Besluit van 22 december 2005 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en van enige andere besluiten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 21 november 2005, nr. WDB 2005-00736 M, gedaan mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 38 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de artikelen 11, tweede lid, 39, tweede en derde lid, en 55, zesde lid, van de Wet op de huurtoeslag, de artikelen 13 en 34, derde lid, van de Huisvestingswet, artikel 3, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, artikel 70c, tweede lid, van de Woningwet, de artikelen 24, tweede lid, en 29, eerste en tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, de artikelen 25, 34 en 35 van de Wet op de rechtsbijstand, de artikelen 11, eerste lid, 20, eerste lid, en 28e, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de artikelen 3, 12, eerste lid, 20, eerste lid, en 31e, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, en artikel 35a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet;

De Raad van State gehoord (advies van 1 december 2005);

Gezien van het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 5 december 2005;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. WIJZIGING VAN HET UITVOERINGSBESLUIT ALGEMENE WET INKOMENSAFHANKELIJKE REGELINGEN

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt «aan artikel 38a» vervangen door: aan de artikelen 38 en 38a.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a. Informatieverstrekking aan de Belastingdienst/Toeslagen

Aan de Belastingdienst/Toeslagen worden desgevraagd, zo mogelijk langs elektronische weg, gegevens verstrekt die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van de wet. De volgende gegevens worden daarbij verstrekt onder vermelding van het sociaal-fiscaalnummer van degene op wie de gegevens betrekking hebben:

a. voor zover het de toekenning van huurtoeslagen betreft: door de verhuurder, gegevens inzake het huurcontract, waaronder in elk geval begrepen de huurprijs van de woning;

b. voor zover het de toekenning van kinderopvangtoeslagen betreft: door het kindercentrum, het gastouderbureau of de gastouder, gegevens inzake het kinderopvangcontract, waaronder in elk geval begrepen de uurprijs voor de kinderopvang en het aantal kinderen en uren waarvoor kinderopvang wordt genoten;

c. voor zover het de toekenning van zorgtoeslagen betreft: door de zorgverzekeraar, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet, gegevens inzake de zorgverzekering.

HOOFDSTUK 2. WIJZIGING VAN ANDERE BESLUITEN

Afdeling A

MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

ARTIKEL II. HUURSUBSIDIEBESLUIT

Het Huursubsidiebesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel a, komt te luiden:

a. wet: Wet op de huurtoeslag;.

B

Hoofdstuk 2 wordt vervangen door:

HOOFDSTUK 2. BIJZONDERE GEVALLEN
Artikel 2
  • 1. Op verzoek blijft voor de toepassing van artikel 2 van de wet, van artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de op die artikelen berustende bepalingen voor zover het betreft het toekennen van een huurtoeslag, een huurder, diens partner of een medebewoner buiten beschouwing indien:

    a. hij langer dan een jaar op een ander adres verblijft dan het adres waarop hij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, en

    b. sprake is van een bijzondere omstandigheid.

  • 2. Als een bijzondere omstandigheid als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt aangemerkt een verblijf in:

    a. een verpleeghuis;

    b. een psychiatrische inrichting;

    c. een penitentiaire inrichting.

Artikel 2a
  • 1. Op verzoek blijft voor de toepassing van artikel 2 van de wet, van artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de op die artikelen berustende bepalingen voor zover het betreft het toekennen van een huurtoeslag, een partner of medebewoner buiten beschouwing indien sprake is van een verzorgingsbehoefte bij de huurder, diens partner of een medebewoner.

  • 2. Het eerste lid geldt uitsluitend ten aanzien van de partner of medebewoner die met het oog op de verzorgingsbehoefte van de huurder of van hemzelf op hetzelfde woonadres als de huurder staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en is van toepassing indien:

    a. de verzorgingsbehoefte blijkt uit een verklaring van een indicatieorgaan als bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

    b. het voordeel uit sparen en beleggen als bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 over het berekeningsjaar van de in het eerste lid bedoelde buiten beschouwing te laten persoon, niet meer bedraagt dan € 3498 en

    c. het gezamenlijke toetsingsinkomen van de huurder, diens partner en de medebewoners, met inbegrip van de in het eerste lid bedoelde buiten beschouwing te laten persoon, niet meer bedraagt dan € 38.375.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt geen rekening gehouden met de verzorgingsbehoefte van een minderjarige eerstegraads bloed- of aanverwant in de neergaande lijn.

  • 4. Artikel 27, vierde lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing op de in het tweede lid, onderdelen b en c, vermelde bedragen, waarbij ten aanzien van het in het tweede lid, onderdeel c, vermelde bedrag het resultaat naar boven wordt afgerond op een veelvoud van € 25.

Artikel 2b
  • 1. Op verzoek blijven bij de toepassing van artikel 7, eerste en tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen voor zover het betreft het toekennen van een huurtoeslag, de navolgende bestanddelen van het toetsingsinkomen buiten beschouwing:

    a. afkoopsommen van ouderdoms- of nabestaandenpensioen die in het berekeningsjaar niet meer bedragen dan het bedrag dat is opgenomen in artikel 32, vijfde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet;

    b. nabetalingen van inkomsten als bedoeld in afdeling 3.3 en 3.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

    c. wezenuitkeringen die met toepassing van artikel 49 van de Algemene nabestaandenwet aan een ander dan de wettelijke vertegenwoordiger van het kind betaalbaar zijn gesteld;

    d. afkoopsommen op grond van de Liquidatiewet ongevallenwetten;

    e. verhogingen op grond van artikel 10 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 9 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten of artikel 22 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering voorzover het bedrag van de verhoging niet hoger is dan het in artikel 6.24, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 genoemde drempelbedrag voor buitengewone uitgaven vóór toepassing van de in die bepaling genoemde correcties op dat bedrag.

  • 2. Indien sprake is van een nabetaling die over de berekeningsjaren waarop deze nabetaling betrekking heeft gemiddeld meer dan € 2300 per jaar bedraagt, vindt het eerste lid, onderdeel b, uitsluitend toepassing indien over de berekeningsjaren waarop de nabetaling betrekking heeft minder huurtoeslag zou worden genoten dan indien de betrokken inkomsten niet als nabetaling zouden zijn uitbetaald.

  • 3. Indien de belanghebbende gedurende het gehele berekeningsjaar een partner heeft, wordt het in het eerste lid, onderdeel e, bedoelde drempelbedrag voor buitengewone uitgaven verdubbeld.

Artikel 2c
  • 1. Een verzoek als bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, 2a, eerste lid, en 2b, eerste lid, kan worden gedaan tot het tijdstip dat de toekenning van de huurtoeslag over het desbetreffende berekeningsjaar onherroepelijk is geworden.

  • 2. Een verzoek als bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, 2a, eerste lid, en 2b, eerste lid, onderdelen c en e, wordt geacht mede te zijn gedaan voor op het berekeningsjaar volgende berekeningsjaren.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «Onze Minister» vervangen door: de Belastingdienst/Toeslagen.

b. In onderdeel c wordt «huursubsidie» vervangen door: een huurtoeslag.

2. In het derde lid, onderdeel c, vervalt: op de peildatum.

3. In het vierde lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Belastingdienst/Toeslagen.

D

Hoofdstuk 5 wordt vervangen door:

HOOFDSTUK 5. PRESTATIENORMERING
Artikel 7
  • 1. Het tarief, bedoeld in artikel 39, tweede lid, van de wet, bedraagt € 450.

  • 2. De bijdrage, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de wet, wordt niet ingevorderd als deze € 2275 of minder zou bedragen.

  • 3. Een krachtens artikel 39, eerste lid, van de wet verschuldigde financiële bijdrage wordt ingevorderd door Onze Minister.

  • 4. Onze Minister zendt een aanmaning om binnen een vastgestelde termijn van ten minste vier weken na dagtekening van de aanmaning de verschuldigde financiële bijdrage te voldoen indien burgemeester en wethouders in gebreke blijven de door hen verschuldigde financiële bijdrage binnen de daarvoor gestelde termijn te voldoen.

  • 5. De invordering van de verschuldigde financiële bijdrage, vermeerderd met de kosten van aanmaning en invordering, kan zonder rechterlijke tussenkomst geschieden bij dwangbevel indien burgemeester en wethouders ook na aanmaning in gebreke blijven.

  • 6. De betekening en tenuitvoerlegging van het dwangbevel geschieden door de belastingdeurwaarder, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel j, van de Invorderingswet 1990, en door de ontvanger, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990, met toepassing van de artikelen 13 en 14 van de Invorderingswet 1990.

  • 7. Zolang de ontvanger met de zorg voor de invordering is belast, kan hij een vordering doen op grond van artikel 19 van de Invorderingswet 1990, alsmede verrekenen op grond van artikel 24 van die wet.

  • 8. De ontvanger kan, zolang hij met de zorg voor de invordering is belast, onder door hem te stellen voorwaarden aan burgemeester en wethouders voor een bepaalde tijd bij beschikking uitstel van betaling verlenen. Gedurende het uitstel wordt de dwanginvordering geschorst. Het uitstel kan tussentijds bij beschikking worden beëindigd.

  • 9. Met betrekking tot het verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel is artikel 17 van de Invorderingswet 1990 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in dat artikel in plaats van «de ontvanger die het dwangbevel heeft uitgevaardigd» telkens moet worden gelezen: de met de tenuitvoerlegging van het dwangbevel belaste ontvanger.

  • 10. De kosten van aanmaning en verdere invordering worden berekend op de voet van de Kostenwet invordering rijksbelastingen. De artikelen 6 en 7 van de Invorderingswet 1990 zijn van overeenkomstige toepassing.

E

Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit op de huurtoeslag.

ARTIKEL III. BESLUIT BEHEER SOCIALE-HUURSECTOR

Het Besluit beheer sociale-huursector wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 13, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. «Huursubsidiewet» wordt vervangen door: Wet op de huurtoeslag.

2. «rekeninkomen als bedoeld in artikel 3 van die wet» wordt vervangen door: de gezamenlijke toetsingsinkomens, bedoeld in artikel 8 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, die in aanmerking worden genomen voor het bepalen van de draagkracht, bedoeld in artikel 7 van die wet.

3. «huursubsidie in de zin van artikel 1, onderdeel e, van die wet» wordt vervangen door: een huurtoeslag in de zin van artikel 1, onderdeel e, van de Wet op de huurtoeslag.

B

In artikel 14 wordt «Huursubsidiewet» vervangen door: Wet op de huurtoeslag.

ARTIKEL IV. BESLUIT HUURPRIJZEN WOONRUIMTE

In artikel 2 van het Besluit huurprijzen woonruimte wordt «Huursubsidiewet» vervangen door: Wet op de huurtoeslag.

ARTIKEL V. HUISVESTINGSBESLUIT

Het Huisvestingsbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8, tweede lid, wordt:

a. «Huursubsidiewet» vervangen door: Wet op de huurtoeslag;

b. «rekeninkomen als bedoeld in artikel 3 van die wet» vervangen door: de gezamenlijke toetsingsinkomens, bedoeld in artikel 8 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, die in aanmerking worden genomen voor het bepalen van de draagkracht, bedoeld in artikel 7 van die wet;

c. «huursubsidie in de zin van artikel 1, onderdeel e, van die wet» vervangen door: een huurtoeslag in de zin van artikel 1, onderdeel e, van de Wet op de huurtoeslag.

B

In artikel 12, eerste lid, onderdeel b, wordt na «Huursubsidiewet» ingevoegd: dan wel de Wet op de huurtoeslag.

ARTIKEL VI. BESLUIT PRESTATIENORMERING HUURSUBSIDIE

Het Besluit prestatienormering huursubsidie wordt ingetrokken.

ARTIKEL VII. BESLUIT VANGNETREGELING HUURSUBSIDIE

Het Besluit vangnetregeling huursubsidie wordt ingetrokken.

Afdeling B

MINISTERIE VAN JUSTITIE

ARTIKEL VIII. BESLUIT GEBRUIK SOFI-NUMMER WBP

In artikel 4, onderdeel c, van het Besluit gebruik sofi-nummer Wbp wordt «Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer met het oog op de uitvoering van de Wet individuele huursubsidie,» vervangen door: de Belastingdienst/Toeslagen met het oog op de uitvoering van de Wet op de huurtoeslag en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer met het oog op de uitvoering van.

ARTIKEL IX. VRIJSTELLINGSBESLUIT WBP

Artikel 14 van het Vrijstellingsbesluit Wbp wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, het tweede lid, onderdeel d, en het derde lid, onderdeel e, wordt «huursubsidie» vervangen door: een huurtoeslag.

2. In het derde lid, onderdeel b, wordt «voormalig huurder» vervangen door: voormalig huurder en diens partner.

3. In het vijfde lid wordt «van huursubsidie» vervangen door «van een huurtoeslag» en wordt «de huursubsidie» vervangen door: de huurtoeslag.

ARTIKEL X. BESLUIT DRAAGKRACHTCRITERIA RECHTSBIJSTAND

In artikel 6, onderdeel d, van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand wordt «Huursubsidiewet» vervangen door: Wet op de huurtoeslag.

ARTIKEL XI. BESLUIT FINANCIËLE TOEVOEGINGSGRENZEN

In artikel 6, onderdeel d, van het Besluit financiële toevoegingsgrenzen wordt «Huursubsidiewet» vervangen door: Wet op de huurtoeslag.

Afdeling C

MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

ARTIKEL XII. BESLUIT EX ARTIKEL 11 WET BUITENGEWOON PENSIOEN ZEELIEDEN-OORLOGSSLACHTOFFERS

In artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van het Besluit ex artikel 11 Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt «individuele huursubsidie» vervangen door: huurtoeslag.

ARTIKEL XIII. BESLUIT TOT UITVOERING VAN ARTIKEL 12 DER WET BUITENGEWOON PENSIOEN 1940–1945

In artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van het Besluit tot uitvoering van artikel 12 der Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 wordt «individuele huursubsidie» vervangen door: huurtoeslag.

ARTIKEL XIV. INKOMENSBESLUIT WETTEN BUITENGEWOON PENSIOEN

In artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van het Inkomensbesluit wetten buitengewoon pensioen wordt «huursubsidie» vervangen door: huurtoeslag.

HOOFDSTUK 3. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL XV. OVERGANGSRECHT HUURSUBSIDIEBESLUIT

Indien de huurder uiterlijk op 30 november 2005 een aanvraag tot toekenning van huursubsidie als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Huursubsidiewet, of een verzoek als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van die wet, zoals die bepalingen laatstelijk luidden vóór de inwerkingtreding van de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, heeft ingediend en die aanvraag respectievelijk dat verzoek betrekking heeft op het tijdvak dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005 of een daaraan voorafgaand subsidietijdvak, wordt die aanvraag respectievelijk dat verzoek afgedaan overeenkomstig het Huursubsidiebesluit, zoals dat laatstelijk luidde vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL XVI. OVERGANGSRECHT BESLUIT VANGNETREGELING HUURSUBSIDIE

  • 1. Voorzover een aanvraag tot toekenning van een bijzondere bijdrage in de huurlasten als bedoeld in artikel 26b, eerste lid, van de Huursubsidiewet, zoals dat laatstelijk luidde vóór de inwerkingtreding van de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, betrekking heeft op het tijdvak dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005, wordt voor de toepassing van het Besluit vangnetregeling huursubsidie:

    a. in de artikelen 7, vijfde lid, aanhef, 8, tweede lid, onderdeel c, en derde lid, aanhef, 9, vierde lid, onderdeel a, van dat besluit en in de bijlage, in het onderdeel, getiteld «Accountantsverklaring», en onder 4, onderdeel a, van het onderdeel, getiteld «Accountantsprotocol» bij dat besluit voor «het subsidiejaar» gelezen: het tijdvak dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005;

    b. in de artikelen 7, vijfde lid, onderdeel b, en 8, derde lid, onderdeel b, voor «per subsidiejaar» gelezen: over het tijdvak dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005;

    c. in de artikelen 8, tweede lid, onderdeel d, en 9, derde lid, onderdeel b, voor «in het betreffende subsidiejaar» gelezen: in het tijdvak dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005.

  • 2. Indien de huurder uiterlijk op 28 februari 2006 een aanvraag tot toekenning van een bijzondere bijdrage in de huurlasten als bedoeld in artikel 26b, eerste lid, van de Huursubsidiewet, of een verzoek als bedoeld in artikel 26g, eerste lid, van die wet, zoals die bepalingen laatstelijk luidden vóór de inwerkingtreding van de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, heeft ingediend en die aanvraag respectievelijk dat verzoek betrekking heeft op het tijdvak dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005 of een daaraan voorafgaand bijdragetijdvak wordt die aanvraag respectievelijk dat verzoek afgedaan overeenkomstig het Besluit vangnetregeling huursubsidie, zoals dat laatstelijk luidde vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

  • 3. Indien burgemeester en wethouders een aanvraag als bedoeld in artikel 26f, tweede lid, van de Huursubsidiewet, zoals dat laatstelijk luidde vóór de inwerkingtreding van de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, hebben ingediend die betrekking heeft op het tijdvak dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005 of een daaraan voorafgaand bijdragetijdvak, wordt die aanvraag afgedaan overeenkomstig het Besluit vangnetregeling huursubsidie, zoals dat laatstelijk luidde vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL XVII. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2006, met dien verstande dat de artikelen XV en XVI van dit hoofdstuk terugwerken tot en met 1 juli 2005.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 22 december 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Uitgegeven de zevenentwintigste december 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Met de voorgestelde wijziging van het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) wordt uitvoering gegeven aan de in artikel 38 van de Awir opgenomen bevoegdheid bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen inzake de informatieverstrekking aan de Belastingdienst/Toeslagen die noodzakelijk is voor de uitvoering van de wet. Voorts wordt het Huursubsidiebesluit gewijzigd. Daarbij wordt, naast de wijziging van de citeertitel van dit besluit in «Besluit op de huurtoeslag», in de nieuwe artikelen 2, 2a, 2b en 2c uitvoering gegeven aan de regeling van artikel 55 van de Wet op de huurtoeslag (hierna: Wht), waarbij het hardheidsclausulebeleid bij langdurig verblijf buitenshuis, op het inkomen en in verzorgingssituaties, zoals dat bestaat per 31 december 2005, limitatief wordt vastgelegd. De Belastingdienst/Toeslagen past deze bepaling op verzoek van de huurder toe. Is reeds eerder met succes een beroep op de hardheidsclausule gedaan, dan stuurt de Belastingdienst/Toeslagen belanghebbenden een samen met het aanvraagformulier in te vullen bijlage. Ook indien niet reeds eerder een beroep op de hardheidsclausule is gedaan, maar het de Belastingdienst/Toeslagen anderszins bekend is dat de belanghebbende in aanmerking komt voor toepassing van het hardheidsclausulebeleid, kan de Belastingdienst/Toeslagen de belanghebbende hierop attenderen. In de gevallen waarin sprake is van een periodieke uitkering, zoals bijvoorbeeld een toeslag op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, wordt – zolang men aan de voorwaarden blijft voldoen – het verzoek om toepassing van het hardheidsclausulebeleid automatisch gecontinueerd.

Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat het hardheidsclausulebeleid ook kan zien op nieuwe gevallen die tot de op 31 december 2005 bestaande uitzonderingscategorieën kunnen worden gerekend en waarbij pas in 2006 of later voor het eerst huurtoeslag wordt aangevraagd. Naast de hiervoor genoemde regeling in het Besluit op de huurtoeslag is in artikel 47 van de Awir een structurele regeling getroffen, op grond waarvan bij ministeriële regeling voor groepen van gevallen bepaalde vermogensbestanddelen buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Aan artikel 47 Awir wordt uitvoering gegeven in de Uitvoeringsregeling Awir. De op 31 december 2005 bestaande uitzonderingscategorieën op het meerderjarigheidsvereiste in de voorheen geldende Huursubsidiewet (op basis van artikel 26, eerste lid, onderdeel c) hebben reeds een wettelijke grondslag gekregen in artikel 10, tweede lid, van de Awir. Daarnaast wordt een groot aantal (technische) wijzigingen in diverse uitvoeringsbesluiten voorgesteld die rechtstreeks het gevolg zijn van de introductie van de Awir en de Aanpassingswet Awir en de uitvoering van de motie Verburg c.s. (Kamerstukken II 2004/05, 29 274, nr. 33), waarbij de termen «huursubsidie», «Huursubsidiewet» en, zoals ook hiervoor reeds is aangegeven, «Huursubsidiebesluit» worden gewijzigd in respectievelijk «huurtoeslag», «Wet op de huurtoeslag» en «Besluit op de huurtoeslag». Voorts wordt het enig overgebleven artikel van het Besluit prestatienormering huursubsidie (artikel 3) ondergebracht in het Besluit op de huurtoeslag (artikel 7). Hiermee kan het Besluit prestatienormering huursubsidie worden ingetrokken. Voorts wordt het Besluit vangnetregeling huursubsidie ingetrokken nu hoofdstuk 4A. Bijzondere bijdrage in de huurlasten van de voorheen geldende Huursubsidiewet is komen te vervallen. Voor de berekening van de tegemoetkoming op grond van de Awir en de Wht wordt uitgegaan van het actuele inkomen gedurende het berekeningsjaar. Een daling van het actuele inkomen ten opzichte van het rekeninkomen (t-1) is dan niet meer aan de orde.

Administratieve lasten en financiële effecten voor de begroting

Voor de met dit wijzigingsbesluit gepaard gaande administratieve lasten en financiële effecten voor de begroting kan worden verwezen naar het algemeen deel van de memorie van toelichting bij het voorstel van wet (Kamerstukken II 2004/05, 29 764, nr. 3).

Artikelsgewijs

Hoofdstuk 1. Wijziging van het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, artikel I, onderdelen A en B

Artikel 1 Reikwijdte en definitie

Met de wijziging van artikel 1 wordt de reikwijdte van het besluit uitgebreid. Het Uitvoeringsbesluit Awir geeft daarmee ook uitvoering aan artikel 38 van de wet.

Artikel 1a Informatieverstrekking aan de Belastingdienst/Toeslagen

Met het nieuwe artikel 1a wordt uitvoering gegeven aan de in artikel 38 van de wet opgenomen bevoegdheid om bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wie aan de Belastingdienst/Toeslagen informatie dient te verstrekken die van belang is voor de uitvoering van de wet en op welke wijze die gegevensverstrekking plaatsvindt.

De toeslagenregelingen kennen relatief eenvoudige grondslagen waarvan het recht op toeslag afhankelijk is. Huishoudsamenstelling en inkomens zijn van belang voor alle toeslagen. De huur is daarnaast van belang voor de huurtoeslag, een verplichte verzekering voor de zorgtoeslag en de kosten van kinderopvang voor de kinderopvangtoeslag. Gegevens over deze grondslagen berusten bij derden als verhuurders, verzekeraars en kinderopvanginstellingen. Aanlevering van deze gegevens aan de Belastingdienst/Toeslagen door de bronnen van deze gegevens maakt enerzijds een nagenoeg sluitende controle mogelijk op de rechtmatigheid van de verstrekte toeslagen en biedt anderzijds de mogelijkheid de dienstverlening aan belanghebbenden te optimaliseren. Zo kunnen bij aanlevering door de verhuurders van de jaarlijkse huurverhogingen de lopende voorschotten ambtshalve op de nieuwe huur worden afgestemd.

Op verzoek van de Belastingdienst/Toeslagen worden de gegevens, zo mogelijk op elektronische wijze, aan de dienst verstrekt onder vermelding van het sociaal-fiscaalnummer van degene op wie de gegevens betrekking hebben.

In onderdeel a is geregeld dat voor de toekenning van de huurtoeslag de verhuurder de gegevens inzake het huurcontract moet verstrekken, waarbij in ieder geval wordt vermeld wat de huurprijs van de woning is.

In onderdeel b is geregeld dat voor de toekenning van de kinderopvangtoeslag gegevens moeten worden verstrekt die betrekking hebben op het kinderopvangcontract, waarbij in ieder geval wordt vermeld hoe hoog de uurprijs voor de kinderopvang is en het aantal kinderen en uren waarvoor kinderopvang wordt genoten. Deze gegevens worden opgevraagd bij het kindercentrum, het gastouderbureau of de gastouder. De gegevens over bijdragen van de werkgever in de kosten van kinderopvang als bedoeld in de Wet kinderopvang worden reeds ingevolge artikel 59, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen door de werkgever in de loonaangifte vermeld. Om die reden is deze categorie gegevens niet opgenomen in onderdeel b.

Ingevolge onderdeel c dient de zorgverzekeraar gegevens te verstrekken inzake de zorgverzekeringsovereenkomst. De Belastingdienst/Toeslagen krijgt weliswaar van het College voor zorgverzekeringen de informatie die nodig is om de zorgtoeslag te kunnen uitvoeren, zoals informatie of al dan niet een zorgverzekering is afgesloten, maar het kan voorkomen dat aanvullende informatie nodig is van de verzekeraar zelf. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie waarin de informatie van de belanghebbende niet overeenkomt met de opgave van het College voor zorgverzekeringen. De onderhavige bepaling strekt ertoe het voor de Belastingdienst/Toeslagen mogelijk te maken deze aanvullende informatie bij de verzekeraar op te vragen.

Hoofdstuk 2. Wijziging van andere besluiten, Afdeling A Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de artikelen II. Huursubsidiebesluit, onderdelen A, C, en E, III. Besluit beheer sociale-huursector, IV. Besluit huurprijzen woonruimte, V. Huisvestingsbesluit, Afdeling B Ministerie van Justitie, Afdeling C Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

De wijzigingen in de artikelen 1, onderdeel a, 3, eerste lid, aanhef en onderdeel c, derde lid, onderdeel c, en vierde lid, en 16 van het Huursubsidiebesluit, de artikelen 13, eerste lid, en 14 van het Besluit beheer sociale-huursector, artikel 2 van het Besluit huurprijzen woonruimte, de artikelen 8, tweede lid, en 12, eerste lid, onderdeel b, van het Huisvestingsbesluit, artikel 4, onderdeel c, van het Besluit gebruik sofi-nummer Wbp, artikel 14, eerste lid, tweede lid, onderdeel d, derde lid, onderdelen b en e, en vijfde lid van het Vrijstellingsbesluit Wbp, artikel 6, onderdeel d, van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand, artikel 6, onderdeel d, van het Besluit financiële toevoegingsgrenzen, artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van het Besluit ex artikel 11 Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van het Besluit tot uitvoering van artikel 12 der Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, en in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van het Inkomensbesluit wetten buitengewoon pensioen vloeien voort uit de inwerkingtreding van de Awir, de Aanpassingswet Awir en de uitvoering van de motie Verburg c.s.

Hoofdstuk 2. Wijziging van andere besluiten, Afdeling A Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, artikel II. Huursubsidiebesluit, onderdeel B

Artikel 2 Hardheidsclausulebeleid ten aanzien van partner en medebewoners bij langdurig verblijf buitenshuis

Ingevolge artikel 2, eerste lid, kan een huurder, diens partner of een medebewoner die in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) staat ingeschreven voor de toekenning van de huurtoeslag buiten beschouwing blijven als hij vanwege een bijzondere omstandigheid langer dan een jaar elders verblijft. Op grond van het tweede lid wordt als zo’n bijzondere omstandigheid aangemerkt een verblijf in een verpleeghuis, een psychiatrische inrichting of een penitentiaire inrichting.

Artikel 2a Hardheidsclausulebeleid bij verzorgingsbehoefte

Ingevolge artikel 2a kan een partner of medebewoner voor de toekenning van de huurtoeslag buiten beschouwing worden gelaten als in het huishouden sprake is van een verzorgingssituatie. Hiermee wordt gedoeld op de situatie dat een huurder, partner of medebewoner thuis wordt verzorgd en zonder deze zorg niet thuis zou kunnen wonen. De verzorgde kan de huurder zelf zijn of een partner of medebewoner, maar in alle gevallen wordt de partner of medebewoner buiten beschouwing gelaten voor de toepassing van de Wht, de Awir en de op die wetten berustende bepalingen voor het toekennen van een huurtoeslag. Dit brengt met zich mee dat deze partner of medebewoner niet meetelt voor de bewoningssituatie (artikel 2 van de Wht), dat het inkomen/vermogen van deze partner of medebewoner niet meetelt voor de vaststelling van de draagkracht (artikel 7 van de Awir) en dat de partner derhalve niet meetelt voor toepassing van de aansprakelijkheidsbepaling.

Het doel van deze uitzondering is te bevorderen dat gehandicapten/zorgbehoevenden zo lang mogelijk zelfstandig (thuis) kunnen blijven wonen waardoor opname in een verpleeginstelling kan worden voorkomen. Het betreft hier bijvoorbeeld een huurder die zijn gehandicapte partner verzorgt.

In het tweede lid zijn de voorwaarden opgenomen waaraan cumulatief moet worden voldaan om voor toepassing van artikel 2a in aanmerking te komen. Allereerst dient, om de zorgbehoefte aan te tonen, een rapportage te worden overgelegd van een onafhankelijk indicatieorgaan waaruit blijkt dat sprake is van een indicatie voor de functie verblijf (artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en het daarop gebaseerde artikel 2g van het Besluit zorgaanspraken AWBZ). Dit is geregeld in onderdeel a. Deze verklaringen worden verstrekt door het Centrum Indicatiestelling Zorg (hierna: CIZ). De indicatiestelling door het CIZ is in beginsel kosteloos en zal meestal deel uitmaken van een bredere zorgvraag. Een dergelijke verklaring wordt eens in de vijf jaar gevraagd.

De uitzondering is bedoeld voor bijzonder harde situaties; daarom worden in onderdeel b en c als nadere voorwaarde maximum inkomens- en vermogengrenzen gehanteerd. In navolging van de systematiek zoals die in artikel 7, derde lid, van de Awir is neergelegd, is de vermogenstoets geformuleerd als een maximumbedrag van € 3498 dat de buiten beschouwing te laten persoon als voordeel uit sparen en beleggen in de zin van artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 over het berekeningsjaar heeft genoten.

In artikel 2a, tweede lid, onderdeel c, is geregeld dat het gezamenlijke toetsingsinkomen, inclusief het inkomen van de (partner of) medebewoner die verzorgt of verzorgd wordt niet hoger mag zijn dan € 38.375. Komt het toetsingsinkomen boven dit bedrag, dan valt de verzorgingssituatie buiten de uitzondering.

In het derde lid is nog bepaald dat de uitzondering niet geldt voor een verzorgingsbehoeftig eigen kind dat jonger is dan 18 jaar, omdat tot die leeftijd de normale onderhoudsplicht van de ouders geldt.

In het vierde lid is geregeld dat de grenzen, bedoeld in artikel 2a, tweede lid, onderdelen b en c, jaarlijks worden geïndexeerd op basis van de tabelcorrectiefactor zoals die wordt gebruikt in de inkomstenbelasting. Daarbij wordt de in het tweede lid, onderdeel c, opgenomen inkomensgrens naar boven afgerond op een veelvoud van € 25.

Artikel 2b Hardheidsclausulebeleid op inkomen

In artikel 2b van het Besluit op de huurtoeslag wordt een vijftal situaties geregeld waarin specifieke inkomensbestanddelen geheel of gedeeltelijk buiten beschouwing kunnen worden gelaten voor het bepalen van het toetsingsinkomen:

Artikel 2b, eerste lid, onderdeel a Pensioenafkoop

Artikel 2b, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit op de huurtoeslag regelt dat een afkoopsom van een ouderdoms- of nabestaandenpensioen waarvan de uitkering in het berekeningsjaar niet meer bedraagt dan het bedrag dat is opgenomen in artikel 32, vijfde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet (thans € 355,33), voor het bepalen van het toetsingsinkomen buiten beschouwing wordt gelaten. Op basis van de Pensioen- en spaarfondsenwet heeft zowel het Pensioenfonds als de verzekeraar de mogelijkheid zonder toestemming van de rechthebbende het recht tot afkoop van het pensioen. Dit betreft vooral ouderen die vroeger relatief weinig gewerkt hebben en hierdoor slechts een klein pensioen hebben opgebouwd. Bij de beoordeling van een aanvraag tot toepassing van dit hardheidsclausulebeleid maakt het overigens niet uit of de afkoop opgelegd is of dat de belanghebbende hierom heeft verzocht. De afkoop van een klein pensioen kan zowel een nabestaanden- als ouderdomspensioen betreffen. Mogelijk komt een dergelijke afkoop vaker per huishouden en per persoon voor; zolang het bedrag van de afzonderlijke pensioenen niet boven het grensbedrag uitgaat, kunnen deze bedragen buiten beschouwing worden gelaten.

Artikel 2b, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid Nabetaling

In artikel 2b, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit op de huurtoeslag is geregeld dat bij het bepalen van het toetsingsinkomen een nabetaling ontvangen in het berekeningsjaar buiten beschouwing kan worden gelaten.

Het betreft hier bijvoorbeeld uitkeringen die (al dan niet na een procedure) als een bedrag ineens worden uitgekeerd. Uitgangspunt is dat een nabetaling over eerdere jaren buiten beschouwing wordt gelaten als het uitblijven van de betaling in eerdere jaren per saldo niet tot meer huurtoeslag heeft geleid dan het éénmalig verlies aan huurtoeslag door de nabetaling. In artikel 2b, tweede lid, van het Besluit op de huurtoeslag is geregeld dat bij nabetalingen van bedragen die gemiddeld per jaar waarover is nabetaald boven de € 2.300 bruto per jaar zijn, er moet worden teruggerekend. Er moet dan een berekening worden gemaakt van de huurtoeslag zoals die geweest zou zijn als de betalingen in de juiste jaren waren gedaan. Als uit deze berekening blijkt dat men over eerdere jaren in totaal meer huurtoeslag zou hebben ontvangen dan men eenmalig mist als gevolg van de nabetaling, dan mag de nabetaling níet buiten beschouwing worden gelaten. Als de totaal teveel ontvangen huurtoeslag over de eerdere jaren lager is dan het eenmalige nadeel, mag de nabetaling wel buiten beschouwing worden gelaten.

Nabetalingen met een bedrag van € 2.300 bruto per jaar of minder mogen zonder meer buiten beschouwing gelaten worden. Hiervoor is gekozen, omdat bij toebedeling aan eerdere jaren in deze gevallen geen aanzienlijke verschillen in huurtoeslag worden geconstateerd.

Artikel 2b, eerste lid, onderdeel c Wezenuitkering

Artikel 2b, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit op de huurtoeslag bepaalt dat uitkeringen verstrekt aan wezen die aan een ander dan de wettelijke vertegenwoordiger van het kind ter beschikking worden gesteld, buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Op grond van artikel 26 van de Algemene nabestaandenwet (Anw) hebben wezen recht op een wezenuitkering. Op grond van artikel 49 van de Anw is de uitvoerende instantie (de Sociale Verzekeringsbank) bevoegd om de wezenuitkering aan een ander ter beschikking te stellen. Het komt voor dat de voogdij van wezen bij het overlijden van de ouders wordt opgedragen aan een Stichting bureau jeugdzorg. De wezenuitkering komt dan tot het bereiken van de 18-jarige leeftijd van de wezen ook ter beschikking van die stichting. Over dit inkomen kan noch door de huurder noch door de wezen worden beschikt. Dit inkomen mag voor het bepalen van het toetsingsinkomen voor de berekening van de huurtoeslag buiten beschouwing gelaten worden. Bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar krijgen wezen zelf de beschikking over de uitkering. De uitkering moet dan wel worden meegenomen voor de berekening van de huurtoeslag.

Artikel 2b, eerste lid, onderdeel d Afkoopsom in het kader van de Liquidatiewet ongevallenwetten

Artikel 2b, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit op de huurtoeslag regelt dat de afkoopsom verstrekt in het kader van de Liquidatiewet ongevallenwetten niet meetelt voor het bepalen van het toetsingsinkomen. In artikel 18 van de Liquidatiewet ongevallenwetten is geregeld dat degene die een uitkering ontving op basis van die wet en de 65-jarige leeftijd bereikt, in verband met de invoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Wao) in 1967 een afkoopsom met een verplicht karakter wordt toegekend. Dit geldt alleen voor mensen die al in 1967 een uitkering ontvingen en nu nog 65 moeten worden.

Artikel 2b, eerste lid, onderdeel e, en derde lid Toeslagen op grond van de Waz, Wajong en de Wao

Artikel 2b, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit op de huurtoeslag bepaalt dat inkomenstoeslagen voor oppas en verzorging op grond van artikel 10 Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz), artikel 9 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en artikel 22 van de Wao bij het bepalen van het toetsingsinkomen (gedeeltelijk) buiten beschouwing worden gelaten.

Het gaat in deze gevallen om een verhoging van de uitkering bij hulpbehoevendheid, zoals tegemoetkoming in kosten van oppas en verzorging, en om een aanvulling op invaliditeitspensioen voor mensen die continue verzorging nodig hebben. Als hiervan sprake is, wordt de toeslag buiten beschouwing gelaten tot een maximum van het in artikel 6.24, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 genoemde drempelbedrag voor buitengewone uitgaven (dit is het minimum drempelbedrag voor aftrek buitengewone lasten bij aangifte inkomstenbelasting) vóór de in die bepaling genoemde vermindering met de standaardpremie en vermeerdering met de zorgtoeslag. Met het hanteren van dit drempelbedrag kan de toeslag slechts gedeeltelijk buiten beschouwing worden gelaten, waarmee wordt voorkomen dat een dubbel voordeel ontstaat. Dit dubbel voordeel zou kunnen ontstaan indien een bedrag zowel aftrekbaar is voor het bepalen van het verzamelinkomen als voor de vaststelling van het toetsingsinkomen (op basis waarvan de huurtoeslag wordt bepaald). In het derde lid van artikel 2b is geregeld dat het in het eerste lid, onderdeel e, genoemde drempelbedrag voor buitengewone uitgaven wordt verdubbeld indien de belanghebbende gedurende het gehele berekeningsjaar een partner heeft.

Artikel 2c

In artikel 2c, eerste lid, van het Besluit op de huurtoeslag is bepaald dat een verzoek om toepassing van een hardheidsclausule als bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, 2a, eerste lid, en 2b, eerste lid, van dat besluit gedaan kan worden gedaan tot het tijdstip waarop de toekenning van de huurtoeslag over het desbetreffende berekeningsjaar onherroepelijk is geworden.

In artikel 2c, tweede lid, van het Besluit op de huurtoeslag is bepaald dat een verzoek om toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, 2a, eerste lid, en 2b, eerste lid, onderdelen c en e, van dat besluit wordt geacht mede te zijn gedaan voor op het berekeningsjaar volgende berekeningsjaren. Uiteraard moet een wijziging van omstandigheden die van invloed is op de toepassing van de hardheidsclausule aan de Belastingdienst/Toeslagen worden gemeld. Hiermee wordt de continueringsgedachte gestalte gegeven, die betreffende het aanvragen van (onder meer) huurtoeslag reeds is verwoord in artikel 15, vierde lid, van de Awir. Een verzoek als bedoeld in artikel 2b, eerste lid, onderdelen a, b en d, van het Besluit op de huurtoeslag kan geen betrekking hebben op opvolgende berekeningsjaren. Het zijn immers eenmalige uitkeringen.

Hoofdstuk 2. Wijziging van andere besluiten, Afdeling A Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, artikelen II. Huursubsidiebesluit, onderdeel D, en VI. Besluit prestatienormering huursubsidie

Zoals blijkt uit het algemeen gedeelte van deze nota van toelichting wordt het voorheen geldende artikel 3 van het Besluit prestatienormering huursubsidie thans opgenomen in artikel 7 van het Besluit op de huurtoeslag. Artikel 7, eerste en tweede lid, van het Besluit op de huurtoeslag komt overeen met het voorheen geldende artikel 3, eerste en tweede lid, van het Besluit prestatienormering huursubsidie. In artikel 7, derde tot en met tiende lid, van het Besluit op de huurtoeslag is in feite uitgeschreven wat in het voorheen geldende artikel 3, derde lid, van het Besluit prestatienormering huursubsidie werd geregeld met een verwijzing naar artikel 37 van de Huursubsidiewet. De tekst van artikel 7, derde tot en met tiende lid, van het Besluit op de huurtoeslag komt dan ook overeen met de tekst van artikel 37 van de Huursubsidiewet, zoals dat laatstelijk luidde vóór de inwerkingtreding van de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, althans wat betreft de door burgemeester en wethouders verschuldigde financiële bijdrage.

De wijziging in het opschrift van hoofdstuk 5 loopt hierbij mee (artikel II, onderdeel D). Daarmee kan het Besluit prestatienormering huursubsidie worden ingetrokken (artikel VI).

Het voorheen geldende artikel 7 van het Huursubsidiebesluit is van rechtswege komen te vervallen. Immers, de basis van die bepaling, artikel 46 van de Huursubsidiewet, is komen te vervallen. De wettelijke basis voor informatieverstrekking in het regime van de Awir is thans opgenomen in artikel 38, eerste lid, van de Awir. Aan deze delegatie is thans uitvoering gegeven in artikel 1a van het Uitvoeringsbesluit Awir.

Hoofdstuk 2. Wijziging van andere besluiten, Afdeling A Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, artikel VII. Besluit vangnetregeling huursubsidie

Artikel VII regelt de intrekking van het Besluit vangnetregeling huursubsidie. Dit hangt samen met het feit dat hoofdstuk 4A. Bijzondere bijdrage in de huurlasten van de voorheen geldende Huursubsidiewet per 1 september 2005 is komen te vervallen.

Hoofdstuk 3. Overgangs- en slotbepalingen, artikelen XV en XVI

Nu op 1 januari 2006 huurtoeslag zal worden uitgekeerd op basis van de Awir en daarmee de voorheen geldende Huursubsidiewet en de daaronder ressorterende lagere regelgeving in grote mate worden gewijzigd en aangepast aan eerstgenoemde wet, is overgangsrecht van toepassing. Daarbij is het de bedoeling dat oude aanvragen/verzoeken volgens het oude recht worden afgedaan, zulks met inachtneming van het feit dat bij de toepassing van de Awir wordt uitgegaan van een berekeningsjaar van 1 januari tot en met 31 december in plaats van subsidiejaren van 1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar. Het laatste (subsidie)tijdvak op basis van de Huursubsidiewet en de daaronder ressorterende lagere regelgeving, zoals die laatstelijk luidden vóór de inwerkingtreding van de (Aanpassingswet) Awir respectievelijk het onderhavige besluit, loopt van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005.

In het in artikel XV opgenomen overgangsrecht voor het Huursubsidiebesluit wordt expliciet bepaald dat indien de huurder uiterlijk op 30 november 2005 een aanvraag tot toekenning van huursubsidie als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Huursubsidiewet, of een verzoek als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van die wet, zoals die bepalingen laatstelijk luidden vóór de inwerkingtreding van de Aanpassingswet Awir, heeft ingediend en die aanvraag respectievelijk dat verzoek betrekking heeft op het tijdvak dat loopt van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005 of een daaraan voorafgaand subsidietijdvak, die aanvraag respectievelijk dat verzoek wordt afgedaan overeenkomstig het Huursubsidiebesluit, zoals dat laatstelijk luidde vóór de inwerkingtreding van dit besluit. Dit geldt mutatis mutandis voor de toepassing van de zogenoemde vangnetregeling (vgl. het in artikel XVI, tweede lid opgenomen overgangsrecht Besluit vangnetregeling huursubsidie).

Een soortgelijke bepaling is te vinden in het in artikel XVI, derde lid, opgenomen overgangsrecht Besluit vangnetregeling huursubsidie, waar het gaat om de voorschotten als bedoeld in artikel 26f, tweede lid, van de Huursubsidiewet, zoals dat laatstelijk luidde vóór de inwerkingtreding van de Aanpassingswet Awir.

Voorts is het onderhavige besluit aangewezen om voor het (laatste) tijdvak 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005 onder het oude regime een aantal aparte overgangsrechtelijke bepalingen op te nemen. Het in artikel XVI, eerste lid, opgenomen overgangsrecht Besluit vangnetregeling huursubsidie voorziet hierin.

Hoofdstuk 3. Overgangs- en slotbepalingen, artikel XVII Inwerkingtreding

Ingevolge de in artikel XVII opgenomen inwerkingtredingsbepaling treedt dit besluit in werking met ingang van 1 januari 2006, met dien verstande dat de artikelen XV en XVI van hoofdstuk III terugwerken tot en met 1 juli 2005.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven