Besluit van 13 december 2005 tot wijziging van het Besluit schadefonds geweldsmisdrijven ter implementatie van richtlijn betreffende schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 15 september 2005, nr. 5372442/05/6, Directie Wetgeving;

Gelet op artikel 18a, derde lid, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven;

De Raad van State gehoord (advies van 13 oktober 2005, nr. W03.05.0402/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 5 december 2005, Directie Wetgeving, nr. 5382921/05/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit schadefonds geweldsmisdrijven wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dit artikel door een puntkomma, toegevoegd:

lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie.

B

Na § 2 wordt een nieuwe § 2a ingevoegd, luidende:

§ 2a. Werkwijze van het fonds bij verzoeken tot uitkering en de procedure van afhandeling daarvan in grensoverschrijdende situaties

Artikel 12a
  • 1. Op verzoek van de aanvrager draagt het fonds zorg voor:

    a. het verstrekken van informatie over de mogelijkheden om te verzoeken om een uitkering;

    b. de vereiste aanvraagformulieren alsmede informatie over het invullen daarvan;

    c. het zo spoedig mogelijk verzenden van een verzoek en eventuele bijgevoegde stukken naar de bevoegde instantie van de desbetreffende lidstaat;

    d. het verstrekken van algemene raad, indien nodig, over aanvullende informatie waar de bevoegde instantie van de desbetreffende lidstaat om verzoekt en het zo spoedig mogelijk verzenden van die aanvullende informatie.

  • 2. Het fonds verstrekt het verzoek, de stukken en informatie, bedoeld in het eerste lid, onder c en d, in de officiële taal of een van de talen van de lidstaat van de instantie tot welke het verzoek, de stukken en informatie zijn gericht, die een taal van de instellingen van de Gemeenschap is, of in een andere taal van de instellingen van de Gemeenschap waarvan die lidstaat heeft aangegeven dat hij deze kan aanvaarden.

Artikel 12b
  • 1. Na ontvangst door het fonds van een verzoek tot uitkering van de bevoegde instantie uit een andere lidstaat, zendt het fonds die instantie en de aanvrager zo spoedig mogelijk de volgende informatie:

    a. een bevestiging van ontvangst van de aanvraag;

    b. de naam van de voor de afhandeling van het verzoek verantwoordelijke contactpersoon of afdeling;

    c. indien mogelijk, een indicatie van de verwachte beslissingstermijn.

  • 2. Op de in het eerste lid bedoelde informatie is artikel 12a, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het fonds zendt de beslissing op het verzoek zo spoedig mogelijk aan de aanvrager en aan de bevoegde instantie bedoeld in het eerste lid.

Artikel 12c
  • 1. Indien de bevoegde instantie van een lidstaat, de aanvrager of een derde, zoals een getuige of een deskundige, wenst te horen, stelt het fonds de desbetreffende bevoegde instantie in staat de aanvrager of derde rechtstreeks te horen per telefoon- of videoverbinding, of hoort het fonds de aanvrager of derde zelf en zendt zij hiervan proces-verbaal van verhoor naar de bevoegde instantie. De aanvrager en de derden zijn niet verplicht tot medewerking aan rechtstreeks verhoor.

  • 2. Indien het fonds de aanvrager of een derde, zoals een getuige of deskundige, wenst te horen, stelt zij de bevoegde instantie in de desbetreffende lidstaat hiervan in kennis.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter uitvoering van richtlijn nr. 2004/80/EG betreffende de schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 13 december 2005

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de twintigste december 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Het besluit vloeit voort uit artikel 18a van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven, welk artikel weer gebaseerd is op richtlijn nr. 2004/80/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende de schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven (PbEG L 261, hierna: de richtlijn).

Wanneer iemand het slachtoffer wordt van een misdrijf in een andere EU-lidstaat dan waar hij woont, regelt de richtlijn de wijze waarop het slachtoffer (of zijn nabestaanden) vanuit het land waar hij woont een aanvraag tot schadeloosstelling kan doen in het land waar hij slachtoffer is geworden. Het slachtoffer krijgt daarbij assistentie van zijn eigen nationale instantie, in Nederland het schadefonds geweldsmisdrijven (hierna te noemen: het fonds). Dit zorgt voor informatie-uitwisseling met de instantie in het land waar het misdrijf zich heeft voorgedaan en voorziet het slachtoffer tevens van de voor het indienen van de aanvraag tot schadeloosstelling vereiste informatie.

Het doel van de richtlijn is derhalve het vergemakkelijken van de procedure voor slachtoffers om schadeloosstelling te verkrijgen van de lidstaat waar het misdrijf zich heeft voorgedaan. Vóór de totstandkoming van de richtlijn was de situatie als volgt. Als al de mogelijkheid bestond om in een andere EU-lidstaat een verzoek om een uitkering in te dienen, dan moest het slachtoffer zich rechtstreeks tot de bevoegde instantie in de desbetreffende lidstaat wenden met alle communicatie- en taalproblemen van dien. Formulieren moesten worden ingevuld in een vreemde taal en de portokosten waren ook hoger. In de nieuwe situatie kan het verzoek worden ingediend bij de eigen bevoegde instantie, in Nederland dus het fonds. Het fonds verleent assistentie bij het invullen van de aanvraagformulieren en is verder waar nodig het aanspreekpunt. De communicatie verloopt in de eigen taal.

Verwacht wordt dat de aantallen aanvragen tot schadeloosstelling (van slachtoffers) tot ongeveer 25 per jaar beperkt blijven. Hoewel op het eerste gezicht de administratieve lasten voor de burger lijken toe te nemen (volgens opgave van het fonds betreft het uitgedrukt in tijd maximaal 5,5 uur per aanvraag), dient te worden bedacht dat de procedure voor slachtoffers aanzienlijk eenvoudiger wordt. Zij hoeven zich niet meer zelf te wenden tot de buitenlandse instantie, maar krijgen hierbij hulp van het fonds, met alle hierboven geschetste voordelen van dien. Per saldo lijkt een vermindering van de administratieve lasten voor de burger meer voor de hand te liggen. Actal heeft dan ook besloten dit besluit niet te selecteren voor een toets op de administratieve lasten voor de burgers.

De procedurele voorschriften die de richtlijn hiertoe geeft, worden in het Besluit schadefonds geweldsmisdrijven (BSG) in een aparte paragraaf 2a opgenomen.

In artikel 12a, eerste lid, worden de artikelen 4, 5, eerste en tweede lid, 6 en 8 van de richtlijn verwerkt. Aangegeven wordt wat de rol van het fonds, als assistentieverlenende instantie, inhoudt. Onder meer geeft zij potentiële aanvragers informatie, verstrekt de benodigde aanvraagformulieren alsmede informatie over het invullen daarvan, verzendt de aanvraag aan de bevoegde instantie van de desbetreffende lidstaat. Overigens geeft artikel 14 van de richtlijn aan dat de Europese Commissie uiterlijk op 31 oktober 2005 een standaardaanvraagformulier moet hebben opgesteld.

De beslissing over een verzoek tot uitkering wordt genomen door de instantie in het land waar het misdrijf is gepleegd. Voor het fonds in haar rol als assistentieverlener is er derhalve geen plaats voor inhoudelijke beoordeling van de aanvraag.

In het tweede lid van artikel 12a heeft artikel 11, eerste lid, van de richtlijn een plaats gekregen. Het betreft het talenregiem in de correspondentie tussen de diverse instanties.

Artikel 12b, eerste lid, vloeit voort uit artikel 7 van de richtlijn. Het ziet op de situatie dat het fonds een verzoek tot uitkering heeft ontvangen van de bevoegde instantie uit een andere EU-lidstaat. Het fonds is dan beslissende instantie. In dat geval moet onder meer een ontvangstbevestiging worden gestuurd.

Het tweede lid van artikel 12b, voorziet erin dat het bepaalde in artikel 12a, tweede lid, omtrent het talenregiem van overeenkomstige toepassing is.

Het derde lid van artikel 12b, waarin artikel 10 van de richtlijn wordt verwerkt, geeft aan dat de beslissing op het verzoek zo spoedig mogelijk aan de aanvrager en de bevoegde instantie wordt toegezonden. Op grond van artikel 14 van de richtlijn moet de Europese Commissie ook voor beslissingen uiterlijk op 31 oktober 2005 een standaardformulier hebben ontwikkeld.

Artikel 12c geeft, in navolging van artikel 9 van de richtlijn, een regeling omtrent het horen van de aanvrager of van een derde, zoals een getuige of deskundige. Het eerste lid geeft aan dat het fonds assistentie moet verlenen als een bevoegde instantie uit een andere EU-lidstaat een Nederlandse aanvrager van een uitkering (of een derde) wenst te horen. Dit verhoor kan plaatsvinden hetzij rechtstreeks per telefoon- of videoverbinding, hetzij door het fonds. Het fonds zendt in laatstbedoeld geval hiervan proces-verbaal van het verhoor naar de bevoegde instantie.

Het tweede lid regelt het verhoor in geval het fonds de beslissende instantie is. Wil zij een aanvrager uit een andere EU-lidstaat horen dan stelt zij de bevoegde instantie in de desbetreffende lidstaat in kennis. Deze verleent hieraan medewerking overeenkomstig het eerste lid.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Bijlage

Transponeringstabel richtlijn schadeloosstelling slachtoffers geweldsmisdrijven

Richtlijn

 

art. 1:

art. 18a, eerste lid, Wet schadefonds geweldsmisdrijven (WSG)

art. 2:

art. 18a, tweede lid, WSG

  

art. 3, eerste lid:

art. 18a, eerste lid, WSG

art. 3, tweede lid:

behoeft geen implementatie. Wet schadefonds geweldsmisdrijven voorziet daar reeds in.

art. 3, derde lid:

behoeft geen implementatie

  

art. 4:

artikel 12a, eerste lid, Besluit schadefonds geweldsmisdrijven (BSG)

  

art. 5, eerste en tweede lid:

artikel 12a, eerste lid, BSG

art. 5, derde lid:

behoeft geen implementatie (zie nota van toelichting bij art. 12 a BSG)

  

art. 6, eerste lid:

art. 12a, eerste lid, onder c, BSG

art. 6, tweede en derde lid:

behoeven geen implementatie

  

art. 7:

artikel 12b, eerste lid, BSG

  

art. 8:

artikel 12a, eerste lid, onder d, BSG

  

art. 9:

artikel 12c BSG

  

art. 10:

artikel 12b, derde lid BSG

  

art. 11:

artikelen 12a, tweede lid en 12b, tweede lid BSG

  

art. 12:

art. 18a WSG

  

artikelen 13 tot en met 17:

behoeven geen implementatie

  

art. 18, eerste lid:

artikel II WSG

  

art. 18, tweede lid tot en met art 21:

behoeven geen implementatie


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven