Besluit van 2 december 2005 tot wijziging van diverse besluiten in verband met richtlijn nr. 2004/41/EG

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 augustus 2005, nr. TRCJZ/2005/2483, Directie Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 (PbEU L 157) houdende intrekking van bepaalde richtlijnen inzake levensmiddelenhygiëne en tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong, en tot wijziging van de richtlijnen 89/662/EEG en 92/118/EEG van de Raad en van Beschikking 95/408/EG van de Raad;

Gelet op de artikelen 44, 60, 78 en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de artikelen 2, 3, 4, 8, 9, 11, 12 en 19 van de Landbouwkwaliteitswet;

De Raad van State gehoord (advies van 15 september 2005, nr. W11.05.0385/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 november 2005, nr. TRCJZ/2005/3115, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit uitvoer dieren en produkten van dierlijke oorsprong wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, onderdeel b, komt te luiden:

b. producten van dierlijke oorsprong alsmede producten van niet gehouden dieren, genoemd of bedoeld in de artikelen van de verordeningen en richtlijnen, opgenomen in de bijlage bij dit besluit,.

B

Artikel 2a vervalt.

C

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. de onderdelen met betrekking tot richtlijn nr. 77/99//EEG, richtlijn nr. 94/65/EG, richtlijn nr. 90/667/EEG, richtlijn nr. 91/494/EEG, richtlijn nr. 91/495/EEG en richtlijn nr. 92/45/EEG vervallen;

2. onder het vervallen van de punt aan het slot van het onderdeel met betrekking tot richtlijn nr. 92/118/EEG worden de volgende onderdelen toegevoegd:

– artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 2002 houdende gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273)

– artikel 2, onderdeel 4, van richtlijn nr. 2002/99/EG van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002, houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU L 18).

ARTIKEL II

Het Besluit dierenvervoer 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel n, komt te luiden:

n. noodslachting: slachting, al dan niet op last van de dierenarts, overeenkomstig het bepaalde ter zake van het slachten van zieke of van ziekte verdachte dieren in bijlage III bij verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 139);.

B

In artikel 10 wordt «Vleeskeuringswet» vervangen door: sectie I van bijlage III bij verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 139).

ARTIKEL III

Het Besluit doden van dieren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, tweede lid, onderdeel c komt te luiden:

c. vrij wild dat wordt gedood overeenkomstig sectie IV van bijlage III bij verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 139).

B

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Bijlage C, paragraaf II, onderdeel 3A, punt 2a en 2b, van de richtlijn zijn niet van toepassing op elektrische bedwelming van pluimvee, hazen en konijnen, varkens, schapen en geiten in slachthuizen met een geringe slachtcapaciteit.

2. Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid wordt na het tweede lid het volgende lid ingevoegd:

  • 3. Onder geringe slachtcapaciteit als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan:

    a. voor pluimvee: het aantal behandelde stuks per jaar is minder dan 150 000;

    b. voor tamme hazen en konijnen: het aantal behandelde stuks per jaar is minder dan 150 000;

    c. voor varkens, schapen en geiten en gekweekt grof wild: het aantal behandelde grootvee-eenheden bedraagt per week ten hoogste 30 en per jaar ten hoogste 1 500, waarbij het aantal grootvee-eenheden als volgt wordt berekend:

    1°. varkens en gedomesticeerde wilde soortgenoten:

    – een varken van meer dan 100 kg levend gewicht: 0,2;

    – een ander varken: 0,15;

    2°. andere diersoorten en gedomesticeerde soortgenoten:

    – een schaap, een geit of een gedomesticeerd damhert: 0,10;

    – een lam, een jonge geit, een big, van minder dan 15 kg levend gewicht: 0,05.

ARTIKEL IV

Het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel d vervalt.

2. De onderdelen e tot en met j worden geletterd d tot en met i.

B

In artikel 2 vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

ARTIKEL V

Het Landbouwkwaliteitsbesluit rauwe melk en zuivelbereiding vervalt.

ARTIKEL VI

  • 1. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2006, met uitzondering van de artikelen II en III.

  • 2. De artikelen II en III treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat 30 dagen zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal, en evenmin indien binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijke aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat de inwerkingtreding van dit besluit bij wet wordt geregeld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 2 december 2005

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de dertiende december 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

§ 1. Algemeen

Onderhavig besluit strekt ertoe een aantal besluiten te wijzigingen in verband met richtlijn nr. 2004/41/EG.1 Daarnaast wordt het Landbouwkwaliteitsbesluit rauwe melk en zuivelbereiding wegens wijzigingen in de verantwoordelijkheidsverdeling op het gebied van voedselveiligheid tussen de ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, ingetrokken.

De wijzigingen zijn van technische aard, en brengen geen inhoudelijke wijzigingen met zich. Er zijn dus geen veranderingen in de bedrijfseconomische en administratieve lasten.

§ 2. Achtergrond richtlijn nr. 2004/41/EG

Richtlijn nr. 2004/41/EG voorziet in de intrekking van 16 oude richtlijnen waarin regels zijn voorgeschreven ten aanzien van verscheidene dierlijke producten, zowel uit het oogpunt van de volksgezondheid – hygiënevoorschriften – als ter bescherming van de diergezondheid – veterinairrechtelijke voorschriften. De intrekking van deze oude richtlijnen houdt direct verband met de inwerkingtreding van een drietal verordeningen met betrekking tot de hygiëne bij de productie van levensmiddelen, en een richtlijn met veterinairrechtelijke eisen ten aanzien van producten van dierlijke oorsprong die zijn bestemd voor menselijke consumptie.

Het gaat hier om verordening (EG) nr. 852/2004,2 verordening (EG) nr. 853/20043 en verordening (EG) nr. 854/20044 (hierna: de hygiëneverordeningen). Deze verordeningen, die op 1 januari 2006 in werking treden, voorzien in een bundeling van voorschriften ter bescherming van de volksgezondheid, die tot dusverre verspreid over een groot aantal richtlijnen waren geregeld. In het verlengde hiervan zijn de veterinairrechterlijke eisen aan de productie van levensmiddelen van dierlijke oorsprong uit die oude richtlijnen eveneens samengevoegd in een integrale richtlijn, te weten richtlijn nr. 2002/99/EG.5 Die richtlijn is op 1 januari 2005 van kracht geworden.

§ 3. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Op grond van artikel 2 van het Besluit uitvoer dieren en produkten van dierlijke oorsprong is de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bevoegd om regels te stellen over het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van dierlijke producten. Het gaat hier uitsluitend om normen ter bescherming van de diergezondheid. Tot dusverre vielen de regels met betrekking tot de uitvoer van vers vlees en vleesproducten van runderen, varkens, schapen en geiten buiten de reikwijdte van deze bevoegdheid. Dit omdat, aldus de nota van toelichting bij het oorspronkelijke besluit, de artikelen 68 en 69 van Veewet (zie Stb. 1994, 163, blz. 6) als «lex specialis» golden. Hierbij ging het primair om voorschriften ter bescherming van de volksgezondheid – de vleeskeuring – en enkele veterinairrechtelijke normen.

Artikel I, onderdeel A, van dit besluit voorziet erin dat ook de veterinairrechtelijke eisen aan de uitvoer van roodvlees en roodvleesproducten voortaan onder de reikwijdte van voornoemd besluit valt. Dit omdat er met de inwerkingtreding van richtlijn nr. 2002/99/EG sprake is van een integraal Europees kader voor veterinairrechtelijke regelgeving ten aanzien van de invoer en uitvoer van, en de handel in dierlijke producten die zijn bestemd voor menselijke consumptie. Dat maakt het ongewenst dat voor de uitvoering van die richtlijn twee verschillende wetten, de Veewet en de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, worden gebruikt, zeker nu de laatstgenoemde wet op zich al een adequate basis biedt om veterinairrechtelijke regels te stellen, ook voor de uitvoer van roodvlees en roodvleesproducten.

Volledigheidshalve zij erop gewezen dat de eisen aan roodvlees en roodvleesproducten ter bescherming van de volksgezondheid vanaf 1 januari 2006 gelden op grond van verordening (EG) nr. 853/2004 en verordening (EG) nr. 854/2004. Deze verordeningen zullen vooralsnog op basis van de Landbouwwet worden uitgevoerd. De artikelen 68 en 69 van de Veewet bieden geen adequate basis om deze verordeningen uit te voeren, en hebben goedbeschouwd geen toegevoegde waarde meer. Het ligt dan ook in de lijn der verwachting dat met het oog op intrekking van die wet een wetsvoorstel in procedure wordt gebracht.

Onderdeel B

Artikel 2a van voornoemd besluit voorzag in een medebewindsopdracht aan het toenmalige Produktschap voor Veevoeder – thans het Productschap Diervoeder – om regels te stellen over de uitvoer van voor diervoeding bestemde dierlijke eiwitten. Deze bepaling is inmiddels achterhaald met de inwerkingtreding van verordening (EG) nr. 1774/2002,6 en de ter uitvoering van die verordening vastgestelde Uitvoeringsregeling E.G.-verordening gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten. In die regelgeving zijn de regels over de uitvoer van dierlijke eiwitten neergelegd, waarbij overigens niet is voorzien in een medebewindsopdracht aan voornoemd productschap.

Onderdeel C

In de bijlage bij voornoemd besluit zijn de verwijzingen naar de definities van dierlijke producten in de Europese regelgeving opgenomen ter uitvoering waarvan op grond van artikel 2 van dat besluit veterinairrechterlijke voorschriften over de uitvoer kunnen worden gesteld. Artikel I, onderdeel C, strekt ertoe de opsomming te actualiseren. De begripsbepaling in de oude richtlijnen met betrekking tot dierlijke producten, bestemd voor menselijke consumptie, worden vervangen door een verwijzing naar het desbetreffende artikel van de nieuwe richtlijn nr. 2002/99/EG. De verwijzing naar de oude richtlijn met betrekking dierlijke producten die niet zijn bestemd voor menselijke consumptie wordt vervangen door een verwijzing naar artikel 2, onderdeel 4, van verordening (EG) nr. 1774/2002.

Artikel II

Onderdeel A

In het Besluit dierenvervoer 1994 worden uit het oogpunt van dierenwelzijn regels gesteld over onder meer noodslachting. Artikel II, onderdeel A, strekt ertoe de verwijzing naar Europese vleeskeuringsregelgeving in begripsbepaling van noodslachting te actualiseren. Met ingang van 1 januari 2006 zijn de regels over slacht, inclusief de slacht van zieke of verdachte dieren, neergelegd in bijlage III bij verordening (EG) nr. 853/2004.

Onderdeel B

In artikel 10 van voornoemd besluit wordt verwezen naar het bepaalde bij en krachtens de Vleeskeuringswet. Met ingang van 1 januari 2006 zijn de hygiëne-eisen met betrekking tot de slacht neergelegd in verordening (EG) nr. 853/2004. Artikel II, onderdeel B, strekt ertoe artikel 10 van voornoemd besluit daarmee in overeenstemming te brengen. Voor de goede orde zij erop gewezen dat het in de lijn der verwachting ligt dat een wetsvoorstel tot intrekking van de Vleeskeuringswet in procedure zal worden gebracht.

Artikel III

Onderdeel A

In artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van het Besluit doden van dieren werd verwezen naar richtlijn nr. 92/45/EG.7 Deze richtlijn vervalt per 1 januari 2006 op grond van richtlijn nr. 2004/41/EG, en wordt vervangen door verordening (EG) nr. 853/2004. Artikel III, onderdeel A, brengt artikel 2 van het besluit hiermee in overeenstemming.

Onderdeel B

Artikel 10 van voornoemd besluit voorziet in enkele uitzonderingen op de uit het oogpunt van dierenwelzijn gestelde regels voor de elektronische bedwelming van pluimvee, konijnen, varkens, schapen en geiten, voor slachthuizen met een beperkte slachtcapaciteit. Dit ter uitvoering van artikel 5, derde lid, van richtlijn nr. 93/119/EG.8 In die richtlijn, en daarmee ook in voornoemd besluit, is ter afbakening van deze kleine slachterijen verwezen naar de oude richtlijnen inzake vleeskeuring, waarin was voorzien in een apart regime voor slachthuizen met een beperkte slachtcapaciteit. Met de invoering van verordening (EG) nr. 853/2004 komt dit specifieke regime voor slachthuizen met beperkte capaciteit te vervallen. Ongeacht de omvang van de capaciteit gelden op grond van deze nieuwe hygiëneverordening dezelfde regels.

Een en ander laat echter onverlet dat de uitzondering in artikel 5, derde lid, van richtlijn nr. 93/119/EG wordt gecontinueerd. Aangezien niet meer kan worden verwezen naar de oude richtlijnen, is ervoor gekozen de oude maxima ten aanzien van de capaciteit, nu in het Besluit doden van dieren zelf op te nemen. Benadrukt wordt dat deze maxima alleen van belang zijn om te bepalen of bepaalde regels over elektronische bedwelming al dan niet gelden. Welke regels van toepassing zijn ten aanzien van het slachten wordt geregeld door verordening (EG) nr. 853/2004 en 854/2004 en de nationale regelgeving ter uitvoering van die verordeningen, de Regeling vleeskeuring.

Artikel IV

Het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten voorziet in de uitvoering van Europese regelgeving inzake de bestrijding en bewaking van zoönosen en zoönoseverwekkers. Tot dusverre was in artikel 2, eerste lid, van dat besluit ter uitvoering van richtlijn nr. 2003/99/EG9 geregeld welke gegevens door de exploitant van een bedrijf moeten worden bijgehouden, bewaard en zonodig ter beschikking worden gesteld aan de overheid. In het tweede lid van voornoemd artikel was, voor zover het desbetreffende bedrijf een inrichting voor de productie of herverpakking van vleesproducten was, als aanvullende eis gesteld dat ook de gegevens, verkregen op basis van interne bedrijfscontroles als bedoeld in artikel 7 van richtlijn nr. 77/99/EEG,10 gedurende twee jaar moeten worden bewaard.

Met de intrekking van richtlijn nr. 77/99/EG door richtlijn nr. 2004/41/EG is artikel 2, tweede lid, van voornoemd nog eens tegen het licht gehouden. Geconstateerd is dat een specifieke bepaling voor exploitanten van inrichtingen voor de productie of herverpakking van vleesproducten niet wordt gecontinueerd in de hygiëneverordeningen. Wel geldt ingevolge artikel 5 van verordening (EG) nr. 852/2004 voor elke exploitant van een levensmiddelenbedrijf, niet zijnde een primaire bedrijf, een algemene verplichting om zorg te dragen voor de invoering, uitvoering en handhaving van procedures, gebaseerd op de zogenoemde HACCP-beginselen. Op grond van artikel 5, vierde lid, van voornoemde verordening geldt ten algemene een plicht om documenten en verslagen betreffende de interne bedrijfscontrole gedurende een passende periode te bewaren.

Aangezien deze bepaling als zodanig via de Warenwet zal worden uitgevoerd, en richtlijn nr. 2003/99/EG niet specifiek verwijst naar artikel 7 van richtlijn nr. 77/99/EEG, is er geen aanleiding om ook in voornoemd besluit een verplichting van gelijke strekking te continueren. Artikel 2, tweede lid, van dat besluit kan daarom vervallen.

Artikel V

Vanaf 1 januari 2006 zijn de hygiënenormen met betrekking tot de productie van melk en melkproducten neergelegd in sectie IX van bijlage III bij verordening (EG) nr. 853/2004 en bijlage IV bij verordening (EG) nr. 854/2004. Deze regels zullen worden uitgevoerd op basis van de Warenwet. Dit vloeit voort uit de door de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gemaakte afspraken over de verdeling van verantwoordelijkheden op het vlak van de voedselveiligheidsregelgeving.11 Hiermee is een einde gekomen aan de gedeelde verantwoordelijkheid tussen beide ministers, op grond waarvan de oude richtlijn nr. 92/46/EG12 inzake hygiëne bij de melkproductie, gedeeltelijk op grond van de Landbouwkwaliteitswet werd geïmplementeerd. Het Landbouwkwaliteitsbesluit rauwe melk en zuivelbereiding kan daarom vervallen. Volledigheidshalve zij vermeld dat daarmee ook de op voornoemd besluit gebaseerde regeling van rechtswege vervalt, te weten de Landbouwkwaliteitsregeling rauwe melk en zuivelbereiding.

Artikel VI

Voor de meeste wijzigingen geldt dat zij in werking kunnen treden op het moment dat ook de nieuwe hygiëneverordeningen van toepassing worden, derhalve 1 januari 2006. Ten aanzien van de wijzigingen van het Besluit dierenvervoer 1994 en het Besluit doden van dieren geldt evenwel dat zij, nu zij zijn gebaseerd op de artikelen 60 (artikel II) en 44 (artikel III) van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, op grond van artikel 110, eerste lid, van die wet eerst bij het parlement dienen te worden voorgehangen. Vandaar dat voor die twee artikelen is voorzien in inwerkingtreding op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, waarbij rekening is gehouden met de voorhangprocedure en de mogelijkheid dat het tijdstip van inwerkingtreding van deze technische wijzigingen bij wet wordt geregeld in plaats van bij koninklijk besluit. Voor de goede orde zij vermeld dat, aangezien deze wijzigingen niet direct strekken tot implementatie van richtlijn nr. 2004/41/EG, maar slechts een redactionele aanpassing van verwijzingen behelzen, er geen sprake is van een niet-tijdige implementatie van richtlijn nr. 2004/41/EG als zij eerst later in 2006 in werking treden.

§ 4. Overig

Onderhavig besluit is niet de enige maatregel ter uitvoering van richtlijn nr. 2004/41/EG. Het nieuwe Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen zal voorzien in wijziging en in voorkomend geval intrekking van de onder de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ressorterende algemene maatregelen van bestuur. Daarnaast zullen waar nodig de ministeriële regelingen van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waaronder de Regeling keuring en handel dierlijke producten, worden gewijzigd dan wel ingetrokken.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 januari 2006, nr. 7.

XNoot
1

Richtlijn nr. 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 (PbEU L 157) houdende intrekking van bepaalde richtlijnen inzake levensmiddelenhygiëne en tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong, en tot wijziging van de richtlijnen 89/662/EEG en 92/118/EEG van de Raad en van Beschikking 95/408/EG van de Raad.

XNoot
2

Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU L 139 en L 226).

XNoot
3

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 139 en L 226).

XNoot
4

Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU L 139 en L 226).

XNoot
5

Richtlijn nr. 2002/99/EG van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU L 18).

XNoot
6

Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273).

XNoot
7

Richtlijn nr. 92/45/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1992 betreffende de gezondheidsvoorschriften en veterinairrechtelijke voorschriften voor het doden van vrij wild en het in de handel brengen van vlees van vrij wild (PbEG L 268).

XNoot
8

Richtlijn nr. 93/119/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1993 inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden (Pb EG L 340).

XNoot
9

Richtlijn nr. 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönosen en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (PbEU L 325).

XNoot
10

Richtlijn nr. 77/99/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1976, betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van vleesprodukten en bepaalde andere produkten van dierlijke oorsprong (PbEG L 26).

XNoot
11

Kamerstukken II 2004/05, 26 991, nr. 119.

XNoot
12

Richtlijn nr. 92/46/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1992 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van rauwe melk, warmtebehandelde melk en producten op basis van melk (PbEG L 268).

Naar boven