Besluit van 16 december 2005 tot wijziging van het Besluit tankstations milieubeheer (implementatie richtlijn nr. 2003/30/EG)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 27 september 2005, nr. DJZ2005187046, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op richtlijn nr. 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 mei 2003 (PbEU L 123) ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer en op de artikelen 8.40, 8.44 en 21.8 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 7 november 2005, nr. W08.05.0423/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12 december 2005, nr. DJZ2005211809, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit tankstations milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2a vervalt.

B

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid van onderdeel I Begrippen worden in de alfabetische rangschikking de volgende begrippen ingevoegd:

andere hernieuwbare brandstoffen: andere hernieuwbare brandstoffen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder c, van richtlijn 2003/30/EG;

biobrandstof: biobrandstof als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van richtlijn 2003/30/EG, waaronder in elk geval de biobrandstoffen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van richtlijn 2003/30/EG, worden verstaan;

richtlijn 2003/30/EG: richtlijn nr. 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 mei 2003 (PbEU L 123) ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer;.

2. Na voorschrift 4.1.17 wordt een voorschrift ingevoegd, luidende:

4.1.17a

Op of direct bij een afleverzuil die bestemd is voor het afleveren van brandstof waarin een hoger percentage biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen dan de grenswaarde van 5% methylvetzuur (FAME) of bio-ethanol is bijgemengd, wordt duidelijk zichtbaar de volgende tekst vermeld: «Deze brandstof bevat meer dan 5% biobrandstoffen en is niet geschikt voor motorvoertuigen die voor het gebruik daarvan niet zijn uitgerust».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 16 december 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de zevenentwintigste december 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Op 8 mei 2003 is richtlijn nr. 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer (PbEU L 123) vastgesteld (hierna: richtlijn 2003/30/EG).

Richtlijn 2003/30/EG heeft tot doel het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen (duurzaam geproduceerde waterstof) te bevorderen (artikel 1). Biobrandstoffen zijn alle brandstoffen van organische oorsprong. Voorbeelden zijn bio-ethanol (van suikerbieten) voor benzineauto’s en biodiesel (zoals veresterde koolzaadolie) voor dieselauto’s. Het gebruik van biobrandstoffen draagt bij aan de vermindering van de broeikasgasemissie van verkeer, de enige sector waar deze emissie nog toeneemt en naar verwachting blijft toenemen zonder toepassing van klimaatneutrale brandstoffen. Bij verbranding van biobrandstoffen komt weliswaar CO2 vrij, maar deze CO2 is eerder door planten vastgelegd. Hierdoor neemt de netto CO2-emissie af. Een ander voordeel van de introductie van biobrandstoffen is het feit dat dit Nederland en Europa minder afhankelijk maakt van olie-import en daarmee bijdraagt aan een verbetering van de voorzieningszekerheid. Ook betekent de afname van gewassen en restproducten uit de voedingsindustrie als grondstof voor biobrandstof een steun in de rug voor de landbouwsector.

2. Inhoud van het besluit

Met het onderhavige besluit wordt slechts een gedeelte van richtlijn 2003/30/EG geïmplementeerd. Het onderhavige besluit strekt tot wijziging van het Besluit tankstations milieubeheer. Dit is nodig omdat het rijden op brandstof waarin meer dan 5% biobrandstof is bijgemengd in niet daartoe uitgeruste auto’s, schade aan de motor kan aanbrengen. Bij tankstations moet dus duidelijk worden aangegeven wanneer brandstof wordt aangeboden waarin meer dan 5% biobrandstoffen is bijgemengd. Als gevolg van de technologische vooruitgang zijn de meeste momenteel in de Europese Unie in het verkeer zijnde voertuigen in staat zonder probleem een brandstofmengsel te gebruiken dat voor een klein percentage bestaat uit biobrandstoffen.

Het daadwerkelijk stimuleren van het gebruik van biobrandstoffen is geen onderwerp van regeling van dit besluit, maar vindt plaats door een verlaging van de accijns voor brandstof waarin biobrandstof is bijgemengd. Hiertoe is het hoofdstuk VA Bijzondere regeling voor biobrandstoffen in het Belastingplan 2006 opgenomen. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2006 de accijns voor deze brandstof zal worden verlaagd. De ervaring leert dat verlaging van de accijns op een brandstof het gebruik van die brandstof stimuleert.

De richtlijn had op 31 december 2004 moeten zijn omgezet in nationaal recht.

3. Handhaafbaarheid

Het Besluit tankstations milieubeheer wordt gehandhaafd door de gemeenten. Zij zijn het bevoegd gezag ten aanzien van tankstations die onder de algemene regels krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer vallen. Overtreding van regels op grond van dit artikel levert een economisch delict op. De voorgeschreven kenmerking van de afleverzuilen zijn erop gericht te waarborgen dat degene die brandstof afneemt, de voor zijn voertuig geschikte brandstof tankt. De spontane naleving van dit voorschrift zal overigens zeer hoog zijn. De kans is namelijk zeer klein dat voor 2011 een brandstof met meer dan 5% biobrandstoffen verkrijgbaar zal zijn bij tankstations, omdat richtlijn 2003/30/EG pas vanaf 2011 voorschrijft een hoger percentage dan 5% biobrandstoffen te stimuleren.

4. Administratieve lasten

De administratieve lasten zitten in het informatievoorschrift dat aan de tankstations wordt opgelegd. Immers, de tankstations zullen bij hun pompen duidelijk moeten maken of de betreffende pomp de in het voorschrift bedoelde biobrandstof verstrekt. Overigens zijn dit eenmalige kosten die beperkt zijn.

Het ontwerpbesluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten. Dit college heeft besloten het ontwerpbesluit niet te selecteren voor die toetsing.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

A

In artikel 2a van het Besluit tankstations milieubeheer werd bepaald dat het besluit niet van toepassing was op tankstations van het wegverkeer type B, indien de inrichting of een onderdeel daarvan was ingericht voor de opslag van vuurwerk. Om te verzekeren dat voorschrift 4.1.17a op alle tankstations van toepassing is, vervalt artikel 2a. Dit heeft echter niet tot gevolg dat voor elk tankstation dat is ingericht of waarvan een onderdeel is ingericht voor de opslag van vuurwerk, de voorschriften uit de vergunning niet meer zouden gelden. Gelet op artikel 1, onderdeel b, j° artikel 1, onderdeel c, ten eerste, van het Besluit tankstations milieubeheer moet een dergelijke inrichting worden aangemerkt als tankstation van het wegverkeer type A. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit tankstations milieubeheer dient een tankstation van het wegverkeer type A zowel aan de voorschriften uit bijlage I bij het besluit als aan de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden, te voldoen. Daarnaast is het Vuurwerkbesluit van toepassing op de opslag en verkoop van vuurwerk en de tot omgevingsobjecten aan te houden afstand.

B

Het Besluit tankstations milieubeheer geeft onder meer inrichtingseisen voor tankstations, waaronder voor de afleverzuilen ofwel benzinepompen. In het eerste lid van onderdeel I Begrippen van bijlage I behorende bij het Besluit tankstations milieubeheer wordt een aantal definities uit richtlijn 2003/30/EG ingevoegd. Deze zijn nodig om de verplichting van artikel 3, vijfde lid, van richtlijn 2003/30/EG om bepaalde biobrandstoffen te kenmerken te implementeren. Aangesloten wordt bij de in de richtlijn opgenomen omschrijvingen. Onder biobrandstof verstaat de richtlijn vloeibare of gasvormige transportbrandstof van plantaardige oorsprong. Als zodanig zijn op de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit volgens de richtlijn in ieder geval aan te merken:

a. bio-ethanol: voor gebruik als biobrandstof bestemd ethanol dat gewonnen is uit biomassa en/of de biologisch afbreekbare afvalfractie;

b. biodiesel: voor gebruik als biobrandstof bestemd methylester van plantaardige of dierlijke olie van dieselkwaliteit;

c. biogas: voor gebruik als biobrandstof bestemd brandstofgas dat gewonnen is uit biomassa en/of uit de biologisch afbreekbare afvalfractie en dat gezuiverd kan worden tot aardgaskwaliteit, of houtgas;

d. biomethanol: voor gebruik als biobrandstof bestemd methanol dat gewonnen is uit biomassa;

e. biodimethylether: voor gebruik als biobrandstof bestemde dimethylether die gewonnen is uit biomassa;

f. bioETBE (ethyl-tertiair-butylether): op basis van bio-ethanol geproduceerde ETBE. Het volumepercentage bioETBE dat als biobrandstof wordt gerekend, bedraagt 47%;

g. bioMTBE (methyl-tertiair-butylether): een op basis van biomethanol geproduceerde brandstof. Het volumepercentage bioMTBE dat als biobrandstof wordt gerekend, bedraagt 36%;

h. synthetische biobrandstoffen: synthetische koolwaterstoffen of mengsels van synthetische koolwaterstoffen die gewonnen zijn uit biomassa;

i. biowaterstof: voor gebruik als biobrandstof bestemde waterstof die gewonnen is uit biomassa en/of uit de biologisch afbreekbare afvalfractie;

j. onvermengde, ofwel pure plantaardige olie (PPO): door persing, extractie of soortgelijke procédés uit oliehoudende planten gewonnen olie, natuurlijk of geraffineerd, doch chemisch ongewijzigd, die beantwoordt aan de motortypen en de emissievoorschriften daarvoor.

In voorschrift 4.1.17a van Bijlage I behorende bij het Besluit tankstations milieubeheer is bepaald dat indien in brandstof meer dan 5% biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen wordt bijgemengd, dit vermeld dient te worden op of nabij de afleverzuil. Onder andere hernieuwbare brandstoffen verstaat de richtlijn andere hernieuwbare brandstoffen dan biobrandstoffen, die afkomstig zijn van hernieuwbare energiebronnen als omschreven in richtlijn nr. 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt (PBEG L 283) en voor vervoersdoeleinden gebruikt worden.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Transponeringstabel

Artikel(lid) EG-besluit

 

Implementatie Nederlandse regelgeving

Art. 1: doelstelling bevordering biobrandstoffen

 

Behoeft geen implementatie.

Art. 2, lid 1: definities

 

Eerste lid van onderdeel I Begrippen van bijlage I behorende bij het Besluit tankstations milieubeheer.

Art. 2, lid 2: niet-limitatieve opsomming van biobrandstoffen

 

Behoeft geen implementatie.

Art. 3, lid 1: zorg voor aanbod biobrandstoffen en vaststelling referentiewaarden voor indicatieve streefcijfers

 

Hoofdstuk VA van het Belastingplan 2006.

Art. 3, lid 2: vorm van ter beschikking te stellen biobrandstoffen

 

Hoofdstuk VA van het Belastingplan 2006.

Art. 3, lid 3: maatregelen voor de naleving van communautaire emissie-eisen bij niet-aangepaste voertuigen in geval van bijmenging van dieselbrandstof

 

Behoeft geen implementatie.

Art. 3, lid 4: bij de maatregelen rekening houden met de volledige klimaat- en milieubalans van de verschillende soorten biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen

 

Behoeft geen implementatie.

Art. 3, lid 5: verplichte kenmerking van verkooppunten

 

Voorschrift 4.1.17a van bijlage I, behorende bij het Besluit tankstations milieubeheer en vervallen van artikel 2a.

Art. 4, lid 1: verslaglegging aan de Commissie

 

Behoeft geen implementatie.

Art. 4, lid 2: opstellen evaluatieverslag door Commissie

 

Behoeft geen implementatie.

Art. 5: aanvulling door Commissie van genoemde biobrandstoffen

 

Behoeft geen implementatie.

Art. 6, lid 1: instelling Comité

 

Behoeft geen implementatie.

Art. 6, lid 2 en 3: nadere voorschriften voor het Comité

 

Behoeft geen implementatie.

Art. 7, lid 1: implementatieverplichting voor 31 december 2004

 

Behoeft geen implementatie.

Art. 7, lid 2: toezending implementatieregelgeving aan de Commissie

 

Behoeft geen implementatie.

Art. 8: inwerkingtreding van de richtlijn

 

Behoeft geen implementatie.

Art. 9: adressaat van de richtlijn

 

Behoeft geen implementatie.


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 januari 2006, nr. 7.

Naar boven