Wet van 17 november 2005 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 ten behoeve van meer keuzevrijheid voor de scholen bij de inrichting van de onderwijstijd

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs, scholen voor speciaal onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs, scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs meer ruimte krijgen de onderwijstijd vast te stellen met inachtneming van een minimumaantal uren onderwijs over een periode van acht aaneensluitende schooljaren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8, zevende lid, komt te luiden:

  • 7. Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat:

    a. de leerlingen in beginsel binnen een tijdvak van 8 aaneensluitende schooljaren de school kunnen doorlopen;

    b. de leerlingen in 8 schooljaren ten minste 7520 uren onderwijs ontvangen, met dien verstande dat de leerlingen in de eerste 2 schooljaren ten minste 3520 uren onderwijs en in de laatste 6 schooljaren ten minste 3760 uren onderwijs ontvangen, en aan de leerlingen in de laatste 6 schooljaren ten hoogste 7 weken van het schooljaar 4 dagen per week onderwijs wordt gegeven, die evenwichtig zijn verdeeld over het schooljaar, bij een schoolweek van in beginsel niet minder dan 5 dagen onderwijs, en

    c. de onderwijsactiviteiten evenwichtig over de dag worden verdeeld.

B

In artikel 50, tweede volzin, wordt «krachtens artikel 8, zevende lid, aanhef en onder a» vervangen door: krachtens artikel 8, zevende lid, aanhef en onder b.

C

In artikel 57, tweede volzin, wordt «krachtens artikel 8, zevende lid, aanhef en onder a» vervangen door: krachtens artikel 8, zevende lid, aanhef en onder b.

ARTIKEL II

De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar in een tijdvak van 8 schooljaren ten minste 7520 uren onderwijs ontvangen, met dien verstande dat de leerlingen in de eerste 2 schooljaren ten minste 3520 uren onderwijs en in de laatste 6 schooljaren ten minste 3760 uren onderwijs ontvangen. Het onderwijs aan leerlingen jonger dan 4 jaar omvat ten minste 880 uren per schooljaar en aan leerlingen ouder dan 12 jaar ten minste 1000 uren per schooljaar. Aan de leerlingen in de laatste 6 schooljaren wordt ten hoogste 7 weken van het schooljaar 4 dagen per week onderwijs gegeven, die evenwichtig zijn verdeeld over het schooljaar, bij een schoolweek van in beginsel niet minder dan 5 dagen onderwijs.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. De onderwijsactiviteiten worden evenwichtig over de dag verdeeld.

B

In artikel 12 wordt «van artikel 11, vierde en, voor zover het betreft het aantal uren onderwijs, vijfde lid» vervangen door: van artikel 11, vierde lid, eerste twee volzinnen.

ARTIKEL III

De Wet medezeggenschap onderwijs 1992 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6, onder d, komt te luiden:

d. vaststelling van de schoolgids voor zover het niet betreft de vaststelling van de onderwijstijd;.

B

In artikel 9 vervalt aan het slot van onderdeel e «en», wordt de punt aan het slot van onderdeel f vervangen door een puntkomma gevolgd door «en», en wordt na onderdeel f een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

g. vaststelling van de onderwijstijd.

C

Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 5. Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 9, onderdeel g, wordt niet genomen dan na raadpleging van de ouders.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

's-Gravenhage, 17 november 2005

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de negenentwintigste december 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Kamerstuk 29 733

Naar boven