Besluit van 9 december 2005 tot wijziging van onder meer het Bekostigingsbesluit WHW in verband met wijziging van de bekostiging van de universiteiten per 2005

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Mark Rutte, van 17 november 2005, nr. WJZ/2005/50115 (4820), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de artikelen 2.6, eerste lid, en 7.4a, vijfde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en op artikel 53, tweede lid, van de Wet op de ondernemingsraden;

De Raad van State gehoord (advies van 25 november 2005, nr. W05.05.0507/III );

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Mark Rutte, van 2 december 2005, nr. WJZ/2005/54926 (4820), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I [wijzigingen per 1 januari 2005]

Na artikel 5.32 van het Bekostigingsbesluit WHW wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.33. Verdeling van het bedrag strategische overwegingen plus in 2005

In afwijking van artikel 2.14, vijfde lid, wordt in het begrotingsjaar 2005 het bedrag strategische overwegingen plus over de universiteiten verdeeld op basis van de volgende percentages per universiteit:

a. de openbare universiteit te Leiden:

8,876

%,

b. de openbare universiteit te Utrecht:

12,089

%,

c. de openbare universiteit te Groningen:

8,925

%,

d. de openbare universiteit te Rotterdam:

4,701

%,

e. de openbare universiteit te Maastricht:

4,293

%,

f. de openbare universiteit te Amsterdam:

10,986

%,

g. de openbare universiteit te Delft:

17,923

%,

h. de openbare universiteit te Enschede:

6,681

%,

i. de openbare universiteit te Eindhoven:

8,570

%,

j. de bijzondere universiteit te Amsterdam:

7.762

%,

k. de bijzondere universiteit te Tilburg:

2,103

%, en

l. de bijzondere universiteit te Nijmegen:

7,091

%.

ARTIKEL II [wijzigingen per 1 maart 2005]

Het Bekostigingsbesluit WHW wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.2, derde lid, wordt «de artikelen 17a.6 en 17a.7» vervangen door: artikel 18.15.

B

In artikel 2.17, derde lid, onder e, wordt «artikel 17a.7a» vervangen door: artikel 18.16.

C

In artikel 3.4 wordt «artikelen 17a.10a» vervangen door: artikel 18.20.

ARTIKEL III [wijziging na publicatie in Staatsblad]

Na artikel 5.33 van het Bekostigingsbesluit WHW wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 6. Afwijkingen bekostiging universiteiten 2007

Artikel 5.34. Verdeling van het bedrag strategische overwegingen plus in 2007

In het begrotingsjaar 2007 wordt, nadat artikel 2.14, vijfde lid, is toegepast, het bedrag strategische overwegingen plus van de openbare universiteit te Rotterdam verlaagd met € 0,750 miljoen, het bedrag strategische overwegingen plus van de openbare universiteit te Maastricht verlaagd met € 1,125 miljoen en het bedrag strategische overwegingen plus van de bijzondere universiteit te Tilburg verlaagd met € 1,125 miljoen.

ARTIKEL IV [wijziging per 1 september 2003]

In onderdeel 4, onder A, van bijlage 1 bij het Uitvoeringsbesluit WHW wordt «Natuurwetenschap en Innovatiewetenschap» vervangen door: Natuurwetenschappen en Innovatiemanagement.

ARTIKEL V [wijzigingen per 1 september 2005]

In bijlage 1 bij het Uitvoeringsbesluit WHW worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Onderdeel 1, onder A, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na «Mediatechnology» wordt ingevoegd:

Nanoscience.

2. De puntkomma aan het slot vervalt.

3. Na «Physics» wordt ingevoegd:

Talen en Culturen van China

Talen en Culturen van Korea

Talen en Culturen van Japan;.

B

Onderdeel 1, onder B, wordt als volgt gewijzigd:

1. Voorafgaand aan «Archaeology» wordt ingevoegd:

African Studies.

2. Na «Middle Eastern Studies» wordt ingevoegd:

Philosophy: Rationality.

C

In onderdeel 3, onder B, wordt na «Archeologie» ingevoegd:

Cognitive Science.

D

In onderdeel 4, onder B, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Na «Dutch Language and Literature» wordt ingevoegd:

Educational Sciences: Learning in Interaction.

2. Na «Literary Studies: Literature in the Modern Age» wordt ingevoegd:

Media Studies.

3. Na «Medieval Studies» wordt ingevoegd:

Methodology and Statistics of Behavioural and Social Sciences.

4. Na «Rechtswetenschappelijk Onderzoek» wordt ingevoegd:

Research in Public Administration and Organizational Science.

E

In onderdeel 5 wordt «Geodetic Engineering» vervangen door: Geomatics.

F

In onderdeel 7 wordt «Electrical Engineering and Information Technology» vervangen door: Electrical Engineering.

G

Onderdeel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voorafgaand aan «Biopsychology and Psychopathology» wordt de letter B. geplaatst.

2. In dit onderdeel wordt een subonderdeel ingevoegd, luidende:

A.

Law and Language Studies.

3. In subonderdeel B wordt na «Cardiovascular Biology and Medicine» ingevoegd:

Cultures of Arts, Science and Technology.

H

In onderdeel 11, onder B, wordt na «Architectuurgeschiedenis» ingevoegd:

Geosciences of Basins and Lithosphere.

I

In onderdeel 12, onder A, wordt na «Informatica» ingevoegd:

Kunstmatige Intelligentie.

J

In onderdeel 12, onder B, wordt na «Cognitive Neuroscience» ingevoegd:

Historische Wetenschappen

Kunst en visuele cultuur in historisch perspectief

Language and Communication

Letterkunde en Literatuurwetenschap: Nieuwe Filologie

Molecular Mechanisms of Disease.

K

In onderdeel 13 wordt na «Grondslagen en methoden van de rechtswetenschap» ingevoegd:

Language and Communication.

ARTIKEL VI [wijziging per 1 november 2005]

De Wet op de ondernemingsraden is, met uitzondering van hoofdstuk VII B, van toepassing op:

a. de Open Universiteit,

b. de openbare academische ziekenhuizen,

c. de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en de Koninklijke Bibliotheek, en

d. de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek.

ARTIKEL VII

  • 1. Artikel I van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2005.

  • 2. Artikel II van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 maart 2005.

  • 3. Artikel III van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 4. Artikel IV van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2003.

  • 5. Artikel V van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2005.

  • 6. Artikel VI van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 november 2005.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 9 december 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Rutte

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de tweeëntwintigste december 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

1. Inleiding

Het Bekostigingsbesluit WHW wordt door dit besluit op een onderdeel gewijzigd. Het betreft een wijziging in de bekostiging van de universiteiten. De rijksbijdrage voor universiteiten wordt aangepast in verband met de amendering door de Tweede Kamer van de onderzoekbekostiging bij de behandeling van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2005.

Tevens omvat dit besluit een wijziging van bijlage 1 van het Uitvoeringsbesluit WHW.

Deze nota van toelichting onderteken ik mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

2. Wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW

2.1. Wijziging van de onderzoekbekostiging

Bij de behandeling van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2005 in de Tweede Kamer is het amendement-Bakker c.s. (Kamerstukken II 2004/05, 29 800 VIII, nr. 143) aangenomen. Met dit amendement wordt beoogd de uitgangspositie van de drie jonge universiteiten in de onderzoekbekostiging te verbeteren. Het betreft de Universiteit van Tilburg, de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Universiteit Maastricht . Hiervoor wordt drie miljoen euro beschikbaar gesteld, welk bedrag wordt gedekt uit de lumpsum vergoeding van het wetenschappelijk onderwijs. Het amendement omvat tevens een inspanningsverplichting om voor 2006 eveneens drie miljoen euro toe te voegen aan de component strategische overwegingen (onderzoek) van de jonge universiteiten.

2.2. Wijziging van de dekking

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in haar brief aan de Tweede Kamer van 22 december 2004 (Kamerstukken II 2004/05, 29 800 VIII, nr. 159) toegezegd dat dit amendement volgens de wens van de Kamer zal worden uitgevoerd en dat het amendement zal worden verwerkt in een wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW voor het jaar 2005.

Inmiddels heeft de Minister-President in zijn brief van 8 februari 2005 de voornemens van het kabinet over dynamisering van de onderzoekbekostiging bekend gemaakt in de nota «De kenniseconomie in zicht» (Kamerstukken II 2004/05, 27 406, nr. 39). Om de uitwerking van deze voornemens niet te belasten wordt voorgesteld om het amendement uit te voeren met gewijzigde dekking. De dekking wordt in 2005 niet gezocht in verlaging van de lumpsum van de universiteiten, maar in verlaging van de begrotingspost 6.2.2.5 Onderzoekmasters in het wetenschappelijk onderwijs met twee miljoen euro en verlaging van de begrotingspost 6.2.2.4 Zorgopleidingen in het hoger onderwijs met een miljoen euro. In 2006 wordt de dekking gerealiseerd door verlaging van de begrotingspost 6.2.2.5 Onderzoekmasters in het wetenschappelijk onderwijs met drie miljoen euro. De reden om de dekking in deze twee begrotingsposten te zoeken is dat in deze jaren onderuitputting op deze posten is voorzien.

De extra middelen worden alleen voor de jaren 2005 en 2006 toegevoegd aan de component strategische overwegingen. In begrotingsjaar 2007 worden de extra middelen weer onttrokken aan de component strategische overwegingen en wel in dezelfde verhouding als waarin zij in 2005 worden toegevoegd. Bij hun brief van 1 april 2003 (kenmerk 202.3111) hebben de drie universiteiten gezamenlijk een voorstel gedaan om de component strategische overwegingen voor hun universiteiten te verhogen in de verhouding 4 : 6 : 6. De verdeling van de extra drie miljoen euro volgt deze verhouding: de Erasmus Universiteit Rotterdam 0,750 miljoen euro, de Universiteit Maastricht 1,125 miljoen euro en de Universiteit van Tilburg 1,125 miljoen euro.

3. Wijziging bijlage 1 van het Uitvoeringsbesluit WHW

Bijlage 1 van het Uitvoeringsbesluit WHW wordt uitgebreid met een aantal opleidingen. Opname van een opleiding in de lijst heeft tot gevolg dat voor de student een extra jaar studiefinancieringsrechten ontstaan. De nieuw in de lijst opgenomen opleidingen zijn door de NVAO geaccrediteerd.

Deze wijziging treedt in werking per 1 september 2005. Dit is de startdatum van de desbetreffende opleidingen. Hiermee is verzekerd dat de extra rechten voor de studenten tijdig ontstaan. Er is één uitzondering hierop, te weten de opleiding Natuurwetenschappen en Innovatiemanagement. Dit betreft geen aanvulling, maar een correctie in de schrijfwijze. Deze werkt terug tot 1 september 2003 (de datum waarop deze opleiding in de bijlage was opgenomen).

4. Toepasselijkheid WOR op de OU, de academische ziekenhuizen en onderzoeksinstellingen

Het besluit van 14 juni 1996 houdende de van toepassingsverklaring van de Wet op de ondernemingsraden op de Open Universiteit, de openbare academische ziekenhuizen, de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, de Koninklijke Bibliotheek, en de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek (Stb. 1996, 315) is met ingang van 1 november 2005 ingetrokken. Grond voor die intrekking is artikel I, onderdeel o, van het besluit van 17 augustus 2005 tot intrekking van een aantal maatregelen van bestuur en andere koninklijke besluiten op de beleidsterreinen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Stb. 2005, 449).

Het besluit van 14 juni 1996 is evenwel ten onrechte ingetrokken. Bij nader inzien is er geen enkele reden om de toepasselijkheid van de Wet op de ondernemingsraden op de hierboven genoemde instellingen te beëindigen. Derhalve wordt (met terugwerkende kracht tot en met 1 november 2005) voorzien in een identieke bepaling als artikel I van het besluit van 14 juni 1996. Daarmee heeft de eerdere intrekking van het genoemde besluit formeel geen consequenties gehad voor deze organisaties en hun ondernemingsraden.

5. Financiële gevolgen

Dit besluit heeft geen financiële gevolgen voor de rijksbegroting.

6. Gevoerd overleg

Over het ontwerpbesluit is overleg gevoerd met de Vereniging van universiteiten (VSNU) vanwege de grondslag van de wijziging. Met de VSNU bestaat overeenstemming over de wijzigingen.

7. Uitvoeringstoets

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de uitvoering. Door de uitvoeringsorganisaties Centrale financiën instellingen (Cfi) en de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) is daarom geen uitvoeringstoets op het ontwerpbesluit uitgebracht.

8. Voorhang ontwerpbesluit

Overeenkomstig artikel 2.6, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is het ontwerpbesluit, met uitzondering van artikel VI, voorafgaand aan de advisering door de Raad van State aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal voorgelegd.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I [wijzigingen per 1 januari 2005]

De percentages in dit artikel hebben betrekking op de verdeling van de bedragen strategische overwegingen component plus in het begrotingsjaar 2005, die het gevolg is van het amendement-Bakker c.s. (Kamerstukken II 2004/05, 29 800 VIII, nr. 143).

Voor een nadere toelichting op de inhoud van het nieuwe artikel 5.33 wordt verwezen naar de paragrafen 2.1 en 2.2 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel II [wijzigingen per 1 maart 2005]

Onderdelen A, B en C (artikelen 2.2, 2.17 en 3.4)

In deze artikelen werd abusievelijk nog verwezen naar artikelen in de WHW die bij de Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur (Stb. 2005, 32) hernummerd zijn. Bij Koninklijk Besluit van 8 februari 2005 (Stb. 2005, 72) is bepaald dat deze hernummering in werking is getreden met ingang van 1 maart 2005. Van deze gelegenheid tot wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW wordt gebruik gemaakt om de juiste verwijzingen aan te brengen.

Artikel III [wijziging na publicatie in Staatsblad]

Artikel III vloeit voort uit de tijdelijkheid van de extra middelen voor de drie jonge universiteiten en voorziet erin dat de extra middelen na 2006 niet meer voor deze universiteiten beschikbaar zijn.

Artikel IV [wijziging per 1 september 2003]

De opleiding Natuurwetenschappen en Innovatiemanagement was niet correct opgenomen in Bijlage 1 van het Uitvoeringsbesluit WHW. Met deze wijziging wordt de naam van de opleiding gecorrigeerd. Deze wijziging werkt terug tot 1 september 2003 (de datum waarop deze opleiding in de bijlage was opgenomen, Stb. 2004, 608).

Artikel V [wijzigingen per 1 september 2005]

Bijlage 1 van het Uitvoeringsbesluit WHW wordt uitgebreid met een aantal opleidingen die zijn geaccrediteerd door de NVAO. Zie ook paragraaf 3 van de algemene toelichting.

Artikel VI [wijziging per 1 november 2005]

Voor de voorgeschiedenis en de achtergronden van artikel VI wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 4 van de algemene toelichting en naar de nota van toelichting bij het besluit van 14 juni 1996 (Stb. 315).

Artikel VII

In dit artikel wordt geregeld dat artikel I van dit besluit terugwerkt tot en met 1 januari 2005. De reden voor deze terugwerkende kracht vloeit voort uit de eerder genoemde besluiten van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en de regering.

Artikel II van dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 2005 omdat bij koninklijk besluit van 8 februari 2005 (Stb. 2005, 72) is bepaald dat de hernummering van de desbetreffende artikelen in werking treedt met ingang van 1 maart 2005.

Voor de reden voor de terugwerkende kracht van de artikelen IV en V wordt verwezen naar paragraaf 3 van de algemene toelichting.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Rutte


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 januari 2006, nr. 7.

Naar boven