Besluit van 15 november 2005 tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 9c van de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 17 oktober 2005, nr. BJZ 2005-803M, directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 9c, derde lid, van de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 2 november 2005, no. W06.05/0486/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 7 november 2005, nr. BJZ 2005-887M, directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De bijlage, bedoeld in artikel 9c van de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 2, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 1, is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar de som van de standen van buitenlandse activa en passiva, te berekenen door het gemiddelde per maand te nemen over een periode van 12 maanden voorafgaande aan de geconstateerde overtreding, van toepassing met de daarbij behorende factor:

    Categorie I: een ieder met een som van de standen van buitenlandse activa en passiva van minder dan € 1 miljard: factor 1;

    Categorie II: een ieder met een som van de standen van buitenlandse activa en passiva van ten minste € 1 miljard maar minder dan € 4 miljard: factor 2;

    Categorie III: een ieder met een som van de standen van buitenlandse activa en passiva van ten minste € 4 miljard maar minder dan € 10 miljard: factor 4;

    Categorie IV: een ieder met een som van de standen van buitenlandse activa en passiva van ten minste € 10 miljard: factor 10.

2. In artikel 2, tweede lid, wordt de zinsnede «naar totale omzet in het buitenlands betalingsverkeer» vervangen door: naar de som van de standen van buitenlandse activa en passiva.

3. In artikel 2, derde lid, wordt de zinsnede «de gegevens omtrent de totale omzet in het buitenlands betalingsverkeer, gerekend over een periode van 12 maanden voorafgaande aan de geconstateerde overtreding» vervangen door: de gegevens omtrent de som van de standen van buitenlandse activa en passiva, te berekenen door het gemiddelde per maand te nemen over een periode van 12 maanden voorafgaande aan de geconstateerde overtreding.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 15 november 2005

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de negenentwintigste november 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Sinds 1 mei 2003 wordt de Nederlandse betalingsbalans opgesteld volgens een volledig nieuwe systematiek. Anders dan voorheen, toen de betalingsbalans grotendeels was gebaseerd op het betalingsverkeer met het buitenland, rapporteert slechts een beperkte groep aangewezen ingezetenen via directe rapportages aan De Nederlandsche Bank (DNB). Als gevolg van deze wijziging is het in artikel 2, eerste lid van de bijlage bij de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 voor de categorie-indeling geformuleerde criterium «naar de totale omzet in het buitenlands betalingsverkeer» niet meer hanteerbaar en wordt dit criterium vervangen door een categorie-indeling «naar de som van de standen van buitenlandse activa en passiva». Dit wordt als volgt nader toegelicht.

2. Het oude systeem voor de betalingsbalans: individuele transacties

Tot 1 mei 2003 was het rapportagesysteem voor de betalingsbalans grotendeels gebaseerd op het regime van deviezenvergunningen, dat in 1945 werd ingevoerd. Binnen dit stelsel moesten banken verplicht aan DNB rapporteren over alle grensoverschrijdende transacties, die via hun rekeningen waren afgewikkeld. Onderdeel van deze transacties vormden die van cliënten, waarvoor de zogeheten «formulieren A en B», voorzien van de aard van de betaling, moesten worden ingevuld. Voor zover cliënten zelf (via eigen buitenlandse rekeningen) betalingsverkeer afwikkelden, werd hierover binnen dezelfde systematiek via zogenoemde «HI-rapportages» gerapporteerd. Dit gesloten rapportagestelsel heeft tot medio jaren tachtig van de vorige eeuw goede diensten bewezen. Nadien hebben vooral de druk van de exponentieel toegenomen transacties in het effectenverkeer en het snel groeiende dienstenverkeer de complexiteit van het stelsel, de kans op verwerkingsfouten en de administratieve lastendruk danig vergroot. Om de kwaliteit van de betalingsbalans op termijn te kunnen waarborgen, is uiteindelijk in 1999 opdracht gegeven tot herbezinning op een nieuwe vereenvoudigde systematiek.

3. Het nieuwe systeem voor de betalingsbalans: directe rapportages

Herbezinning, ontwerp, bouw en implementatie van het nieuwe betalingsbalanssysteem heeft ruim drie jaar in beslag genomen. In de nieuwe opzet is niet langer sprake van een gesloten systematiek (waarbij alle transacties «boekhoudkundig» worden gemeten), maar is gekozen voor een statistische aanpak. Met het oog op beperking van de administratieve lastendruk wordt hierbij zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande gegevensbronnen. Zo worden voor de meting van het financiële verkeer van banken gegevens ingezet die door DNB in het kader van de monetaire statistiek worden verzameld. Verder is de samenwerking tussen DNB en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geïntensiveerd. Daarbij is qua taakverdeling afgesproken dat het CBS de collectie van het goederen- en dienstenverkeer verzorgt, terwijl DNB de statistische informatie over het financiële verkeer voor zijn rekening neemt.

De gegevensverzameling door DNB vindt in het nieuwe systeem niet langer plaats door middel van meting van individuele transacties via banken. De benodigde cijfers over het financiële verkeer met het buitenland worden rechtstreeks bij de transacties verrichtende instellingen ingewonnen in de vorm van directe rapportages. In dit stelsel rapporteert slechts een beperkte groep (statistisch relevante) rapporteurs maandelijks over hun financiële verkeer met het buitenland en over de daaraan gerelateerde inkomens. Hierbij is gekozen voor een indeling naar rapportageprofiel (niet-financiële vennootschappen, beleggingsinstellingen, pensioenfondsen et cetera). Elk profiel omvat verschillende rapportageformulieren, die specifiek zijn opgesteld voor de desbetreffende doelgroep om er voor zorg te dragen dat uitsluitend informatie wordt gevraagd die voor hen relevant is. Alle rapportageformulieren zijn in beginsel gebaseerd op een algemeen «reconciliatiemodel». Binnen het gebruikte model worden transacties en posities in hun onderlinge samenhang gerapporteerd. In de rapportage vindt een reconciliatie (herleiding) plaats van begin- en eindstanden van financiële activa en passiva met alle tussenliggende mutaties.

4. Gevolgen voor de grondslag van boetes

Vergelijking van het oude met het nieuwe rapportagesysteem maakt duidelijk waarom de verwijzing naar «de totale omzet in het buitenlands betalingsverkeer» in artikel 2 van de bijlage bij de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 gewijzigd moet worden. In het nieuwe rapportagestelsel zijn de gegevens over de omzet in het buitenlands betalingsverkeer niet langer beschikbaar voor DNB, maar wordt in plaats daarvan direct gerapporteerd over elkaar opvolgende posities (en tussenliggende mutaties) ten opzichte van het buitenland. Aansluitend hierop is gezocht naar een nieuw, voor alle rapportageprofielen toepasbaar, criterium. Dit heeft geleid tot de keuze voor de som van de gerapporteerde activa- en passivaposities, berekend als het maandgemiddelde over een periode van 12 maanden voorafgaande aan de geconstateerde overtreding, als nieuwe grondslag voor vaststelling van de vermenigvuldigingsfactor voor het toepasselijke boetetarief (vastgesteld in artikel 1 van de bijlage). Als uitgangspunt blijft gelden dat naarmate een rapporteur statistisch relevanter is, er een hogere boete kan worden opgelegd. Empirisch onderzoek door DNB op basis van de gerapporteerde cijfers wijst uit dat een relatief klein aantal rapporteurs verantwoordelijk is voor een substantieel deel van de posities. Zo bedraagt de statistische relevantie van de categorie rapporteurs met een gemiddelde som van de gerapporteerde activa en passiva van minder dan 1 miljard euro slechts 2%, van de categorie met een gemiddelde som tussen 1 en 4 miljard euro 4%, van de categorie met een gemiddelde som tussen 4 en 10 miljard euro 5% en van de categorie met een gemiddelde som van minstens 10 miljard euro maar liefst 89%. Gelet daarop is gekozen voor deze indeling van de vier in zwaarte oplopende categorieën, waarbij de vermenigvuldigingsfactoren zijn gerelateerd aan de som van de door de desbetreffende rapporteur gerapporteerde posities.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven