Besluit van 1 februari 2005, houdende wijziging van het Voertuigreglement tot uitvoering van richtlijn nr. 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 27 september 2004, nr. HDJZ/AWW/2004-2262, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad (PbEU L 171), richtlijn nr. 2004/66/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 april 2004 (PbEU L 168) tot aanpassing van de Richtlijnen 1999/45/EG, 2002/83/EG, 2003/37/EG en 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie en de Richtlijnen 77/388/EEG, 91/414/EEG, 96/26/EG, 2003/48/EG en 2003/49/EG, op het gebied van vrij verkeer van goederen, vrijheid van dienstverlening, landbouw, vervoer en belastingen, in verband met de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije en de artikelen 21, eerste lid, 22, eerste lid, en 26, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 22 november 2004, nr. W09.04.0472/V);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 25 januari 2005, nr. HDJZ/AWW/2005-117, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Voertuigreglement wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel ab komt te luiden:

ab. landbouw- of bosbouwtrekker: motorrijtuig op wielen of rupsbanden, met ten minste twee assen en een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet minder dan 6 km/h, die voornamelijk voor tractiedoeleinden is bestemd en in het bijzonder is ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde verwisselbare uitrustingsstukken die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd, of voor het trekken van aanhangwagens voor de land- of bosbouw, welk motorrijtuig kan zijn ingericht om een lading te vervoeren voor landbouw- of bosbouwdoeleinden of kan worden uitgerust met zitplaatsen voor meerijders;.

2. Na onderdeel ab worden vier onderdelen ingevoegd, luidende:

ab1. landbouw- of bosbouwtrekker categorie T1: landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h, met een minimumspoorbreedte van de zich het dichtst bij de bestuurder bevindende as van niet minder dan 1150 mm, met een lege massa in rijklare toestand van meer dan 600 kg en met een vrije hoogte boven het wegdek van ten hoogste 1000 mm;

ab2. landbouw- of bosbouwtrekker categorie T2: landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h, met een minimumspoorbreedte van minder dan 1150 mm, met een lege massa in rijklare toestand van meer dan 600 kg en met een vrije hoogte boven het wegdek van ten hoogste 600 mm, met dien verstande dat wanneer echter de waarde van de hoogte van het zwaartepunt van de landbouw- of bosbouwtrekker – ten opzichte van het wegdek gemeten –, gedeeld door het gemiddelde van de minimumspoorbreedten van elke as, meer dan 0,90 bedraagt, de door de constructie bepaalde maximumsnelheid beperkt is tot 30 km/h;

ab3. landbouw- of bosbouwtrekker categorie T3: landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h, met een lege massa in rijklare toestand van ten hoogste 600 kg;

ab4. landbouw- of bosbouwtrekker categorie T5: landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 40 km/h;.

3. Onder verlettering van onderdeel ad1 tot ad2 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

ad1. lege massa in rijklare toestand: massa van een rijklare landbouw- of bosbouwtrekker met inbegrip van de kantelbeveiligingsinrichting, zonder facultatieve accessoires, maar met koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, outillage en bestuurder;.

B

Artikel 1.1a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel l worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

l1. richtlijn 74/151/EEG: richtlijn nr. 74/151/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende bepaalde onderdelen en eigenschappen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 84);

l2. richtlijn 74/152/EEG: richtlijn nr. 74/152/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 84);.

2. Na onderdeel m worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

m1. richtlijn 74/346/EEG: richtlijn nr. 74/346/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juni 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de achteruitkijkspiegels van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 191);

m2. richtlijn 74/347/EEG: richtlijn nr. 74/347/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juni 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende het zichtveld en de ruitenwissers van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 191);.

3. Na onderdeel o worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

o1. richtlijn 75/321/EEG: richtlijn nr. 75/321/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 mei 1975 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de stuurinrichting van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 147);

o2. richtlijn 75/322/EEG: richtlijn nr. 75/322/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 mei 1975 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de onderdrukking van radiostoringen veroorzaakt door motoren met elektrische ontstekingen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 147);.

4. Na onderdeel r wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

r1. richtlijn 76/432/EEG: richtlijn nr. 76/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 6 april 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de reminrichtingen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 122);.

5. Na onderdeel y worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

y1. richtlijn 76/763/EEG: richtlijn nr. 76/763/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de zitplaatsen voor meerijders op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 262);

y2. richtlijn 77/311/EEG: richtlijn nr. 77/311/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 maart 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende het geluidsniveau op oorhoogte van bestuurders van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 105);.

6. Na onderdeel z wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

z1. richtlijn 77/536/EEG: richtlijn nr. 77/536/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 juni 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de kantelbeveiligingsinrichtingen op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 220);.

7. Na onderdeel aj wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

aj1. richtlijn 78/764/EEG: richtlijn nr. 78/764/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1978 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de bestuurderszitplaats op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 255);.

8. Na onderdeel ak worden vijf onderdelen ingevoegd, luidende:

ak1. richtlijn 78/933/EEG: richtlijn nr. 78/933/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 oktober 1978 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 325);

ak2. richtlijn 79/532/EEG: richtlijn nr. 79/532/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 mei 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de onderdeelgoedkeuring van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 145);

ak3. richtlijn 79/533/EEG: richtlijn nr. 79/533/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 mei 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de sleepinrichting en de achteruitrijinrichtingen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 145);

ak4. richtlijn 79/622/EEG: richtlijn nr. 79/622/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juni 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de kantelbeveiligingsinrichtingen op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (statische proeven; PbEG L 179);

ak5. richtlijn 80/720/EEG: richtlijn nr. 80/720/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1980 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de bedieningsruimte, de toegankelijkheid van de cabine alsmede deuren en ramen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 194);.

9. Onderdeel an1 komt te luiden:

an1. richtlijn 86/297/EEG: richtlijn nr. 86/297/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 mei 1986 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende aftakassen en de beveiliging daarvan bij landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 186);.

10. Na onderdeel an1 worden vijf onderdelen ingevoegd, luidende:

an2. richtlijn 86/298/EEG: richtlijn nr. 86/298/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 mei 1986 betreffende kantelbeveiligingsinrichtingen aan de achterzijde op land- of bosbouwsmalspoortrekkers (PbEG L 186);

an3. richtlijn 86/415/EEG: richtlijn nr. 86/415/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 1986 betreffende de installatie, plaats, werking en identificatie van de bedieningsorganen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 240);

an4. richtlijn 87/402/EEG: richtlijn nr. 87/402/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juni 1987 betreffende vóór de bestuurderszitplaats bevestigende kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- of bosbouwsmalspoortrekkers op wielen (PbEG L 220);

an5. richtlijn 88/77/EEG: richtlijn nr. 88/77/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 december 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PbEG L 36);

an6. richtlijn 89/173/EEG: richtlijn nr. 89/173/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende bepaalde onderdelen en kenmerken van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 67);.

11. Onderdeel bu komt te luiden:

bu. richtlijn 2003/37/EG: richtlijn nr. 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad (PbEU L 171);.

12. Na onderdeel bu wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

bv. richtlijn 2003/97/EG: richtlijn nr. 2003/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 (PbEG L 25) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en van voertuigen met deze inrichtingen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en tot intrekking van Richtlijn 71/127/EEG;.

13. Onderdeel bw komt te luiden:

bw. richtlijn 2003/102/EG: richtlijn nr. 2003/102/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 betreffende de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers voor en bij een botsing met een motorvoertuig en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (PbEG L 321).

C

Na artikel 1a.12 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 1a.13

  • 1. Met ingang van 1 juli 2009 is het verboden nieuwe landbouw- of bosbouwtrekkers in voorraad te hebben, te koop aan te bieden of af te leveren, indien deze niet overeenstemmen met een goedgekeurd type als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van richtlijn 2003/37/EG, en niet vergezeld gaan van een geldig certificaat van overeenstemming volgens het model, bedoeld in bijlage III, van die richtlijn.

  • 2. Met ingang van 1 juli 2009 is het verboden nieuwe systemen, onderdelen of technische eenheden bestemd voor landbouw- of bosbouwtrekkers in voorraad te hebben, te koop aan te bieden of af te leveren, indien deze niet overeenstemmen met een goedgekeurd type als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn 2003/37/EG.

D

Artikel 2.2 komt te luiden:

Artikel 2.2

  • 1. Onze Minister kan bepalen dat goedkeuring kan worden verleend, waarbij niet behoeft te worden voldaan aan de in hoofdstuk 3 voor de betrokken categorie waartoe het voertuig behoort gestelde eisen, voorzover deze door Onze Minister zijn aangewezen, voor:

    a. voertuigen die in een kleine serie als bedoeld in artikel 8 van richtlijn 70/156/EEG, artikel 15 van richtlijn 2002/24/EG of artikel 9 van richtlijn 2003/37/EG worden vervaardigd;

    b. voertuigen waarvoor een goedkeuring voor een individueel voertuig wordt aangevraagd, als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de wet;

    c. voertuigen die zijn vervaardigd voor een speciaal gebruiksdoel.

  • 2. Voor het verlenen van goedkeuring aan de voertuigen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt artikel 4 van richtlijn 70/156/EEG in acht genomen.

  • 3. Onze Minister kan bepalen dat voor voertuigen waarin technologieën of concepten zijn verwerkt, die wegens hun specifieke aard niet aan een of meer van de voorschriften van EG-richtlijnen kunnen voldoen en waarvan bij de keuring niet kan worden vastgesteld dan wel slechts op termijn kan worden vastgesteld of aan de in hoofdstuk 3 gestelde eisen wordt voldaan, tijdelijke goedkeuring kan worden verleend, waarbij niet behoeft te worden voldaan aan de in hoofdstuk 3 voor de betrokken categorie waartoe het voertuig behoort gestelde eisen, voorzover deze door Onze Minister zijn aangewezen.

  • 4. Onze Minister kan in de gevallen, bedoeld in het eerste en derde lid, nadere eisen stellen waaraan het voertuig moet voldoen.

E

Na artikel 3.8.14 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 3.8.15

De systemen, onderdelen en technische eenheden, bedoeld in Bijlage II, hoofdstuk B, deel I, van richtlijn 2003/37/EG, waarvoor een typegoedkeuring kan worden verleend, voldoen aan het bepaalde in de op grond van Bijlage II, hoofdstuk B, deel I, van richtlijn 2003/37/EG bij het desbetreffende systeem, het onderdeel of de technische eenheid behorende bijzondere richtlijn.

F

In hoofdstuk 3 wordt na afdeling 9 een afdeling toegevoegd, luidende:

AFDELING 10. LANDBOUW- OF BOSBOUWTREKKERS

§ 0. Algemeen
Artikel 3.10.1
  • 1. Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2 en T3 voldoen met ingang van 1 juli 2005 voor het verkrijgen van een typegoedkeuring als bedoeld in artikel 4, onderdeel a, van richtlijn 2003/37/EG voor toelating tot het verkeer op de weg aan de in deze afdeling vermelde eisen.

  • 2. Landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T5 voldoen met ingang van 1 juli 2005 voor het verkrijgen van een typegoedkeuring voor toelating tot het verkeer op de weg aan de in deze afdeling vermelde eisen.

  • 3. Met een typegoedkeuring, bedoeld in het tweede lid, wordt gelijkgesteld een verklaring van goedkeuring, afgegeven door een onafhankelijke keuringsinstelling in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, welke verklaring is afgegeven op basis van onderzoekingen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale onderzoekingen wordt nagestreefd.

Artikel 3.10.2

Landbouw- of bosbouwtrekkers zijn van deugdelijke bouw en inrichting.

Artikel 3.10.3

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de voorgeschreven platen aan richtlijn 89/173/EEG.

§ 2. Afmetingen en massa’s
Artikel 3.10.6

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de afmetingen aan richtlijn 89/173/EEG.

Artikel 3.10.9

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de massa in volbelaste toestand aan richtlijn 74/151/EEG.

Artikel 3.10.10

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de maximaal getrokken massa aan richtlijn 89/173/EEG.

§ 3. Motor
Artikel 3.10.12

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft reservoirs voor vloeibare brandstof aan richtlijn 74/151/EEG.

Artikel 3.10.14

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de elektromagnetische compatibiliteit aan richtlijn 75/322/EEG.

Artikel 3.10.15
  • 1. Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de externe geluidsniveaus aan richtlijn 74/151/EEG.

  • 2. Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de interne geluidsniveaus aan richtlijn 77/311/EEG.

Artikel 3.10.16

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes aan het Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines.

§ 4. Krachtoverbrenging
Artikel 3.10.17
  • 1. Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de achteruitrijinrichtingen aan richtlijn 79/533/EEG.

  • 2. Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 die zijn voorzien van een snelheidsregulateur voldoen voor wat betreft deze snelheidsregulateur aan richtlijn 89/173/EEG.

Artikel 3.10.18

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2 en T3 voldoen voor wat betreft de maximumsnelheid aan richtlijn 74/152/EEG.

§ 7. Stuurinrichting
Artikel 3.10.25

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de stuurinrichting aan richtlijn 75/321/EEG.

§ 8. Reminrichting
Artikel 3.10.26
  • 1. Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de reminrichting aan richtlijn 76/432/EEG.

  • 2. Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de remverbinding met getrokken voertuigen aan richtlijn 89/173/EEG.

§ 9. Carrosserie
Artikel 3.10.27

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de bedieningsruimte en toegankelijkheid van de cabine aan richtlijn 80/720/EEG.

Artikel 3.10.28

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft het zichtveld aan richtlijn 74/347/EEG.

Artikel 3.10.29

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de ruiten aan richtlijn 89/173/EEG.

Artikel 3.10.30

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de ruitenwissers aan richtlijn 74/347/EEG.

Artikel 3.10.32

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2 en T5 voldoen voor wat betreft de achteruitkijkspiegels aan richtlijn 74/346/EEG.

Artikel 3.10.33

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de installatie van bedieningsorganen aan richtlijn 86/415/EEG.

Artikel 3.10.35
  • 1. Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de zitplaats van de bestuurder aan richtlijn 78/764/EEG.

  • 2. Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T3 en T5 voldoen voor wat betreft zitplaatsen voor meerijders aan richtlijn 76/763/EEG.

  • 3. Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1 en T5 voldoen voor wat betreft de kantelbeveiliging aan richtlijn 77/536/EEG en richtlijn 79/622/EEG.

  • 4. Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T2 en T5 voldoen voor wat betreft de kantelbeveiligingsinrichtingen aan de achterzijde aan richtlijn 86/298/EEG.

  • 5. Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T2 en T5 voldoen voor wat betreft de kantelbeveiligingsinrichtingen aan de voorzijde aan richtlijn 87/402/EEG.

Artikel 3.10.36

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de bevestigingspunten van de veiligheidsgordels aan richtlijn 76/115/EEG.

Artikel 3.10.37

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de bescherming van de aandrijfelementen, uitstekende delen en wielen aan richtlijn 89/173/EEG.

Artikel 3.10.39

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de plaats en het aanbrengen van de achterste kentekenplaat aan richtlijn 74/151/EEG.

§ 10. Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen
Artikel 3.10.40
  • 1. Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen aan richtlijn 79/532/EEG.

  • 2. Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de installatie van de verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen aan de richtlijn 78/933/EEG.

§ 11. Verbinding tussen landbouw- of bosbouwtrekker en aanhangwagen
Artikel 3.10.52

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de mechanische koppelingen tussen de landbouw- of bosbouwtrekkers en getrokken voertuigen aan richtlijn 89/173/EEG.

§ 12. Diversen
Artikel 3.10.54

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de geluidssignaalinrichting aan richtlijn 74/151/EEG.

Artikel 3.10.56

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de sleepinrichtingen aan richtlijn 79/533/EEG.

Artikel 3.10.59

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2 en T5 voldoen voor wat betreft extra gewichten aan richtlijn 74/151/EEG.

Artikel 3.10.60

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft de aftakassen aan richtlijn 86/297/EEG.

Artikel 3.10.61

Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2, T3 en T5 voldoen voor wat betreft het laadplatform aan richtlijn 74/152/EEG.

G

Aan artikel 5.3.15, derde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

De ingestelde snelheid is onuitwisbaar vermeld op een installatieplaatje dat op een duidelijk zichtbare plaats in de stuurcabine van het voertuig is aangebracht.

H

In de opschriften van hoofdstuk 3, afdeling 7, en hoofdstuk 5, afdeling 14, wordt »landbouwtrekkers» vervangen door: landbouw- of bosbouwtrekkers.

I

In de opschriften van hoofdstuk 5, afdeling 8, en hoofdstuk 5, afdeling 18, §1, onderdeel C, wordt »Landbouwtrekkers» vervangen door: Landbouw- of bosbouwtrekkers.

J

In de opschriften van hoofdstuk 5, afdeling 8, §11, en hoofdstuk 5, afdeling 18, §4, onderdeel A, wordt »landbouwtrekker» vervangen door: landbouw- of bosbouwtrekker.

K

In de artikelen 1.2, tweede lid, 2.4, 3.8.1, 5.8.3, 5.8.7, eerste en tweede lid, 5.8.9, eerste lid, 5.8.12, eerste en tweede lid, 5.8.14, 5.8.16, eerste lid, 5.8.18, eerste lid, 5.8.24, eerste lid, 5.8.25, 5.8.27, tweede lid, 5.8.29, tweede lid, 5.8.41, eerste en derde lid, 5.8.42, 5.8.46, 5.8.48, tweede lid, 5.8.56, eerste lid, 5.8.63, 5.18.1, vijfde lid, 5.18.22, eerste lid, 5.18.23 en 5.18.24, eerste, tweede en vierde lid, wordt «landbouwtrekkers» vervangen door: landbouw- of bosbouwtrekkers.

L

In de artikelen 1.1, onderdelen h, q, ap en at, 5.8.48, vierde lid, 5.8.54, eerste lid, 5.8.66, eerste lid, 5.18.20, 5.18.21, eerste en tweede lid, 5.18.25, 5.18.35, tweede lid, en 5.18.37 wordt «landbouwtrekker» vervangen door: landbouw- of bosbouwtrekker.

M

In de artikelen 5.8.1, 5.8.6, 5.8.11, eerste lid, 5.8.27, eerste lid, 5.8.29, eerste lid, 5.8.31, eerste lid, 5.8.38, eerste tot en met derde lid, 5.8.39, 5.8.43, 5.8.45, eerste lid, 5.8.48, eerste lid, 5.8.51, 5.8.57, eerste en tweede lid, 5.8.64, eerste en tweede lid, 5.8.65, 5.8.71, eerste tot en met derde lid, en 5.8.72 wordt «Landbouwtrekkers» vervangen door: Landbouw- of bosbouwtrekkers.

ARTIKEL II

Artikel 3.10.1 van het Voertuigreglement is tot 1 juli 2009 niet van toepassing op landbouw- of bosbouwtrekkers die beschikken over een typegoedkeuring die in een Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte voor 1 juli 2005 is verleend.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 1 februari 2005

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de zeventiende februari 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen deel

Dit besluit strekt tot uitvoering van richtlijn nr. 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad (PbEU L 171; hierna: richtlijn nr. 2003/37/EG). Op grond van richtlijn nr. 2003/37/EG is Nederland vanaf 1 juli 2005 verplicht een typegoedkeuring in te stellen voor nieuwe typen landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen categorieën T1, T2 en T3. Op een later tijdstip zal het toepassinggebied van de richtlijn worden uitgebreid naar andere categorieën landbouw- of bosbouwtrekkers.

Het verplicht stellen van een typegoedkeuring voor bepaalde typen landbouw- of bosbouwtrekkers vindt plaats in het kader van de harmonisatie van de goedkeuringsprocedures van de verschillende lidstaten. De wetgeving van alle lidstaten betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers dient in overeenstemming te worden gebracht met de eisen uit richtlijn nr. 2003/37/EG.

Richtlijn nr. 2003/37/EG is geïmplementeerd door in hoofdstuk 3 van het Voertuigreglement, het hoofdstuk betreffende de eisen voor toelating op de weg, een afdeling in te voegen voor landbouw- of bosbouwtrekkers, waarin de eisen zijn opgenomen voor het verkrijgen van een Europese typegoedkeuring op basis van richtlijn nr. 2003/37/EG, voor landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2 en T3. Daarnaast zijn in hoofdstuk 3 ook de eisen opgenomen voor verkrijgen van een nationale typegoedkeuring voor landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T5. Per technische eis is aangegeven welk type landbouw- of bosbouwtrekker aan de betreffende eis moet voldoen.

Voor het opnemen van eisen voor landbouw- of bosbouwtrekkers van het type T5 is gekozen, omdat op deze manier wordt voorkomen dat de fabrikant van een type landbouw- of bosbouwtrekker categorieën T1, T2 of T3 zijn trekkers zo aanpast dat ze niet langer in een van deze categorieën vallen, om zo niet te hoeven voldoen aan de in de richtlijn opgenomen toelatingseisen. Landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2 en T3 zijn trekkers met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h. Landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T5 zijn trekkers met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 40 km/h. Omdat trekkers van de categorieën T1, T2 en T3 technisch niet veel verschillen van landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T5, zou een fabrikant door het verhogen van de door de constructie bepaalde maximumsnelheid kunnen bewerkstelligen dat deze trekkers niet langer in de categorieën T1, T2 en T3 vallen. Het verhogen van de maximale constructieve snelheid is technisch zeer eenvoudig. Aangezien Nederland op dit moment nog geen eisen stelt voor landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T5 maakt het niet opnemen van eisen voor deze categorie het waarschijnlijk dat fabrikanten hun trekkers daadwerkelijk aanpassen, hetgeen het effect van richtlijn nr. 2003/37/EG ernstig ondermijnt. Om de beschreven (legale) sluiproute onmogelijk te maken is zowel voor landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2 en T3, als voor landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T5, met ingang van 1 juli 2005 een typegoedkeuring verplicht; voor landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2 en T3 een Europese typegoedkeuring op basis van richtlijn nr. 2003/37/EG, voor landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T5 een nationale typegoedkeuring. Deze verplichting geldt tot 1 juli 2009 niet voor landbouw- of bosbouwtrekkers die beschikken over een voor 1 juli 2005 verleende typegoedkeuring. In Nederland worden de typegoedkeuringen verricht door de Dienst Wegverkeer (RDW).

De eisen, waaraan landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T5 moeten voldoen voor het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring zijn, ontleend aan de tabel met bijzondere richtlijnen opgenomen in bijlage II, hoofdstuk B, deel I, van richtlijn nr. 2003/37/EG. Omdat de richtlijn betreffende een Europese typegoedkeuring voor landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T5 nog in voorbereiding is, betreft het ten aanzien van deze categorie een zeer voorlopige opsomming van technische eisen. Niet alle eisen uit de tabel zijn overgenomen. Het is onwenselijk om, vooruitlopend op toekomstige Europese regelgeving, voor landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T5 nu al strengere eisen te stellen dan voor de categorieën T1, T2 en T3. Landbouw- of bosbouwtrekkers uit de categorieën T1, T2, T3 en T5 zijn technisch bijna gelijk en de gebruikseisen zijn in Nederland ook hetzelfde. Strengere eisen zouden daarnaast onnodige problemen opleveren voor fabrikanten in de vorm van extra keuringen. Om deze redenen worden de eisen , bedoeld in bijlage II, hoofdstuk B, deel I, nummers 27.1, 28.1, 29.1, 30.1 en 32.1 van richtlijn nr. 2003/37/EG niet geëist voor een nationale typegoedkeuring voor landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T5 en wordt voor de eisen, bedoeld in bijlage II, hoofdstuk B, deel I, nummers 7.1 en 22.2 de bijzondere richtlijn geëist behorende bij landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T1, T2 en T3.

De verplichting dat landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2 en T3 voor het verkrijgen van een Europese typegoedkeuring moeten voldoen aan de eisen die in hoofdstuk 3 van het Voertuigreglement worden ingevoegd, is neergelegd in richtlijn nr. 2003/37/EG. De verplichting dat landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T5 voor het verkrijgen van een typegoedkeuring moeten voldoen aan de in hoofdstuk 3 ingevoegde eisen daarentegen is nationaal beleid, hetgeen vereist dat het ontwerpbesluit wordt genotificeerd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen en aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie. Het ontwerpbesluit is daarom op 17 juli 2004 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2004/0283/NL-B00) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europese parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). Dit heeft geleid tot de volgende reacties.

Bestudering van het besluit is voor de Commissie aanleiding geweest om op te merken dat een Europese richtlijn betreffende landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T5 thans besproken wordt in een werkgroep en dat het de bedoeling is deze nieuwe maatregel toe te passen in de gehele Europese Unie, met inbegrip van Nederland. Dit betekent dat het genotificeerde besluit zal moeten worden aangepast zodra deze richtlijn is goedgekeurd. Naar aanleiding van deze reactie van de Commissie is opgemerkt dat Nederland zich bewust is van dit gegeven en de Commissie dankt voor de herinnering.

Door de Bondsrepubliek Duitsland is opgemerkt dat richtlijn nr. 2003/37/EG door Nederland niet 1:1 wordt geïmplementeerd. Nederland is echter van mening dat door, overeenkomstig de verplichtingen uit de richtlijn, een Europese typegoedkeuring in te stellen voor typen landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2 en T3 de richtlijn wel 1:1 wordt geïmplementeerd. Daarnaast worden door middel van het genotificeerde besluit, in het kader van een nationale typegoedkeuring, tevens eisen ingevoerd voor landbouw- of bosbouwtrekkers van de categorie T5. Dit staat echter los van de verplichtingen uit de richtlijn. Daarnaast is de Bondsrepubliek Duitsland van mening dat het invoeren van nationale eisen voor landbouw- of bosbouwtrekkers van de categorie T5 een ongerechtvaardigde handelsbelemmering opwerpt. In dit verband wordt opgemerkt dat Nederland, om er zeker van te zijn dat het invoeren van nationale eisen voor landbouw- of bosbouwtrekkers van de categorie T5 geen potentiële handelsbelemmering vormt, het ontwerpbesluit heeft genotificeerd aan de Commissie. De Commissie heeft geen aanleiding gezien inhoudelijk in te gaan op de vraag of het een al dan niet gerechtvaardigde handelsbelemmering betreft. Gelet op het bovenstaande is aan het verzoek van de Bondsrepubliek Duitsland, om in het kader van een typegoedkeuring geen eisen op te nemen voor landbouw – of bosbouwtrekkers van de categorie T5, geen gevolg gegeven. Wel is een bepaling betreffende de wederzijdse erkenning van landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T5 in het besluit ingevoegd. Met een nationale typegoedkeuring voor landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T5 wordt in dit besluit gelijkgesteld een verklaring van goedkeuring, afgegeven door een onafhankelijke keuringsinstelling in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, welke verklaring is afgegeven op basis van onderzoekingen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale onderzoekingen wordt nagestreefd. Nederland vertrouwt erop dat hiermee aan de bezwaren van de Bondsrepubliek Duitsland tegemoet is gekomen.

Ten gevolge van de door de Bondsrepubliek Duitsland ingediende uitvoerig gemotiveerde mening is de standstilltermijn met drie maanden verlengd. Hierdoor wordt het onmogelijk om te voldoen aan artikel 22, eerste volzin, van de richtlijn, waarin is opgenomen dat de lidstaten uiterlijk 31 december 2004 de voor de implementatie van de richtlijn noodzakelijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen bekend moeten maken. In de praktijk zal dit geen problemen opleveren, omdat op grond van artikel 22, derde volzin, deze wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen pas vanaf 1 juli 2005 behoeven te worden toegepast.

Het ontwerpbesluit is overeenkomstig artikel 2b van de Wegenverkeerswet 1994 op 17 augustus 2004 overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal. Dit heeft niet geleid tot enige reactie.

Nederland beschikt niet over producenten van welk type landbouw- of bosbouwtrekkers dan ook. Het besluit veroorzaakt dan ook geen administratieve lasten voor het Nederlandse bedrijfsleven, noch heeft dit besluit andere financiële gevolgen voor het bedrijfsleven.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

Artikel I, onderdeel A, bevat de begripsbepalingen die door dit besluit worden toegevoegd aan de reeds in het Voertuigreglement opgenomen begripsbepalingen. Hierbij is zo veel mogelijk aangesloten bij de in richtlijn nr. 2003/37/EG opgenomen begripsbepalingen. De enige afwijking behelst het gebruik van het begrip «landbouw- of bosbouwtrekker», waar de richtlijn het begrip «trekker» hanteert. Hiervoor is gekozen omdat het begrip «trekker» in het Voertuigreglement reeds is gereserveerd voor een ander type voertuig.

Onderdeel B

De volledige citeertitel van de richtlijnen waarnaar in het besluit wordt verwezen zijn in dit artikel opgenomen. Vervolgens wordt volstaan met de verwijzing naar de ingekorte titel.

Onderdeel C

In artikel I, onderdeel C, is het zogenaamde verkoopverbod opgenomen. Met ingang van 1 juli 2009 is het verboden nieuwe landbouw- of bosbouwtrekkers, systemen, onderdelen of technische eenheden in voorraad te hebben, te koop aan te bieden of af te leveren indien deze niet behoren tot een goedgekeurd type. Daarnaast geldt voor nieuwe landbouw- en bosbouwtrekkers de eis dat ze vergezeld dienen te gaan van een certificaat van overeenstemming. Aan dit vereiste is voldaan wanneer binnen redelijke termijn het certificaat van overeenstemming kan worden overgelegd.

Onderdeel D

De richtlijn biedt de mogelijkheid om voor landbouw- en bosbouwtrekkers die in kleine serie worden vervaardigd een goedkeuring te verlenen, waarbij niet aan alle goedkeuringseisen behoeft te worden voldaan. Deze mogelijkheid is voor landbouw- of bosbouwtrekkers ingevoegd in artikel 2.2 waarin dit reeds is geregeld voor andere categorieën voertuigen. In verband met deze wijziging is artikel 2.2 anders geformuleerd. Afgezien van de toevoeging van de mogelijkheid goedkeuring te verlenen voor landbouw- of bosbouwtrekkers die in kleine serie zijn vervaardigd, wordt er inhoudelijk niets gewijzigd in artikel 2.2 van het Voertuigreglement.

Onderdeel E

Behalve voor voertuigen kunnen ook Europese typegoedkeuringen worden verkregen voor systemen, onderdelen en technische eenheden. De betreffende systemen, onderdelen en technische eenheden moeten hiervoor voldoen aan de eisen die in richtlijn nr. 2003/37/EG zijn opgenomen voor het betreffende systeem, onderdeel of technische eenheid. Niet alle afzonderlijk systemen, onderdelen en technische eenheden lenen zich voor de afgifte van een typegoedkeuring.

Onderdeel F

Landbouw- of bosbouwtrekkers moeten met ingang van 1 juli 2005 voor het verkrijgen van een typegoedkeuring voor toelating tot het verkeer op de weg voldoen aan de eisen die door deze richtlijn worden gesteld. Deze technische eisen zijn vervolgens opgenomen in hoofdstuk 3 van het Voertuigreglement. Het besluit maakt hierbij onderscheid tussen de landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2 en T3 en landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T5. Bij de landbouw- of bosbouwtrekkers categorieën T1, T2 en T3 is er sprake van een Europese typegoedkeuring, bij de landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T5 is er voorlopig sprake van een nationale typegoedkeuring, totdat alle bijzondere richtlijnen zijn aangepast. Met een nationale typegoedkeuring voor landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T5 wordt in dit besluit gelijkgesteld een verklaring van goedkeuring, afgegeven door een onafhankelijke keuringsinstelling in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, welke verklaring is afgegeven op basis van onderzoekingen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale onderzoekingen wordt nagestreefd.

De nummering van de paragraven en artikelen waarin de technische eisen zijn opgenomen op basis waarvan een typegoedkeuring wordt verleend, komt overeen met de nummering van de paragraven en artikelen in de andere afdelingen van hoofdstuk 3 van het Voertuigreglement, waarin bepalingen zijn opgenomen over dezelfde technische eisen voor andere voertuigtypen.

Onderdeel G

Richtlijn nr. 2002/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 november 2002 (PbEG L 327) tot wijziging van richtlijn nr. 92/6/EEG van de Raad betreffende de installatie en het gebruik in de Gemeenschap van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen is geïmplementeerd door middel van een wijziging van het voertuigreglement. Dit besluit is 1 januari 2005 in werking getreden (Stb. 659). Door middel van artikel II, onderdeel G, wordt het Voertuigreglement aangevuld met een voor de handhaving noodzakelijke aanvulling, namelijk dat de ingestelde snelheid van de snelheidsbegrenzer onuitwisbaar moet zijn vermeld op een installatieplaatje dat op een duidelijk zichtbare plaats in de stuurcabine van het voertuig is aangebracht.

Onderdelen H, I, J, K, L en M

De richtlijn gaat uit van de definitie «landbouw- of bosbouwtrekker(s)». In het Voertuigreglement werd voorheen het begrip landbouwtrekker(s) gebruikt. Door middel van de onderdelen H, I, J, K, L en M is dit begrip vervangen door het begrip landbouw- of bosbouwtrekker(s), al dan niet met of zonder hoofdletter.

Artikel II

Richtlijn nr. 2003/37/EG schrijft voor dat vanaf 1 juli 2005 alle landbouw- of bosbouwtrekkers voor het verkrijgen van een typegoedkeuring moeten voldoen aan de eisen van deze richtlijn. Deze eisen zijn door middel van dit besluit opgenomen in hoofdstuk 3 van het Voertuigreglement. De richtlijn schrijft verder voor dat nieuwe landbouw- of bosbouwtrekkers, die behoren tot een type dat is goedgekeurd voor 1 juli 2005, pas vanaf 1 juli 2009 behoeven te voldoen aan deze eisen. Deze overgangstermijn is neergelegd in artikel II.

Artikel III

Het onderhavige besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Voor deze inwerkingtredingsbepaling is gekozen, omdat het besluit op deze manier zo snel mogelijk na plaatsing in het Staatsblad in werking treedt.

III. Transponeringstabel

In onderstaande transponeringstabel is aangegeven op welke wijze richtlijn nr. 2003/37/EG is geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. De bepalingen die niet zijn genoemd behoeven geen implementatie.

Artikel(lid) richtlijn nr. 2003/37/EG

Implementatie

artikel 2:

definities

artikel 1.1 van het Voertuigreglement

artikel 4

verlening EG-typegoedkeuring op basis van de in bijlage II, hoofdstuk B, deel I, genoemde bijzondere richtlijnen

– artikel 3.8.15 van het Voertuigreglement

– hoofdstuk 3, afdeling 10, van het Voertuigreglement

artikel 7:

verkoopverbod

artikel 1a.13 van het Voertuigreglement

artikel 8 jo. artikel 9:

kleine serie

artikel 2.2, eerste lid, van het Voertuigreglement

artikel 8 jo. artikel 11:

vernieuwende technieken

artikel 2.2, derde lid, van het Voertuigreglement

bijlage II, hoofdstuk B, deel I:

1.1 richtlijn 74/151/EEG

1.2 richtlijn 74/151/EEG

1.3 richtlijn 74/151/EEG

1.4 richtlijn 74/151/EEG

1.5 richtlijn 74/151/EEG

1.6 richtlijn 74/151/EEG

2.1 richtlijn 74/152/EEG

2.2 richtlijn 74/152/EEG

3.1 richtlijn 74/346/EEG

4.1 richtlijn 74/347/EEG

5.1 richtlijn 75/321/EEG

6.1 richtlijn 75/322/EEG

7.1 richtlijn 76/432/EEG

8.1 richtlijn 76/763/EEG

9.1 richtlijn 77/311/EEG

10.1 richtlijn 77/536/EEG

12.1 richtlijn 87/764/EEG

13.1 richtlijn 78/933/EEG

14.1 richtlijn 79/532/EEG

15.1 richtlijn 79/533/EEG

16.1 richtlijn 79/622/EEG

17.1 richtlijn 80/720/EEG

18.1 richtlijn 86/297/EEG

19.1 richtlijn 86/298/EEG

20.1 richtlijn 86/415/EEG

21.1 richtlijn 87/402/EEG

22.1 richtlijn 89/173/EEG

22.2 richtlijn 89/173/EEG

22.3 richtlijn 89/173/EEG

22.4 richtlijn 89/173/EEG

22.5 richtlijn 89/173/EEG

22.6 richtlijn 89/173/EEG

22.7 richtlijn 89/173/EEG

23.1 richtlijn 2000/25/EG

26.1 richtlijn 76/115/EEG

hoofdstuk 3, afdeling 10:

artikel 3.10.9

artikel 3.10.39

artikel 3.10.12

artikel 3.10.59

artikel 3.10.54

artikel 3.10.15, eerste lid

artikel 3.10.18

artikel 3.10.61

artikel 3.10.32

artikelen 3.10.28 en 3.10.30

artikel 3.10.25

artikel 3.10.14

artikel 3.10.26, eerste lid

artikel 3.10.35, tweede lid

artikel 3.10.15, tweede lid

artikel 3.10.35, derde lid

artikel 3.10.35, eerste lid

artikel 3.10.40, tweede lid

artikel 3.10.40, eerste lid

artikelen 36.10.56 en 3.10.17, eerste lid

artikel 3.10.35, derde lid

artikel 3.10.27

artikel 3.10.60

artikel 3.10.35, vierde lid

artikel 3.10.33

artikel 3.10.35, vijfde lid

artikelen 3.10.6 en 3.10.10

artikel 3.10.29

artikel 3.10.17, tweede lid

artikel 3.10.37

artikel 3.10.52

artikel 3.10.3

artikel 3.10.26, tweede lid

artikel 3.10.16

artikel 3.10.36

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 maart 2005, nr. 47.

Naar boven