Wet van 17 november 2005 tot wijziging van belastingwetten en enige andere wetten in verband met noodzakelijk technisch herstel (Technische herstelwet 2005)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in een aantal wetten bijstellingen alsmede technische en redactionele verbeteringen aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 16, tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 2.17, vierde lid, aanhef en onder 1°» vervangen door: artikel 2.17, derde lid.

B

In artikel 25a, dertiende lid, wordt «de artikelen 23, eerste lid, en 24 bedoelde voor bezwaar vatbare rechtshandelingen» vervangen door: artikel 26, eerste lid, bedoelde besluiten.

C

In artikel 28b, derde lid, wordt «artikel 6:5, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: artikel 6:5, eerste lid, onderdeel d, van de Algemene wet bestuursrecht.

D

In artikel 29a, derde lid, wordt «het bestuursorgaan» vervangen door: Onze Minister.

E

In artikel 29f, eerste lid, wordt «een bestuursorgaan» vervangen door «Onze Minister» en wordt «dat bestuursorgaan» vervangen door: Onze Minister.

F

In artikel 30i, eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 19b, eerste lid, tweede lid, eerste volzin, of zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964» vervangen door: artikel 19b, eerste lid, tweede lid, eerste volzin, of zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

ARTIKEL II

In hoofdstuk 2 van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 wordt in artikel I aan onderdeel O een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Op aanspraken op lijfrenten als bedoeld in artikel 25, tweede en derde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 zoals dat artikel luidde op 31 december 1991 waarop ingevolge artikel 75 van die wet de regels van kracht zijn die daarvoor op 31 december 1991 golden, zijn in aanvulling op het eerste lid ook artikel 1.7, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen, van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL III

De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 25, vijftiende lid, wordt «zijn de artikelen 4.3 tot en met 4.5a van de Wet inkomstenbelasting 2001» vervangen door: zijn de artikelen 4.3 tot en met 4.5a van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 2, derde lid, onderdeel f, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

B

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, wordt «als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, tweede volzin» vervangen door: als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, derde volzin.

2. In het vijfde lid, tweede volzin, wordt «aandelen» vervangen door: aandelen of winstbewijzen.

3. In het zesde lid wordt «zijn de artikel 4.3 tot en met 4.5a van de Wet inkomstenbelasting 2001» vervangen door: zijn de artikelen 4.3 tot en met 4.5a van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 2, derde lid, onderdeel f, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

C

In artikel 44a, vijfde lid, wordt «artikel 3.133, eerste lid, onderdeel h» vervangen door: artikel 3.133, tweede lid, onderdeel h.

D

In artikel 58, tweede lid, wordt «inspecteur» vervangen door: ontvanger.

ARTIKEL IV

In artikel 120, derde lid, van de Waterschapswet wordt «woning» vervangen door: woning,.

ARTIKEL V

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.1, tweede lid, komt vanaf onderdeel h te luiden:

h. de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (afdeling 3.6a);

i. de uitgaven voor inkomensvoorzieningen (afdeling 3.7) en

j. de persoonsgebonden aftrek (hoofdstuk 6).

Aa

In artikel 3.154, zesde lid, wordt «vijfde lid» telkens vervangen door: vierde lid.

B

Artikel 8.7, tweede lid, wordt vervangen door:

  • 2. In het jaar waarin de belastingplichtige de leeftijd van 65 jaar bereikt, wordt bij de toepassing van artikel 8.4 op het deel van de standaardheffingskorting dat niet op de ouderenkorting, de aanvullende ouderenkorting, de korting voor maatschappelijke beleggingen en de korting voor directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen betrekking heeft, het daar genoemde, volgens artikel 10a, tweede lid, van de Wet financiering volksverzekeringen vastgestelde premiepercentage voor de algemene ouderdomsverzekering verlaagd met dat deel van het laatstgenoemde percentage dat daartoe in dezelfde verhouding staat als de in het kalenderjaar vanaf de eerste dag van de kalendermaand waarin de belastingplichtige de leeftijd van 65 jaar bereikt resterende periode van premieplicht voor de volksverzekeringen staat tot de periode van premieplicht voor de volksverzekeringen vanaf het begin van het kalenderjaar.

C

In artikel 9.3, vierde lid, wordt «eerste lid, onderdeel f» vervangen door: eerste lid, onderdeel e.

ARTIKEL VI

In artikel 34a, eerste lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt «artikel 10a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964» vervangen door: artikel 10a, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

ARTIKEL VII

De Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9, zesde lid, wordt «de personenauto of het motorrijwiel» vervangen door: de personenauto, het motorrijwiel of de bestelauto.

B

In artikel 15a, negende lid, wordt «het eerste en zesde lid» vervangen door: het eerste en achtste lid.

ARTIKEL VIII

In artikel 3, derde lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 wordt «artikel 10a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964» vervangen door: artikel 10a, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

ARTIKEL IX

De Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, onderdeel i, wordt «Algemene wet» vervangen door: Algemene wet inzake rijksbelastingen.

B

In artikel 4b, eerste lid, onderdeel b, komt de zinsnede «als bedoeld in artikel 4a, eerste lid, onderdeel a, en dit lid, onderdeel a,» te vervallen.

ARTIKEL X

Artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst. Tevens wordt «wordt het in een kalenderjaar genoten loon ten minste gesteld op het in artikel 8, elfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen bedoelde ten hoogste aangewezen bedrag» vervangen door: wordt het in een kalenderjaar genoten loon ten minste gesteld op € 39 000.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het in het eerste lid vermelde bedrag wordt bij het begin van het kalenderjaar bij ministeriële regeling vervangen door een ander. Dit bedrag wordt berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor van artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande jaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag.

ARTIKEL XI

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9, eerste lid, onderdeel h, wordt «artikel 10a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964» vervangen door: artikel 10a, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

B

In artikel 10c, tweede lid, wordt «artikel 10a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964» vervangen door: artikel 10a, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

C

In artikel 15ba, tweede lid, onderdeel b, wordt «leiden» vervangen door: lijden.

D

Artikel 20a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde en het zevende lid wordt «het vierde lid, onderdelen a en b,» vervangen door: het vierde lid.

2. In het tiende lid, onderdeel d, wordt «het zevende lid» vervangen door: het negende lid.

E

In artikel 21, tweede lid, wordt «artikel 20» vervangen door: de artikelen 20 en 20a.

F

In artikel 21a, derde lid, wordt «artikel 20» vervangen door: de artikelen 20 en 20a.

ARTIKEL XII

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, tweede lid, wordt «en vierde lid» vervangen door: , vierde en vijfde lid.

B

Artikel 3, tweede lid, eerste volzin, komt te luiden: De S&O-afdrachtvermindering komt in mindering op de af te dragen loonbelasting.

C

In artikel 24, tweede lid, eerste volzin, wordt «625 uren» vervangen door: 500 uren.

D

In artikel 26, tweede lid, wordt «artikelen 67r tot en met 69 en 72» vervangen door: artikelen 68, 69 en 72.

E

Artikel 34 luidende «De Wet bevordering arbeidsinpassing wordt ingetrokken» vervalt.

ARTIKEL XIII

De Wet waardering onroerende zaken wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 18, derde lid, wordt «artikel 1, tweede lid» vervangen door: artikel 1, derde lid.

B

In artikel 30, zesde lid, wordt «artikel 28a» vervangen door: artikel 28, eerste lid,.

ARTIKEL XIV

De wet van 9 december 2004, houdende wijziging van de Wet waardering onroerende zaken en van enige andere wetten (meer doelmatige uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken), Stb. 656, wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel IV, onderdeel K, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. In het derde lid vervalt «artikel 25, eerste lid, of artikel 29a, eerste lid,» en «artikel 25, vierde lid, respectievelijk artikel 29a, eerste lid,».

B

Artikel VIII, onderdeel A, komt te luiden:

A

In artikel 220c wordt «voor het tijdvak waarbinnen het in artikel 220 bedoelde kalenderjaar valt» vervangen door: voor het kalenderjaar, bedoeld in artikel 220.

ARTIKEL XV

De wet van 14 december 2000 tot wijziging van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, de Natuurschoonwet 1928, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Coördinatiewet Sociale Verzekering, Stb. 551, wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel III, onderdeel A, wordt «artikel 17, vierde lid,» vervangen door: artikel 17, vijfde lid,.

B

Artikel III, onderdeel B, vervalt.

ARTIKEL XVI

Artikel XIV, onderdeel A, tweede lid, van de wet van 12 december 2002, houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2003 Deel I), Stb. 615, vervalt.

ARTIKEL XVII

Artikel XXXIA van de wet van 16 december 2004, houdende wijzigingen van enkele belastingwetten (Belastingplan 2005), Stb. 653, komt te luiden:

Artikel XXXIA

  • 1. Voor de periode 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2007 zijn voor de willekeurige afschrijving op films en de filminvesteringsaftrek de artikelen 3.33, eerste tot en met vierde lid, 3.36, 3.37, 3.40, 3.42b, eerste tot en met zevende lid, 3.44, 3.47a, 3.52 en 10.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en de artikelen 8 en 18 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zoals die artikelen luidden op 31 december 2003 en met inachtneming van de wijzigingen zoals hierna aangeduid, van toepassing met betrekking tot voortbrengingskosten gemaakt voor 1 juli 2007. Daarbij wordt:

    a. voor de toepassing van artikel 3.33, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor de zinsnede «door Onze Minister van Economische Zaken in overeenstemming met Onze Minister en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen» gelezen: door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in overeenstemming met Onze Minister;

    b. voor de toepassing van artikel 3.42b, eerste, zesde en zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor de zinsnede «Onze Minister van Economische Zaken» gelezen: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

    c. voor de toepassing van artikel 8 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, voor de toepassing van artikel 3.42b, derde lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor het daar genoemde bedrag van € 25 000 gelezen € 100 000.

  • 2. Het eerste lid is slechts van toepassing indien een verzoek om een verklaring als bedoeld in artikel 3.37, eerste lid, respectievelijk 3.42b, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor 1 juli 2007 is ingediend.

  • 3. De door de Staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in overeenstemming met de Staatsecretaris van Financiën getroffen Regeling aanwijzing filminvesteringen 2005, is een regeling gebaseerd op de gewijzigde delegatiebevoegdheid bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL XVIII

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat:

a. artikel V, onderdeel Aa, terugwerkt tot en met 1 januari 2001;

b. artikel III, onderdeel B, eerste lid, en onderdeel C, terugwerken tot en met 11 maart 2004;

c. artikel I, artikel III, onderdeel B, tweede lid, en onderdeel D, artikel V, onderdelen A en C, artikel VI, artikel VIII, artikel XI, onderdelen A en B, artikel XII, onderdelen A, C, D en E, en artikel XIII, onderdeel B, terugwerken tot en met 1 januari 2005;

d. artikel I, onderdeel F, terugwerkt tot en met 1 maart 2005;

e. artikel IX, onderdeel B, terugwerkt tot en met 13 mei 2005;

f. artikel VII en artikel IX, onderdeel A, terugwerken tot en met 1 juli 2005;

g. artikel X, artikel XII, onderdeel B, en artikel XVI in werking treden met ingang 1 januari 2006;

h. artikel 12a, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 niet van toepassing is bij het begin van het kalenderjaar 2006.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

's-Gravenhage, 17 november 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Uitgegeven de eerste december 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Kamerstuk 30 200

Naar boven