Besluit van 9 december 2005 tot wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW in verband met wijzigingen in de bekostiging van universiteiten per 2006

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Mark Rutte, van 17 november 2005, nr. WJZ/2005/50112 (4807), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 2.6, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

De Raad van State gehoord (advies van 25 november 2005, nr. W05.05.0506/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Mark Rutte, van 2 december 2005, nr. WJZ/2005/54924 (4807), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Bekostigingsbesluit WHW wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt «en».

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel b, door «, en», wordt aan het eerste lid een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. niet reeds in het bezit is van een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van een bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs of van een opleiding in het hoger beroepsonderwijs.

3. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. In dit hoofdstuk wordt onder eerstejaars tevens verstaan degene die:

    a. in het bezit is van een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van een bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs of van een opleiding in het hoger beroepsonderwijs, en

    b. voor de eerste maal op 1 oktober als student is ingeschreven voor een masteropleiding of voor een ongedeelde opleiding aan de universiteit in de periode, te rekenen vanaf het vijfde studiejaar voorafgaande aan die datum, en

    c. het collegegeld, bedoeld in de artikelen 7.43 en 7.44 van de wet, is verschuldigd en geen vrijstelling van het betalen van collegegeld op grond van artikel 7.48, vierde lid, van de wet heeft verkregen.

B

In artikel 2.3, onderdeel b, wordt na «ontwerperscertificaten,» ingevoegd: een component dynamisering Smart Mix,.

C

In artikel 2.8, wordt onder verlettering van de onderdelen c tot en met e tot d tot en met f een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. een component dynamisering Smart Mix,.

D

Onder vernummering van hoofdstuk 5, paragraaf 6 tot hoofdstuk 5, paragraaf 7, wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 6 Afwijking bekostiging universiteiten in 2006

Artikel 5.33a Verhoging bedragen numerus fixus geneeskunde, werkplaats tandheelkunde, werkplaats diergeneeskunde en klinische technologie per universiteit in 2006
  • 1. Na toepassing van artikel 2.6d worden in het begrotingsjaar 2006 aan het bedrag voor de numerus fixus van de rijksbijdrage van de onder a tot en met h genoemde universiteiten de onderstaande bedragen uitgedrukt in miljoenen euro toegevoegd:

    a.

    De openbare universiteit te Leiden

    2,479

    b.

    De openbare universiteit te Utrecht

    2,102

    c.

    De openbare universiteit te Groningen

    3,414

    d.

    De openbare universiteit te Rotterdam

    2,906

    e.

    De openbare universiteit te Maastricht

    2,639

    f.

    De openbare universiteit te Amsterdam

    2,256

    g.

    De bijzondere universiteit te Amsterdam

    2,484

    h.

    De bijzondere universiteit te Nijmegen

    2,310

  • 2. Na toepassing van artikel 2.6d wordt in het begrotingsjaar 2006 aan het bedrag voor de werkplaats diergeneeskunde van de rijksbijdrage van de openbare universiteit te Utrecht 0,802 miljoen euro toegevoegd.

  • 3. Na toepassing van artikel 2.6d worden in het begrotingsjaar 2006 aan het bedrag voor de werkplaats tandheelkunde van de rijksbijdrage van de onder a tot en met d genoemde universiteiten de onderstaande bedragen uitgedrukt in miljoenen euro toegevoegd:

    a.

    De openbare universiteit te Groningen

    0,000

    b.

    De openbare universiteit te Amsterdam

    0,186

    c.

    De bijzondere universiteit te Amsterdam

    0,186

    d.

    De bijzondere universiteit te Nijmegen

    0,371

  • 4. Na toepassing van artikel 2.6d wordt in het begrotingsjaar 2006 aan het bedrag voor de numerus fixus klinische technologie van de rijksbijdrage van de openbare universiteit te Enschede een bedrag van 2,792 miljoen euro toegevoegd.

Artikel 5.33b Verdeling landelijke component dynamisering Smart Mix in 2006

Voor het begrotingsjaar 2006 wordt de landelijke component dynamisering Smart Mix over de universiteiten verdeeld naar rato van de som per universiteit van

a. de bedragen van de lasten van de subsidies voor onderzoekprogramma’s per universiteit in 2004 zoals vermeld in het financieel jaarverslag 2004 van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, en

b. de opgaven van Onze Minister van Economische Zaken aan Onze minister van de bedragen van de toekenningen per universiteit in 2004 voor de subsidieregelingen Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten, Innovatiegerichte Onderzoekprogramma’s, het Vijfde Kaderprogramma van de Europese Unie en het Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur (BSIK) voorzover toegewezen door Onze Minister van Economische Zaken, nadat de bedragen van de toekenningen voor BSIK in verband met de meerjarige looptijd zijn gedeeld door 5.

Artikel 5.33c Verdeling van het bedrag strategische overwegingen plus in 2006

In het begrotingsjaar 2006 wordt, nadat artikel 2.14, vijfde lid, is toegepast, het bedrag strategische overwegingen plus van de bijzondere universiteit te Tilburg verhoogd met 0,370 miljoen euro.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 9 december 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Rutte

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de zevenentwintigste december 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

De aanleiding voor deze wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW vormen de aanpassingen in de bekostiging van universiteiten. Het betreft de volgende onderdelen:

– een wijziging van de definitie van te bekostigen eerstejaars;

– een aanpassing van de bedragen voor de numerus fixus geneeskunde, de numerus fixus klinische technologie, de werkplaats tandheelkunde en de werkplaats diergeneeskunde aan de wijzigingen van de numeri fixi voor de opleidingen geneeskunde, klinische technologie, tandheelkunde en diergeneeskunde;

– de invoering van een nieuwe component dynamisering Smart Mix in het onderzoekdeel, en

– de integratie van een subsidie voor het Nexus Instituut in de rijksbijdrage van de Universiteit van Tilburg.

De wijzigingen van het Bekostigingsbesluit WHW hebben betrekking op het begrotingsjaar 2006 en werken door naar volgende jaren.

Deze nota van toelichting onderteken ik mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

2. Wijziging van de definitie van te bekostigen eerstejaars

Deze wijziging hangt samen met de aanvulling op de notitie «Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs» (Kamerstukken II 2004/05, 28 248, nr. 72). Beoogd wordt te voorkomen dat studenten die deelnemen aan een schakelprogramma ter voorbereiding op een masteropleiding èn zich inschrijven voor een wo-bacheloropleiding, meetellen voor bekostiging. Daartoe wordt met deze wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW geregeld dat studenten met een hbo-getuigschrift, die zich bij een universiteit inschrijven voor een wo-bacheloropleiding, niet langer meetellen bij de vaststelling van het aantal eerstejaarsstudenten. Wanneer deze studenten zich voor de eerste keer bij een master- of een ongedeelde opleiding inschrijven, tellen zij alsnog mee voor bekostiging in de component eerstejaars.

De instelling kan schakelprogramma’s binnen de kaders die in de aanvulling op de notitie «Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs» zijn geformuleerd blijven aanbieden en daartoe publieke middelen aanwenden. De situatie dat een student bij één instelling een schakelprogramma volgt en bij een andere universiteit een masteropleiding volgt (met bijbehorende financiering) is inherent aan de bekostigingssystematiek waarbij de keuze van de student bepalend is voor de omvang van de rijksbijdrage van de instelling.

3. Bekostiging verhoging numeri fixi geneeskunde, klinische technologie, tandheelkunde en diergeneeskunde

Het Bekostigingsbesluit WHW is aangepast op het onderdeel van de verdeling van de additionele middelen voor verhoging van de numerus fixus voor een aantal opleidingen. In verband met verhoging van het aantal toe te laten eerstejaars in de opleidingen geneeskunde, klinische technologie, tandheelkunde en diergeneeskunde is in de afgelopen jaren besloten om gefaseerd in de tijd extra middelen van het Rijk ter beschikking te stellen. In dit wijzigingsbesluit zijn de in voorgaande jaren toegezegde additionele middelen verwerkt van de verhoging van de numerus fixus tot en met het studiejaar 2004–2005. Bij de verdeling van deze middelen over de universiteiten is uitgegaan van gelijke behandeling van deze instellingen. De berekening van de verdeling van deze middelen over de universiteiten is ingewikkeld, omdat tot nu toe rekening is gehouden met verschillende prijzen voor verschillende opleidingen, met verschillende prijzen voor verschillende cohorten en met een verschillende fasering in de tijd voor verschillende cohorten. De uitkomsten van deze berekeningen in termen van wijziging van deze verdeling zijn weergegeven in artikel 5.33a.

4. Ontwikkelmodel dynamisering Smart Mix

In de brief aan de Tweede Kamer van 8 februari 2005 (Kamerstukken II, 27 406, nr. 39) is aangekondigd dat, parallel aan de in voorbereiding zijnde subsidieregeling Smart Mix (€ 100 miljoen vanaf 2007) een deel van de component strategische overwegingen (SOC) zal worden gedynamiseerd. De omvang van het te dynamiseren bedrag zal geleidelijk toenemen van € 50 miljoen in 2006 tot € 100 miljoen in 2007 en verder. Tegelijkertijd wordt de omvang van de component strategische overwegingen verlaagd met dezelfde bedragen.

Doel van deze dynamisering van de universitaire onderzoekbekostiging is het belonen van universiteiten voor prestaties op het gebied van excellent wetenschappelijk en maatschappelijk relevant onderzoek, en het verlichten van de matchingslasten van universiteiten die een relatief groot aandeel hebben in de tweede geldstroom en delen van de derde geldstroom. Onder matchingslasten wordt verstaan de eigen bijdragen van universiteiten in de tweede en de derde geldstroom. Onderzoeksubsidies in de tweede en derde geldstroom van bijvoorbeeld NWO of het Rijk, worden in veel gevallen verstrekt onder de voorwaarde dat de universiteiten zelf ook een deel van de integrale projectkosten betalen vanuit de eerste geldstroom. Deze eigen bijdragen van de universiteiten worden matchingslasten genoemd.

In bovengenoemde brief is vastgelegd dat deze bedragen worden vrijgemaakt door een voor alle universiteiten gelijke procentuele korting op hun zogenaamde strategische overwegingen component. Vervolgens worden deze middelen weer direct toegedeeld aan de universiteiten op basis van de aandelen die zij de voorgaande jaren hadden in de toekenningen uit de tweede geldstroom, de onderdelen van de derde geldstroom die betrekking hebben op strategisch wetenschappelijk onderzoek zoals verricht in het kader van de IOP’s, de TTI’s, BSIK, EU-programma’s, collectebusfondsen en van het lange termijn onderzoek voor bedrijven en andere maatschappelijke organisaties, en de toekenningen uit de Smart Mix. Dit element van de brief van 8 februari 2005 kan voor het begrotingsjaar 2006 al gedeeltelijk worden uitgevoerd. Voor de integrale uitvoering is een ontwikkelmodel opgesteld. De toekenningen uit de Smart Mix vinden plaats in 2007 en kunnen pas na 2007 meetellen in de delen van de derde geldstroom. IOP’s, TTI’s en BSIK zijn afkortingen voor respectievelijk Innovatiegerichte Onderzoekprogramma’s, Technologische Topinstituten en het Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur.

Bij de uitwerking van deze maatregel zal rekening moeten worden gehouden met de mogelijkheid van onbedoelde neveneffecten, zoals een mogelijke negatieve prikkel voor samenwerking tussen instellingen wat betreft het beheer van financiële middelen (penvoerderschap) en het feit dat de procedures voor aanlevering en controle van bekostigingsgegevens aangepast moeten worden. Op termijn kan gebruik worden gemaakt van de universitaire gegevens over de omvang van de tweede geldstroom en delen van de derde geldstroom per instelling.

Om de dynamisering vanaf 2006 te realiseren wordt een ontwikkelmodel toegepast, waarbij de grondslag van de dynamisering geleidelijk groeit naar het in de brief geschetste perspectief. Dit ontwikkelmodel maakt het mogelijk om al in 2006 te starten met de dynamisering. Voor de begrotingsjaren 2007 en 2008 kan een wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW plaatsvinden, waarbij steeds meer wordt aangesloten bij de in de brief van 8 februari 2005 genoemde voornemens.

Concreet houdt dit in dat de strategische overwegingen component (SOC) in 2006 met € 50 miljoen wordt verlaagd. Tegelijkertijd wordt binnen het onderzoekdeel een nieuwe component dynamisering Smart Mix ingesteld van € 50 miljoen in 2006. Deze component wordt over de universiteiten verdeeld naar rato van hun aandeel in de tweede geldstroom en delen van de derde geldstroom in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar.

Voor het begrotingsjaar 2006 wordt als indicator van de tweede geldstroom uitgegaan van de bedragen die zijn vermeld in het jaarverslag van NWO over 2004 van de verdeling over de universiteiten in 2004 van de lasten van subsidies voor onderzoekprogramma’s. Als indicator van delen van de derde geldstroom wordt uitgegaan van de opgaven van SenterNovem aan OCW van de verdeling over de universiteiten van de toekenningen in 2004 voor de subsidieregelingen Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten (IS), Innovatiegerichte Onderzoekprogramma’s (IOP), het Vijfde Kaderprogramma van de Europese Unie (KP5) en het Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur (BSIK) voorzover toegewezen door EZ/SenterNovem, met dien verstande dat de bedragen van de toekenningen voor BSIK in verband met de meerjarige looptijd worden gedeeld door 5.

Voor het begrotingsjaar 2007 zal in overleg met de betrokkenen worden bezien of de grondslag van delen van de derde geldstroom kan worden verruimd met de overige delen van de derde geldstroom, zoals genoemd in de brief aan de Tweede Kamer van 8 februari 2005. Daarbij zal worden bezien hoe fraudegevoeligheid kan worden voorkomen en wanneer deze bekostigingsgegevens kunnen worden gebaseerd op opgaven van universiteiten met accountantsverklaring.

Voorzover penvoerderschap tot onbedoelde gevolgen zou leiden, staat het universiteiten vrij om tot verrekening van rijksbijdragen over te gaan. Met NWO en VSNU zal overleg worden gevoerd over het gebruik van informatie waar de instellingen zelf over beschikken. Daarbij zal ook aandacht zijn voor het voorkomen van onbedoelde neveneffecten.

5. Nexus Instituut

In verband met de omzetting van de subsidie die het Nexus Instituut vanwege de Cultuurnota ontving, in een structurele verhoging van de bekostiging van de Universiteit van Tilburg, wordt het onderzoekdeel wo verhoogd met 0,37 miljoen euro. In artikel 5.33c is bepaald dat dit bedrag wordt toegevoegd aan het bedrag strategische overwegingen plus van de Universiteit van Tilburg.

6. Gevoerd overleg

Een voorontwerp van dit besluit is aan de Vereniging van Universiteiten (VSNU) voorgelegd.

De VSNU kan zich vinden in het ontwerpbesluit, met uitzondering van het onderdeel dynamisering Smart Mix. In het bestuurlijk overleg is afgesproken dat in gezamenlijk overleg begin 2006 nadere invulling wordt gegeven aan het ontwikkelmodel dynamisering Smart Mix voor de begrotingsjaren 2007 e.v.

7. Uitvoeringstoets

Een voorontwerp van dit besluit is aan Centrale financiën instellingen, de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voor de uitvoeringstoets voorgelegd. Dit besluit wordt uitvoerbaar geacht.

8. Financiële gevolgen

Aan dit besluit zijn geen financiële gevolgen verbonden voor de rijksbegroting.

De gevolgen van de invoering van de component dynamisering Smart Mix voor de rijksbijdrage van de universiteiten lopen uiteen van circa – 0,6% voor de Technische Universiteit Delft tot circa plus 0,8% voor de Universiteit Twente. Universiteiten waarvan het aandeel in de tweede geldstroom en delen van de derde geldstroom hoger is dan het aandeel in de SOC, zien hun rijksbijdrage toenemen en omgekeerd. De gevolgen zijn dus voor alle universiteiten minder dan 1 % van hun rijksbijdrage.

9. Voorhang ontwerpbesluit

Het ontwerp van de onderhavige wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW is op grond van artikel 2.6, zesde lid, van de WHW aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal voorgelegd. De voordracht voor deze wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW is gedaan nadat dertig dagen na die voorlegging waren verstreken.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A (artikel 2.2)

Met deze wijziging wordt geregeld dat studenten met een hbo-getuigschrift, die zich bij een universiteit inschrijven voor een wo-bacheloropleiding, niet langer meetellen bij de vaststelling van het aantal eerstejaarsstudenten. Deze studenten tellen alsnog mee voor bekostiging in de component eerstejaars wanneer zij zich voor de eerste keer bij een master- of een ongedeelde opleiding inschrijven. Zie ook paragraaf 2 van de algemene toelichting.

Onderdelen B en C (artikelen 2.3 en 2.8)

Met deze wijziging van de artikelen 2.3 en 2.8 wordt de nieuwe component dynamisering Smart Mix in het besluit geïntroduceerd. Voor een uitgebreide toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 4 van het algemene deel van de toelichting.

Onderdeel D (hoofdstuk 5, paragraaf 6)

In deze nieuwe paragraaf is een aantal aanpassingen in de bekostiging van de universiteiten opgenomen.

In artikel 5.33a zijn de additionele middelen in het begrotingsjaar 2006 voor verhoging van de numeri fixi geneeskunde, klinische technologie, tandheelkunde en diergeneeskunde verdeeld.

Met artikel 5.33b wordt voor het begrotingsjaar 2006 uitvoering gegeven aan de toezegging van het Kabinet tot verdere dynamisering van het onderzoekdeel. In het begrotingsjaar 2006 wordt een nieuwe component dynamisering Smart Mix ingesteld van € 50 miljoen. In 2007 en verder zal de omvang van deze component € 100 miljoen bedragen. Tegelijkertijd wordt de omvang van de strategische overwegingen component verlaagd met 50 miljoen euro in 2006 en 100 miljoen euro in 2007 en verder door proportionele verlaging van de bedragen strategische overwegingen plus per universiteit. Voor het Rijk is dit budgettair neutraal.

Voor de verdeling van de component dynamisering Smart Mix over de universiteiten wordt een ontwikkelmodel gehanteerd. In de toekomst zal de verdeling over de universiteiten in jaar T worden gebaseerd op de som van de omvang van de tweede geldstroom en delen van de derde geldstroom per universiteit in jaar T-2. Daarbij zal de reguliere procedure worden gehanteerd voor aanlevering van bekostigingsgegevens die niet in het centraal register inschrijving hoger onderwijs (CRIHO) zijn opgenomen. Dit houdt in dat de universiteiten deze gegevens met accountantsverklaring aanleveren. Voor 2006 kan deze procedure nog niet worden toegepast. In 2006 is de verdeling afhankelijk van de omvang van de tweede geldstroom per universiteit volgens het financieel jaarverslag 2004 van NWO en de opgaven van SenterNovem, een agentschap van het Ministerie van Economische Zaken, van delen van de derde geldstroom per universiteit in 2004. Voor 2006 zijn de delen van de derde geldstroom beperkt tot die delen waarvan SenterNovem opgaven per universiteit kon aanleveren voor opstelling van de ontwerp-begroting OCW 2006. Daarbij zijn de toekenningen voor BSIK gedeeld door 5 in verband met de meerjarigheid van deze toekenningen.

Met VSNU en NWO zal overleg worden gevoerd gericht op spoedige toepassing van de reguliere procedures. Vervolgens kan aanpassing van het Bekostigingsbesluit WHW plaatsvinden.

In artikel 5.33c wordt de subsidie aan het Nexus Instituut geïntegreerd in de rijksbijdrage van de Universiteit van Tilburg.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Rutte


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 januari 2006, nr. 7.

Naar boven