Wet van 1 december 2005 tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten, houdende regels inzake de kwaliteit van werkzaamheden in het milieubeheer en de integriteit van de daarbij betrokken uitvoerders

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten regels op te nemen inzake de kwaliteit van werkzaamheden in het milieubeheer en de integriteit van de daarbij betrokken uitvoerders;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet milieubeheer wordt gewijzigd als volgt.

A

In Hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer wordt titel 11.1 ingevoegd, luidende:

TITEL 11.1. KWALITEIT VAN WERKZAAMHEDEN EN INTEGRITEIT VAN DEGENEN DIE DEZE WERKZAAMHEDEN UITVOEREN

Artikel 11.1

In deze titel wordt, voor zover het onderdelen van het milieubeleid betreft die tot de verantwoordelijkheid behoren van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, onder Onze betrokken Minister verstaan: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 11.2
  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter bevordering van de kwaliteit van bij of krachtens de maatregel aangewezen werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid, en ter bevordering van de integriteit van degenen die deze werkzaamheden uitvoeren, regels worden gesteld, die nodig zijn in verband met de bescherming van het milieu.

  • 2. Werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid zijn:

    a. het verrichten van berekeningen, metingen of tellingen;

    b. het nemen of analyseren van monsters of het anderszins verrichten van onderzoek naar de aard of mate van verontreinigingen in stoffen, producten, afvalstoffen, afvalwater, lucht, oppervlaktewater, grond, organismen of bodem;

    c. het beperken, ongedaan maken of anderszins saneren van een verontreiniging in stoffen, producten, afvalstoffen, afvalwater, lucht, oppervlaktewater, grond of bodem;

    d. het beoordelen of inspecteren van stoffen, producten, voorzieningen of installaties;

    e. het toepassen of geschikt maken voor toepassing, van stoffen, producten of afvalstoffen in een werk of het uitvoeren van een werk op of in de bodem;

    f. het houden van toezicht op of het voorbereiden of begeleiden van werkzaamheden als bedoeld in de onderdelen a tot en met e;

    g. bemiddelen bij, beoordelen van of adviseren of rapporteren over werkzaamheden als bedoeld in de onderdelen a tot en met f, of

    h. het afgeven, wijzigen, schorsen, intrekken of weigeren van certificaten.

  • 3. Tot de bij een maatregel krachtens het eerste lid te stellen regels kunnen behoren regels, inhoudende een verbod een aangewezen werkzaamheid uit te voeren zonder dat voor die werkzaamheid wordt beschikt over:

    a. een erkenning waarmee Onze Minister, in overeenstemming met Onze betrokken Minister, of een bij de maatregel aangewezen instantie, heeft vastgesteld dat degene die een werkzaamheid als bedoeld in het eerste lid uitvoert voldoet aan bij of krachtens de maatregel gestelde eisen met betrekking tot onafhankelijkheid, deskundigheid, bekwaamheid, betrouwbaarheid, financiële draagkracht of andere eisen waarmee de kwaliteit van de werkzaamheden en de integriteit van degene die een werkzaamheid uitvoert kan worden bevorderd;

    b. een certificaat waarmee een krachtens onderdeel a erkende certificeringsinstelling kenbaar heeft gemaakt dat er gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat een natuurlijk persoon of rechtspersoon voldoet aan de voor de certificering geldende normen met betrekking tot deskundigheid, bekwaamheid, het kwaliteitssysteem, de interne kwaliteitsbewaking, werkinstructies, klachtbehandeling of andere normen waarmee de kwaliteit van de werkzaamheden kan worden bevorderd;

    c. een accreditatie waarmee de Stichting Raad voor Accreditatie te Utrecht kenbaar heeft gemaakt dat er gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat een certificeringsinstelling, een inspectie-instelling, een laboratorium of een andere instelling competent is voor het uitvoeren van de desbetreffende werkzaamheid en dat wordt voldaan aan eisen omtrent de onafhankelijkheid, onpartijdigheid, continuïteit of andere eisen waarmee de kwaliteit van de werkzaamheden kan worden bevorderd.

  • 4. Tot de bij een maatregel krachtens het eerste lid te stellen regels kunnen tevens behoren regels, inhoudende de verplichting:

    a. te handelen overeenkomstig de aan de erkenning verbonden voorschriften;

    b. te handelen overeenkomstig het voor de desbetreffende werkzaamheid bij of krachtens de maatregel aangewezen document;

    c. te handelen overeenkomstig bij of krachtens de maatregel gestelde eisen omtrent de onafhankelijkheid, deskundigheid, bekwaamheid, betrouwbaarheid, financiële draagkracht of andere eisen waarmee de kwaliteit van de werkzaamheden en de integriteit van degene die een werkzaamheid uitvoert kan worden bevorderd;

    d. van een intrekking of een schorsing van een certificaat of een accreditatie een kennisgeving te doen aan Onze Minister of een bij de maatregel aangewezen instantie.

  • 5. Indien toepassing wordt gegeven aan het derde lid, aanhef en onderdeel a, worden bij de maatregel regels gesteld met betrekking tot:

    a. de wijze waarop de aanvraag voor een erkenning moet geschieden en de gegevens die door de aanvrager moeten worden verstrekt met het oog op de beslissing op de aanvraag;

    b. de gronden waarop en de voorwaarden waaronder Onze Minister, in overeenstemming met Onze betrokken Minister, of een bij de maatregel aangewezen instantie, een erkenning kan verlenen, wijzigen, weigeren, schorsen of intrekken, en

    c. de termijn waarvoor een erkenning kan worden verleend of geschorst.

  • 6. Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze betrokken Minister, voor daarbij aangegeven categorieën van werkzaamheden of categorieën van natuurlijke personen, rechtspersonen of instellingen die werkzaamheden verrichten, vrijstelling verlenen van krachtens het derde tot en met vijfde lid gestelde regels, voor zover het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet.

Artikel 11.3

Voor zover uitvoering is gegeven aan artikel 11.2, eerste en derde lid, kan bij de maatregel worden bepaald dat in bij de maatregel aangegeven gevallen:

a. het bevoegd gezag een aanvraag om een beschikking die bij of krachtens deze wet, dan wel bij of krachtens de in artikel 13.1, tweede lid, genoemde wetten wordt gegeven, niet in behandeling neemt indien daarbij gegevens zijn gevoegd die afkomstig zijn van een natuurlijk persoon, rechtspersoon of instelling die in strijd heeft gehandeld met artikel 11.2, derde lid;

b. ter voldoening aan een bij of krachtens deze wet, dan wel bij of krachtens de in artikel 13.1, tweede lid, genoemde wetten geldende verplichting geen gegevens worden verstrekt die afkomstig zijn van een natuurlijk persoon, rechtspersoon of instelling die in strijd heeft gehandeld met artikel 11.2, derde lid.

B

Aan artikel 18.2a wordt een derde lid toegevoegd luidende:

  • 3. Onverminderd artikel 18.2, eerste lid, onder a, heeft Onze betrokken Minister tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 11.2 en 11.3.

C

Artikel 20.2, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt.

1. De onderdelen e, f en g worden geletterd f, g en h.

2. Na onderdeel d wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

e. houdende een certificaat of een accreditatie als bedoeld in artikel 11.2, derde lid, onderdeel b of c;.

ARTIKEL II

In artikel 1a, onderdeel 2°, van de Wet op de economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer na «10.60, tweede lid, onder c,» ingevoegd: 11.2, eerste, derde en vierde lid, 11.3, aanhef en onderdeel b,.

ARTIKEL III

Indien artikel I, onderdeel D, van het bij koninklijke boodschap van 10 november 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van hoofdstuk 18 van de Wet milieubeheer (Handhavingsstructuur) (kamerstukken 29 285), nadat dat voorstel van wet tot wet is verheven, in werking treedt vóór het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, komt artikel I, onderdeel C, van deze wet te luiden:

C

Artikel 20.2, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt.

1. De onderdelen e tot en met k worden geletterd f tot en met l.

2. Na onderdeel d wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

e. houdende een certificaat of een accreditatie als bedoeld in artikel 11.2, derde lid, onderdeel b of c,.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 1 december 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de tweeëntwintigste december 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Kamerstuk 29 989

Naar boven