Besluit van 24 november 2005 tot wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de kosteloze verstrekking van de Nederlandse identiteitskaart aan veertienjarigen en de aanpassing van de tarieven voor reisdocumenten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties a.i. van 17 oktober 2005, nr. 2005-0000241101, CS/CZW/WVOB;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 2 november 2005, nr. W04.05.0473/l/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties van 14 november 2005, nr. 2005-0000281057;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit paspoortgelden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: , indien de kwijtschelding is verleend overeenkomstig de krachtens artikel 255, tweede lid, van de Gemeentewet gestelde regels.

2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De in artikel 6, eerste lid, onderdeel d, vastgelegde kosten zijn niet verschuldigd voor de levering van een Nederlandse identiteitskaart ten behoeve van een persoon die is geboren op of na 1 januari 1992 en die als ingezetene is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, mits de aanvraag voor de Nederlandse identiteitskaart is gedaan in de periode van acht weken voorafgaand aan het tijdstip waarop de betrokken persoon veertien jaar wordt dan wel gedurende het jaar waarin deze de leeftijd van veertien jaar heeft en aan die persoon niet eerder een Nederlandse identiteitskaart is verstrekt waarvoor op grond van onderhavige bepaling geen kosten verschuldigd zijn.

B

In artikel 3, eerste lid, wordt «artikel 2, derde lid» vervangen door: artikel 2, derde en vijfde lid.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De aan het Rijk verschuldigde kosten bedragen:

    a. voor een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen

     € 13,78

     ANG 30,29

     AWG 30,29

    b. voor een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat dan een nationaal paspoort als bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort)

     € 18,37

     ANG 40,37

     AWG 40,37

    c. voor een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort)

     € 13,78

     ANG 30,29

     AWG 30,29

    d. voor een Nederlandse identiteitskaart

     € 8,26

    e. voor de spoedlevering van een reisdocument als bedoeld in de onderdelen a tot en met d, zijnde een toeslag op de in die onderdelen genoemde bedragen,

     € 40,40

    f. voor de spoedlevering van een bijschrijvingssticker

     € 19,22.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De van de aanvrager op grond van de toepasselijke gemeentelijke verordening ten hoogste te heffen rechten bedragen:

    a. voor een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen

     € 39,40

    b. voor een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat dan een nationaal paspoort als bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort)

     € 43,99

    c. voor een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort)

     € 39,40

    d. voor een Nederlandse identiteitskaart

     € 31,26

    e. voor de bijschrijving van een kind in een reisdocument, waarvoor de aanvraag tegelijk met de aanvraag van het desbetreffende reisdocument is ingediend

     € 8,24

    f. voor de bijschrijving van een kind in een reeds uitgereikt reisdocument, met behulp van een bijschrijvingssticker

     € 19,22

    g. voor de versnelde uitreiking van een reisdocument als bedoeld in de onderdelen a tot en met d, zijnde een toeslag op de in die onderdelen genoemde bedragen

     € 40,40

    h. voor de versnelde plaatsing van een bijschrijvingssticker als bedoeld in onderdeel f, zijnde een toeslag op het in dat onderdeel genoemde bedrag

     € 19,22.

3. Het derde tot en met zesde lid worden vervangen door:

  • 3. De rechten, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, worden niet geheven van de aanvrager van een Nederlandse identiteitskaart waarvoor ingevolge artikel 2, vijfde lid, geen kosten verschuldigd zijn.

D

Artikel 9 komt als volgt te luiden:

Artikel 9

Met betrekking tot het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding zijn de krachtens artikel 26 van de Invorderingswet 1990 door Onze Minister van Financiën gestelde regels betreffende de kwijtschelding van rijksbelastingen in de privé-sfeer van overeenkomstige toepassing.

E

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De rechten die ten bate van het Rijk van een aanvrager kunnen worden geheven, bedragen:

    a. voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen

     € 47,91

     ANG 105,30

     AWG 105,30

    b. voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen, ten behoeve van een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt

     € 33,40

     ANG 73,41

     AWG 73,41

    c. voor de verstrekking van een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat dan een nationaal paspoort als bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort)

     € 52,49

     ANG 115,37

     AWG 115,37

    d. voor de verstrekking van een diplomatiek paspoort of een dienstpaspoort

     € 45,09

     ANG 99,10

     AWG 99,10

    e. voor de verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart

     € 39,56

    f. voor de verstrekking van een noodpaspoort of een laissez-passer

     € 40,40

     ANG 88,80

     AWG 88,80

    g. voor het aanbrengen van een wijziging van een reisdocument als bedoeld in onderdeel a, b of c, waarbij de geldigheidsduur wordt verlengd (noodverlenging)

     € 40,40

     ANG 88,80

     AWG 88,80

    h. voor de bijschrijving van een kind in een reisdocument, waarvoor de aanvraag tegelijk met de aanvraag van het desbetreffende reisdocument is ingediend

     € 8,24

     ANG 18,11

     AWG 18,11

    i. voor de bijschrijving van een kind in een reeds uitgereikt reisdocument, met behulp van een bijschrijvingssticker

     € 19,22

     ANG 42,25

     AWG 42,25.

2. Het tweede, derde, vierde en achtste lid vervallen.

3. Het vijfde tot en met zevende lid worden vernummerd tot tweede tot en met vierde lid.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 24 november 2005

Beatrix

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Pechtold

Uitgegeven de dertiende december 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

In de ministerraad van 8 april 2005 heeft het kabinet besloten dat aan jongeren die na 1 januari 2006 veertien jaar worden, eenmalig een kosteloze identiteitskaart wordt verstrekt. Het besluit houdt verband met de inwerkingtreding van de Wet op de uitgebreide identificatieplicht (Stb. 2004, 300), waarbij zowel in de bestaande Wet op de identificatieplicht (WID) als in verschillende andere wetten aan een ieder die de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, de verplichting is opgelegd om zich te kunnen identificeren ten overstaan van daartoe aangewezen personen met behulp van een document als bedoeld in artikel 1 van de WID. Met de eenmalige kosteloze verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart aan veertienjarigen wordt beoogd deze categorie personen, die nog niet in aanmerking komen voor een rijbewijs en ook niet altijd in het bezit zijn van een paspoort, op een eenvoudige en goedkope wijze te voorzien van een document, waarmee zij zich kunnen identificeren. Naar verwachting zal de kosteloze verstrekking van identiteitskaarten een goede uitvoering van de wettelijke identificatieplichten bevorderen. Onderhavige wijziging van het Besluit paspoortgelden maakt deze kosteloze verstrekking van identiteitskaarten mogelijk.

Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de bedragen van de artikelen 6, eerste en tweede lid, en 12, eerste lid, te indexeren. Daarbij is tevens overeenkomstig het kabinetsbesluit het tarief van de identiteitskaart dat in 2006 en 2007 aan de burger in rekening kan worden gebracht bevroren op het niveau van 2005. De ministeriële regeling, bedoeld in artikel 6, derde lid, en artikel 12, tweede lid, is daarmee voor dit jaar overbodig. Omdat in de nabije toekomst valt te voorzien dat aanpassing van deze bedragen, anders dan door indexering, noodzakelijk is, komen artikel 6, derde tot en met zesde lid, en artikel 12, tweede, derde, vierde en achtste lid, te vervallen.

2. De reikwijdte van de maatregel om kosteloze identiteitskaarten te verstrekken

De mogelijkheid van kosteloze verstrekking beperkt zich tot de Nederlandse identiteitskaart. De categorie personen die ingevolge de bestaande wetgeving voor een Nederlandse identiteitskaart in aanmerking kunnen komen zijn personen met de Nederlandse nationaliteit en personen die ingevolge artikel 1, derde lid, van de Wet betreffende de positie van Molukkers, op hun verzoek als Nederlander gelden in de zin van de Paspoortwet. De regeling is derhalve niet van toepassing op vreemdelingen. Zij dienen op grond van de Vreemdelingenwet 2000 reeds te beschikken over een vreemdelingendocument ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Kosteloze verstrekking is evenmin aan de orde in de Nederlandse Antillen en Aruba, omdat de Nederlandse identiteitskaart daar niet geldig is en ook niet kan worden aangevraagd.

Het genoemde ministerraadsbesluit beoogt door kosteloze verstrekking van de identiteitskaart te bewerkstelligen dat veertienjarigen op het moment dat de uitgebreide identificatieplicht voor hen gaat gelden, beschikken over een geldig identiteitsdocument. Er is om die reden besloten de betrokkenen reeds acht weken vóór zij veertien jaar worden de mogelijkheid te bieden een kosteloze identiteitskaart aan te vragen. Voorts bestaat voor eenieder nog gedurende het jaar waarin hij veertien jaar is de gelegenheid om een aanvraag in te dienen voor een kosteloos te verstrekken identiteitskaart. Ingevolge de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 zullen de gemeenten aanstaande veertienjarigen op de hoogte brengen van de noodzaak om bij het bereiken van de leeftijd van veertien jaar te beschikken over een geldig identiteitsdocument en wijzen op de mogelijkheid om vanaf acht weken voor het bereiken van die leeftijd eenmalig een kosteloze Nederlandse identiteitskaart aan te vragen.

De kosteloze identiteitskaart zal alleen kunnen worden aangevraagd in de gemeente waar de aanvrager als ingezetene is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA). De kosteloze verstrekking richt zich immers op personen die bestendig in Nederland verblijven en hier aan de identificatieplicht moeten voldoen. Veertienjarigen die weliswaar in de GBA als ingezetene zijn ingeschreven maar tijdelijk in het buitenland verblijven, kunnen de kosteloze identiteitskaart niet in het buitenland aanvragen. Zij hebben echter ruim een jaar de gelegenheid om tijdens vakantie of na terugkeer in Nederland alsnog in de gemeente een aanvraag voor een kosteloze identiteitskaart in te dienen.

Veertienjarigen die reeds langere tijd in het buitenland verblijven en niet (meer) als ingezetene in de GBA zijn ingeschreven, kunnen in het buitenland evenmin een kosteloze identiteitskaart aanvragen. Deze categorie personen is gewoonlijk echter al lang in het bezit van een Nederlands paspoort of identiteitskaart om te kunnen voldoen aan de verblijfsrechtelijke regels van het land waar zij verblijven.

De verstrekking van een kosteloze identiteitskaart kan slechts eenmalig plaatsvinden. Indien de aanvrager het eerder kosteloos verstrekte document is kwijtgeraakt (ongeacht de oorzaak daarvan), kan niet opnieuw een kosteloze nieuwe identiteitskaart worden aangevraagd, ook al is de aanvrager nog steeds veertien jaar. De betrokken persoon zal in dat geval gewoon het geldende tarief moeten betalen.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A, eerste lid, en D

In artikel 2, tweede lid, is geregeld dat een gemeente de kosten voor een reisdocument niet aan het Rijk is verschuldigd, voorzover de gemeente aan de aanvrager kwijtschelding heeft verleend van de rechten die zij op grond van haar gemeentelijke verordening van de aanvrager kan heffen. Teneinde te voorkomen dat gemeenten bij de verstrekking van reisdocumenten een te ruim kwijtscheldingsbeleid gaan voeren, wordt buiten twijfel gesteld dat alleen kosten in mindering kunnen worden gebracht, indien de kwijtschelding is berekend volgens de krachtens artikel 255, tweede lid, van de Gemeentewet gestelde regels. Deze regels zijn opgenomen in artikel 28, eerste lid, onderdeel a, juncto de artikelen 7 tot en met 19a van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.

De gemeente is aan het Rijk geen kosten verschuldigd evenredig met de aan de aanvrager verleende kwijtschelding van de gemeentelijke rechten. In het geval van een kwijtschelding van bijvoorbeeld 50% van de rechten, is de gemeente op haar beurt 50% van de kosten niet aan het Rijk verschuldigd.

Artikel 9 wordt eveneens opnieuw vastgesteld. Deze bepaling ziet op de kwijtschelding van de voor reisdocumenten op rijksniveau geheven rechten. Ook in dat geval gelden de artikelen 7 tot en met 19a van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. De redactie van dit artikel 9 voldeed niet aan aanwijzing 78 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, omdat werd verwezen naar een met name genoemde lagere regeling. De nieuwe redactie, waarmee geen materiële wijziging is beoogd, voldoet aan genoemde aanwijzing.

Artikel I, onderdelen A, tweede lid, B en C, vierde lid

Aan artikel 2 is een nieuw vijfde lid toegevoegd, bepalende dat de gemeenten geen kosten aan het Rijk verschuldigd zijn voor de levering van een Nederlandse identiteitskaart ten behoeve van een persoon die als ingezetene is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, mits de aanvraag voor de identiteitskaart is gedaan in de periode van acht weken voorafgaand aan het tijdstip waarop de betrokken persoon veertien jaar wordt dan wel gedurende het jaar waarin deze de leeftijd van veertien jaar heeft. Voorts geldt de voorwaarde dat aan die persoon niet eerder op deze grond een kosteloze identiteitskaart is verstrekt.

Ingevolge het gewijzigde artikel 3, eerste lid, zullen bij de maandelijkse vaststelling van het bedrag dat de gemeenten aan het Rijk moeten afdragen voor de geleverde reisdocumenten, de kosteloos geleverde Nederlandse identiteitskaarten niet worden meegeteld. In aansluiting hierop is in het nieuwe artikel 6, derde lid, bepaald dat gemeenten geen rechten mogen heffen van de aanvrager van een Nederlandse identiteitskaart waarvoor ingevolge artikel 2, vijfde lid, geen kosten verschuldigd zijn. Het recht op de kosteloze identiteitskaart is daarmee vastgelegd in artikel 6, derde lid, terwijl de voorwaarden zijn vastgelegd in artikel 2, vijfde lid.

Artikel I, onderdelen C, eerste en tweede lid, en E, eerste lid

De in de artikelen 6, eerste en tweede lid onderscheidenlijk artikel 12, eerste lid, vermelde tarieven zijn voor 2006 geïndexeerd.

Het voor de produktiekosten van de reisdocumenten gehanteerde indexcijfer bedraagt 0,1%. Dit indexcijfer is het gemiddelde van het op 1 januari 2005 geldende producenten-prijsindexcijfer van producten in de grafische industrie, afzet binnenland, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek en gepubliceerd in het bijvoegsel maandstatistiek van de prijzen, tabel 3.3.1.A, onder nummer 271 6000 (waardepapieren en andere papieren) en het wijzigingspercentage dat voortvloeit uit de door het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen in het najaar van 2004 opgestelde prognose met betrekking tot de kostenontwikkelingen in de grafische industrie voor 2005. Het indexcijfer voor de prijsmutatie van de overheidsconsumptie – dat wordt gehanteerd voor de berekening van de kosten die de paspoortverstrekkende autoriteiten zelf maken – bedraagt volgens het Centraal economisch plan 2005, zoals dat door het Centraal Plan Bureau is gepubliceerd, 2,25%.

Het aan de aan de burger in rekening te brengen tarief van de Nederlandse identiteitskaart, dat, zoals hiervoor in de inleiding is vermeld, voor de jaren 2006 en 2007 is bevroren op het niveau van 2005. De lasten hiervan komen voor rekening van het Rijk. Het aan de gemeente toekomende deel van het door de burger verschuldigde bedrag is wel geïndexeerd en is in mindering gebracht op de aan het Rijk verschuldigde kosten, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel d.

De omrekening van de bedragen in euro naar Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse munt heeft plaatsgevonden aan de hand van de op 1 juli 2005 geldende administratiekoers van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze koers bedroeg op dat moment € 0,455 voor één Antilliaanse gulden onderscheidenlijk Arubaanse florin. De aldus berekende bedragen zijn op 5/100 afgerond.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Pechtold


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven