Wet van 1 december 2005, houdende wijziging van enkele belastingwetten in verband met een herziening van de behandeling van de omzetting en kwijtschelding van afgewaardeerde vorderingen en een aanpassing van de regeling voor afwaarderingsverliezen van deelnemingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met in de praktijk gesignaleerde knelpunten wenselijk is de bepaling op grond waarvan conversiewinst wordt betrokken in de vennootschapsbelasting te laten vervallen, dat het in verband daarmee wenselijk is maatregelen te treffen welke dubbele verliesverrekening in de vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting beogen tegen te gaan en dat de regeling voor afwaarderingsverliezen van deelnemingen aanpassing behoeft;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 8, vierde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij de toepassing van artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 blijven afwaarderingsverliezen als bedoeld in artikel 13ca buiten aanmerking.

B

In artikel 10a, vijfde lid, onderdeel b, wordt «artikel 13b» vervangen door: de artikelen 13b, 13ba en 13ca.

C

Artikel 12 vervalt.

D

Artikel 13b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het verbonden lichaam» vervangen door «een met hem verbonden lichaam» en wordt «het met hem verbonden lichaam» vervangen door: een met hem verbonden lichaam.

2. In het tweede lid, onderdeel a, vervalt de zinsnede «of de schuldenaar».

3. In het vierde lid wordt de zinsnede «wordt vervreemd aan een met de belastingplichtige of het lichaam waarin wordt deelgenomen verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon» vervangen door: wordt vervreemd aan de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon.

4. In het vijfde lid komt de zinsnede «of het lichaam waarin wordt deelgenomen» te vervallen.

5. Na het vijfde lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidend:

  • 6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing:

    a. indien de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam via een deelneming middellijk een belang van 5% of meer in de schuldenaar heeft;

    b. indien de in het eerste lid bedoelde schuldvordering bij de schuldenaar in de zin van artikel 10, eerste lid, onderdeel d, feitelijk functioneert als eigen vermogen, behoudens voor zover met betrekking tot die schuldvordering bij de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam artikel 13ba of 13bb van toepassing is.

E

Artikel 13ba komt te luiden:

Artikel 13ba

  • 1. Indien de belastingplichtige een schuldvordering heeft op een lichaam (schuldenaar) waarin hij of een met hem verbonden lichaam een deelneming heeft en die schuldvordering is afgewaardeerd ten laste van de in Nederland belastbare winst van de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam of ten laste van het in Nederland belastbare resultaat uit een werkzaamheid van een met hem verbonden natuurlijk persoon, wordt, indien zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in het tweede lid, tot de winst van de belastingplichtige gerekend een bedrag gelijk aan die afwaardering. Het in de eerste volzin bedoelde bedrag kan gelijktijdig ten laste van de winst worden toegevoegd aan een reserve (opwaarderingsreserve).

  • 2. Van een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid is sprake indien:

    a. de met de schuldvordering corresponderende schuld door de schuldenaar wordt voldaan door het uitgeven van aandelen, winstbewijzen, lidmaatschapsrechten of bewijzen van deelgerechtigdheid (omzetting);

    b. de met de schuldvordering corresponderende schuld gaat functioneren als eigen vermogen van de schuldenaar zonder dat deze daartoe aandelen uitgeeft, en de schuldvordering hierdoor bij de belastingplichtige onder een deelneming wordt begrepen; of

    c. de schuldvordering geheel of gedeeltelijk wordt prijsgegeven.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover met betrekking tot de schuldvordering reeds een bedrag op de voet van het eerste lid of artikel 13b tot de winst van de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam is gerekend.

  • 4. Het eerste lid is ter zake van een omstandigheid als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, niet van toepassing voor zover de in dat lid bedoelde omstandigheid bij de schuldenaar leidt tot belastbare winst in Nederland of meebrengt dat een voordeel bij de schuldenaar wordt betrokken in de heffing van een belasting naar de winst die naar Nederlandse maatstaven redelijk is.

  • 5. De opwaarderingsreserve wordt aan de winst toegevoegd voor zover het verschil tussen de actuele waarde in het economische verkeer van de deelneming en de waarde in het economische verkeer van de deelneming ten tijde van de in het eerste lid bedoelde omstandigheid uitgaat boven het bedrag waarmee de opwaarderingsreserve sinds die omstandigheid reeds is afgenomen. Voor de toepassing van de eerste volzin, het zesde lid en het tiende lid, onderdeel b, worden de door een met de belastingplichtige verbonden lichaam gehouden deelnemingen in de schuldenaar, toegerekend aan de belastingplichtige, tenzij het verbonden lichaam met betrekking tot de schuldenaar eveneens beschikt over een opwaarderingsreserve.

  • 6. Indien de deelneming na de in het eerste lid bedoelde omstandigheid gedeeltelijk is vervreemd aan een niet met de belastingplichtige verbonden lichaam of een niet met hem verbonden natuurlijk persoon, wordt voor de toepassing van het vijfde lid de actuele waarde in het economische verkeer van de deelneming vermeerderd met de opbrengst van het vervreemde gedeelte, daaronder begrepen de waardeveranderingen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, tweede volzin en de prijsaanpassingen als bedoeld in de derde volzin van dat lid. Indien de deelneming na de in het eerste lid bedoelde omstandigheid is uitgebreid doordat aandelen, winstbewijzen, lidmaatschapsrechten, bewijzen van deelgerechtigheid of schuldvorderingen zijn verkregen van de schuldenaar zelf of van een niet met de belastingplichtige verbonden lichaam of een niet met hem verbonden natuurlijk persoon, wordt voor de toepassing van het vijfde lid de actuele waarde in het economische verkeer van de deelneming verminderd met het voor die uitbreiding opgeofferde bedrag, in de zin van artikel 13d, tweede lid. Onder een uitbreiding van de deelneming wordt mede begrepen een storting van kapitaal zonder uitreiking van aandelen, winstbewijzen, lidmaatschapsrechten of bewijzen van deelgerechtigheid.

  • 7. Indien de opwaarderingsreserve is ontstaan bij een omstandigheid als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, vervalt de reserve zonder dat dit tot een toevoeging aan de winst leidt tot het bedrag van de na die omstandigheid uit hoofde van de uitgegeven aandelen, winstbewijzen, lidmaatschapsrechten of bewijzen van deelgerechtigheid genoten voordelen, waarop de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is. De eerste volzin vindt geen toepassing voor zover de deelnemingsvrijstelling geen toepassing vindt op grond van artikel 13c of 13ca.

  • 8. Indien een omstandigheid, anders dan bedoeld in het tiende lid, meebrengt dat noch de belastingplichtige, noch een met hem verbonden lichaam meer een deelneming in de schuldenaar heeft, wordt direct voorafgaande aan die omstandigheid het vijfde lid voor het laatst toegepast. Een nog resterend bedrag aan opwaarderingsreserve vervalt zonder dat dit tot een toevoeging aan de winst leidt. Daarna blijft met betrekking tot die deelneming artikel 13, eerste lid, tweede en derde volzin, ten aanzien van de belastingplichtige of het met hem verbonden lichaam buiten toepassing, voorzover het positieve voordelen betreft tot het in de tweede volzin bedoelde resterende bedrag, en voorzover het negatieve voordelen betreft tot ten hoogste het bedrag van de oorspronkelijke opwaarderingsreserve.

  • 9. In afwijking van het achtste lid, tweede volzin, wordt het restant van de opwaarderingsreserve wel toegevoegd aan de winst indien de omstandigheid in overwegende mate is gericht op het realiseren van een vrijval van de opwaarderingsreserve die niet tot een toevoeging aan de winst leidt. Een omstandigheid wordt, tenzij het tegendeel aannemelijk wordt gemaakt, geacht in overwegende mate te zijn gericht op het realiseren van een vrijval die niet tot een toevoeging aan de winst leidt, indien de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam binnen 3 jaar na die omstandigheid opnieuw een deelneming in de schuldenaar verkrijgt.

  • 10. Ingeval zich een omstandigheid voordoet als aangeduid in de volgende volzin, wordt onmiddellijk daaraan voorafgaande de opwaarderingsreserve toegevoegd aan de winst. Een omstandigheid als bedoeld in de eerste volzin is:

    a. de onderneming of een gedeelte van de onderneming van de schuldenaar wordt vervreemd aan de belastingplichtige of aan een met hem verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon;

    b. de deelneming of een gedeelte van de deelneming wordt vervreemd aan een met de belastingplichtige verbonden natuurlijk persoon;

    c. de schuldenaar gaat als dochtermaatschappij deel uitmaken van een fiscale eenheid met de belastingplichtige als bedoeld in artikel 15.

    Bij vervreemding van een gedeelte van de deelneming aan een met de belastingplichtige verbonden natuurlijk persoon, blijft, in afwijking van de eerste volzin, de toevoeging van de opwaarderingsreserve aan de winst beperkt tot dat deel van de reserve dat evenredig is aan het deel van de deelneming dat wordt vervreemd.

  • 11. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing:

    a. indien de in het eerste lid bedoelde schuldvordering bij de schuldenaar in de zin van artikel 10, eerste lid, onderdeel d, feitelijk functioneert als eigen vermogen, behoudens voor zover met betrekking tot die schuldvordering bij de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam artikel 13bb van toepassing is;

    b. indien de belastingplichtige in verband met een in het tweede lid genoemde omstandigheid een deelneming in de schuldenaar verkrijgt.

  • 12. Indien de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam via een deelneming een middellijk belang van 5% of meer heeft in de schuldenaar, is dit artikel van overeenkomstige toepassing. Daarbij vinden het vijfde, zesde, achtste, negende en tiende lid toepassing op de deelneming of deelnemingen via welke het middellijke belang wordt gehouden.

  • 13. Indien de belastingplichtige een schuldvordering heeft op een lichaam, en die schuldvordering is afgewaardeerd ten laste van de in Nederland belastbare winst van de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam of ten laste van het resultaat uit een werkzaamheid van een met hem verbonden natuurlijk persoon, is, indien zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in de volgende volzin, dit artikel van overeenkomstige toepassing. Van een omstandigheid als bedoeld in de eerste volzin is sprake indien de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam in verband met een vervreemding van de schuldvordering aan een niet verbonden lichaam of persoon, rechtstreeks een deelneming verkrijgt in de schuldenaar dan wel via een deelneming een middellijk belang van 5% of meer in de schuldenaar verkrijgt. In het laatste geval vinden het vijfde, zesde, achtste, negende en tiende lid toepassing op de deelneming of deelnemingen via welke het middellijke belang wordt gehouden. Voorts vervalt de opwaarderingsreserve zonder dat dit tot een toevoeging aan de winst leidt tot het bedrag van de waarde-aangroei van de vervreemde schuldvordering, voor zover de belastingplichtige aannemelijk maakt dat deze waarde-aangroei bij de verkrijger van de schuldvordering leidt tot belastbare winst in Nederland dan wel wordt betrokken in de heffing van een belasting naar de winst die naar Nederlandse maatstaven redelijk is.

F

Artikel 13bb, eerste lid, wordt vervangen door:

  • 1. Indien:

    a. een schuldvordering door de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam is afgewaardeerd ten laste van in Nederland belastbare winst, en

    b. de met de schuldvordering corresponderende schuld bij de schuldenaar in de zin van artikel 10, eerste lid, onderdeel d, functioneert als eigen vermogen, vindt de deelnemingsvrijstelling geen toepassing op positieve voordelen uit hoofde van die deelneming tot het bedrag van de afwaardering, zodra de schuldvordering onder een deelneming wordt begrepen. De eerste volzin is niet van toepassing voor zover met betrekking tot die schuldvordering reeds een bedrag op de voet van dit artikel, artikel 13b, of artikel 13ba, eerste lid, tot de winst van de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam is gerekend.

G

Artikel 13ca wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «de verwerving» vervangen door: het verkrijgen.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot derde tot en met zevende lid, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien de belastingplichtige op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de in het eerste lid bedoelde verkrijging reeds een deelneming van minder dan een vierde gedeelte van het nominaal gestorte kapitaal in die vennootschap bezit, is het eerste lid slechts van toepassing gedurende de eerste vijf jaren na de verkrijging van die deelneming. Indien op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de in het eerste lid bedoelde verkrijging een met de belastingplichtige verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon al middellijk of onmiddellijk een belang houdt van ten minste vijf percent in het nominaal gestorte kapitaal in die vennootschap, is het eerste lid slechts van toepassing gedurende de eerste vijf jaren na de verkrijging van dat middellijke of onmiddellijke belang door dat verbonden lichaam of die verbonden natuurlijk persoon. Indien de werkzaamheid van de in het eerste lid bedoelde vennootschap middellijk of onmiddellijk grotendeels bestaat uit het voortzetten van een werkzaamheid die voor de in het eerste lid bedoelde verkrijging reeds werd uitgeoefend door de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon, is het eerste lid slechts van toepassing gedurende de eerste vijf jaren na het tijdstip vanaf wanneer die werkzaamheid werd uitgeoefend door de belastingplichtige of door het met hem verbonden lichaam of de met hem verbonden natuurlijk persoon.

3. Het tot vierde lid vernummerde derde lid wordt vervangen door:

  • 4. Indien bij het begin van het jaar volgend op de in het eerste lid bedoelde periode van vijf jaren het bedrag van de positieve voordelen uit de in het eerste lid bedoelde deelneming dat op de voet van het derde lid tot de winst is gerekend nog steeds lager is dan het afwaarderingsverlies, blijft het derde lid buiten toepassing en wordt met ingang van dat jaar het verschil in dat jaar en de vier daarop volgende jaren in elk jaar voor een vijfde deel tot de winst gerekend. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing indien de deelneming geen deel meer uitmaakt van het vermogen van de belastingplichtige, behoudens voor zover het in de eerste volzin bedoelde verschil reeds op grond van het vijfde lid tot de winst is gerekend.

4. In het tot vijfde lid vernummerde vierde lid wordt «het tweede en het derde lid» vervangen door «het derde en het vierde lid». Voorts wordt na de eerste volzin een nieuwe volzin ingevoegd, luidende: Bij vervreemding van een gedeelte van een deelneming waarop het eerste lid toepassing heeft gevonden, wordt een deel van het in de eerste volzin bedoelde verschil dat evenredig is aan het deel dat wordt vervreemd, tot de winst van het jaar gerekend waarin het gedeelte is vervreemd.

5. In het tot zesde lid vernummerde vijfde lid wordt in de eerste volzin de zinsnede «welke is verkregen van een verbonden lichaam» vervangen door «welke is verkregen van de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam», en wordt aan het slot van de eerste volzin een zinsnede ingevoegd, luidende: of in aanmerking zou zijn genomen indien die deelneming door een in Nederland gevestigd lichaam zou zijn gehouden. Voorts wordt in de tweede volzin na «tot de winst is gerekend» een zinsnede ingevoegd, luidende: of tot de winst zou zijn gerekend indien die deelneming door een in Nederland gevestigd lichaam zou zijn gehouden.

6. In het tot zevende lid vernummerde zesde lid wordt in de tweede volzin «het derde alsmede het vierde lid» vervangen door «het vierde alsmede het vijfde lid» en wordt in de derde volzin «tweede lid» vervangen door «derde lid» en «het tweede en het vierde lid» door: het derde en het vijfde lid.

H

In artikel 13d, tweede lid, tweede volzin, onderdeel a, wordt na «artikel 13b of 13ba» een zinsnede ingevoegd, luidende: «, vijfde, negende of tiende lid,». Voorts worden na de tweede volzin twee nieuwe volzinnen toegevoegd, luidende: Indien op de voet van artikel 13ba bedragen tot de winst zijn gerekend van een lichaam dat de deelneming niet zelf houdt, worden deze bedragen voor de toepassing van de eerste volzin in aanmerking genomen bij de met dat lichaam verbonden lichamen die wel de deelneming houden naar rato van hun aandelenbezit. Het voor een deelneming opgeofferde bedrag wordt bij vervreemding van een gedeelte van de deelneming voor een evenredig gedeelte toegerekend aan de niet vervreemde vermogensrechten van eenzelfde soort, die een deelneming blijven vormen.

I

Aan artikel 15ab wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Het zesde lid is niet van toepassing voor zover met betrekking tot de schuldvordering reeds een bedrag op de voet van de artikelen 13b, 13ba of 13bb in aanmerking is genomen bij de maatschappij die de schuldvordering houdt of bij een met hem verbonden lichaam.

J

Artikel 15aj wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, laatste volzin, wordt «artikel 15ab, zesde lid» vervangen door: de artikelen 13b, 13ba, 13bb of 15ab, zesde lid.

2. In het zevende lid, wordt «vierde lid» vervangen door: vijfde lid.

ARTIKEL II

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 3.92 wordt ingevoegd:

Artikel 3.92a. Opwaarderingsreserve

Voorts wordt onder werkzaamheid mede verstaan het hebben van een opwaarderingsreserve als bedoeld in artikel 3.98a.

B

Na artikel 3.98 wordt ingevoegd:

Artikel 3.98a. Omzetting van een afgewaardeerde vordering als bedoeld in artikel 3.92

  • 1. Indien de belastingplichtige een schuldvordering heeft als bedoeld in artikel 3.92 en die schuldvordering is afgewaardeerd ten laste van de winst uit een onderneming of het resultaat uit een werkzaamheid van hem of van een met hem verbonden persoon, wordt, indien zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in het tweede lid, tot het resultaat van de belastingplichtige gerekend een bedrag gelijk aan die afwaardering. Het in de eerste volzin bedoelde bedrag kan gelijktijdig ten laste van het resultaat worden toegevoegd aan een reserve (opwaarderingsreserve).

  • 2. Van een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid is sprake indien:

    a. de met de schuldvordering corresponderende schuld door de schuldenaar wordt voldaan door het uitgeven van aandelen of winstbewijzen (omzetting);

    b. de met de schuldvordering corresponderende schuld gaat functioneren als eigen vermogen van de schuldenaar zonder dat deze daartoe aandelen of winstbewijzen uitgeeft waarbij de schuldvordering niet meer behoort tot het vermogen van een werkzaamheid; of

    c. de schuldvordering geheel of gedeeltelijk wordt prijsgegeven.

  • 3. Het eerste lid is ter zake van een omstandigheid als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, niet van toepassing voor zover de in dat lid bedoelde omstandigheid bij de schuldenaar leidt tot belastbare winst in Nederland of meebrengt dat een voordeel bij de schuldenaar wordt betrokken in de heffing van een belasting naar de winst die naar Nederlandse maatstaven redelijk is.

  • 4. De opwaarderingsreserve wordt aan het resultaat toegevoegd voor zover het verschil tussen de actuele waarde in het economische verkeer van de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige of een met hem verbonden persoon direct of indirect houdt in de schuldenaar en de waarde in het economische verkeer van die aandelen of winstbewijzen ten tijde van de in het eerste lid bedoelde omstandigheid uitgaat boven het bedrag waarmee de opwaarderingsreserve sinds die omstandigheid reeds is afgenomen. Daarbij wordt de waardestijging van de direct of indirect gehouden aandelen of winstbewijzen van een met de belastingplichtige verbonden persoon bij de belastingplichtige niet in aanmerking genomen, voor zover die waardestijging bij de verbonden persoon op grond van dit artikel reeds leidt tot een toevoeging aan het resultaat uit een werkzaamheid.

  • 5. Indien aandelen of winstbewijzen van de belastingplichtige of een met hem verbonden persoon in de schuldenaar na de in het eerste lid bedoelde omstandigheid zijn vervreemd aan een niet met de belastingplichtige verbonden persoon of een vennootschap waarin de belastingplichtige noch een met hem verbonden persoon een aanmerkelijk belang heeft als bedoeld in hoofdstuk 4, wordt voor de toepassing van het vierde lid de actuele waarde in het economische verkeer van de daar bedoelde aandelen of winstbewijzen vermeerderd met de overdrachtsprijs van de vervreemde aandelen of winstbewijzen. Indien de belastingplichtige of een met hem verbonden persoon zijn aandelenbezit of bezit van winstbewijzen in de schuldenaar na de in het eerste lid bedoelde omstandigheid heeft uitgebreid doordat aandelen of winstbewijzen zijn verkregen van de schuldenaar zelf of van een niet met de belastingplichtige verbonden persoon of een vennootschap waarin noch de belastingplichtige noch een met hem verbonden persoon een aanmerkelijk belang heeft als bedoeld in hoofdstuk 4, wordt voor de toepassing van het vierde lid de actuele waarde in het economische verkeer van de daar bedoelde aandelen of winstbewijzen verminderd met de verkrijgingsprijs van die uitbreiding. Onder een uitbreiding van het aandelenbezit of bezit aan winstbewijzen als bedoeld in de tweede volzin wordt mede begrepen een storting van kapitaal zonder uitreiking van aandelen of winstbewijzen.

  • 6. Indien een omstandigheid, anders dan omschreven in het achtste lid, meebrengt dat noch de belastingplichtige, noch een met hem verbonden persoon, meer een aanmerkelijk belang als bedoeld in hoofdstuk 4 in de schuldenaar heeft, wordt direct voorafgaande aan die omstandigheid het vierde lid voor het laatst toegepast. Ingeval daarna nog een bedrag aan opwaarderingsreserve resteert, vervalt dat restant zonder dat dit tot een toevoeging aan het resultaat leidt.

  • 7. In afwijking van het zesde lid, tweede volzin, wordt het restant van de opwaarderingsreserve wel toegevoegd aan het resultaat uit een werkzaamheid indien de omstandigheid in overwegende mate is gericht op het realiseren van een vrijval van de opwaarderingsreserve die niet tot een toevoeging aan het resultaat leidt. Een omstandigheid wordt, tenzij het tegendeel aannemelijk wordt gemaakt, geacht in overwegende mate te zijn gericht op het realiseren van een vrijval die niet tot een toevoeging aan het resultaat leidt, indien de belastingplichtige of een met hem verbonden persoon binnen drie jaar na die omstandigheid opnieuw een aanmerkelijk belang in de schuldenaar verkrijgt.

  • 8. Indien de onderneming of een gedeelte van de onderneming van de schuldenaar wordt vervreemd aan de belastingplichtige of aan een met hem verbonden persoon dan wel aan een vennootschap waarin de belastingplichtige of een met hem verbonden persoon, een aanmerkelijk belang heeft als bedoeld in hoofdstuk 4, wordt onmiddellijk daaraan voorafgaand de opwaarderingsreserve toegevoegd aan het resultaat.

  • 9. Voor de toepassing van dit artikel zijn de artikelen 4.3, 4.4, 4.5 en 4.5a van overeenkomstige toepassing.

  • 10. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een met de belastingplichtige verbonden persoon verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 3.91, tweede lid, onderdelen b en c.

C

Na artikel 4.33 wordt ingevoegd:

Artikel 4.33a. Vaststelling verkrijgingsprijs bij omzetting afgewaardeerde vordering

Indien zich met betrekking tot een schuldvordering een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3.98a, tweede lid, wordt de verkrijgingsprijs van de verkregen aandelen of winstbewijzen onderscheidenlijk de reeds in het bezit van de belastingplichtige zijnde aandelen in of winstbewijzen in de schuldenaar, verhoogd met het ingevolge artikel 3.98a, eerste lid, eerste volzin, tot het resultaat uit een werkzaamheid gerekende voordeel dan wel, indien een opwaarderingsreserve als bedoeld in artikel 3.98a, eerste lid, tweede volzin, is gevormd, met het sindsdien ingevolge artikel 3.98a, vierde, zevende of achtste lid, tot het resultaat uit een werkzaamheid gerekende voordeel.

ARTIKEL III

Artikel XIVb van de Wet ondernemerspakket 2001 vervalt.

ARTIKEL IV

Artikel 13b, artikel 13ba en artikel 13bb van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 alsmede artikel 3.98a van de Wet Inkomstenbelasting 2001 blijven met betrekking tot een schuldvordering buiten toepassing voor zover met betrekking tot de met die schuldvordering corresponderende schuld reeds op de voet van artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van deze wet, een bedrag tot de winst is gerekend.

ARTIKEL V

De wijzigingen van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 ingevolge artikel I, onderdelen G en J, tweede lid, blijven buiten toepassing met betrekking tot deelnemingen waarvan voor de inwerkingtreding van deze wet op de voet van artikel 13ca, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 reeds een afwaarderingsverlies in aanmerking is genomen. Met betrekking tot die deelnemingen blijft artikel 13ca zoals dat luidde op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet van toepassing, met dien verstande dat het derde lid van dat artikel van overeenkomstige toepassing is, indien de deelneming geen deel meer uitmaakt van het vermogen van de belastingplichtige, behoudens voor zover het in dat lid bedoelde verschil reeds op grond van het vierde lid van dat artikel tot de winst is gerekend.

ARTIKEL VI

  • 1. Indien op de voet van artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zoals dat artikel luidde van 1 januari 2001 tot de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wet ter zake van een schuld in enig jaar een voordeel tot de winst is gerekend en het belastbare bedrag van dat jaar positief is, wordt op verzoek bij een voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur de aanslag vennootschapsbelasting over dat jaar herzien naar een belastbaar bedrag verminderd met het hiervoor bedoelde voordeel voor zover dit voordeel de som van het verlies dat overigens mocht zijn geleden en de met het jaar te verrekenen verliezen uit het verleden overtreft, doch niet verder dan tot nihil. De eerste volzin is slechts van toepassing voorzover aannemelijk is dat de met de schuld corresponderende schuldvordering niet is afgewaardeerd ten laste van in Nederland belastbare winst of ten laste van in Nederland belastbaar resultaat uit een werkzaamheid. Dit lid vindt toepassing nadat verliezen uit voorgaande jaren zijn verrekend, en voordat verliezen uit volgende jaren achterwaarts worden verrekend; mochten verliezen uit volgende jaren reeds achterwaarts zijn verrekend, vindt tevens herziening van die verrekening plaats. Rechtsmiddelen tegen de in de eerste volzin bedoelde beschikking kunnen uitsluitend betrekking hebben op de toepassing van dit artikel.

  • 2. Voorzover de belastingplichtige aantoont dat bij de berekening van de winst over het in het eerste lid bedoelde jaar met betrekking tot een deelneming een afwaarderingsverlies als bedoeld in artikel 13ca van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in aanmerking is genomen, wordt met betrekking tot die deelneming een voordeel uit hoofde van artikel 13ca, tweede tot en met vierde lid, zoals die leden luidden op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van de onderhavige wet, in afwijking van die leden bij het bepalen van de winst niet in aanmerking genomen, doch ten hoogste tot het bedrag waarmee het belastbare bedrag op de voet van het eerste lid meer zou zijn verminderd ingeval geen of minder afwaarderingsverlies in aanmerking zou zijn genomen.

  • 3. Voorzover de belastingplichtige aantoont dat met de belastbare winst over het in het eerste lid bedoelde jaar een verlies van een voorafgaand jaar is verrekend waarbij de omvang van dat verlies mede is voortgekomen uit een afwaarderingsverlies op een deelneming als bedoeld in artikel 13ca van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en met betrekking tot de aanslag van dat jaar een herziening volgens het eerste lid toepassing heeft gevonden, wordt met betrekking tot die deelneming een voordeel uit hoofde van artikel 13ca, tweede tot en met vierde lid, zoals die leden luidden op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van de onderhavige wet, in afwijking van die leden bij het bepalen van de winst niet in aanmerking genomen, doch ten hoogste tot het verlies dat met de belastbare winst van het desbetreffende jaar op de voet van Hoofdstuk IV van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is verrekend en voorts slechts voorzover het aldus verrekende verlies voortkomt uit het hiervoor bedoelde afwaarderingsverlies.

  • 4. Indien op de voet van artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zoals dat artikel luidde van 1 januari 2001 tot de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wet ter zake van een schuld in enig jaar een voordeel tot de winst is gerekend en het belastbare bedrag van dat jaar nihil bedraagt doch de belastingplichtige aantoont dat het belastbare bedrag positief zou zijn geweest als bij de berekening van de winst over dat jaar met betrekking tot een deelneming niet een afwaarderingsverlies als bedoeld in artikel 13ca van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in aanmerking was genomen, wordt met betrekking tot die deelneming een voordeel uit hoofde van artikel 13ca, tweede tot en met vierde lid, zoals die leden luidden op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van de onderhavige wet, in afwijking van die leden bij het bepalen van de winst niet in aanmerking genomen, doch ten hoogste tot het bedrag waarmee het belastbare bedrag op de voet van het eerste lid zou zijn verminderd als in het desbetreffende jaar bedoeld afwaarderingsverlies niet in aanmerking was genomen.

  • 5. Indien de belastingplichtige aantoont dat in het jaar van toepassing van artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zoals dat artikel luidde van 1 januari 2001 tot de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wet met de belastbare winst een verlies van een voorafgaand jaar is verrekend waarbij de omvang van dat verlies mede is voortgekomen uit een afwaarderingsverlies op een deelneming als bedoeld in artikel 13ca van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de belastingplichtige aantoont dat het belastbare bedrag in dat jaar positief zou zijn geweest als die verrekening niet had plaatsgevonden, wordt met betrekking tot die deelneming een voordeel uit hoofde van artikel 13ca, tweede tot en met vierde lid, zoals die leden luidden op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van de onderhavige wet, in afwijking van die leden bij het bepalen van de winst niet in aanmerking genomen, doch ten hoogste tot het bedrag waarmee het belastbare bedrag op de voet van het eerste lid zou zijn verminderd als die verrekening niet had plaatsgevonden, en voorts slechts voorzover het verrekende verlies voortkomt uit het hiervoor bedoelde afwaarderingsverlies.

  • 6. Ingeval de belastingplichtige in het jaar waarin artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 ter zake van een schuld toepassing vindt deel uitmaakt van een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15 van die wet, zijn de voorgaande leden niet van toepassing, behoudens voorzover aannemelijk is dat de belastingplichtige eveneens recht zou hebben gehad op de in die leden geregelde tegemoetkomingen, als de belastingplichtige geen deel zou hebben uitgemaakt van een fiscale eenheid.

  • 7. Ingeval de belastingplichtige voorafgaand aan het jaar waarin artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 ter zake van een schuld toepassing vindt deel heeft uitgemaakt van een fiscale eenheid en er tussen het ontvoegingstijdstip en het jaar van de toepassing van artikel 12 minder dan 6 jaren zijn verstreken, zijn de voorgaande leden eveneens niet van toepassing, behoudens voorzover aannemelijk is dat de belastingplichtige eveneens recht zou hebben gehad op de in die leden geregelde tegemoetkomingen als de belastingplichtige geen deel zou hebben uitgemaakt van een fiscale eenheid.

  • 8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het verlenen van verminderingen ter voorkoming van dubbele belasting in situaties waarin dit artikel van toepassing is.

ARTIKEL VII

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 1 december 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Uitgegeven de achtste december 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Kamerstuk 29 686

Naar boven