Besluit van 8 november 2005, houdende het van kracht zijn voor de Rijn in Nederland van het Reglement betreffende veiligheidspersoneel aan boord van passagiersschepen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 9 september 2005, nr. HDJZ/SCH/2005-1803, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte (Trb. 1955, 161 en 1964, 83), de resolutie van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 25 november 2004 (protocol 2004-II-22) en artikel 26a, eerste lid, van de Binnenschepenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 6 oktober 2005, nr. W09.05.0409/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 1 november 2005, nr. HDJZ/SCH/2005-2135, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Voor de Rijn in Nederland met inbegrip van de Waal en de Lek is van kracht het Reglement betreffende veiligheidspersoneel aan boord van passagiersschepen met de daarbij behorende bijlagen, dat is gevoegd bij dit besluit en dat kan worden aangehaald als: Reglement veiligheidspersoneel passagiersschepen (RVP).

Artikel 2

  • 1. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat bepaalt wie de bevoegde autoriteit onderscheidenlijk de plaatselijk bevoegde autoriteit is, dan wel de bevoegde autoriteiten zijn, bedoeld in het Reglement veiligheidspersoneel passagiersschepen.

  • 2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 3

Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat worden richtlijnen en aanwijzingen aan de bevoegde autoriteit gegeven overeenkomstig de door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart aangenomen resoluties.

Artikel 4

Overtreding van de voorschriften gesteld bij of krachtens dit besluit is strafbaar, tenzij anders is bepaald.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Reglement veiligheidspersoneel passagiersschepen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 8 november 2005

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de vijftiende december 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Bijlage bij het Besluit Reglement veiligheidspersoneel passagiersschepen

REGLEMENT VEILIGHEIDSPERSONEEL PASSAGIERSSCHEPEN (RVP)

Reglement betreffende veiligheidspersoneel aan boord van passagiersschepen (RVP)

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.01

Begripsbepalingen

Voorzover hierna niets anders is bepaald, gelden de begripsbepalingen van artikel 1.01 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995.

In dit reglement gelden als:

1. Schip voor dagtochten: een passagiersschip met een overeenkomstige aantekening in het certificaat van onderzoek;

2. Hotelschip: een passagiersschip met een overeenkomstige aantekening in het certificaat van onderzoek;

3. Bemanning: de vereiste minimum bemanning van het passagiersschip als bedoeld in artikel 23.12 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 alsmede personen, die in dezelfde functie aanvullend aan boord zijn;

4. Veiligheidspersoneel: de deskundige voor de passagiersscheepvaart, eerste hulpverlener en persluchtmaskerdrager;

5. Passagier: iedere persoon aan boord, die niet tot de bemanning of tot het boordpersoneel behoort.

Artikel 1.02

Toepasselijkheid van het reglement

Het reglement regelt de verplichtingen voor de veilige exploitatie van passagiersschepen op de Rijn, in het bijzonder met betrekking tot het vereiste veiligheidspersoneel en hun kwalificatie.

Artikel 1.03

Veiligheidspersoneel aan boord van passagiersschepen

1. Aan boord van elk passagiersschip moet veiligheidspersoneel in voldoende aantal aanwezig zijn, zolang er passagiers aan boord zijn.

2. De leden van het veiligheidspersoneel kunnen tot de bemanning of tot het boordpersoneel behoren.

Artikel 1.04

Voorschriften van tijdelijke aard

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart kan voorschriften van tijdelijke aard vaststellen, wanneer het voor een aanpassing aan de technische ontwikkeling van de binnenscheepvaart noodzakelijk wordt geacht om in dringende gevallen afwijkingen van dit reglement toe te laten dan wel proefnemingen mogelijk te maken, waardoor de veiligheid en de vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer niet worden benadeeld. Deze voorschriften van tijdelijke aard worden door de bevoegde autoriteit gepubliceerd en hebben een geldigheidsduur van ten hoogste drie jaren. Zij worden in alle Oeverstaten en België op hetzelfde tijdstip in werking gesteld en worden onder dezelfde voorwaarden buiten werking gesteld.

Artikel 1.05

Richtlijnen

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart kan voor de toepassing van dit reglement richtlijnen vaststellen. De bevoegde autoriteiten dienen zich aan deze richtlijnen te houden.

HOOFDSTUK 2. EISEN AAN HET VEILIGHEIDSPERSONEEL

Artikel 2.01

Deskundige voor de passagiersvaart

De deskundige voor de passagiervaart moet ten minste 18 jaar zijn en de vereiste bevoegdheid bezitten. Deze wordt geacht aanwezig te zijn, indien de betreffende persoon:

a) aan een door de bevoegde autoriteit erkende basisopleiding heeft deelgenomen, die tenminste de eisen, bedoeld in artikel 4.01, vervult, en het examen met goed gevolg heeft afgelegd, en

b) regelmatig ingevolge artikel 4.02, tweede lid, wordt bijgeschoold.

Artikel 2.02

Eerste hulpverlener

De eerste hulpverlener moet tenminste 17 jaar zijn en de vereiste bevoegdheid bezitten. Deze wordt geacht aanwezig te zijn, indien de desbetreffende persoon

a) aan een cursus voor eerste hulpverlener heeft deelgenomen, en

b) regelmatig ingevolge artikel 4.03 wordt bijgeschoold.

Artikel 2.03

Persluchtmaskerdrager

De persluchtmaskerdrager moet tenminste 18 jaar zijn en de vereiste bekwaamheid bezitten, om de ademhalingsapparatuur als bedoeld in artikel 15.12, tiende lid, onder a, van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 voor de redding van personen te kunnen gebruiken. Deze wordt geacht aanwezig te zijn, indien de betreffende persoon de lichamelijke geschiktheid en de bevoegdheid ingevolge de nationale voorschriften van de Oeverstaten of België aantoont en regelmatig ingevolge artikel 4.03 is bijgeschoold.

HOOFDSTUK 3. VERPLICHTINGEN BIJ DE EXPLOITATIE VAN PASSAGIERSSCHEPEN

Artikel 3.01

Aantal leden van het veiligheidspersoneel

1. Deskundigen voor de passagiersvaart, eerste hulpverleners en persluchtmaskerdragers moeten ten minste in de navolgende aantallen beschikbaar zijn:

a) gedurende de vaart aan boord

aa) Schepen voor dagtochten

groep

aantal aanwezige personen

deskundige voor de passagiersvaart

eerste hulpverlener

1

tot en met 250

1

1

2

meer dan 250

1

2

bb) Hotelschepen

groep

aantal gereserveerde bedden

deskundige voor de passagiersvaart

eerste hulpverlener

perslucht-maskerdrager

1

tot en met 100

1

1

2

2

meer dan 100

1

2

2

b) tijdens het stilliggen moet het ingevolge onderdeel a voorgeschreven veiligheidspersoneel van de groep 1 permanent beschikbaar zijn.

Voor hotelschepen waarvan de lengte niet meer is dan 45 m en waarvan in de kabines evenveel vluchtmaskers voor de aanwezige personen bij de hand zijn, zijn persluchtmaskerdragers niet vereist.

2. Op schepen voor dagtochten met een toegelaten aantal personen van niet meer dan 75 en op stilliggende passagiersschepen mogen de functies van deskundigen voor passagiersvaart en de eerste hulpverlener echter door een persoon worden waargenomen. In alle andere gevallen mogen de deskundige voor de passagiersvaart, eerste hulpverlener en persluchtmaskerdrager niet dezelfde persoon zijn.

Artikel 3.02

Plichten van de schipper en de deskundige

1. Onverminderd de voorschriften van het Rijnvaartpolitiereglement moet de schipper:

a) de deskundige voor de passagiersvaart met de veiligheidsrol en het veiligheidsplan, bedoeld in artikel 15.13, van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 vertrouwd maken,

b) voor de instructie van de deskundige voor de passagiersvaart zorgdragen,

c) de vereiste bevoegdheid van het veiligheidspersoneel, bedoeld in de artikelen 2.01 tot en met 2.03, steeds aan boord door overeenkomstige verklaringen als bedoeld in artikel 4.04 kunnen aantonen,

d) voor het aantonen van de uitvoering van controles zorgdragen.

2. De deskundige voor de passagiersvaart moet zorgdragen voor de bewaking van de veiligheidsinrichtingen en -uitrustingen overeenkomstig de veiligheidsrol en voor de veiligheid van de passagiersschepen in geval van gevaar en in noodsituaties aan boord. Hij moet de veiligheidsrol en het veiligheidsplan in detail kennen en volgens de door de schipper verstrekte instructies:

a) de leden van de bemanning en van het boordpersoneel, die taken in de veiligheidsrol hebben, de daar beschreven taken voor noodsituaties toedelen,

b) deze leden van de bemanning en van het boordpersoneel regelmatig in de hun toebedeelde taken instrueren,

c) de passagiers aan boord van hotelschepen bij het begin van de reis op de gedragsregels en het veiligheidsplan attent maken.

Artikel 3.03

Toezicht

Zolang zich passagiers aan boord bevinden, moet er ’s nachts ieder uur een controleronde gemaakt worden. Deze controle moet op geëigende wijze aantoonbaar zijn.

HOOFDSTUK 4. VERKRIJGEN VAN DE KWALIFICATIE EN PROCEDUREBEPALINGEN

Artikel 4.01

Basisopleiding voor deskundige

1. Personen, die de taak als deskundige als bedoeld in artikel 2.01 moeten waarnemen, moeten voor het verkrijgen van de vakkennis aan een basisopleiding deelnemen. De basisopleiding moet, in het kader van een door de bevoegde autoriteit georganiseerde of door haar erkende opleiding, uitgevoerd (gevolgd) worden en moet tenminste bevatten:

a) een opleiding in de volgende onderwerpen:

1°. voorgeschreven inrichting en uitrusting van passagiersschepen;

2°. veiligheidsvoorschriften en inleiding over de benodigde hulpmaatregelen;

3°. taken van de bemanning en van het boordpersoneel overeenkomstig de veiligheidsrol;

4°. grondbeginselen betreffende de stabiliteit van de passagiersschepen in het geval van een ongeval;

5°. voorkomen van brand en brandbestrijding, gebruik van de brandblusinrichtingen (wijze van werking van de automatische sprinklerinstallaties, brandmeldsystemen en vast geïnstalleerde brandblusinstallaties);

6°. keuringsbewijs van de veiligheidsinrichtingen en -uitrustingen;

7°. principes van conflicthantering;

8°. grondbeginselen van het voorkomen van paniek;

b) een praktische oefening met de volgende thema’s:

1°. kennis betreffende de bediening en het gebruik van de veiligheidsuitrusting van passagiersschepen (bijvoorbeeld het omdoen van de reddingsvesten, het gebruik van drijflichamen, de bediening van de bijboot en van de overige reddingsmiddelen, de bediening van draagbare brandblussers);

2°. kennis betreffende de praktische omzetting van veiligheidsvoorschriften en het op gang brengen van de noodzakelijke hulpmaatregelen (bijvoorbeeld het evacueren van passagiers uit een vol rook staande ruimte naar een veilige omgeving, de bestrijding van het begin van een brand, het gebruik van de waterdichte en brandvertragende deuren);

c) een afsluitend examen.

2. Nadat het examen met goed gevolg is afgelegd geeft de bevoegde autoriteit of het opleidingsinstituut aan de deelnemer een verklaring als deskundige voor de passagiersvaart af volgens het model van bijlage 1.

Artikel 4.02

Opfriscursus voor deskundige

1. De deskundige voor de passagiersvaart moet, voor het einde van een termijn van 5 jaar na een succesvolle deelname aan de basisopleiding, aan een door de bevoegde autoriteit erkende opfriscursus deelnemen.

2. De opfriscursus moet de nadruk leggen op typische gevaarsituaties (zoals bijvoorbeeld het voorkomen van paniek, brandbestrijding) en – voorzover mogelijk – informatie met betrekking tot nieuwe kennis over passagiersveiligheid overdragen. Gedurende de herhalingscursus moet door middel van oefeningen en testen worden vastgesteld, dat de deelnemer actief aan de cursus heeft deelgenomen.

3. De deskundige voor de passagiersvaart moet telkens voor het einde van de termijn van 5 jaar na deelname aan de herhalingscursus opnieuw aan een herhalingscursus deelnemen.

4. Na deelname aan een herhalingscursus verlengt de bevoegde autoriteit of het opleidingsinstituut de verklaring van de deelnemer als deskundige voor de passagiersvaart met 5 jaar, of geeft een nieuwe verklaring af.

Artikel 4.03

Cursussen en herhalingscursussen voor eerste hulpverlener en persluchtmaskerdrager

De cursussen en herhalingscursussen voor eerste hulpverlener en persluchtmaskerdrager moeten volgens de voorschriften van een der Oeverstaten of België georganiseerd worden.

Artikel 4.04

Verklaringen voor veiligheidspersoneel

1. Het grote patent als bedoeld in het Reglement Rijnpatenten 1998 en het bevoegdheidsbewijs, die volgens de nationale voorschriften van de Oeverstaten of België recht geven op het voeren van passagiersschepen of andere, door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart als gelijkwaardig erkende bevoegdheidsbewijzen, vervangen de verklaring, bedoeld in artikel 4.01, tweede lid, tot en met 31 december 2010.

2. Op vertoon van het cursusbewijs geeft de bevoegde autoriteit een verklaring af betreffende de bevoegdheid als eerste hulpverlener volgens het model van bijlage 2 of verlengt deze. Als verklaringen gelden ook de documenten van de nationale of regionale organisaties van het Rode Kruis en vergelijkbare nationale of regionale reddingsorganisaties, die door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart bekend worden gemaakt.

3. Op vertoon van het cursusbewijs geeft de bevoegde autoriteit een verklaring af betreffende de bevoegdheid als persluchtmaskerdrager volgens het model van bijlage 3 of verlengt deze.

Deze cursusbewijzen gelden als verklaring, als deze zijn afgegeven door een volgens het nationale recht van de Oeverstaten of België erkend opleidingsinstituut en door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart bekend zijn gemaakt.

Bijlage 1 Verklaring deskundige voor de passagiersvaart

stb-2005-635-1.gifstb-2005-635-2.gif

Bijlage 2 Verklaring eerste hulpverlener in de passagiersvaart

stb-2005-635-3.gifstb-2005-635-4.gif

Bijlage 3 Verklaring persluchtmaskerdrager in de passagiersvaart

stb-2005-635-5.gifstb-2005-635-6.gif

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

Bij haar resolutie van 25 november 2004 (protocol 2004-II-22) heeft de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) een nieuw Reglement voor veiligheidspersoneel aan boord van passagiersschepen (RVP) vastgesteld. Dit nieuwe RVP wordt het complement van het herziene hoofdstuk 15 (bijzondere bepalingen over passagiersschepen) van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 (ROSR), dat beoogd wordt gelijktijdig in werking te treden.

De reden dat er binnen de CCR is gekozen voor een nieuw reglement in plaats van inbedding in het reeds bestaande ROSR, is gelegen in het feit dat het ROSR een louter technisch reglement is, terwijl het RVP operationele voorschriften bevat. Er is daarom ook op nationaal niveau gekozen voor een aparte algemene maatregel van bestuur met reglement, zodat wordt aangesloten bij de systematiek van de CCR.

Bij de herziening van hoofdstuk 15 van het ROSR is de CCR tot de slotsom gekomen dat naast het voorschrijven van allerlei hulpmiddelen (ten behoeve van onder andere het redden van passagiers) er geen noodzaak was voor het hebben van extra gekwalificeerd personeel naast deze hulpmiddelen.

Bij de opzet van dit nieuwe reglement is zoveel mogelijk uitgegaan van het feit dat de op te leggen eisen door de minimum bemanning moeten kunnen worden uitgevoerd, terwijl tevens wordt aangesloten bij de reeds bestaande nationale opleidingen, zoals het EHBO-diploma.

De formeel-wettelijke basis voor het besluit ligt in artikel 26a, eerste lid, van de Binnenschepenwet.

Administratieve lasten

In dit besluit zijn geen informatieverplichtingen opgenomen; er zijn daarom geen administratieve lasten voor het bedrijfsleven en de burger verbonden aan dit besluit. Een voorontwerp van dit besluit is dan ook niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Ter uitvoering van de resolutie van de CCR van 25 november 2004 (protocol 2004-II-22) regelt dit artikel het van kracht zijn voor de Rijn in Nederland van het RVP. De formulering is gelijk aan die welke alhier gebruikelijk is voor het van kracht doen zijn van resoluties van de CCR. Het artikel bevat tevens de citeertitel van het nieuwe reglement.

In de bijlage bij deze nota van toelichting wordt een toelichting gegeven op het RVP.

Artikel 2

In de reglementen die door de CCR worden aangenomen worden veelal, ter nadere uitvoering van bepaalde artikelen daarvan, bevoegdheden toegekend aan de nationale autoriteiten van de Rijnoeverstaten. Wie deze autoriteiten zijn wordt door elk der Rijnoeverstaten bepaald in een nationale regeling. Het onderhavige artikel regelt de aanwijzing van de in het RVP bedoelde bevoegde autoriteiten. Voor Nederland zal dit geschieden door middel van de Aanwijzing bevoegde autoriteiten Reglement voor veiligheidspersoneel aan boord van passagiersschepen. Deze Aanwijzing wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 3

Artikel 1.05 van het RVP bevat de basis voor het vaststellen van richtlijnen voor de nationale bevoegde autoriteiten. Deze richtlijnen kunnen bijvoorbeeld de werkwijze van de examencommissie betreffen. De bevoegde autoriteit dient er derhalve op toe te zien dat de laatstbedoelde richtlijnen aan de examencommissie bekend zijn en dat die commissie zich daaraan houdt. In Nederland zullen deze richtlijnen bekend worden gemaakt door de Minister van Verkeer en Waterstaat, door middel van publicatie in de Staatscourant.

Artikel 4

In dit artikel is opgenomen dat overtreding van het RVP strafbaar is, tenzij anders is bepaald. De strafsanctie op de niet-naleving van deze internationale voorschriften is geregeld in de Herziene Rijnvaartakte zelf (artikel 32).

Artikel 5

De datum van inwerkingtreding van het RVP is in de hierboven genoemde resolutie van de CCR bepaald op 1 januari 2006. Artikel 5 bepaalt derhalve dat het onderhavige besluit met ingang van die datum in werking treedt.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Bijlage bij de Nota van Toelichting

TOELICHTING OP DE ARTIKELEN VAN HET REGLEMENT VEILIGHEIDSPERSONEEL PASSAGIERSSCHEPEN

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.01 Begripsbepalingen

In dit reglement zijn de definities voor het gehele reglement geconcentreerd in één artikel opgenomen. Bij de formulering van de begrippen heeft de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) aansluiting gezocht bij overeenkomstige begripsbepalingen van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 en het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 (ROSR).

Begrippen als schip voor dagtochten, hotelschip en bemanning zijn overgenomen waarbij een verwijzing is opgenomen naar bemanningsvoorschriften, zoals opgenomen in hoofdstuk 23 van het ROSR.

Het begrip veiligheidspersoneel is nieuw. Dit is personeel met een speciale taakopdracht aan boord van een passagiersschip, terwijl tevens wordt aangegeven wat als een passagier moet worden beschouwd.

Artikel 1.02 Toepasselijkheid van het reglement

In het onderhavige artikel is de toepasselijkheid van het reglement opgenomen, namelijk de verplichting tot de veilige exploitatie en het hebben van veiligheidspersoneel aan boord van passagiersschepen op de Rijn.

Artikel 1.03 Veiligheidspersoneel aan boord van passagiersschepen

Zolang er passagiers aan boord van passagiersschepen zijn, moet er personeel aan boord zijn dat zorg draagt voor de passagiers en hen in geval van nood kan helpen. Het veiligheidspersoneel hoeft geen lid van de bemanning te zijn, maar kan ook behoren tot het overige boordpersoneel.

Artikel 1.04 Voorschriften van tijdelijke aard

Op grond van deze voorschriften kan door middel van een zogenaamde tijdelijke wijziging dit reglement worden aangepast. Dit is een vereenvoudigde procedure voor het invoeren van wijzigingen, die dermate urgent zijn dat niet kan worden gewacht op de totstandkoming van de desbetreffende nationale reglementen of de wijzigingen daarvan volgens de in elk der Rijnoeverstaten en België daarvoor geldende procedure. Hetzelfde geldt voor voorschriften die het karakter van een proef hebben en waarvoor de noodzaak tot het definitief opnemen in de voorschriften nog niet is vastgesteld. Deze bepaling komt overeen met een soortgelijke bepaling in het Rijnvaartpolitiereglement 1995 (artikel 1.22) en het ROSR (artikel 1.06).

Met deze bepaling kan in elk van de staten worden volstaan met een bekendmaking van de resoluties door de nationale bevoegde autoriteit. In de bekendmaking wordt aangegeven vanaf welk tijdstip en voor welke periode de voorschriften gelden. In Nederland geschiedt een dergelijke bekendmaking door middel van een «Bekendmaking aan de Rijnscheepvaart» van de Minister van Verkeer en Waterstaat, welke in de Staatscourant wordt gepubliceerd.

Artikel 1.05 Richtlijnen

Dit artikel regelt het vaststellen van richtlijnen. De CCR kan voor de uniforme toepassing dan wel ten aanzien van de uitvoering van dit reglement richtlijnen vaststellen. In deze richtlijnen wordt de bevoegde autoriteit een nadere uitwerking van de voorschriften aangereikt met als doel dat in de verschillende Rijnoeverstaten en België op uniforme wijze met een bepaald voorschrift wordt omgegaan. Tevens is duidelijk gesteld dat de bevoegde autoriteiten aan de richtlijnen zijn gebonden.

HOOFDSTUK 2. EISEN AAN HET VEILIGHEIDSPERSONEEL

In dit hoofdstuk zijn de eisen opgenomen die gesteld worden aan het personeel dat ten behoeve van de veiligheid van de passagiers kan worden ingezet.

Artikel 2.01 Deskundige voor de passagiersvaart

In dit artikel wordt aangegeven wat de minimum leeftijd van een deskundige moet zijn. Dit sluit aan bij de verschillende opleidingen, zoals de opleiding tot schipper. Tevens wordt vastgelegd dat aan een erkende basisopleiding moet worden deelgenomen en dat deze opleiding met een examen moet worden afgesloten. De opleiding is geïntegreerd in de schippersopleiding, zodat niet separaat een opleiding moet worden gevolgd. De bijscholing is nodig om bij te blijven bij de ontwikkelingen in de markt en volgt daarmee de tendens in meerdere gebieden van de veiligheid (onder andere veiligheidskundige voor het Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen op de Rijn).

Artikel 2.02 Eerste hulpverlener

In dit artikel wordt de minimum leeftijd van de eerste hulpverlener aangegeven. Deze leeftijd sluit aan bij de leeftijd voor het verkrijgen van een EHBO-diploma dat wordt afgegeven door het Rode Kruis en dat is geaccepteerd om als eerste hulpverlener te kunnen optreden. De bijscholing van de eerste hulpverlener is eveneens gekoppeld aan de geldigheid van het EHBO-diploma.

Artikel 2.03 Persluchtmaskerdrager

In artikel 15.12, tiende lid, onder a, van het ROSR wordt aan boord van passagiersschepen ten minste één ademhalingsapparaat voor de redding van personen voorgeschreven. Het gebruik daarvan is niet nader omschreven in het ROSR. Omdat de opleiding hiervoor veelal reeds nationaal wordt gegeven (bijvoorbeeld de brandweeropleiding) worden hieraan geen nadere eisen gesteld. In de opleiding dient aandacht te worden besteed aan het redden van mensen en in mindere mate aan brandbestrijding. Een regelmatige bijscholing is vanzelfsprekend waarbij naast de theorie de praktijk van groot belang is.

HOOFDSTUK 3. VERPLICHTINGEN BIJ DE EXPLOITATIE VAN PASSAGIERSSCHEPEN

Dit hoofdstuk geeft nadere voorschriften voor de verplichtingen bij de exploitatie van passagiersschepen. Dit komt de uniformiteit ten goede.

Artikel 3.01 Aantal leden van het veiligheidspersoneel

Onder het personeel moeten voldoende deskundigen voor de passagiersvaart, eerste hulpverleners en persluchtmaskerdragers beschikbaar zijn, om de hulp te kunnen bieden die noodzakelijk is. Zo wordt er een onderscheid gemaakt tussen hotelschepen, waarop passagiers dag en nacht aanwezig zijn, en schepen voor dagtochten, waarop passagiers uitsluitend de dag of een gedeelte van de dag aanwezig zijn.

Daarbij wordt ook een onderscheid gemaakt tussen aanwezigheid tijdens de vaart en tijdens stilliggen.

Tevens wordt aansluiting gezocht bij het ROSR waarin is bepaald dat schepen met een lengte van minder dan 45 m en waarbij vluchtmaskers voor elke passagier in de hut liggen, niet hoeven te zijn voorzien van een persluchtmasker. Het gevolg daarvan is dan ook dat er geen persluchtmaskerdrager aan boord hoeft te zijn.

Op schepen voor dagtochten waarop niet meer dan 75 passagiers zijn toegelaten en op aan de kade stilliggende passagiersschepen mogen de functies van deskundigen voor passagiersvaart en de eerste hulpverlener door één persoon worden waargenomen. In alle andere gevallen mogen de deskundige voor de passagiersvaart, eerste hulpverlener en persluchtmaskerdrager niet dezelfde persoon zijn.

Artikel 3.02 Plichten van de schipper en de deskundige

De plichten van de schipper en de deskundige zijn verschillend en vastgelegd in de verschillende reglementen. De schipper dient er voor te zorgen dat de deskundige zich vertrouwd maakt met de veiligheidsrol en het veiligheidsplan, terwijl de deskundige er voor moet zorgdragen dat controles worden uitgevoerd en dat de leden van de bemanning weten welke taak ze moeten uitvoeren onder bepaalde omstandigheden.

Artikel 3.03 Toezicht

Er moet toezicht worden gehouden zolang er zich passagiers aan boord bevinden, dit moet worden aangetoond en van een controle ronde moet aantekening worden gehouden.

HOOFDSTUK 4. VERKRIJGEN VAN DE KWALIFICATIE EN PROCEDUREBEPALINGEN

Artikel 4.01 Basisopleiding voor deskundige

In dit artikel wordt de inhoud van de opleiding voor de deskundige aangegeven. In de bestaande opleiding voor matroos en/of schipper worden deze eisen ingevuld. Overigens zijn deze eisen al grotendeels ingevuld in de bestaande opleiding.

Artikel 4.02 Opfriscursus voor deskundige

In dit artikel wordt de opfriscursus voor de deskundige voor de passagiersvaart voorgeschreven, terwijl tevens de termijn waarbinnen dit moet gebeuren wordt vastgelegd. Aan het einde van de opfriscursus hoeft geen examen te worden afgelegd; wel wordt voorgeschreven dat de deelnemer actief moet deelnemen. Deze opfriscursussen kunnen worden verzorgd door de reguliere opleidingsinstituten die een opleiding voor matroos en/of schipper aanbieden.

De verklaring moet worden verlengd door het opleidingsinstituut of de bevoegde autoriteit.

Artikel 4.03 Cursussen en herhalingscursussen voor eerste hulpverlener en persluchtmaskerdrager

In dit artikel wordt de cursussen en herhalingscursussen voor eerste hulpverlener en persluchtmaskerdrager voorgeschreven, deze moeten volgens de voorschriften van een der Oeverstaten of België georganiseerd worden.

Artikel 4.04 Verklaring voor veiligheidspersoneel

Het grote patent en het grootvaarbewijs waarin de aantekening staat dat passagiersschepen mogen worden gevoerd of andere, door de CCR als gelijkwaardig erkende bevoegdheidsbewijzen, vervangen de verklaring veiligheidsdeskundige tot en met 31 december 2010. Na deze datum moeten alle veiligheidsdeskundigen zijn voorzien van een verklaring als bedoeld in Bijlage 1. Gekozen is voor bedoelde datum omdat dan de eerste opfris cursussen moeten hebben plaatsgevonden en dat dan tevens het tijdstip is waarop vervangende verklaringen worden afgegeven.

Het EHBO-diploma zoals dat door het rode kruis wordt afgegeven aan de eerste hulpverlener treedt in plaats van een verklaring eerste hulpverlener, dit om onnodig omwisselen te voorkomen, dit geldt evenzo voor het diploma persluchtmaskerdrager.

BIJLAGEN 1, 2 en 3 Verklaringen voor veiligheidspersoneel

De modellen van de verklaring deskundige voor de passagiersvaart, eerste hulpverlener in de passagiersvaart en persluchtmaskerdrager in de passagiersvaart zijn in deze bijlagen opgenomen.


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven