Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatsblad 2005, 653 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatsblad 2005, 653 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van 1 september 2005, TRCJZ/2005/2598, Directie Juridische Zaken;
Gelet op richtlijn nr. 1999/105/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1999 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (PbEG L 11), op richtlijn nr. 2002/53/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen (PbEG L 193) en op richtlijn nr. 2002/55/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (PbEG L 193);
Gelet op de artikelen 3, vijfde lid, 25, vijfde lid, 35, eerste en zesde lid, 59, 84, 85 en 87, tweede, derde en zesde lid, van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005;
De Raad van State gehoord (advies van 7 oktober 2005, no. W11.05.0399/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van 1 december 2005, nr. TRCJZ/2005/3477, Directie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. wet: Zaaizaad- en plantgoedwet 2005;
b. Raad: Raad voor plantenrassen, bedoeld in artikel 2 van de wet;
c. richtlijn 2001/18/EG: richtlijn nr. 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van richtlijn nr. 90/220/EEG van de Raad (PbEG L 106);
d. richtlijn 1999/105/EG: richtlijn nr. 1999/105/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1999 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (PbEG 2000, L 11);
e. hybride ras: ras onstaan na kruising van twee of meer rassen of ouderlijnen met gelijke erfelijkheidsfactoren, zoals nader beschreven bij ministeriële regeling;
f. graangewassen: zomer- en wintertarwe (Triticum aestivum L emend. Fiori en Paol.), zomer- en wintergerst (Hordeum vulgare L.), rogge (Secale cereale L.), haver (Avena sativa) en triticale (X Triticosecale Wittm.)
1. De Raad beraadslaagt en besluit in de samenstelling van:
a. de Centrale Afdeling,
b. de Afdeling Landbouwgewassen,
c. de Afdeling Tuinbouwgewassen of
d. de Afdeling Bosbouwgewassen.
2. De Centrale Afdeling bestaat uit de voorzitter en één of meer plaatsvervangend voorzitters van de Raad.
3. In de Afdeling Landbouwgewassen, onderscheidenlijk de Afdeling Tuinbouwgewassen, hebben, naast de voorzitter van de Raad, ten minste drie leden zitting.
4. In de Afdeling Bosbouwgewassen hebben, naast de voorzitter van de Raad, ten minste twee leden zitting.
5. De voorzitter van de Raad kan naast de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde personen andere, naar het oordeel van de Raad, betrokkenen uitnodigen een vergadering van een afdeling van de Raad bij te wonen.
1. De Afdeling Landbouwgewassen, de Afdeling Tuinbouwgewassen en de Afdeling Bosbouwgewassen zijn belast met de taken die ingevolge de hoofdstukken 4, 5 en 7 van de wet aan de Raad zijn opgedragen met inachtneming van de taakverdeling vastgesteld in het bestuursreglement, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet.
2. De Centrale Afdeling behartigt de algemene en de beheersmatige aangelegenheden van de Raad.
1. Het rassenregister wordt gehouden door de Raad.
2. Het rassenregister bestaat uit:
a. het register van aanvragen en
b. het register van inschrijving.
1. In het register van aanvragen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, worden onder vermelding van een dagtekening ingeschreven:
a. aanvragen tot toelating als bedoeld in artikel 36 van de wet;
b. aanvragen tot verlening van kwekersrecht als bedoeld in artikel 55 van de wet;
c. aanvragen tot toelating als bedoeld in artikel 85 van de wet en
d. de beslissing van de Raad op de aanvraag of de intrekking van de aanvraag.
2. Bij een inschrijving als bedoeld in het eerste lid wordt onder vermelding van een dagtekening aantekening gedaan van:
a. de naam- en adresgegevens van de aanvrager of aanvragers en, in voorkomend geval, de rechtsopvolger of rechtsopvolgers, alsmede van de gemachtigde, ingeval deze is aangewezen;
b. de naam- en adresgegevens van de kweker van het ras;
c. de naam- en adresgegevens van de instandhouder of instandhouders van het ras;
d. de naam van het gewas waartoe het ras of de opstand behoort;
e. de voorlopige aanduiding, de voorgestelde benaming of de vastgestelde benaming van het ras;
f. in voorkomend geval de vermelding dat een ras een genetisch gemodificeerd organisme is als bedoeld in richtlijn 2001/18/EG;
g. de groeiplaats en de eigenaar of beheerder van de opstand;
h. een volgnummer;
i. de onderzoeksinstelling die het technisch onderzoek, bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de wet, heeft uitgevoerd en het resultaat van dit onderzoek;
j. hetgeen de Raad overigens dienstig acht.
1. In het register van inschrijving, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, worden onder vermelding van een dagtekening ingeschreven:
a. rassen en opstanden die ingevolge hoofdstuk 5 van de wet zijn toegelaten;
b. rassen waarvoor ingevolge hoofdstuk 7 van de wet kwekersrecht is verleend en
c. plantengroepen als bedoeld in artikel 85 van de wet.
2. Bij een inschrijving worden naast aantekening van de gegevens, bedoeld in artikel 25, derde en vijfde lid, van de wet, opgenomen:
a. de naam- en adresgegevens van de houder van het kwekersrecht, indien de inschrijving het gevolg is van een aanvraag tot verlening van kwekersrecht;
b. in voorkomend geval de vermelding dat een ras een genetisch gemodificeerd organisme is als bedoeld in richtlijn 2001/18/EG;
c. de categorie of categorieën, waarin het teeltmateriaal kan worden verhandeld, voor zover de inschrijving het gevolg is van een toelating van een ras van de ingevolge artikel 8, eerste lid, artikel 9, eerste lid of 10 eerste lid, aan te wijzen groentegewassen, landbouwgewassen of bosbouwgewassen of van een opstand;
d. de ingevolge de artikelen 10 en 24 van richtlijn 1999/105/EG te vermelden gegevens;
e. de indiening van een verzoek tot verlening van een licentie als bedoeld in artikel 62 van de wet en van de intrekking van of de beslissing op dat verzoek;
f. hetgeen de Raad overigens dienstig acht.
1. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder in het Nederlands rassenregister aantekening wordt gedaan van de cultuur- en gebruikswaarde-aspecten van een ingeschreven ras.
2. Bij de samenstelling van een nationale lijst als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de wet kunnen de in het eerste lid bedoelde gegevens in onderlinge samenhang worden vermeld.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aangaande de rubricering van een nationale lijst als bedoeld in artikel 26, eerste lid van de wet.
1. Een ras van bij ministeriële regeling aan te wijzen groentegewassen wordt toegelaten indien het
a. blijkens een technisch onderzoek voldoet aan het vereiste, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel a, van de wet en
b. in stand wordt gehouden door degene, onderscheidenlijk degenen, die in verband met de aanvraag tot toelating zulks heeft, onderscheidenlijk hebben, verklaard.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan de instandhouding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
3. Bij ministeriële regeling kunnen gewassen worden aangewezen waarvan de rassen worden toegelaten indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, en deze rassen blijkens technisch onderzoek voldoen aan het vereiste, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel b, van de wet.
1. Een ras van bij ministeriële regeling aan te wijzen landbouwgewassen wordt toegelaten indien het
a. blijkens technisch onderzoek voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet en
b. in stand wordt gehouden door degene, onderscheidenlijk degenen, die in verband met de aanvraag tot toelating zulks heeft, onderscheidenlijk hebben, verklaard.
2. In afwijking van het eerste lid is het vereiste, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel b, van de wet niet van toepassing voor:
a. een ras van een grasgewas, waarvan het teeltmateriaal blijkens een verklaring van de aanvrager niet bestemd is voor de teelt van voedergewassen;
b. een ras, waarvan het teeltmateriaal bestemd is voor afzet in een lidstaat van de Europese Unie die dat ras mede op grond van zijn cultuur- en gebruikswaarde heeft toegelaten;
c. een ras dat uitsluitend bestemd is voor gebruik als kruisingspartner voor een hybride ras;
d. een ras, waarvan het teeltmateriaal blijkens een verklaring van de aanvrager bestemd is voor de afzet buiten het grondgebied van de Europese Unie.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan de instandhouding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere groepen van rassen worden vastgesteld, waarop de in het tweede lid bedoelde uitzondering van toepassing is.
1. Een opstand, onderscheidenlijk een ras, van bij ministeriële regeling aan te wijzen bosbouwgewassen wordt toegelaten
a. als opstand van bekende origine,
b. als opstand voor de productie van geselecteerd teeltmateriaal,
c. als opstand onderscheidenlijk ras voor de productie van gekeurd teeltmateriaal of
d. als opstand onderscheidenlijk ras voor de productie van getest teeltmateriaal
indien voldaan is aan de bij of krachtens richtlijn 1999/105/EG gestelde eisen voor de desbetreffende categorie, zoals gebleken is uit een inspectie, beoordeling of test, al naar gelang de desbetreffende categorie.
2. In afwijking van het eerste lid wordt een opstand toegelaten als «opstand voor de productie van getest teeltmateriaal» op basis van de voorlopige resultaten van de genetische waardebepaling of vergelijkende tests, mits die voorlopige resultaten naar het oordeel van de Raad de veronderstelling rechtvaardigen dat het desbetreffende uitgangsmateriaal aan de toelatingseisen zal voldoen.
1. Bij ministeriële regeling kunnen overeenkomstig artikel 85 van de wet nadere regels worden gesteld over de toelating van plantengroepen die niet aan de vereisten van artikel 35 van de wet voldoen.
2. Onze Minister kan bepalen dat uit onderzoek, inspectie, beoordeling of een test moet blijken dat een plantengroep als bedoeld in het eerste lid aan de nadere regels, bedoeld in dat lid, voldoet.
3. De Raad beslist op aanvraag omtrent de toelating, bedoeld in het eerste lid.
1. Een ras dat of een opstand die een genetisch gemodificeerd organisme is als bedoeld in richtlijn 2001/18/EG, wordt uitsluitend toegelaten op grond van de artikelen 8, 9, 10 of 11 indien overeenkomstig de eerdergenoemde richtlijn toestemming is verleend om dat materiaal in de handel te brengen.
2. Bij de toelating van materiaal van een ras of een opstand als bedoeld in het eerste lid kunnen bij ministeriële regeling nadere eisen worden gesteld aan de toelating, bedoeld in de artikelen 8, 9, 10 of 11.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder een toelating als bedoeld in het eerste lid wordt gewijzigd of ingetrokken.
1. De Raad draagt zorg voor de bewaring van het dossier waarop een toelating als bedoeld in de artikelen 8, 9, 10 of 11 berust.
2. Het dossier, bedoeld in het eerste lid, bevat alle feiten en gegevens die uit het technisch onderzoek zijn voortgekomen.
1. Een toelating ingevolge artikel 8, 9, 10, tweede lid, of 11 geldt ten hoogste tot en met het tiende kalenderjaar na de toelating.
2. De Raad verlengt de toelating van een ras, ingevolge de artikelen 8, 9 of 11 op aanvraag van een instandhouder van dat ras of ambtshalve telkens voor een daarbij vast te stellen termijn, mits naar het oordeel van de Raad voldaan wordt aan de vereisten voor toelating en de bij of krachtens dit besluit gestelde regels inzake de instandhouding.
3. De Raad trekt een toelating ingevolge de artikelen 8, 9, 10 of 11 in, ingeval naar zijn oordeel niet meer aan de aan de toelating gestelde eisen wordt voldaan.
1. Met betrekking tot een toegelaten ras wijst de Raad op verzoek, één of meer andere instandhouders aan, dan de in het kader van de toelating aangewezen instandhouder of instandhouders.
2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt afgewezen indien
a. het om kweektechnische redenen naar het oordeel van de Raad noodzakelijk is het aantal instandhouders van het betrokken ras tot één te beperken, of
b. een systematische instandhouding door de verzoeker naar het oordeel van de Raad onvoldoende is gewaarborgd.
3. Met betrekking tot een ras, waarvoor een kwekersrecht in Nederland van kracht is, wordt een verzoek als bedoeld in het eerste lid uitsluitend toegewezen indien de houder van het kwekersrecht blijkens een verklaring daarmee instemt.
4. Om de systematische instandhouding van een ras te beoordelen wint de Raad inlichtingen in bij de instelling die belast is met de keuring van teeltmateriaal van dat ras.
1. Het technische onderzoek, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdelen a, b en c, van de wet, wordt in opdracht van de Raad uitgevoerd door een door de Raad daartoe aangewezen instelling.
2. De Raad kan toestaan dat een onderzoek als bedoeld in het eerste lid in opdracht van de aanvrager door een door de Raad aangewezen instelling wordt uitgevoerd overeenkomstig de door de Raad te stellen voorwaarden, mits de onderzoeksresultaten aan de Raad in eigendom worden overgedragen.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder een ten behoeve van de aanvrager uitgevoerd onderzoek en bij de teelt opgedane praktische ervaringen in de plaats kunnen komen van een door de Raad aangewezen instelling uit te voeren onderzoek.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de wijze waarop een onderzoek als bedoeld in artikel 16 wordt uitgevoerd en de per gewas vastgestelde kenmerken waarover het onderzoek zich uitstrekt.
De Raad stelt een of meer protocollen op met betrekking tot de inrichting en uitvoering van het technisch onderzoek, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdelen a, b en c van de wet.
1. Indien vóór de datum waarop een aanvraag tot toelating van een ras in behandeling kan worden genomen, een procedure bij een andere met rassentoelating of kwekersrechtverlening belaste autoriteit aanhangig is gemaakt, op grond waarvan een ras zal worden onderzocht, wordt onderzocht of is onderzocht op de vereisten, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel a, van de wet, kan de Raad besluiten de beoordeling op dat onderzoek te baseren.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de Raad een besluit als bedoeld in het eerste lid kan nemen.
1. Indien voor de toelating van een ras een technisch onderzoek is vereist, wordt het voor dat onderzoek bestemde materiaal binnen een door de Raad gestelde termijn aan de Raad ter beschikking gesteld.
2. In bijzondere situaties kan de Raad, op verzoek van de aanvrager, de in het eerste lid bedoelde termijn verlengen, mits de aanvrager naar het oordeel van de Raad betrouwbaar bewijs van het bestaan van het ras levert.
3. Indien na afloop van de door de Raad gestelde termijn het voor het onderzoek bestemde materiaal niet ter beschikking is gesteld, wordt de aanvraag geacht te zijn ingetrokken.
Op het technisch onderzoek, bedoeld in artikel 49, zevende lid, van de wet, zijn de artikelen 16, eerste en tweede lid, 18 en 20 van overeenkomstige toepassing.
1. Het gebruik van geoogst materiaal als bedoeld in artikel 59, eerste lid, van de wet is uitsluitend toegestaan ten aanzien van geoogst materiaal van graangewassen en van het gewas aardappel.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de voorwaarden waaronder het gebruik van geoogst materiaal, bedoeld in het eerste lid, is toegestaan.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:
a. de wijze waarop aanvragen tot toelating van rassen of opstanden als bedoeld in de artikelen 8, 9, 10 en 11, aanvragen tot verlening van kwekersrecht en overige aanvragen en verzoeken die op grond van de hoofdstukken 4, 5 en 7 van de wet bij de Raad worden ingediend;
b. de bepaling van het tijdstip waarop de overeenkomstig de hoofdstukken 4, 5 en 7 gedane aanvragen en verzoeken geacht worden bij de Raad te zijn ingediend en
c. het horen van belanghebbenden door de Raad in de bij de Raad te volgen procedures naar aanleiding van bij de Raad ingediende aanvragen en verzoeken.
De volgende besluiten worden ingetrokken:
a. Besluit Aanbevelende Rassenlijst Bosbouwgewassen;
b. Besluit Aanbevelende Rassenlijst Landbouwgewassen;
c. Besluit bindende rassenlijst landbouwgewassen;
d. Besluit van 5 april 1967, houdende uitvoering van artikel 18, tweede lid, van de Zaaizaad- en Plantgoedwet;
e. Besluit gebruik eigen zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen;
f. Besluit registratie groenterassen;
g. Besluit toelating uitgangsmateriaal bosbouwgewassen;
h. Jaarcijnsbesluit Zaaizaad- en Plantgoedwet;
i. Kwekersrechtbesluit 1990;
j. Reglement van de Raad voor het Kwekersrecht, en
k. Reglement voor de kamer voor het kwekersrecht.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman
Uitgegeven de twintigste december 2005
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
De Zaaizaad- en plantgoedwet 20051 (hierna: ZPW 2005) vervangt de Zaaizaad- en Plantgoedwet die dateert van 1966. Met de nieuwe wet wordt een modern wettelijk kader geboden voor een betere stroomlijning van de procedures voor de toelating van plantenrassen en bosbouwopstanden, de verhandeling van teeltmateriaal daarvan afkomstig en de verlening van kwekersrecht. De aanleiding van de herziening van de Zaaizaad- en Plantgoedwet is mede gelegen in het rapport «Met recht gekweekt»2 dat naar aanleiding van een doorlichtingsproject van de Zaaizaad- en Plantgoedwet in het kader van het programma Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit, is opgesteld. Daarnaast heeft het kabinet in het Hoofdlijnenakkoord3 aangegeven, dat het noodzakelijk is om de overheid effectiever en efficiënter te laten werken. Deze doelstellingen kunnen onder meer bereikt worden door de vermindering van de administratieve lastendruk, de vermindering van uitvoeringslasten en deregulering.
Binnen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vormen de doelstellingen van het Hoofdlijnenakkoord een essentieel onderdeel van het Beleidsprogramma «Vitaal en Samen»4 waarin de veranderende rol van de overheid centraal staat. Bij een veranderende rol van de overheid past ook een herbezinning ten aanzien van de door de overheid opgestelde regelgeving. Deze herbezinning krijgt gestalte in het departementale Meerjarenprogramma Grote Vereenvoudiging van Regelgeving dat op dit moment bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wordt uitgevoerd.
Met de modernisering van het regelgevingcomplex van de Zaaizaad- en Plantgoedwet worden de aanbevelingen uit het rapport «Met recht gekweekt» overgenomen en wordt een aanzienlijke bijdrage geleverd aan het realiseren van de doelstellingen van het Hoofdlijnenakkoord en de doelstellingen van het departementale Meerjarenprogramma Grote Vereenvoudiging van Regelgeving. Niet alleen resulteert deze modernisering in een vermindering van de administratieve lasten, ook draagt het onderbrengen van de procedures voor de toelating van plantenrassen en de verlening van kwekersrecht bij één instantie bij aan een aanmerkelijke vereenvoudiging in de uitvoering. Voorts zal het regelgevingscomplex zodanig worden opgebouwd dat de regeldruk zoveel mogelijk wordt beperkt en de toegankelijkheid van de regelgeving optimaal is. Waar de «oude» Zaaizaad- en Plantgoedwet nader werd uitgewerkt in zestien algemene maatregelen van bestuur en vijftien ministeriële regelingen, zullen onder de ZPW 2005 in beginsel slechts twee algemene maatregelen van bestuur en twee ministeriële regelingen worden gebracht.
Onderhavig besluit is een van de twee algemene maatregelen van bestuur en strekt ter uitvoering van de voorschriften van de ZPW 2005 met betrekking tot de toelating van plantenrassen en opstanden en de verlening van kwekersrecht. De voorschriften met betrekking tot de verhandeling van teeltmateriaal zullen worden opgenomen in het «Besluit verhandeling teeltmateriaal».
§ 2. Instelling van de Raad voor plantenrassen
In verband met de stroomlijning van de procedures wordt bij de ZPW 2005 de Raad voor plantenrassen ingesteld. Deze raad oefent taken uit die in de «oude» Zaaizaad- en Plantgoedwet werden uitgeoefend door de Raad voor het Kwekersrecht, de Commissie voor de samenstelling van de Rassenlijst voor Landbouwgewassen, de Commissie voor de samenstelling van de Rassenlijst voor Bosbouwgewassen en voor zover het de toelating van groenterassen betrof, door de Minister op advies van de Commissie toelating groenterassen.
Daarnaast zal de Raad worden belast met het registreren van de voortgang en uitkomsten van de diverse procedures in het zogenoemde Nederlands rassenregister. Dit register is ingevolge artikel 25, eerste lid, van de wet, openbaar en bevat naast de gegevens inzake de voortgang en uitkomst van de procedures bij de Raad voor plantenrassen, de basisgegevens van rassen en opstanden die zijn toegelaten of waarvoor kwekersrecht is verleend. In dit besluit zijn nadere regels gesteld over de inrichting van het Nederlands rassenregister.
De bundeling van de taken bij de Raad voor plantenrassen betekent dat de betrokkenen bij één loket terechtkunnen voor de verschillende procedures en dat de Raad in dat kader het centrale aanspreekpunt is.
§ 3. Toelating van rassen en opstanden en verlening van kwekersrecht
Naast regels voor de samenstelling van de Raad voor plantenrassen en de inrichting en samenstelling van het Nederlands rassenregister worden in onderhavig besluit tevens regels gesteld voor procedures die van toepassing zijn voor de toelating van rassen en opstanden en voor de verlening van kwekersrecht. Zoals reeds in de memorie van toelichting bij het voorstel van wet voor een nieuwe regeling voor het toelaten van rassen, het in de handel brengen van teeltmateriaal en het verlenen van kwekersrecht (Zaaizaad- en plantgoedwet 2005) (Kamerstukken II 2003/04, 29 650 nr. 3) is uiteengezet, is de procedure voor de toelating van rassen en opstanden losgekoppeld van de procedure tot verlening van kwekersrecht overeenkomstig de aanbevelingen uit het rapport «Met recht gekweekt». Voorts zijn naar aanleiding van de aanbevelingen uit eerdergenoemd rapport de procedures voor de toelating van de rassen van verschillende soorten gewassen in de wet zo veel mogelijk geüniformeerd. Er bestaan echter tussen de diverse gewassen wel verschillende eisen waaraan een ras moet voldoen om te kunnen worden toegelaten.
Hoewel de wettelijke systematiek voor de toelating van de verschillende gewassen zo veel mogelijk is geüniformeerd biedt de wet de ruimte om in een algemene maatregel van bestuur de toelatingsprocedures voor de diverse gewassen nader te regelen met inachtneming van de verschillende eisen voor de toelating van rassen van de diverse gewassen. Voor de toelating van opstanden is in de wet voorzien in de beschrijving van een afzonderlijke procedure en ook ten aanzien van die procedure voorziet dit besluit in nadere regels met betrekking tot de criteria waaraan een toe te laten opstand moet voldoen en de wijze waarop dit kan worden vastgesteld. Afhankelijk van de categorie waarin de opstand zal worden toegelaten wordt een opstand geïnspecteerd, beoordeeld of getest.
Dankzij de stroomlijning van de procedures en het feit dat de Raad in alle procedures fungeert als het centrale aanspreekpunt zullen inconsistenties in de uitslagen van de verschillende procedures zoveel mogelijk worden voorkomen. Zowel voor de toelating als voor de verlening van kwekersrecht is de vaststelling van de eigen identiteit van het ras van cruciaal belang. Wanneer voor een ras zowel een aanvraag tot toelating wordt ingediend als een aanvraag tot verlening van kwekersrecht – deze hoeven niet noodzakelijkerwijs tegelijkertijd te worden ingediend – kan voor beide procedures worden volstaan met de resultaten van één zogenoemd identiteitsonderzoek. Deze resultaten worden bovendien in het kader van beide procedures beoordeeld door één instantie: de Raad voor plantenrassen. In het verleden kon het voorkomen dat de Rassenlijstcommissies en de Raad voor het Kwekersrecht bij de beoordeling van hetzelfde ras deels aan de hand van resultaten van hetzelfde soort onderzoek tot conflicterende beslissingen konden komen.
Op grond van dit besluit zijn de nadere regels met betrekking tot het identiteitsonderzoek dat moeten uitwijzen of een ras niet in aanmerking komt voor toelating van overeenkomstige toepassing verklaard voor het identiteitsonderzoek dat moet uitwijzen of een ras in aanmerking komt voor de verlening van kwekersrecht. Het identiteitsonderzoek hoeft derhalve slechts eenmaal plaats te vinden.
Indien voor een ras kwekersrecht is verleend, heeft in principe alleen de houder van het kwekersrecht het recht om teeltmateriaal van dat ras voort te brengen, verder te vermeerderen, ten behoeve van de vermeerdering te behandelen, in de handel te brengen, uit te voeren, in te voeren of in voorraad te hebben met het oog op één van de hierboven genoemde handelingen. De houder van het kwekersrecht beschikt ook over het exclusieve recht om anderen deze handelingen bedrijfsmatig te laten verrichten. De houder van het kwekersrecht voor een bepaald ras kan in beginsel uitsluitend zijn recht door een ander laten uitoefenen door middel van het verlenen van een licentie. De licentiehouder heeft vervolgens de mogelijkheid om de eerdergenoemde handelingen te verrichten die door de houder van het kwekersrecht kunnen worden verricht.
In artikel 15, tweede lid, van het UPOV-Verdrag 19915 wordt voorzien in de mogelijkheid om telers in staat te stellen voor vermeerderingsdoeleinden binnen het eigen bedrijf als eindproduct geoogst materiaal te gebruiken dat is verkregen door een ras waarvoor kwekersrecht verleend is te planten: het zogenoemde farmers’ privilege. Door te voorzien in een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur gewassen aan te wijzen waarvan het als eindproduct geoogste materiaal zonder toestemming van de houder van het kwekersrecht als teeltmateriaal, dat wil zeggen voor vermeerderingsdoeleinden, op het eigen bedrijf mag worden gebruikt, geeft artikel 59 van de wet invulling aan de in het eerdergenoemde verdrag opgenomen mogelijkheid.
In dit besluit is aan artikel 59 invulling gegeven door het gebruik van geoogst materiaal op het eigen bedrijf zonder dat een licentie is verleend door de houder van het kwekersrecht, toe te staan voor rassen van het gewas aardappel en voor de in dit besluit genoemde graangewassen. Ook onder de «oude» Zaaizaad- en Plantgoedwet beperkte het farmers’ privilege zich tot deze gewassen.
Ook wanneer teeltmateriaal wordt gebruikt met gebruikmaking van het farmers’ privilege zijn bedrijven verplicht om de houder van het kwekersrecht een vergoeding te betalen. Deze vergoeding zal echter veelal lager zijn dan de vergoeding die verschuldigd is in het kader van een licentie. In een ministeriële regeling zullen ter uitvoering van artikel 59 van de wet en artikel 22 van dit besluit nadere regels worden opgenomen om de hoogte van een dergelijke vergoeding te kunnen bepalen evenals de overige voorwaarden die van toepassing zijn bij gebruikmaking van het farmers’ privilege.
Volledigheidshalve zij opgemerkt dat onderhavig besluit uitsluitend betrekking heeft op de verlening van nationaal kwekersrecht. Dientengevolge geldt het bij of krachtens dit besluit geregelde farmers’ privilege ook uitsluitend voor rassen waarvoor uitsluitend Nederlands kwekersrecht verleend is. De verlening en de inhoud van het communautaire kwekersrecht wordt geregeld in verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van de Europese Unie van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PbEG L 227). Het communautaire kwekersrecht bestaat naast het nationale kwekersrecht waarop dit besluit ziet. Op een ras kan zowel nationaal als communautair kwekersrecht rusten uitsluitend ingeval het nationale kwekersrecht eerder is verleend dan het communautaire kwekersrecht. Nadat voor een ras eerst communautair kwekersrecht is verleend, kan geen nationaal kwekersrecht meer worden verleend. Indien voor een ras een communautair kwekersrecht is verleend, is op het kwekersrecht en het bestaan het farmers’ privilege en de voorwaarden van het farmers’ privilege, de communautaire regelgeving van toepassing.
De administratieve lasten die voortvloeien uit onderhavig besluit zijn voor een belangrijk deel reeds beschreven in Hoofdstuk 10, paragraaf 2, van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005. In dit besluit wordt met name een nadere invulling gegeven aan de procedures tot toelating van rassen en opstanden en tot verlening van kwekersrecht. In het kader van de voorbereidingen van genoemd wetsvoorstel heeft het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (hierna: EIM) onderzoek gedaan naar de administratieve lasten die het wetsvoorstel met zich brengt. Naar aanleiding van dit wetsvoorstel heeft het Adviescollege toetsing administratieve lasten (hierna: Actal) advies uitgebracht. Omdat de stroomlijning van de procedures tot toelating van rassen en opstanden en verlening van kwekersrecht een belangrijk element van het wetsvoorstel vormden heeft het EIM nadrukkelijk onderzoek gedaan naar de reductie van de administratieve lasten als gevolg van deze stroomlijning.
Omdat onderhavig besluit slechts een nadere invulling geeft aan de reeds in de wet voorgeschreven procedures en het EIM in het onderzoek hier reeds rekening mee heeft gehouden, wordt voor een uitgebreidere behandeling van de reductie van de administratieve lasten als gevolg van de stroomlijning van de procedures verwezen naar de reeds genoemde memorie van toelichting.
Dit besluit als zodanig brengt noch voor burgers noch voor het bedrijfsleven administratieve verplichtingen met zich, het biedt echter wel een grondslag voor nadere voorschriften met betrekking tot de procedures voor toelating van rassen en de verlening van kwekersrecht die in een ministeriële regeling zullen worden uitgewerkt. Deze voorschriften zullen echter uitsluitend gevolgen hebben voor het bedrijfsleven. De administratieve lasten die de ministeriële regeling ter uitvoering van dit besluit met zich zal brengen, zullen uiteraard in dat kader gekwantificeerd worden en met Actal worden afgestemd.
Er is gekozen voor een onderverdeling van de Raad in afdelingen in verband met de per gewasgroep verschillende benodigde expertise en verschillen in de te behandelen materie. Zo zal de Raad zich met betrekking tot rassen van landbouwgewassen moeten uitspreken over hun cultuur- en gebruikswaarde, een aspect dat bij tuinbouwgewassen niet aan de orde is. Doordat in het eerste lid is bepaald dat de Raad beraadslaagt en besluit in de samenstelling van de diverse genoemde afdelingen wordt verduidelijkt dat een besluit van de afdelingen geldt als een besluit van de Raad.
Het vijfde lid biedt de mogelijkheid om bij een vergadering van een afdeling leden uit andere afdelingen en buitenstaanders te betrekken. Afdelingen kunnen hiermee bijzondere deskundigen, aldus optredend als adviseurs, bij de beraadslaging betrekken. Voorts biedt die bepaling de mogelijkheid om als Raad in een breed verband, waarbij leden uit de verschillende afdelingen aanwezig zijn, periodiek met het georganiseerde bedrijfsleven in de betrokken branche van gedachten te wisselen over algemene zaken aangaande kwekersrechtverlening en rassenregistratie.
Onder de beheersmatige aangelegenheden die door de Centrale Afdeling van de Raad worden behartigd worden onder meer begrepen het opstellen van periodieke verslagen als bedoeld in artikel 9 van de wet aan de Minister en de Staten-Generaal en de begrotingsaangelegenheden.
De vermelding van de categorieën waarin het teeltmateriaal van een ras kan worden verhandeld houdt verband met communautaire wetgeving. Zo schrijft artikel 7 van de Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (PbEG L 193) (hierna: richtlijn 2002/55/EG) voor dat van groenterassen die mede op basis van resultaten van niet-officieel onderzoek en de bij de teelt opgedane praktische ervaringen zijn toegelaten, slechts als standaardzaad – dus niet als basiszaad of gecertificeerd zaad – mag worden verhandeld. Voorts zij gewezen op Richtlijn 1999/105/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1999 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (PbEG L 11) (hierna: richtlijn 1999/105/EG) op grond waarvan de categorie van het te verhandelen teeltmateriaal afhankelijk is van de in artikel 10, eerste lid, van onderhavig besluit bedoelde kwalificatie waaronder de desbetreffende opstand of het betrokken ras is toegelaten.
Voorts is het van belang dat een verzoek om een van overheidswege verleende licentie met betrekking tot een kwekersrecht – een zogenaamde dwanglicentie – als bedoeld in artikel 62 van de wet en de uitkomst van de daaropvolgende procedure in het register wordt ingeschreven. Hoewel een dergelijke licentieverlening zeer zeldzaam zal zijn, heeft een dwanglicentie of een verzoek om verlening van een dwanglicentie onmiskenbaar invloed op de kracht en waarde van het betrokken kwekersrecht.
In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen om in bij ministeriële regeling bepaalde gevallen in het rassenregister cultuur- en gebruikswaardeaspecten van rassen op te nemen.
Omdat het voor de afnemers van teeltmateriaal van belang is een vergelijking van de cultuur- en gebruikswaarde te kunnen maken voorziet het tweede lid in de mogelijkheid om bij de samenstelling van de nationale lijsten van toegelaten rassen en opstanden dergelijke gegevens in onderlinge samenhang weer te geven. Op grond van het derde lid kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de nationale lijsten worden gerubriceerd. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan rubricering van de van een ras vastgestelde kenmerken en bijzonderheden die in de rassenlijst worden opgenomen.
De bepaling dat een toe te laten groenteras in stand wordt gehouden, vloeit rechtstreeks voort uit richtlijn 2002/55/EG. Omdat een aanvraag tot toelating van een groenteras niet noodzakelijkerwijs door een instandhouder van het betrokken ras wordt gedaan, wordt met de vereiste verklaring van de instandhouder, bedoeld in het eerste lid, aanhef, onderdeel b, bewerkstelligd dat ingeval de aanvrager niet tevens een instandhouder van het ras in kwestie is, de aanvraag uitsluitend met instemming van de instandhouder kan worden ingediend.
Voor de toelating van een groenteras is het ingevolge communautaire regelgeving vereist dat het betrokken ras op het grondgebied van de EU of van een staat, die ten aanzien van de instandhouding ingevolge communautaire regelgeving gelijkgesteld is met de EU, in stand wordt gehouden. Dergelijke gelijkstellingen, soms beperkt tot één of enkele gewassen, kunnen zeer regelmatig worden gewijzigd. Mede in het licht hiervan kunnen krachtens het tweede lid bij ministeriële regeling nadere voorwaarden aan de instandhouding worden gesteld.
Het kan voorkomen dat voor de toelating van bepaalde groentegewassen de rassen van deze groentegewassen zowel onderscheidbaar, homogeen en bestendig moeten zijn als voldoende cultuur- en gebruikswaarde moeten hebben. Omdat dit slechts in een zeer beperkt aantal gevallen voorkomt voorziet het derde lid in de mogelijkheid om dergelijke gewassen bij ministeriële regeling aan te wijzen.
Ingevolge richtlijn 2002/53/EG worden rassen van landbouwgewassen in beginsel pas toegelaten indien zij zowel een eigen identiteit – zoals geformuleerd in artikel 35, eerste lid, onderdeel a, van de wet – als een zekere cultuur- en gebruikswaarde als bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel b, van de wet, bezitten en in stand worden gehouden. Evenals in artikel 8, eerste lid, van dit besluit is ook bij de toelating van landbouwgewassen een verklaring van de instandhouder noodzakelijk.
Het tweede lid vormt een afwijking op het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a. Voor rassen als bedoeld in dit lid geldt het vereiste van een zekere cultuur- en gebruikswaarde niet.
De inhoudelijke criteria voor de toelating van bosbouwkundig uitgangsmateriaal zijn neergelegd in bijlage I tot en met V van richtlijn 1999/105/EG. Bij de toelating van het uitgangsmateriaal is onderscheid gemaakt in de categorieën van «bekende origine», «geselecteerd», «gekeurd» en «getest». Omdat de ervaring leert dat dergelijke bijlagen bij Europese richtlijnen aan wijzigingen onderhevig kunnen zijn, is een dynamische verwijzing naar de richtlijn opgenomen, waarmee wordt verzekerd dat wijzigingen van de richtlijn direct doorwerken in de nationale regelgeving.
In het tweede lid wordt de mogelijkheid geboden om onder voorwaarden opstanden toe te laten als opstand voor de productie van «getest teeltmateriaal». Normaliter neemt het volledig uitvoeren van de onderzoeken voorafgaand aan de toelating voor de productie van «getest teeltmateriaal» langere tijd in beslag. De richtlijn biedt echter een afwijkingsmogelijkheid. In het tweede lid is daaraan uitvoering gegeven door de toelating voor de productie van «getest teeltmateriaal» ook mogelijk te maken wanneer op basis van de voorlopige uitslagen van de onderzoeken naar het oordeel van de Raad blijkt dat het desbetreffende uitgangsmateriaal aan de toelatingseisen zal gaan voldoen. Voor de duur van een dergelijke toelating zij verwezen naar artikel 14, eerste lid, van dit besluit.
Artikel 85 van de wet opent de mogelijkheid om groepen van planten die niet aan de voorwaarden van artikel 35 van de wet voldoen, toe te laten. Die bepaling zal onder meer kunnen dienen voor de toelating van zogenoemde conservation varieties, groepen van planten die niet noodzakelijkerwijs in alle opzichten voldoen aan de normen, bedoeld in artikel 35, tweede, derde en vierde lid, van de wet, inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid. Overeenkomstig het in de wet verankerde uitgangspunt dat de toelating en registratie van plantaardige eenheden gecentraliseerd wordt, wordt de beslissing over de toelating van dergelijke groepen van planten aan de Raad opgedragen.
Ingevolge richtlijn 2002/53/EG, richtlijn 2002/55/EG en richtlijn 1999/105/EG geldt de toelating van respectievelijk rassen van landbouwgewassen, groenterassen en opstanden voor de productie van getest teeltmateriaal (artikel 10, tweede lid) voor ten hoogste 10 jaar. In aansluiting hierop is ook voor plantengroepen die niet aan de vereisten van artikel 35 van de wet voldoen en dus niet kunnen worden toegelaten op grond van de artikelen 8, 9 of 10, maar wel op grond van artikel 11, de periode waarin een dergelijke plantengroepen worden toegelaten, vastgesteld op 10 jaar.
In voorkomende gevallen kan het echter gewenst zijn ook na verloop van 10 jaar de teelt van het toegelaten ras te handhaven. Voor zover nog altijd aan de vereisten voor toelating wordt voldaan, ligt in dat geval een verlenging van de toelating in de rede.
De toelating van opstanden voor de productie van «getest teeltmateriaal» ingevolge artikel 10, tweede lid, kan echter niet verlengd worden. Deze toelating geschiedt immers op grond van voorlopige resultaten en er mag worden verondersteld dat na verloop van 10 jaar de tests zijn voltooid en kan worden bepaald of de opstand voldoet aan de toelatingseisen zoals geformuleerd in richtlijn 1999/105. Indien dit het geval is kan een dergelijke opstand vervolgens ingevolge artikel 10, eerste lid, worden toegelaten. Een dergelijke toelating geschiedt voor onbepaalde tijd.
Met betrekking tot de verlenging van de toelating van plantengroepen die op grond van artikel 11 van onderhavig besluit zijn toegelaten, zal worden beoordeeld in hoeverre deze nog altijd voldoen aan de vereisten die in het kader van een toelating op grond van artikel 11 gesteld worden.
In dit artikel wordt de aanwijzing van andere instandhouders van toegelaten rassen geregeld. Die mogelijkheid bestaat niet voor rassen waarvan het om kweektechnische redenen noodzakelijk is om niet meer dan één instandhouder te erkennen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij bepaalde kruisbestuivende gewassen. In die gevallen draagt erkenning van meerdere instandhouders het gevaar in zich dat er een divergentie tussen de verschillende instandhoudingen zal optreden.
De instellingen, belast met de keuring van teeltmateriaal, beschikken uit dien hoofde over een grote expertise inzake de controle op de instandhouding van rassen. Hun bevindingen zijn belangrijk voor de oordeelsvorming van de Raad op dit gebied. Om die reden zullen in het kader van beslissingen omtrent de instandhouding, zoals al vele jaren gebruikelijk is, inlichtingen van de keuringsdiensten worden betrokken. Omwille van de duidelijkheid omtrent de te volgen procedures is het in de praktijk gegroeide gebruik door middel van het vierde lid geformaliseerd.
In het tweede lid wordt de mogelijkheid gecreëerd dat de belanghebbende het onderzoek, noodzakelijk voor de beslissing omtrent de toelating van of de kwekersrechtverlening voor een ras, in zijn opdracht en onder zijn verantwoordelijkheid laat uitvoeren. In het kader van de efficiency kan het namelijk in voorkomend geval zowel voor de kweker van een ras als voor de onderzoeksinstelling wenselijk zijn dat beide partijen direct met elkaar in contact kunnen treden over een uit te voeren technisch onderzoek. In dat geval wijst de Raad de onderzoeksinstelling die het onderzoek overeenkomstig de door de Raad te stellen voorwaarden uitvoert, uitsluitend aan. De kweker en de onderzoeksinstelling kunnen dan vervolgens zelf afspraken maken over onder meer het plaatsen van de opdracht om het onderzoek uit te voeren en daaraan gerelateerde onderwerpen.
Vanzelfsprekend zal de Raad in een dergelijk geval geen onderzoekstarief in rekening brengen. Wel zullen de onderzoeksresultaten in eigendom aan de Raad moeten worden overgedragen omdat de overheid daarover de autonome beschikking moet hebben in verband met verplichtingen jegens de Europese Unie en de overheden van andere landen.
Voorts is in het derde lid rekening gehouden met de in richtlijn 2002/55/EG voorziene mogelijkheid om resultaten van niet-officieel onderzoek, bijvoorbeeld door de aanvrager verricht onderzoek, en bij de teelt opgedane praktische ervaring geheel of gedeeltelijk in de plaats te laten komen van het officiële onderzoek naar de zelfstandigheid van een toe te laten ras.
Het is niet ongebruikelijk dat voor één ras in verschillende landen aanvragen tot toelating of kwekersrecht worden ingediend. De onderhavige bepaling ziet op de situatie dat een aanvraag in Nederland vooraf is gegaan door een aanvraag in het buitenland zodat aldaar het onderzoek naar de zelfstandigheid van een ras wordt uitgevoerd. In die situatie kunnen kosten en tijd worden bespaard door de buitenlandse onderzoeksgegevens te gebruiken voor de beslissing van de Raad. Onder bepaalde voorwaarden – zo zal de aanvrager het in het buitenland ingeleverde identiteitsmonster moeten aanwijzen als te behoren bij de Nederlandse aanvraag – zal de Raad zijn beslissing kunnen baseren op de van het buitenland verkregen gegevens. Met betrekking tot een toelating van een ras overeenkomstig de communautaire regelgeving zal de Raad daarvan echter afzien, indien de in het buitenland verkregen gegevens door de communautaire regelgeving niet worden erkend. Onderzoeksresultaten ten aanzien van de cultuur- en gebruikswaarde van het toe te laten ras zijn minder geschikt om uit het buitenland te worden overgenomen, aangezien de cultuur- en gebruikswaarde van een ras afhankelijk is van de omstandigheden zoals die in het land van toelating heersen. In dat verband lenen slechts niet aan teeltgebieden gerelateerde onderzoeksresultaten, zoals resultaten van laboratoriumonderzoeken, zich voor overname uit het buitenland.
In het algemeen moet een aanvrager, om prioriteitsvervalsing te voorkomen, uiterlijk wanneer het onderzoek een aanvang neemt materiaal van het ras in kwestie kunnen leveren. In bijzondere situaties kan de Raad uitstel verlenen, mits de aanvrager bewijst dat het ras in kwestie bestaat. Indien de aanvrager geen of niet tijdig materiaal van zijn ras kan verstrekken, wordt de aanvraag als ingetrokken beschouwd.
De inrichting en de uitvoering van het technische onderzoek in verband met een aanvraag tot verlening van kwekersrecht zijn identiek aan die van dat onderzoek in verband met een aanvraag om toelating van een ras. Dientengevolge worden de daarop betrekking hebbende bepalingen van overeenkomstige toepassing verklaard met uitzondering van artikel 16, derde lid, artikel 17 en artikel 19. De uitgezonderde bepalingen hebben namelijk betrekking op een delegatie van regelgeving, van toepassing in het kader van een toelatingsprocedure, die ten aanzien van een kwekersrechtaanvraag reeds in artikel 49, zevende lid, van de wet is voorzien.
Verwezen zij naar de paragraaf 3 van het algemene deel van deze toelichting.
In dit besluit is een aantal procedurele aspecten met betrekking tot de toelating van een ras of opstand opgenomen. In de richtlijnen 2002/53/EG en 2002/55/EG zijn onder meer bepalingen opgenomen met betrekking tot de gegevens die moeten worden verstrekt bij een aanvraag tot toelating. Omdat het niet wenselijk is om dergelijke procedurele bepalingen in dit besluit op te nemen is in dit artikel voorzien in een basis om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen over de aanvragen en verzoeken die in het kader van de toelating van rassen of opstanden of in het kader van kwekersrechtelijke aangelegenheden bij de Raad kunnen worden ingediend. In deze ministeriële regeling kan bijvoorbeeld worden opgenomen welke informatie moet worden verstrekt bij een aanvraag of op welke wijze aanvragen en verzoeken worden ingediend. Hiermee wordt een grondslag geboden waarmee de gegevens die een Lidstaat verplicht is te vragen van een aanvrager of een verzoeker op grond van de eerdergenoemde richtlijnen ook daadwerkelijk kunnen worden opgevraagd. Ook nadere regels met betrekking tot de wijze waarop de Raad aanvragen en verzoeken in behandeling neemt en de wijze waarop de Raad belanghebbenden oproept kunnen op grond van deze bepaling in een ministeriële regeling worden opgenomen.
Met de inwerkingtreding van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 vervalt de Zaaizaad- en Plantgoedwet en hiermee de grondslag van de in artikel 24 genoemde besluiten. Voorts zij verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman
Richtlijn | Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen, tenzij anders is aangegeven |
2002/54/EG | |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2, eerste lid, onderdeel a | artikel 1, onderdeel g, wet |
artikel 2, eerste lid, onderdeel b | artikel 1, onderdeel j, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, eerste lid, onderdelen c tot en met f | artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b,Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, eerste lid, onderdeel g | behoeft geen implementatie |
artikel 2, eerste lid, onderdeel h | artikel 5, lid 1, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, tweede lid | artikel 3 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, derde lid | artikel 5, tweede lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, vierde lid | artikel 5, tweede lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 3 | artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 4 | artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 5 | artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 6 | artikel 39, vijfde en zesde lid, wet |
artikel 7 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 8 | artikel 84 wet; artikel 23 |
artikel 9 | artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 10 | artikelen 5, eerste lid, onderdeel b, en 6, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 11 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 12 | artikelen 5, eerste lid, onderdeel b, en 6, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 13 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 14 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 15 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 16 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 17 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 18 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 19 | artikel 48 wet |
artikel 20 | behoeft geen implementatie |
artikel 21 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 22 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 23 | behoeft geen implementatie |
artikel 24 | artikel 48 wet |
artikel 25 | artikel 89 wet artikel 4 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 26 | behoeft geen implementatie |
artikel 27 | behoeft geen implementatie |
artikel 28 | behoeft geen implementatie |
artikel 29 | behoeft geen implementatie |
artikel 30, eerste lid, onderdeel b | artikel 39 en 85 wet, artikel 11 |
artikel 30, overige onderdelen | behoeft geen implementatie |
artikel 31 | behoeft geen implementatie |
artikel 32 | behoeft geen implementatie |
artikel 33 | behoeft geen implementatie |
artikel 34 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 66/401/EEG | |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 1 bis | artikel 1, onderdeel g, wet |
artikel 2, eerste lid, onderdeel a | artikel 1, eerste lid, onderdeel e, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, eerste lid, onderdelen b tot en met d | artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, eerste lid, onderdeel e | behoeft geen implementatie |
artikel 2, eerste lid, onderdelen f en g | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, eerste lid bis | behoeft geen implementatie |
artikel 2, eerste lid ter | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, eerste lid quater | behoeft geen implementatie |
artikel 2, eerste lid quinquies | behoeft geen implementatie |
artikel 2, tweede lid | behoeft geen implementatie |
artikel 2, derde lid | artikel 5, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, vierde lid | artikel 5, tweede lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 3, eerste lid | artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 3, eerste lid bis | behoeft geen implementatie |
artikel 3, tweede lid | artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 3, derde lid | behoeft geen implementatie |
artikel 3, vierde lid | artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 3 bis | artikel 4, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 4 | artikel 5, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 4 bis | artikel 39, vijfde en zesde lid, wet |
artikel 5 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 5 bis | artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 6 | artikel 84 wet en artikel 23 |
artikel 7 | artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 8 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 9 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 10 | artikelen 5, eerste lid, onderdeel b, en 6, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 10 bis | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 10 ter | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 10 quater | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 11 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 11 bis | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 12 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 13 | artikel 4 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 13 bis | artikel 48 wet |
artikel 14 | behoeft geen implementatie |
artikel 14 bis | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 15 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 16 | behoeft geen implementatie |
artikel 17 | artikel 48 wet |
artikel 18 | artikel 4, eerste lid, onderdeel h, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 19 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 20 | behoeft geen implementatie |
artikel 21 | behoeft geen implementatie |
artikel 21 bis | behoeft geen implementatie |
artikel 22 | behoeft geen implementatie |
artikel 22 bis | artikelen 39 en 85 wet en artikel 11 |
artikel 23 | behoeft geen implementatie |
artikel 23 bis | behoeft geen implementatie |
artikel 24 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 66/402/EEG | |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 1 bis | artikel 1, onderdeel g, wet |
artikel 2, eerste lid, onderdeel a | artikelen 1, eerste lid, onderdeel f, wet |
artikel 2, eerste lid, onderdelen b tot en met g | artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, eerste lid, onderdeel h | behoeft geen implementatie |
artikel 2, eerste lid bis | behoeft geen implementatie |
artikel 2, eerste lid ter | behoeft geen implementatie |
artikel 1, eerste lid quater | artikelen 3, 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, eerste lid sextus | behoeft geen implementatie |
artikel 2, tweede lid | artikelen 4, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, derde lid | artikel 5, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, vierde lid | artikel 5, tweede lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 3, eerste lid | artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 3, tweede en derde lid | artikel 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 3 bis | artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 4 | artikel 5, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 4 bis | artikel 39, vijfde en zesde lid, wet |
artikel 5 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 5 bis | artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 6 | artikel 84 wet en artikel 23 |
artikel 7 | artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 8 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 9 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 10 | artikelen 5, eerste lid, onderdeel b, en 6 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 11 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 11 bis | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 12 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 13 | artikel 11 |
artikel 13 bis | artikel 48 wet |
artikel 14 | behoeft geen implementatie |
artikel 14 bis | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 15 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 16 | behoeft geen implementatie |
artikel 17 | artikel 48 wet |
artikel 18 | artikel 4, eerste lid, onderdeel h, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 19 | artikel 4 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 20 | behoeft geen implementatie |
artikel 21 | behoeft geen implementatie |
artikel 21 bis | behoeft geen implementatie |
artikel 21 ter | behoeft geen implementatie |
artikel 22 | behoeft geen implementatie |
artikel 22 bis, eerste lid, onderdeel b | artikelen 39 en 85 wet en artikel 11 |
artikel 22 bis, overige onderdelen | behoeft geen implementatie |
artikel 23 | behoeft geen implementatie |
artikel 23bis | behoeft geen implementatie |
artikel 24 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 2002/56/EG | |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2, eerste lid, onderdeel a | artikel 1, onderdeel g, wet |
artikel 2, eerste lid, onderdelen b tot en met c | artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, eerste lid, onderdeel d | behoeft geen implementatie |
artikel 3 | artikelen 4, eerste lid, onderdeel a en 5, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 4 | artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 5 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 6 | artikel 39, vijfde en zesde lid, wet |
artikel 7 | artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 8 | artikel 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 9 | artikel 5, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 10 | artikelen 3 en 5, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 11 | artikel 5, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 12 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 13 | artikelen 5, eerste lid, onderdeel b en 6, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 14 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 15 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 16 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 17, eerste lid | behoeft geen implementatie |
artikel 17, tweede lid | artikel 5, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 18 | artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 19 | artikel 48 wet |
artikel 20 | behoeft geen implementatie |
artikel 21 | behoeft geen implementatie |
artikel 22 | artikel 48 wet |
artikel 23 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 24 | behoeft geen implementatie |
artikel 25 | behoeft geen implementatie |
artikel 26 | behoeft geen implementatie |
artikel 27, eerste lid, onderdeel b | artikelen 39 wet en artikel 11 |
artikel 27, overige onderdelen | behoeft geen implementatie |
artikel 28 | behoeft geen implementatie |
artikel 29 | behoeft geen implementatie |
artikel 30 | behoeft geen implementatie |
artikel 31 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 2002/57/EG | |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2, eerste lid, onderdeel a | artikel 1, onderdeel g, wet |
artikel 2, eerste lid, onderdeel b | artikel 1, eerste lid, onderdeel l, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, eerste lid, onderdelen c tot en met j | artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, eerste lid, onderdeel k | behoeft geen implementatie |
artikel 2, tweede lid | behoeft geen implementatie |
artikel 2, derde lid | behoeft geen implementatie |
artikel 2, vierde lid | artikelen 4, eerste lid, onderdeel a, en 5, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, vijfde lid | artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, zesde lid | artikel 5, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 3 | artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 4 | artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 5 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 6 | artikel 39, vijfde en zesde lid, wet |
artikel 7 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 8 | artikel 84 wet en artikel 23 |
artikel 9 | artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 10 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 11 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 12 | artikelen 5, eerste lid, onderdeel b, en 6, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 13 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 14 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 15 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 16 | artikel 48 wet |
artikel 17 | behoeft geen implementatie |
artikel 18 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 19 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 20 | behoeft geen implementatie |
artikel 21 | artikel 48 wet |
artikel 22 | artikel 89 wet artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 23 | behoeft geen implementatie |
artikel 24 | behoeft geen implementatie |
artikel 25 | behoeft geen implementatie |
artikel 26 | behoeft geen implementatie |
artikel 27 | artikelen 39 en 85 wet en artikel 11 |
artikel 28 | behoeft geen implementatie |
artikel 29 | behoeft geen implementatie |
artikel 30 | behoeft geen implementatie |
artikel 31 | behoeft geen implementatie |
artikel 32 | behoeft geen implementatie |
artikel 33 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 2002/53/EG | |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2 | behoeft geen implementatie |
artikel 3, eerste lid | artikel 26 wet |
artikel 3, tweede lid | artikel 26 wet |
artikel 3, derde lid | behoeft geen implementatie |
artikel 3, vierde lid | behoeft geen implementatie |
artikel 3, vijfde lid | behoeft geen implementatie |
artikel 4, eerste lid | artikel 35, eerste lid, onderdelen a en b, wet en artikel 9, eerste lid |
artikel 4, tweede lid | artikel 35, eerste lid, onderdeel b wet en artikel 9, tweede lid |
artikel 4, derde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet |
artikel 4, vierde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet en artikel 12, eerste lid |
artikel 4, vijfde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet en artikel 12, tweede lid |
artikel 4, zesde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet en artikel 85 en artikel 11 |
artikel 5, eerste lid | artikel 35, tweede lid, wet |
artikel 5, tweede lid | artikel 35, vierde lid, wet |
artikel 5, derde lid | artikel 35, derde lid, wet |
artikel 5, vierde lid | artikel 35, vijfde lid, wet |
artikel 6 | behoeft geen implementatie |
artikel 7, eerste lid | artikel 35, eerste lid, onderdelen a en b, en zesde lid, wet en artikel 16, eerste lid |
artikel 7, tweede lid | artikel 35, eerste lid, onderdeel d, wet en artikel 17 |
artikel 7, derde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet en 17 |
artikel 7, vierde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet; Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen en artikel 12 |
artikel 7, vijfde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet; Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen |
artikel 8 | artikel 84 wet en artikel 23 |
artikel 9, eerste lid | artikel 26 wet |
artikel 9, tweede lid | artikel 27 wet |
Artikel 9, derde lid | artikel 37, derde en vierde lid, wet |
Artikel 9, vierde lid | artikel 84 wet en artikel 13 |
artikel 9, vijfde lid | artikelen 26 en 35, vijfde lid, wet |
artikel 9, zesde lid | artikel 27, zesde lid, wet |
artikel 10 | artikel 84 wet en artikel 23 |
artikel 11 | artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 9, eerste lid, onder b en tweede lid |
artikel 12 | artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 14 |
artikel 13 | artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 14, derde lid |
artikel 14 | artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 14, derde lid |
artikel 15 | behoeft geen implementatie |
artikel 16, eerste lid | behoeft geen implementatie |
artikel 16, tweede lid | artikelen 47 en 89 wet |
artikel 17 | behoeft geen implementatie |
artikel 18 | artikelen 47 en 89 wet |
artikel 19 | artikel 35 wet |
artikel 20 | artikelen 39 en 85 wet en artikel 11 |
artikel 21 | artikel 85 wet en artikel 11 |
artikel 22 | behoeft geen implementatie |
artikel 23 | behoeft geen implementatie |
artikel 24 | artikelen 35, eerste lid, en 39, eerste lid, wet |
artikel 25 | behoeft geen implementatie |
artikel 26 | behoeft geen implementatie |
artikel 27 | behoeft geen implementatie |
artikel 28 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 2002/55/EG | |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2, eerste lid, onderdeel a | artikel 1, onderdeel g, wet |
artikel 2, eerste lid, onderdeel b | Artikel 1, onderdeel k, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, eerste lid, onderdelen c tot en met e | Artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, eerste lid, onderdeel f | behoeft geen implementatie |
artikel 2, eerste lid, onderdeel g | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 2, tweede en derde lid | behoeft geen implementatie |
artikel 3 | artikel 26 wet |
artikel 4 | artikel 35, eerste lid, onderdeel a, wet en artikel 8, eerste lid, onder a |
artikel 5, eerste lid | artikel 35, tweede lid, wet |
artikel 5, tweede lid | artikel 35, vierde lid, wet |
artikel 5, derde lid | artikel 35, derde lid, wet |
artikel 6 | behoeft geen implementatie |
artikel 7, eerste lid | artikel 35, eerste lid, onderdelen a en b, en zesde lid, wet en artikel 8, eerste lid, onder a |
artikel 7, tweede lid | artikel 35, eerste lid, onderdeel d, wet en artikel 17 |
artikel 7, derde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e en artikel 17 |
artikel 7, vierde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet; Besluit genetisch gemodificeerde organismen; Wet milieugevaarlijke stoffen en artikel 12 |
artikel 7, vijfde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet; Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen |
artikel 8 | artikel 84 wet en artikel 23 |
artikel 9, eerste lid | artikel 26 wet |
artikel 9, tweede lid | artikel 27 wet |
artikel 9, derde lid | artikel 37, derde en vierde lid, wet |
artikel 9, vierde lid | artikel 84 wet en artikel 23 |
artikel 9, vijfde lid | Artikelen 26 en 35, vijfde lid, wet |
artikel 9, zesde lid | artikel 27, zesde lid, wet |
artikel 10 | artikel 84 wet en artikel 23 |
artikel 11 | artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 8, eerste lid, onder b, en tweede lid |
artikel 12 | artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 8, eerste lid, onder b, en tweede lid |
artikel 13 | artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 14, derde lid |
artikel 14 | artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 14 |
artikel 15 | behoeft geen implementatie |
artikel 16, eerste lid | behoeft geen implementatie |
artikel 16, tweede lid | artikelen 47 en 89 wet |
artikel 17 | behoeft geen implementatie |
artikel 18 | artikelen 47 en 89 wet |
artikel 19 | artikel 35 wet |
artikel 20 | artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 21 | artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 22 | artikel 5, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 23 | artikel 39, vijfde en zesde lid, wet |
artikel 24 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 25 | artikel 5, eerste lid, onderdelen c en d, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 26 | artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 27 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 28 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 29 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 30 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 31 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 32 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 33 | artikel 48 wet |
artikel 34 | behoeft geen implementatie |
artikel 35 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 36 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 37 | behoeft geen implementatie |
artikel 38 | artikel 48 wet |
artikel 39 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 40 | artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 41 | artikel 89 wet artikel 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 42 | artikelen 47 en 89 wet |
artikel 43 | behoeft geen implementatie |
artikel 44, eerste lid | behoeft geen implementatie |
artikel 44, tweede en derde lid | artikelen 39 en 85 wet artikel 11 |
artikel 45 | behoeft geen implementatie |
artikel 46 | behoeft geen implementatie |
artikel 47 | artikelen 35, eerste lid, en 39, eerste lid, wet |
artikel 48 | artikelen 39 en 85 wet en artikel 11 |
artikel 49 | artikel 48 wet |
artikel 50 | behoeft geen implementatie |
artikel 51 | behoeft geen implementatie |
artikel 52 | behoeft geen implementatie |
artikel 53 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 92/33/EEG | |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2 | artikel 4, eerste lid, onderdeel h, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 3 | artikel 1 wet |
artikel 4 | artikelen 1, onderdeel g en 5, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 5 | artikel 4, eerste lid, onderdeel e, en tweede lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 6 | artikelen 42 tot en met 45 wet; artikel 4 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 7 | behoeft geen implementatie |
artikel 8 | artikel 42 wet |
artikel 9 | artikel 84 wet en artikel 23 |
artikel 10 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 11 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 12 | artikel 42, vierde lid, wet |
artikel 13 | artikel 48 wet |
artikel 14 | behoeft geen implementatie |
artikel 15 | behoeft geen implementatie |
artikel 16 | behoeft geen implementatie |
artikel 17 | behoeft geen implementatie |
artikel 18 | behoeft geen implementatie |
artikel 19 | artikelen 47 en 86 wet |
artikel 20 | behoeft geen implementatie |
artikel 21 | behoeft geen implementatie |
artikel 22 | behoeft geen implementatie |
artikel 23 | behoeft geen implementatie |
artikel 24 | artikelen 47 en 89 wet |
artikel 25 | behoeft geen implementatie |
artikel 26 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 93/61/EEG | |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2 | Plantenziektewet |
artikel 3 | artikel 89 wet, artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 4 | artikel 5, eerste lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 5 | artikel 5, eerste lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 6 | artikel 6 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 7 | behoeft geen implementatie |
artikel 8 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 93/62/EEG | |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2 | artikel 89 wet; artikel 5, eerste lid, onderdeel c, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 3 | artikel 4, tweede lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 4 | artikel 4, tweede lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 5 | artikel 4, tweede lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 6 | behoeft geen implementatie |
artikel 7 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 92/34/EEG | |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2 | artikel 5, eerste lid, onderdeel h, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 3 | artikel 1 wet |
artikel 4 | artikel 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 5 | artikel 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 6 | artikelen 42 tot en met 45 wet; artikel 4 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 7 | behoeft geen implementatie |
artikel 8 | artikel 42 wet |
artikel 9 | artikel 9 |
artikel 10 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 11 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 12 | artikel 42, vierde lid, wet |
artikel 13 | artikel 48 wet |
artikel 14 | behoeft geen implementatie |
artikel 15 | behoeft geen implementatie |
artikel 16 | behoeft geen implementatie |
artikel 17 | behoeft geen implementatie |
artikel 18 | behoeft geen implementatie |
artikel 19 | artikelen 47 en 89 wet |
artikel 20 | behoeft geen implementatie |
artikel 21 | behoeft geen implementatie |
artikel 22 | behoeft geen implementatie |
artikel 23 | behoeft geen implementatie |
artikel 24 | artikelen 47 en 89 wet |
artikel 25 | behoeft geen implementatie |
artikel 26 | behoeft geen implementatie |
artikel 27 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 93/48/EEG | |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2 | Plantenziektewet |
Artikel 3 | artikel 5, eerste lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
Artikel 4 | artikel 5, eerste lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 5 | artikel 5, eerste lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 6 | behoeft geen implementatie |
artikel 7 | behoeft geen implementatie |
artikel 8 | artikel 6 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 9 | artikel 6 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 10 | behoeft geen implementatie |
artikel 11 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 93/64/EEG | |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2 | artikel 89 wet artikel 4, tweede lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 3 | artikel 89 wet artikel 4, tweede lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 4 | artikel 89 wet artikel 4, tweede lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 5 | artikel 4, tweede lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 6 | behoeft geen implementatie |
artikel 7 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 93/79/EEG | |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2 | artikel 4, tweede lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 3 | behoeft geen implementatie |
artikel 4 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 98/56/EG | |
artikel 1 | Behoeft geen implementatie |
artikel 2 | artikel 1 wet |
artikel 3 | artikel 3 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 4 | Plantenziektewet |
artikel 5 | artikel 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 6 | artikel 42 wet |
artikel 7 | artikel 4, tweede lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 8 | artikelen 42 en 43 wet; artikel 4 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 9 | artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 10 | artikel 48 wet |
artikel 11 | behoeft geen implementatie |
artikel 12 | behoeft geen implementatie |
artikel 13 | artikelen 47 en 89 wet |
artikel 14 | behoeft geen implementatie |
artikel 15 | behoeft geen implementatie |
artikel 16 | behoeft geen implementatie |
artikel 17 | behoeft geen implementatie |
artikel 18 | behoeft geen implementatie |
artikel 19 | behoeft geen implementatie |
artikel 20 | behoeft geen implementatie |
artikel 21 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 99/66/EG | |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 3 | behoeft geen implementatie |
artikel 4 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 93/49/EG | |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2 | Plantenziektewet |
artikel 3 | artikel 5, eerste lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 4 | artikel 5, eerste lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 5 | artikel 5, eerste lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 6 | artikel 6 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 7 | behoeft geen implementatie |
artikel 8 | behoeft geen implementatie |
artikel 9 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 99/68/EG | |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2 | artikel 4, tweede lid, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 3 | behoeft geen implementatie |
artikel 4 | behoeft geen implementatie |
artikel 5 | behoeft geen implementatie |
artikel 6 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 1999/105/EG | |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2 | artikelen 1 en 35, eerste lid, wet artikel 1, onderdeel n, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 3 | behoeft geen implementatie |
artikel 4 | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdelen c en e, wet en artikel 10, eerste lid |
artikel 5 | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet en artikel 12 |
artikel 6, eerste en tweede lid | artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 6, derde lid | artikel 3 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 6, vierde lid | artikel 42 wet |
artikel 6, vijfde en zesde lid | artikel 39, zesde en zevende lid, wet |
artikel 6, zevende en achtste lid | Behoeft geen implementatie |
artikel 7 | artikelen 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet; artikelen 4 en 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 8 | artikelen 35, eerste lid, aanhef e onderdeel e, wet |
artikel 9 | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e; artikel 36, vierde lid, wet |
artikel 10, eerste lid | artikel 37, eerste lid, wet |
artikel 10, tweede en derde lid | artikel 26 wet |
artikel 11 | behoeft geen implementatie |
artikel 12 | artikel 6 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 13 | artikel 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 14 | Artikelen 5 en 6 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 15 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 16 | Artikel 89 wet artikel 5 Besluit verhandeling teeltmateriaal |
artikel 17 | Behoeft geen implementatie |
artikel 18 | artikel 48 wet |
artikel 19 | behoeft geen implementatie |
artikel 20 | behoeft geen implementatie |
artikel 21 | artikel 48 wet |
artikel 22 | behoeft geen implementatie |
artikel 23 | behoeft geen implementatie |
artikel 24 | behoeft geen implementatie |
artikel 25 | behoeft geen implementatie |
artikel 26 | behoeft geen implementatie |
artikel 27 | behoeft geen implementatie |
artikel 28 | behoeft geen implementatie |
artikel 29 | behoeft geen implementatie |
artikel 30 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn 98/44/EG | Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 |
artikel 12 | artikel 61, derde en vierde lid |
UPOV-Verdrag 1991 | Zaaizaad- en plantgoedwet 2005, tenzij anders is aangegeven |
artikel 1 | artikel 1 |
artikelen 2 tot en met 4 | behoeven geen implementatie |
artikel 5 | artikel 49, eerste lid |
artikel 6 | artikel 49, tweede en derde lid |
artikel 7 | artikel 49, vierde lid |
artikel 8 | artikel 49, vijfde lid, in samenhang met artikel 35, derde lid |
artikel 9 | artikel 49, zesde lid, in samenhang met artikel 35, vierde lid |
artikel 10 | behoeft geen implementatie |
artikel 11 | artikel 54 |
artikel 12 | artikelen 49, zevende lid, en 55 |
artikel 13 | artikel 71 |
artikel 14, eerste lid | artikel 57, eerste lid |
artikel 14, tweede lid | artikel 57, vierde lid |
artikel 14, derde lid | artikel 57, vijfde lid |
artikel 14, vierde lid | behoeft geen implementatie |
artikel 14, vijfde lid | artikel 58, eerste en tweede lid |
artikel 15, eerste lid | artikel 57, derde lid |
artikel 15, tweede lid | artikel 59 en artikel 22 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 16 | artikel 60 |
artikel 17 | artikel 61 |
artikel 18 | behoeft geen implementatie |
artikel 19 | artikel 72 |
artikel 20, eerste lid, onderdeel a | artikel 25, derde en vierde lid |
artikel 20, eerste lid, onderdeel b | behoeft geen implementatie |
artikel 20, tweede lid | artikel 27 |
artikel 20, derde lid | artikel 29, eerste en vierde lid |
artikel 20, vierde lid | artikel 30 |
artikel 20, vijfde lid | artikel 27, vijfde lid |
artikel 20, zesde lid | artikel 29, vijfde lid |
artikel 20, zevende lid | artikel 46, eerste lid |
artikel 20, achtste lid | artikel 46, eerste lid |
artikel 21 | artikel 75, eerste lid |
artikel 22 | artikel 74 |
artikelen 23 tot en met 29 | behoeven geen implementatie |
artikel 30, eerste lid, onder i | artikel 70 |
artikel 30, eerste lid, onder ii | artikel 2 |
artikel 30, eerste lid, onder iii | artikelen 28, eerste lid, en 33; |
artikel 30, tweede lid | behoeft geen implementatie |
artikelen 31 tot en met 42 | behoeven geen implementatie |
«Behoeft geen implementatie»: het betreft hier verplichtingen die verwijzen naar de desbetreffende richtlijn of het verdrag zelf, of die een opdracht bevatten die niet hoeft te worden verwerkt in de nationale wetgeving, dan wel bepalingen die een optie inhouden.
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.
Wet van 19 februari 2005, houdende een nieuwe regeling voor het toelaten van rassen, het in de handel brengen van teeltmateriaal en het verlenen van kwekersrecht (Zaaizaad- en plantgoedwet 2005), Stb. 184.
Bij brief van 23 mei 2001 door de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan de Voorzitter van de Tweede Kamer aangeboden. Kamerstukken II 2000/01, 24 036, nr. 217.
Meedoen, meer werk, minder regels. Hoofdlijnenakkoord voor het kabinet CDA, VVD, D66 van 16 mei 2003, Kamerstukken II 2002/03, 28 637, nr. 19.
Beleidsprogramma «Vitaal en Samen» van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Kamerstukken II 2003/04, 29 200, nr. 2.
De op 19 maart 1991 te Genève tot stand gekomen herziening van het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekproducten (Trb. 1992, 52).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2005-653.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.