring zes jaar geldig is, dienen dit document, het inspectierapport en het rapport over de overeenkomstig bijlage D van CUR/PBV-aanbeveling 44 zes jaar binnen de inrichting aanwezig te zijn. Volgens het al bestaande voorschrift over het bewaren van documenten hoeven documenten slechts vijf jaar in de inrichting aanwezig te zijn. Voor genoemde documenten is daarom een apart voorschrift ingevoegd.

Het Besluit tankstations milieubeheer behoeft in dit opzicht geen wijziging, aangezien dit besluit al is voorzien van deze verplichting in voorschrift 3.1.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

XNoot
1

ISO/IEC 17025 (1999), ISO/IEC quide 61 (1996) en EN45004.

XNoot
2

Op internationaal niveau zijn er verschillende samenwerkingsverbanden waarbinnen regelmatig afspraken worden gemaakt over bijvoorbeeld de interpretatie van internationale normdocumenten, zoals de EA (European co-operation for accreditation), Ilac (International laboratory accreditation cooperation) en IAF (International accreditation forum).

XNoot
3

Gebaseerd op gegevens uit de nulmeting (Kamerstukken II, 2003/04, 29 383, nr. 11) die is uitgevoerd ten behoeve van de administratieve lasten reductie voor het Ministerie van VROM.

XNoot
4

Het aantal bedrijven is gebaseerd op gegevens afkomstig uit de nulmeting (Kamerstukken II, 2003/04, 29 383, nr. 11).

XNoot
5

Met 70.000 bedrijven, een keuringsfrequentie van eens in de 1,6 jaar en EUR 1023 aan kosten per inspectie, bedroegen de administratieve lasten op basis van de oude regeling circa EUR 45 miljoen. Op basis van de nieuwe regeling met een keuringsfrequentie van eens in de zes jaar komen de administratieve lasten uit op circa EUR 12 miljoen.

XNoot
6

Deze kosten zijn exclusief de eenmalige kosten van registratie en contributie omdat deze niet nogmaals in rekening worden gebracht bij certificeringsinstellingen die reeds beschikken over een accreditatie.

XNoot
7

Kamerstukken II, 2003/04, 29 383, nr. 11.

Naar boven